Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Thijssen over het NOS-bericht dat milieuproblemen onbelangrijk waren voor een miljoenensubsidie aan DuPont begin jaren 80
Vragen van het lid Thijssen (Groenlinks-PvdA) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over het bericht dat milieuproblemen onbelangrijk waren voor miljoenensubsidie (ingezonden 8 januari 2024).
Antwoord van Minister Adriaansens (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 26 februari
2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1003.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel op de NOS-site «Milieuproblemen waren onbelangrijk voor
miljoenensubsidie voor chemiebedrijf DuPont»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat vindt u ervan dat uw voorganger bij het verlenen van subsidie milieuproblemen
onbelangrijk vond?
Antwoord 2
Uit de stukken die openbaar zijn gemaakt kan ik niet concluderen dat mijn voorganger
milieuproblemen onbelangrijk vond. Ik constateer op basis van de stukken dat verschillende
invalshoeken aan de orde zijn geweest bij het afwegen van de subsidieverlening.
Vraag 3
Op welke manier wordt voorkomen dat op dit moment subsidies verleend kunnen worden
aan activiteiten waarbij milieuproblemen onvoldoende meewegen?
Antwoord 3
In het algemeen geldt dat bijvoorbeeld generieke subsidieregelingen moeten voldoen
aan de staatssteunregels van de EU. Deze zijn vervat in steunkaders, waarbij onder
andere het milieusteunkader (Guidelines on State aid for climate, environmental protection
and energy 2022 (CEEAG)) en de algemene groepsvrijstellingsverordening (AGGV) worden
gebruikt voor steun aan investeringen in milieu en klimaatprojecten. Zowel de CEEAG
als de AGGV stellen als voorwaarde aan de gesubsidieerde activiteit dat relevante
EU-normen niet mogen worden geschonden.
Daarnaast beschikt Nederland over een op zichzelf staand stelsel voor vergunningverlening,
toezicht en handhaving (VTH) voor milieu. Hiervoor is de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat (IenW) stelselverantwoordelijk. Gemeenten en provincies zijn als bevoegd
gezag verantwoordelijk voor VTH van de milieutaken. Zij moeten op grond van de Omgevingswet
de uitvoering van VTH van het basistakenpakket bij omgevingsdiensten hebben belegd.
De afgelopen jaren is sterk ingezet op het versterken van het VTH-stelsel. Sinds augustus
2022 is het Interbestuurlijk programma versterking VTH-stelsel (IBP VTH) actief.2
Vraag 4
Wat vindt u ervan dat uw voorganger wel vatbaar was voor het argument dat DuPont ook
elders in Europa faciliteiten kon bouwen?
Antwoord 4
In welke mate mijn voorganger wel of niet vatbaar was voor het argument van DuPont
om ook elders de nieuwe fabriek te bouwen weet ik niet. Op basis van de stukken kan
ik niet reconstrueren in welke mate de argumenten van DuPont ruim 40 jaar geleden
zijn meegewogen door de toenmalig Minister van Economische Zaken.
Vraag 5
Hoe wordt op dit moment voorkomen dat bedrijven op dit moment Nederland uitspelen
tegen andere landen en op die manier het voor elkaar krijgen dat milieuproblemen onbelangrijk
worden gevonden?
Antwoord 5
Door milieunormen zoveel mogelijk op Europees niveau vast te leggen, onder andere
via REACH (Registration, Evaluation, Authorisation and Restriction of Chemicals) en
de Richtlijn Industriële Emissies (2010/75/EU), is er een level playing field in Europa
waardoor er door bedrijven niet te onderhandelen valt over milieunormen. De milieunormen
van de EU behoren tot de strengste ter wereld3.
Vraag 6
Wat vindt u ervan dat uw voorganger vatbaar was voor de argumenten van een onderzoeksrapport
van het bedrijf zelf dat de schadelijke effecten van de fabriek wel mee zouden vallen?
Antwoord 6
In welke mate het onderzoeksrapport van het bedrijf een rol heeft gespeeld in de afwegingen
van mijn voorganger kan ik niet beoordelen.
Vraag 7
Hoe wordt op dit moment voorkomen dat rapporten van bedrijven zelf meewegen bij het
inschatten van de schadelijke effecten van vervuilende activiteiten?
Antwoord 7
In wet- en regelgeving is juist verankerd dat bedrijven verantwoordelijk zijn voor
het aanleveren van informatie over de risico’s van chemische stoffen en milieugevolgen
van hun activiteiten bij onder andere het Europese Chemicaliën Agentschap ECHA en
in Nederland bij het bevoegd gezag. Die informatie moet aan voorgeschreven voorwaarden
voldoen. Het aanleveren van deze gegevens maakt onderdeel uit van de zorgplicht van
bedrijven. Daarop wordt toegezien door het bevoegde gezag.
In het VTH-stelsel is afhankelijk van de activiteit bepaald wie het bevoegde gezag
is (gemeente, provincie en/of de waterkwaliteitsbeheerder). Zodra er sprake is van
een basistaak wordt het VTH uitgevoerd door een omgevingsdienst. De omgevingsdienst
beoordeelt de aangeleverde en zelfstandig verkregen informatie en kan hierbij advies
vragen bij andere (kennis)instanties zoals de Inspectie Leefomgeving en Transport
(ILT) en Rijkswaterstaat met het informatiepunt leefomgeving (IPLO). Tevens is de
ILT wettelijk adviseur op de omgevingsvergunningen van de zwaarst vervuilende bedrijven
in Nederland zodat ook bij het opstellen of reviseren van vergunningen aan kennisuitwisseling
en verificatie wordt gedaan. Zoals in de Kamerbrief van de Staatssecretaris van IenW
van 10 januari 20244 is benoemd, is dit een instrument met aanzienlijk effect.
Vraag 8
Kan het zijn dat in diezelfde tijd nog andere subsidies zijn versterkt aan bedrijven
met vervuilende activiteiten?
Antwoord 8
Deze vraag is lastig te beantwoorden. Data over subsidieverlening en vervuilende activiteiten
uit die tijd zijn niet aan elkaar gekoppeld.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.