Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het landenbeleid Afghanistan (Kamerstuk 19637-3198)
2024D07540 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd over het landenbeleid Afghanistan (Kamerstuk 19 637, nr. 3198).
De fungerend voorzitter van de commissie,
Van Nispen
De adjunct-griffier van de commissie,
Meijer
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
II Reactie van de bewindspersoon
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met bijzondere belangstelling kennisgenomen
van de wijzigingen in het landgebonden asielbeleid voor Afghanistan. Deze leden hebben
grote zorgen over het aangepaste landenbeleid en hebben daarover vragen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat een groot aantal risico- en
kwetsbare minderheidsgroepen wordt geschrapt uit het landenbeleid. Van de twaalf risicogroepen
blijven er slechts vier over. Onder meer de risicogroepen Hazara’s, niet-praktiserende
moslims, vreemdelingen die kritiek hebben geuit op de taliban, personen die geassocieerd
worden met de voormalige Afghaanse veiligheidsinstituties en de internationale strijdkrachten
(en hun familieleden) en functionarissen van de voormalige Afghaanse regering zijn
uit het beleid geschrapt. De Staatssecretaris onderbouwt dit door te verwijzen naar
het ambtsbericht waaruit zou blijken dat de mate waarin leden van deze groepen een
risico lopen, sterk afhankelijk is van de individuele omstandigheden. Tegelijkertijd
constateren deze leden dat dat niet blijkt uit het ambtsbericht. Zo staat over de
Hazara’s vermeld dat de situatie van Hazara’s duidelijk slechter is dan vóór de machtsovername.
Zij worden nog steeds gediscrimineerd in de samenleving, waren doelwit van een groter
aantal aanslagen dan voorheen en kunnen niet rekenen op daadwerkelijke bescherming
door de overheid.
Verderop in het ambtsbericht lezen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie dat naast
de situatie van vrouwen en meisjes er nog mensen zijn met andere profielen die een
grotere behoefte aan bescherming als vluchteling hebben dan vóór de gebeurtenissen
van 15 augustus 2021. Hier staan Hazara’s bijvoorbeeld tussen, maar ook Afghanen die
banden hebben met de voormalige regering of met de internationale gemeenschap in Afghanistan,
waaronder voormalig ambassadepersoneel en medewerkers van internationale organisaties;
voormalige leden van de Afghaanse nationale veiligheidstroepen en Afghanen die banden
hebben met de voormalige internationale strijdkrachten in Afghanistan. Ook de European
Union Agency for Asylum (EUAA) constateert dat vreemdelingen die kritiek hebben geuit
op de taliban werden gearresteerd en gedetineerd en dat mensen uit door Hazara’s gedomineerde
gebieden in grote steden gevaar lopen. Voor leden van de veiligheidsinstituties van
de vorige regering (Afghan National Defense and Security Forces (ANDSF), Afghan Local
Police, pro-overheidsmilities) en personen die worden geassocieerd met de buitenlandse
troepen (zoals tolken, bewakers, civiele contractors, administratief en logistiek
personeel) kan volgens de EUAA een gegronde vrees voor vervolging in het algemeen
aangenomen worden. Ook staat er dat familieleden louter vanwege hun relatie met een
persoon met een bepaald profiel, risico kunnen lopen vervolgd te worden. Kan de Staatssecretaris
toelichten waarom hij, ondanks de verslechterde situatie van de risicogroepen die
benoemd worden in het Algemeen Ambtsbericht Afghanistan uit 2023, heeft besloten het
merendeel van de risicogroepen te schrappen? Kan de Staatssecretaris dit toelichten
per risicogroep?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn van mening dat het Nederlandse beleid
in overeenstemming moet worden gebracht met de meest recente Guidance Note Afghanistan
van EUAA (Country Guidance). Omdat hun zeer kwetsbare situatie dat rechtvaardigt zouden
Hazara's en vreemdelingen die kritiek hebben geuit op de taliban als risicogroep aangemerkt
moeten blijven, zo stellen deze leden. Daarnaast zouden niet-praktiserende moslims,
rechters, aanklagers en vrouwelijk juridisch personeel van de vorige autoriteiten
en personen die geassocieerd worden met de voormalige Afghaanse veiligheidsinstituties
en personen die geassocieerd worden met de internationale strijdkrachten (en hun familieleden)
als systematisch vervolgde groep moeten worden aangemerkt. Deze leden vrezen anders
voor onterechte afwijzingen met potentieel grote gevolgen voor deze mensen. In de
brief staat weliswaar dat hun situatie individueel beoordeeld zal worden, maar de
ervaring leert dat Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)-medewerkers zonder specifieke
richtlijnen en handvatten niet tot een uniforme beoordeling komen die recht zal doen
aan hun situatie en het gevaar dat zij lopen bij terugkeer. Hoe ziet de Staatssecretaris
dit?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat een bestaande bepaling voor
verwesterde vrouwen wordt vervangen door een bepaling voor vrouwen die, vanwege diepgewortelde/fundamentele
persoonlijke (politieke en/of religieuze) overtuigingen, niet kunnen voldoen aan de
door de taliban opgelegde normen en leefregels. Hoe rijmt de Staatssecretaris dit
met de uitspraak van Hof van Justitie in het arrest S en A van 21 september 2023 (ECLI:EU:C:2023:688)
en de daaropvolgende uitspraak van de Afdeling van 17 januari 2024 en de conclusie
van de Advocaat-Generaal (AG) in de zaak AH en FN van 9 november 2023 (ECLI:EU:C:2023:856)?
Uit het arrest S en A volgt namelijk dat het vereiste van een diepgewortelde fundamentele
persoonlijke (politieke en/of religieuze) overtuiging niet verwacht mag worden. Daarnaast
volgt uit de conclusie van de AG in de zaak AH en FN dat het totaal aan maatregelen
dat opgelegd is door de taliban neerkomt op vervolging, en dat daar geen (fundamentele)
politieke opinie of religie als voorwaarde bij is. Ook de United Nations High Commissioner
for Refugees (UNHCR) concludeert dat de cumulatie van maatregelen van de taliban neerkomt
op vervolging van meisjes en vrouwen, ongeacht hun religie of opinie. Op welke manier
is rekening gehouden in het nieuwe landenbeleid met bovenstaande uitspraken?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie stellen dat de voorwaarde van een diepgewortelde
fundamentele politieke of religieuze overtuiging zich niet verhoudt met bovenstaande
jurisprudentie, niet met de dringende beschermingsbehoeftes van vrouwen en meisjes,
niet met de inschattingen van risico’s door UNHCR en het Hof van Justitie en niet
met de informatie die in het ambtsbericht staat. Deelt de Staatssecretaris deze constatering?
Op welke manier is in het nieuwe landenbeleid meegewogen dat vrouwen en meisjes op
basis van hun gender vervolgd worden? Hoe zijn de mensenrechten van vrouwen hierin
meegewogen? Waarom wordt van vrouwen uit Afghanistan verwacht om voor de verwezenlijking
van hun essentiële rechten als vrouw een diepgewortelde overtuiging te hebben? Op
welke wijze wordt individueel beoordeeld in hoeverre de door de taliban opgelegde
beperkende maatregelen de vrouwen en meisjes raken in het leven zoals zij dat eerder
leidden? Waarom is er, gezien de grove mensenrechtenschendingen tegen alle meisjes
en vrouwen in Afghanistan en het risico op vervolging op grond van hun geslacht, er
niet voor gekozen om alle vrouwen en meisjes automatisch een vluchtelingenstatus toe
te kennen? Kan de Staatssecretaris aangeven voor welke (groep) vrouwen en meisjes
die gevlucht zijn het wel veilig is om terug te keren naar Afghanistan?
Aanvullend constateren de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie dat verschillende Europese
Unie (EU)-lidstaten reeds erkend hebben dat aan Afghaanse vrouwen bescherming moet
worden verleend op basis van hun gender. Zweden, Denemarken en Finland geven Afghaanse
vrouwen en meisjes automatische toekenning van vluchtelingschap op basis van hun gender,
omdat de discriminatoire maatregelen van de taliban neerkomen op vervolging. Heeft
de Staatssecretaris kennisgenomen van dit beleid en wat is zijn appreciatie daarvan?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen tenslotte hoe het landgebonden asielbeleid
voor Afghanistan zich verhoudt met de aangenomen motie Belhaj (Kamerstuk 27 925, nr. 788) waarin staat dat het personeel dat voor de Nederlandse missie heeft gewerkt waarbij
in deze groep vallen ten minste: medewerkers die de Nederlandse overheid hebben bijgestaan
(onder anderen bewakers, judiciële medewerkers, koks, chauffeurs), medewerkers van
Nederlandse ontwikkelingsprojecten, mensenrechten- en in het bijzonder vrouwenrechtenverdedigers,
fixers van journalisten en journalisten aan te merken als risicogroep bij de aanvraag
van asiel in Nederland.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over het
landenbeleid van Afghanistan. Aangezien deze leden van mening zijn dat het landenbeleid
niet door de politiek maar onafhankelijk opgesteld moet worden, zullen zij beperkt
vragen stellen.
De leden van de VVD-fractie vragen wanneer de Kamer geïnformeerd zal worden over het
niet meer openbaar publiceren maar slechts vertrouwelijk delen van landenbeleid en
werkinstructies van de IND, zoals motie-Brekelmans/Van der Brink (Kamerstuk 36 333, nr. 63) verzoekt.
De leden van de VVD-fractie vragen of er gevallen bestaan waarin mensen sinds de machtsovername
van de taliban als journalist zijn begonnen en vervolgens op basis daarvan asiel hebben
aangevraagd in Nederland.
De leden van de VVD-fractie lezen dat vrijwillige terugkeer bij afwijzing van de asielaanvraag
mogelijk wordt geacht. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe het proces van vrijwillige
terugkeer voor Afghanen verloopt en of een toename in vrijwillige terugkeer wordt
verwacht? Hoe wordt vrijwillige terugkeer gestimuleerd bij een afgewezen aanvraag?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de situatie sinds de machtsovername van de taliban
sterk is veranderd en dat er geen sprake meer is van een gewapend conflict als bedoeld
onder artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn. Gezien de beperkte aanwezigheid van
Nederlanders in Afghanistan, hoe wordt momenteel de mate van veiligheid in verschillende
Afghaanse regio’s gemonitord? Zijn er regio’s die (op termijn) mogelijk als vestigingsalternatief
bestempeld kunnen worden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de aanpassingen in het landenbeleid
Afghanistan. Zij lezen tot hun verbazing dat is besloten om van personen die voor
de voormalige overheid of westerse mogendheden werkzaam waren of daarmee geassocieerd
worden niet langer wordt aangenomen dat zij tot een risicogroep of een kwetsbare minderheidsgroep
behoren. Dat is niet in lijn met de breed aangenomen motie-Belhaj (Kamerstuk 27 925, nr. 788). Hoewel de aan het woord zijnde leden van mening zijn dat een ambtsbericht leidend
is en dat het niet aan de politiek is om te bepalen wie wel of niet gevaar loopt,
vinden zij het onwenselijk dat Afghanen die voor Nederland hebben gewerkt hierdoor
mogelijk nadeel ondervinden. Zij vragen de Staatssecretaris dit daarom in lijn met
de motie-Belhaj te heroverwegen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben de brief van de Staatssecretaris over het landenbeleid
van Afghanistan gelezen. Deze leden hebben hier nog een aantal vragen over.
De leden van de SP-fractie constateren dat in algemene zin wordt gekozen om een aantal
risicogroepen van de risicolijst af te halen. Dit terwijl de veiligheidssituatie in
Afghanistan op zijn minst te omschrijven is als fragiel. Deze leden constateren dat
van elf risicogroepen het ministerie teruggaat naar vier risicogroepen. Voornoemde
leden constateren dat hiermee Hazara’s, vertegenwoordigers en medewerkers van de rechtelijke
macht, politie, leger en ministeries ten tijde van het vorige regime, burgers die
geassocieerd worden met – of die beschouwd worden als ondersteunend aan – de voormalige
Afghaanse autoriteiten, het Afghaanse maatschappelijk middenveld en de internationale
gemeenschap in Afghanistan, vreemdelingen die publiekelijk kritiek hebben geuit op
de taliban, slachtoffers van Bacha Bazi misbruik, vreemdelingen die afkomstig zijn
uit een leefgebied waar zij tot een (gemarginaliseerde) etnische minderheid behoren
die aldaar ernstige problemen ondervinden, vreemdelingen die afkomstig zijn uit een
leefgebied waar zij tot een (gemarginaliseerde) religieuze minderheid behoren die
aldaar ernstige problemen ondervinden en vrouwen die werkzaam zijn (geweest) in bepaalde
gebieden binnen de publieke arena, allemaal niet meer worden gezien als risicogroepen.
Op welke manier kan de Staatssecretaris de veiligheid voor deze groepen mensen garanderen?
Welke dingen zijn er gebeurd waardoor er zo’n grote groep van de risicolijst af is
gehaald? Kan de Staatssecretaris aangeven hoe deze afweging is gemaakt in de door
ons omringende landen zoals wel omschreven bij de vorige brief over het landenbeleid?
De leden van de SP-fractie zien dat de Staatssecretaris terecht aankaart dat de positie
van vrouwen en meisjes na de machtsovername erg is verslechterd en ook vandaag de
dag nog slecht is. Zij kunnen in Afghanistan niet meer meedoen aan het normale leven.
Deze leden zijn daarom geschrokken van de positie die de Staatssecretaris inneemt
door in principe geen bescherming te bieden maar dit te laten afhangen per individueel
geval, waarbij ook wordt aangegeven dat het niet zeker is of dit beleid impact heeft
op alle vrouwen. Met de kennis van de situatie voor vrouwen in Afghanistan vinden
deze leden dit bijzonder naïef. Waarom is er niet voor gekozen in algemene zin voor
vrouwen de mogelijkheid tot bescherming te bieden?
II Reactie van de bewindspersoon
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. van Nispen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
S.F.F. Meijer, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.