Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op van het lid Patijn over het bericht “Duizenden truckers werken onder schrijnende omstandigheden: ‘Ik voel me als een hond aan de lijn’”
Vragen van het lid Patijn (GroenLinks-PvdA) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Duizenden truckers werken onder schrijnende omstandigheden: «Ik voel me als een hond aan de lijn»» (ingezonden 15 februari 2024).
Antwoord van Minister Van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 7 maart
2024)
Vraag 1
Bent u bekend met het Telegraafartikel «Duizenden truckers werken onder schrijnende
omstandigheden: «Ik voel me als een hond aan de lijn»»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat vindt u van het feit dat arbeidsmigranten uit derde landen onder schrijnende omstandigheden
moeten werken in Nederland? Kunt u hierop reflecteren?
Antwoord 2
Arbeidsmigranten leveren een belangrijke bijdrage aan de economie. Maar tegelijkertijd
gaat er veel mis. De lusten en lasten zijn niet eerlijk verdeeld en arbeidsmigranten
wonen en werken vaak onder onwaardige omstandigheden. Dit gaat mij aan het hart. Arbeidsmigranten
zijn geen tweederangsburgers en hebben recht op goede woon- en werkomstandigheden.
Daarom zet ik mij sterk en doorgaand in voor de uitvoering van de aanbevelingen van
de commissie-Roemer. Voor malafide ondernemers en bedrijven die concurreren op arbeidsvoorwaarden
en bewust de randen opzoeken van wat kan en mag, is geen ruimte.
Vraag 3
Bent u het ermee eens dat vrachtwagenchauffeurs die de facto in Nederland werken ook
dezelfde bescherming van de arbeidswetten en dezelfde arbeidsvoorwaarden moeten krijgen
als Nederlandse vrachtwagenchauffeurs? Zo ja, hoe gaat u dit handhaven? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 3
Ik vind het belangrijk dat werknemers goed behandeld worden en dat werknemers die
gelijk werk doen op dezelfde plek ook gelijk beloond worden. Dit geldt ook voor vrachtwagenchauffeurs.
Als vrachtwagenchauffeurs in dienst zijn bij een buitenlands transportbedrijf maar
in Nederland gedetacheerd zijn en daarmee een voldoende nauwe band hebben met Nederland,
dan hebben zij volgens de Europese juridische kaders recht op de Nederlandse wettelijke
arbeidsvoorwaarden (bijvoorbeeld het wettelijke minimumloon), en op de harde kern
van voorwaarden uit algemeen verbindend verklaarde cao’s. De Nederlandse Arbeidsinspectie
ziet toe op naleving van de Nederlandse arbeidswetgeving zoals Wet minimumloon en
minimumvakantiebijslag (Wml) en de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers
in de Europese Unie (WagwEU). De sociale partners zien toe op naleving van de cao-voorwaarden.
Het mobiele karakter van het wegtransport bemoeilijkt dit toezicht. Daardoor is het
complex om vast te stellen of er sprake is van detachering en daarmee of de Nederlandse
arbeidsvoorwaarden van toepassing zijn. Als er geen sprake is van detachering, dan
zijn meestal het recht en de arbeidsvoorwaarden van het land van vestiging van de
werkgever van toepassing. De autoriteiten van dat land zijn dan verantwoordelijk voor
het toezicht hierop.
Het programma Goed Werkgeverschap van de Arbeidsinspectie richt zich op sectoren en
ketens waar de risico’s rond eerlijk, gezond en veilig werk zich opstapelen. Met een
projectmatige aanpak richt dit programma zich op de aanpak van misstanden in het wegtransport.
Dat gebeurt in nauwe samenwerking met andere toezichthouders. In het Transport Informatie
Expertise Centrum (TIEC) werkt de Arbeidsinspectie samen met onder andere de Inspectie
Leefomgeving en Transport (ILT), Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), douane,
politie en Openbaar Ministerie (OM). De diensten treden gezamenlijk op tegen verschillende
vormen van oneerlijke concurrentie in het wegtransport. Daarnaast speelt de European
Labour Authority (ELA) een faciliterende rol bij grensoverschrijdende samenwerking.
Ze zorgt dat de verschillende autoriteiten van de verschillende landen snel met elkaar
in contact komen en dat er gezamenlijk kan worden opgetreden bij grensoverschrijdende
misstanden. Vorig jaar ondersteunde de ELA bijvoorbeeld een gezamenlijke controle
van de Nederlandse en Bulgaarse Arbeidsinspecties in het internationaal wegtransport
waar ter plaatse in Bulgarije onderzoek werd gedaan naar een postbusonderneming. Een
jaar eerder heeft de Arbeidsinspectie ook al goede ervaringen opgedaan bij een soortgelijk
grensoverschrijdend onderzoek in Bulgarije en Nederland. De ELA en ILT waren hierbij
betrokken. Inmiddels zijn boetes opgelegd voor verschillende overtredingen en worden
nog diverse onderzoeken naar overtreding Wet arbeid vreemdelingen (Wav) en Wml uitgevoerd.
De ELA ondersteunt ook gezamenlijke grensoverschrijdende inspecties in het wegtransport
via Roadpol, een Europees verkeerspolitienetwerk, waar onder meer de Nederlandse politie,
de Arbeidsinspectie en de ILT aan deelnemen samen met diverse buitenlandse inspectiediensten.
De Europese regels voor rij- en rusttijden zijn altijd van toepassing op alle vrachtwagenchauffeurs
die in Nederland rijden. De inspecteurs van de ILT controleren hierop langs de weg
en bij (Nederlandse) bedrijven. Zij controleren ook op het verbod op slapen in de
cabine, ook ten behoeve van de arbeidsomstandigheden van chauffeurs.
Chauffeurs van buiten de EU die aan de slag willen gaan bij een Europese transportonderneming
hebben een bestuurdersattest nodig. Een bestuurdersattest mag door een EU lidstaat
alleen worden afgegeven als een chauffeur voldoet aan de voorwaarden van de beroepsopleiding
voor bestuurders, waartoe onder andere de verplichte nascholing (Code 95) behoort.
Een andere eis is dat de chauffeur op wettige wijze in dienst is bij een vervoerder
uit een lidstaat of ter beschikking is gesteld conform arbeidsvoorwaarden die wettelijk,
bestuursrechtelijk of door middel van cao’s zijn vastgesteld in de lidstaat van vestiging
van een vervoerder. Dit volgt uit artikel 5 van Verordening (EG) 1072/2009.
Vraag 4
Welke beleidsmaatregelen heeft u tot uw beschikking om de werkomstandigheden te verbeteren
voor deze mensen? Welke beleidsmaatregelen zijn er om de werkgevers, ofwel multinationals
die opdracht geven aan transportbedrijven, ofwel de transportbedrijven of onderaannemers,
aan te spreken en aan te pakken?
Antwoord 4
Per 1 juni 2023 is de Implementatiewet Richtlijn 2020/1057/EU inzake detachering in
de wegvervoersector in werking getreden. Dit is de implementatie van de Mobiliteitsrichtlijn
die een onderdeel is van het eerste EU-mobiliteitspakket voor de wegvervoersector.
Dit mobiliteitspakket heeft tot doel om te komen tot een veilige, efficiënte en sociaal
verantwoordelijke wegvervoersector. De Mobiliteitsrichtlijn beoogt om te verduidelijken
wanneer er sprake is van detachering, en er zijn verschillende administratieve voorschriften
en controlemaatregelen opgenomen die bij moeten dragen aan het toezicht op sectorspecifieke
regels. Zo moet er een zogenaamde detacheringsverklaring ingediend worden in het Informatiesysteem
interne Markt (IMI).
Ook moet de bestuurder bepaalde documenten zoals deze detacheringsverklaring, de tachograafgegevens
en een bewijs van het vervoer, zoals een elektronische vrachtbrief, bij zich houden
in het voertuig. Verder is op 15 juli 2023 de Boetebeleidsregel WagwEU 2023 in werking
getreden waarin boetes zijn opgenomen die toegespitst zijn op de wegvervoersector.
Deze maatregelen kunnen bijdragen aan de versterking van het toezicht. Ook samenwerking
met de ELA zoals beschreven onder vraag 3 kan hieraan bijdragen.
Vraag 5
Bent u bekend met de publicatie van Road Transport Due Diligence (RTDD) «Widespread
exploitation in the EU road transport industry»?2
Antwoord 5
Ja.
Vraag 6
Bent u ermee bekend dat in het RTDD-rapport wordt uitgelegd hoe vrachtwagenchauffeurs
uit onder andere Midden Azië in Nederland werken en dat dit gebeurt met werkvergunningen
verstrekt in met name Polen en Litouwen, waarna chauffeurs via werkgevers uit deze
landen «gedetacheerd» worden naar Nederland? Bent u bekend met de cijfers dat ruim
100.000 vrachtwagenchauffeurs uit derde landen in 2021 op deze manier in Nederland
aan het werk waren, en dat in de Staat van Migratie 2023 van het Ministerie van Justitie
en Veiligheid staat dat het gaat om 102.980 gedetacheerde chauffeurs? Wie draagt er
verantwoordelijkheid voor de arbeidsomstandigheden van deze mensen?
Antwoord 6
Ik ben bekend met deze cijfers. Deze cijfers zijn ontleend aan de meldingen die in
het kader van het internationaal wegtransport geregistreerd worden in het online meldloket.
Buitenlandse dienstverrichters moeten hierin een melding doen als hun chauffeur gedurende
1 of enkele dagen of gedurende langere tijd in Nederland gedetacheerde arbeid verrichten.
De verantwoordelijkheid voor de arbeidsomstandigheden van deze chauffeurs ligt primair
bij de werkgevers, die in deze gevallen met name in Polen en Litouwen gevestigd zijn.
Deze werkgevers zijn verantwoordelijk voor een juiste uitbetaling van loon en moeten
zorg dragen voor passende arbeidsomstandigheden. Zoals beschreven in het antwoord
op vraag 3 ziet de Arbeidsinspectie toe op de naleving van Nederlandse arbeidswetgeving,
mits er sprake is van tijdelijke detachering in Nederland. Als er geen sprake is van
detachering, dan zijn de autoriteiten van het land van vestiging van de werkgever
verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de arbeidswetgeving. De ILT
ziet toe op de naleving van de regels voor rij- en rusttijden voor alle chauffeurs
die in Nederland rijden.
Vraag 7
Ook wordt in dit rapport gesteld dat deze vrachtwagenchauffeurs die gedetacheerd worden,
nooit in het land hebben gewerkt van waaruit zij gedetacheerd worden, maar onder andere
in Nederland verblijven en werken, waarmee niet voldaan wordt aan de die de regels
die gelden voor Posted Worker, kunt u aangeven of de aard en omvang van deze schijnconstructie
bij de Nederlandse Arbeidsinspectie ook bekend is? Hoe kan er volgens u paal en perk
gesteld worden aan deze grootschalige schijndetachering?
Antwoord 7
Detachering van derdelanders is een legale route voor derdelanders die in een lidstaat
recht op werk en verblijf hebben gekregen en voor hun dienstverrichtende werkgever
op detacheringsbasis tijdelijk werkzaamheden verrichten in een andere lidstaat. In
de praktijk blijkt dat er soms sprake is van oneigenlijke detachering of schijnconstructies.
Bij schijnconstructies wijkt de werkelijke situatie af van de situatie die wordt voorgespiegeld.
Werkgevers gebruiken verschillende constructies om de wet- en regelgeving te omzeilen
of te ontduiken.
Dit zijn vaak constructies die wettelijk gezien wel mogen, maar die onwenselijke effecten
hebben doordat werknemers in een slechtere positie worden gebracht dan zonder de constructie.
Bovendien leiden deze constructies tot oneerlijke concurrentie tussen bedrijven. Dergelijke
detacheringsconstructies, die langs of over de randen van de wet scheren, zijn ongewenst.
Als betaling beneden het wettelijk minimumloon, illegale tewerkstelling of veel te
lange werktijden worden aangetoond, treedt de Arbeidsinspectie op.
Schijnconstructies komen voor in allerlei sectoren en verschijningsvormen. Het verkrijgen
van inzicht in de aard en omvang van (schijn)constructies is niet gemakkelijk. Het
ligt in de aard van de constructies dat deze zich onttrekken aan het zicht, waardoor
het inzicht in de aard en omvang van (schijn)constructies niet eenvoudig te verkrijgen
is. De Arbeidsinspectie heeft een speciaal programma gericht op de aanpak van schijnconstructies.
Afgelopen zomer is de rapportage van het programma Schijnconstructies, CAO-naleving
en fraude 2019–2022 van de Arbeidsinspectie openbaar gemaakt.3
Ik benut elke gelegenheid om mijn zorgen over de uitdagingen rond de detachering van
derdelanders te uiten, mede gezien hun kwetsbare positie. Ik doe dat zowel richting
de Europese Commissie als in mijn bilaterale contacten met andere lidstaten om de
uitdagingen hoog op de Europese agenda te krijgen. Ik heb hiervoor ook aandacht gevraagd
tijdens de conferentie «Fair mobility in the EU and the role of the European Labour
Authority» die door het Belgisch voorzitterschap werd georganiseerd. Begin december
2023 heb ik samen met de ELA en de Arbeidsinspectie, een bijeenkomst georganiseerd
waarin aan de hand van concrete casussen is besproken wat er nodig is om de grensoverschrijdende
handhaving bij de detachering van derdelanders te verbeteren. Bij dit evenement waren
experts op het gebied van beleid, handhaving en sociale zekerheid uit verschillende
lidstaten aanwezig. Het evenement maakte duidelijk dat de uitdagingen rond de detachering
van derdelanders gedeelde uitdagingen zijn die verdere aanpak behoeven, waarbij ook
een rol is weggelegd voor de ELA. De ELA organiseert workshops over de detachering
van derdelanders waarin wordt voortgeborduurd op de aanpak van het event dat Nederland
in december organiseerde. Tot slot komt de Europese Commissie in de tweede helft van
2024 met een evaluatie van de ELA en een mogelijke herziening van het mandaat van
de ELA. Ik pleit onder andere voor een stevige verankering van de detachering van
derdelanders in het mandaat van de ELA.
Vraag 8
De Europese Commissie presenteerde onlangs de Europese Unie (EU-)talentenpool waardoor het makkelijker wordt voor werkzoekenden uit niet-EU landen om in
EU-lidstaten aan het werk te komen, daarmee kan via een vergelijkbare (schijn)constructie
als omschreven in het rapport van de RTDD nog meer arbeidsmigratie via detachering
verwacht worden, kunt u in dat verband reflecteren op de mogelijke gevolgen van de
talentpool?
Antwoord 8
Het huidige kabinet vindt het belangrijk dat deelname aan de Talentenpool vrijwillig
is en dat nationale (juridische) kaders met betrekking tot (arbeids-)migratie intact blijven. Het huidige voorstel van de Commissie voldoet aan deze voorwaarden.
Uitgaande van het huidige Commissie voorstel is het echter – ook als Nederland besluit
niet deel te nemen aan de Talentenpool – mogelijk dat werkzoekenden uit niet-EU landen
via de Talentenpool in andere EU-lidstaten aan het werk gaan en dat ze via een (schijn)detachering
in Nederland belanden. Dit baart mij zorgen. Het is onwenselijk als de EU-talentenpool
werkgevers de mogelijkheid biedt om te werven voor het verrichten van werkzaamheden
op detacheringsbasis in een andere EU-lidstaat dan waarin de werkgever gevestigd is.
Het is daarom van belang dat werving en plaatsing alleen gericht mag zijn op functies
in de lidstaat waarin de werkgever gevestigd is. Nederland benadrukt dit in de onderhandelingen
over de Talentenpool die momenteel plaatsvinden. Ook zet Nederland in op het uitsluiten
van private intermediairs en uitzendbureaus van de Talentenpool. Deze voorwaarden
verkleinen de mogelijkheid dat de Talentenpool oneigenlijk gebruikt kan worden voor
de detachering van derdelanders. Dit neemt niet weg dat het ook met die voorwaarden
nog steeds mogelijk is dat derdelanders die geworven zijn via de Talentenpool (op
een later moment) gedetacheerd worden naar Nederland onder het vrij verkeer van diensten.
Daarom zet ik ook breder in op het voorkomen van oneigenlijk gebruik van detachering
bij derdelanders. De stappen die ik op dat dossier zet, zijn genoemd onder vraag 7.
Vraag 9
Is het kabinet voornemens deel te nemen aan deze optionele talentpool? Deelt u de
zorgen dat op deze manier op nog grotere schaal schijndetachering zou kunnen plaatsvinden
van arbeidsmigranten uit derde landen in de EU? Op welke manier gaat u ervoor zorgen
dat dit voorstel niet voor dit doel wordt misbruikt?
Antwoord 9
De keuze voor of tegen deelname aan de optionele Talentenpool is aan een volgend kabinet.
Ik deel de zorgen dat op deze manier oneigenlijk gebruik van detachering door derdelanders
plaats zou kunnen vinden, en daarom zet ik de stappen die onder vraag 8 beschreven
zijn.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.