Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het Fiche: Mededeling Versterking van de Europese Bestuurlijke Ruimte (ComPAct) (Kamerstuk 22112-3845)
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3901 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 27 februari 2024
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over
de brief van 1 december 2023 over het Fiche: Mededeling Versterking van de Europese
Bestuurlijke Ruimte (ComPAct) (Kamerstuk 22 112, nr. 3845).
De vragen en opmerkingen zijn op 19 januari 2024 aan de Staatssecretaris van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties voorgelegd. Bij brief van 27 februari 2024 zijn de vragen
beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Peter de Groot
Adjunct-griffier van de commissie, Morrin
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het fiche van de
werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC) over de Mededeling Versterking
van de Europese Bestuurlijke Ruimte (ComPAct). Daarover hebben deze leden nog enkele
vragen.
Het kabinet geeft aan dat er mogelijke hoge administratieve lasten gepaard gaan met
het beroep op het Instrument voor Technische Ondersteuning (TSI). Kan het kabinet
toelichten bij wat voor soort projecten er een beroep op dit instrument kan worden
gedaan?
Onder het TSI kan er door EU-lidstaten technische ondersteuning worden aangevraagd
voor het doorvoeren van structurele hervormingen. De reikwijdte van het TSI is vastgelegd
in de relevante Verordening1, in het bijzonder in artikel 5. Een breed scala aan projecten op veel verschillende
beleidsterreinen komt in aanmerking voor het TSI, zoals op het gebied van ondernemingsklimaat,
onderwijs, gezondheidszorg, de groene en digitale transities, de financiële sector,
overheidsfinanciën, statistieken of de arbeidsmarkt. Daarnaast kan ook technische
ondersteuning worden aangevraagd voor de implementatie van de herstel- en veerkracht
plannen onder de herstel- en veerkracht faciliteit (Recovery and Resilience Facility,
RRF).
In hoeverre zijn er nu al Nederlandse partijen betrokken bij dit instrument?
Nederland maakt al een aantal jaren gebruik van het TSI en zijn voorganger, het Structural
reform support programme. In de meest recente ronde van het TSI – dit betreft de 2023
ronde waarvoor de deadline voor aanvragen 31 oktober 2022 was – zijn er 11 projecten
goedgekeurd die door Nederland of door een andere EU-lidstaat mede namens Nederland
waren ingediend. Dit zijn met name aanvragen vanuit verschillende ministeries.
Kan het kabinet een inschatting maken van de administratieve lasten die hiermee gepaard
zullen gaan?
Het proces voor indiening van een aanvraag onder het TSI is relatief licht in vergelijking
met andere EU-fondsen. Invullen van het aanvraagformulier volstaat2. Ook de administratieve lasten als eenmaal een aanvraag is goedgekeurd worden door
begunstigden als relatief licht ervaren.
Deze leden lezen dat ook lagere overheden gebruik kunnen maken van het TSI. Daarbij
is het wel belangrijk dat er enige coördinatie plaatsvindt over welke aanvragen worden
ingediend. Kan het kabinet toelichten hoe deze coördinatie eruit gaat zien? Gaat er
bijvoorbeeld een prioritering plaatsvinden van de TSI-projecten?
De coördinatie van het TSI in Nederland is belegd bij het Ministerie van Economische
Zaken en Klimaat. Dat dient jaarlijks namens Nederland de aanvragen in bij de Europese
Commissie en is verantwoordelijk voor het jaarlijks onder de aandacht brengen van
de openstelling van de nieuwe TSI-ronde onder Nederlandse publieke autoriteiten. Hierbij
wordt ernaar gestreefd het TSI zo breed mogelijk onder de aandacht te brengen, ook
bij medeoverheden. Er vindt door Nederland geen prioritering plaats tussen de Nederlandse
projecten. Dit betekent dat deze projecten op basis van excellentie en merites worden
beoordeeld door de Commissie.
Wat is de positie van het kabinet ten aanzien van het door de Europese Commissie geselecteerde
consortium dat het middlewareplatform Simpl zal ontwikkelen? Wordt de Kamer hierover
apart geïnformeerd door de Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering?
De ontwikkeling van het Simpl platform is in het bredere kader van het Digital Europe
werkprogramma middels een aanbestedingsprocedure aan het geselecteerde consortium
gegund. Het kabinet ziet het als positief dat de Commissie op deze manier bijdraagt
aan verdere stimulering van de digitale economie. Het consortium bevat bovendien een
Nederlandse partij, Capgemini NL. Het is belangrijk dat dit initiatief aansluit bij
lopende initiatieven zoals GAIA-X en de IPCEI CIS. Als er relevante ontwikkelingen
zijn met betrekking tot het Simpl platform zal het kabinet u daarover informeren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister van Buitenlandse
Zaken en hebben hier enkele vragen over.
De leden van de SP-fractie hechten veel waarde aan het delen van kennis tussen overheden.
Europese landen hebben veel te maken met dezelfde toestanden: klimaatverandering en
milieuvervuiling, de COVID-19 pandemie, een dalend vertrouwen in de politiek, migratie
en grote groepen asielzoekers zijn enkele voorbeelden. Deze leden uiten zich ook positief
over de Public Administration Cooperation Exchange, waarmee kennis tussen overheidsdiensten verspreid kan worden. Zij merken op dat
uitvoerende overheidstaken veel worden uitbesteed, en dat de opgebouwde kennis over
die uitvoeringstaken daardoor verloren gaat wanneer de samenwerking met de externe
partij wordt beëindigd. Hoe is de Minister van plan om deze kennis intern te behouden,
om het zelf te kunnen gebruiken en te delen met andere overheden?
Het kabinet is met de SP-fractie van mening dat een rijke kennisfunctie binnen de
Rijksoverheid belangrijk is om goed beleid te kunnen voeren. Met betrekking tot het
Technical Support Instrument (TSI) en de TSI Public Administration Cooperation Exchange
zijn maatregelen genomen om het behoud van de opgedane kennis te waarborgen. In de
verordening ter vaststelling van het TSI is bepaald dat een centraal openbaar register
wordt opgericht waarin de uitkomsten en verslagen van TSI-projecten worden gedeeld3. De uitkomsten van TSI-projecten waaraan Nederland heeft deelgenomen worden dus eveneens
gepubliceerd4. Dit betekent dat de opgedane kennis zal worden behouden en met andere overheden
kan worden gedeeld.
In het kader van kennis delen en gebruiken hebben de leden van de SP-fractie een aantal
vragen over het TSI. Heeft Nederland in het verleden projecten op het gebied van openbaar
bestuur ingediend die in aanmerking kwamen voor subsidie van het TSI? Zo ja, hoe zijn
deze projecten verlopen, en heeft gebruik van het TSI een positieve toevoeging gehad?
Zijn er ook negatieve aspecten ervaren?
Nederland heeft niet een TSI-verzoek ingediend op specifiek het beleidsterrein openbaar
bestuur, maar wel op samenwerking en kennisoverdracht tussen lidstaten op een specifiek
beleidsterrein («administratieve samenwerking»), zoals vergroening van de Rijksbedrijfsvoering
of de ontwikkeling van smart cities. Er zijn verschillende positieve gevolgen van
het TSI: de internationale kennisdeling biedt waardevolle inzichten, zowel door te
leren hoe andere landen omgaan met vergelijkbare onderwerpen als door het delen van
kennis met andere lidstaten over onderwerpen waar Nederland aan werkt. Daarnaast versterkt
het TSI ook internationale samenwerking tussen landen, wat ook na afronding van de
projecten zorgt voor een directe mogelijkheid tot contact met partnerlanden. Een negatief
ervaren aspect was dat gedurende de coronapandemie er geen mogelijkheid was voor fysieke
uitwisselingen.
Ook lezen de leden van de SP-fractie dat de toegang van het TSI vergroot zal worden
voor regionale en lokale overheden. Om financiële en administratieve lasten zo laag
mogelijk te houden adviseren deze leden de Minister een gepaste organisatie een coördinerende
rol te geven, zodat het instrument niet overbelast raakt en decentrale overheden wel
de aangevraagde hulp kunnen ontvangen. Heeft de Minister hierover nagedacht, en zo
ja, zou ze dit kunnen toelichten?
De coördinatie van het TSI in Nederland is belegd bij het Ministerie van Economische
Zaken en Klimaat en de administratieve lasten worden door begunstigden als relatief
licht ervaren in vergelijking met andere EU-fondsen, zoals toegelicht in de vraag
van de leden van D66.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de SGP-fractie hebben kennis genomen van de fiche over versterking van
de Europese bestuurlijke ruimte. Deze leden hebben enkele vragen. Zij menen dat erg
algemeen gesproken wordt over de Europese bestuurlijke ruimte en zouden een duidelijker
afbakening en prioriteitsstelling voor de hand vinden liggen.
De leden van de SGP-fractie lezen dat het kabinet behoefte heeft aan meer zicht op
de prioriteitsstelling van acties onder ComPAct. Tegelijk vindt het kabinet het een
goede zaak dat de mogelijkheden voor het gebruik van TSI worden vergroot, waarbij
het uitgangspunt is dat deelnemers naar eigen inzicht en behoefte een aanvraag kunnen
doen. Deze leden vragen hoe en met welke uitgangspunten het kabinet werkt aan prioriteitsstelling
en samenhang van het gebruik van TSI door overheden in Nederland.
Het TSI is toegankelijk voor alle publieke autoriteiten, inclusief regionale en lokale
overheden. Het staat publieke autoriteiten vrij om binnen de betreffende Verordening
en de door de Europese Commissie geschetste kaders een aanvraag uit te werken en in
te dienen op een door hen relevant geacht beleidsterrein. Het kabinet hecht aan de
beoordeling door de Commissie op basis van excellentie waarbij alle projecten op hun
merites worden beoordeeld. Er vindt door Nederland derhalve geen prioritering plaats
tussen de ingediende projecten.
Zij ontvangen graag een nadere duiding van de door het kabinet wenselijk geachte reikwijdte
van de rol van de EU in de ondersteuning van lidstaten. Zij constateren dat enerzijds
gesproken wordt van het uitvoeren van de nieuwe wetgeving in het digitale domein,
terwijl anderzijds ook veel bredere terreinen zoals de nationale klimaatrisicoanalyse
benoemd worden. Vindt het kabinet ook dat de EU zich primair moet richten op de uitvoering
van wetgeving en niet op allerlei andere actiepunten?
Het standpunt van het kabinet is dat openbaar bestuur een nationale aangelegenheid
is. Zoals in het BNC-fiche is toegelicht, hecht het kabinet waarde aan de deelname
van Nederland aan internationale programma’s, waaronder het TSI als EU-instrument,
om desgewenst technische expertise en ondersteuning aan te vragen. Het kabinet vindt
dat samenwerking tussen lidstaten en de Commissie kan helpen om te anticiperen op
toekomstige trends en uitdagingen. In dit kader heeft de Commissie, zoals ook in het
BNC-fiche is toegelicht, alleen de bevoegdheid om de lidstaten te ondersteunen, te
coördineren of aan te vullen.
De leden van de SGP-fractie vragen wat de visie van het kabinet is als het gaat om
het ontwikkelen van het middleware cloudplatform Simpl en het geselecteerde consortium.
De ontwikkeling van het Simpl platform is in het bredere kader van het Digital Europe
werkprogramma middels een aanbestedingsprocedure aan het geselecteerde consortium
gegund. Het kabinet vindt het positief dat de Commissie op deze manier bijdraagt aan
verdere stimulering van de digitale economie. Het consortium bevat bovendien een Nederlandse
partij, Capgemini NL. Het is belangrijk dat dit initiatief aansluit bij lopende initiatieven
zoals GAIA-X en de IPCEI CIS.
Subsidiariteit: De leden van de SGP-fractie vragen waarom het kabinet zich in algemene
zin positief uitlaat over een taak voor de EU in het ondersteunen van overheidsdiensten.
Ligt het niet in de rede om in het kader van subsidiariteit te benadrukken dat het
functioneren van overheidsdiensten primair de verantwoordelijkheid is van de betreffende
overheden zelf en dat een rol voor de EU niet voor de hand ligt, behoudens duidelijk
afgebakende uitzonderingen zoals de directe uitvoering van wetgeving? Waarom wordt
niet duidelijker onderscheiden welke gebieden wel en niet voor ondersteuning in aanmerking
komen?
Het functioneren van de overheidsdiensten blijft met dit voorstel primair de verantwoordelijkheid
van de lidstaat zelf. Dit neemt niet weg dat het adequaat functioneren van overheidsdiensten
in de afzonderlijke lidstaten een belang van de EU als geheel is: de EU kan op dit
gebied immers doeltreffender optreden dan een individuele lidstaat. Zeker gezien de
ontwikkelingen rondom een aantal belangrijke en lidstaat overstijgende thema’s zoals
digitalisering, is het van belang dat de EU die ondersteuning biedt. Veel EU-wetgeving
wordt bovendien door de decentrale overheid en decentrale overheidsdiensten uitgevoerd
en het is belangrijk om hen bij die uitvoering te ondersteunen. Bovendien wordt de
interne markt en de concurrentiepositie van de EU als geheel naar derde landen hiermee
gediend, hetgeen bij uitstek een gebied is waarop de EU bevoegdheden heeft.
Of en in welke mate er gebruik wordt gemaakt van de aangeboden ondersteuning, is aan
de lidstaten en de betreffende overheden zelf. Het is dan ook niet nodig om een onderscheid
te maken tussen de gebieden waarin ondersteuning wordt aangeboden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.C. (Peter) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
C.E. Morrin, adjunct-griffier