Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Akerboom over de landelijke vrijstellingslijst
Vragen van het lid Akerboom (PvdD) aan de Minister voor Natuur en Stikstof over de landelijke vrijstellingslijst (ingezonden 28 september 2023).
Antwoord van Minister Van der Wal-Zeggelink (Natuur en Stikstof) (ontvangen 15 februari
2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 315.
Vraag 1
Is het juist dat een landelijke vrijstelling voor het vangen en doden van een soort
uitsluitend kan worden verleend wanneer de gunstige staat van instandhouding van desbetreffende
soort niet in het geding is?
Antwoord 1
Een van de criteria waaraan de landelijke vrijstelling voor schadebestrijding dient
te voldoen, is dat geen afbreuk wordt gedaan aan het streven de populaties van de
betrokken soort in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding
te laten voortbestaan.
Vraag 2
Is het juist dat er voor u niet langer een rechtsgrond bestaat voor een bestaande
landelijke vrijstelling voor het vangen en doden van een soort, wanneer de staat van
instandhouding van desbetreffende soort in het geding is gekomen?
Antwoord 2
Voor soorten die worden vrijgesteld vanwege schadebestrijding geldt dat er geen afbreuk
mag worden gedaan aan het streven de populaties van de betrokken soort in hun natuurlijke
verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan,
zoals in het antwoord op vraag 1 is aangegeven. Dit betekent niet dat voor de bestaande
landelijke vrijstellingen per definitie geen rechtsgrond meer bestaat wanneer de staat
van instandhouding van een vrijgestelde soort in het geding is gekomen, maar wel dat
een nieuwe landelijke vrijstelling voor die soort niet meer kan worden ingevoerd.
Vraag 3
Is het juist dat dat de gunstige staat van instandhouding van het konijn en de haas
in het geding is?
Antwoord 3
Zoals ik uw Kamer heb geïnformeerd (Kamerstuk 33 576, nr. 267), bevinden het konijn en de haas zich landelijk niet in een gunstige staat van instandhouding.
Vraag 4 en 5
Zo nee, kunt u dit toelichten? Zo ja, wat is de wettelijke basis voor uw besluit om
de landelijke vrijstelling vooralsnog in stand te laten, terwijl de gunstige staat
van instandhouding in het geding is?
Klopt het dat u momenteel het faunabeheerbeleid aan het herzien bent?
Antwoord 4 en 5
Zoals ik aan uw Kamer heb laten weten (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 120) heb ik besloten een traject op te starten om het huidige systeem van faunabeheer
tegen het licht te houden, om te komen tot een toekomstbestendig stelsel. Met deze
stelselwijziging streef ik naar een begrijpelijk stelsel met duidelijk perspectief
voor het faunabeheer op de lange termijn. Faunabeheer is immers nodig voor het beheer
van de natuur en het voorkomen van schade, mits de staat van instandhouding in acht
wordt genomen.
Op 17 oktober heeft uw Kamer een motie aangenomen waarin u de regering verzoekt om
per direct die soorten die in hun voortbestaan worden bedreigd van de landelijke vrijstellingslijst
af te halen.1 Ik ben met provincies en betrokken belangenorganisaties in gesprek over hoe invulling
aan deze motie te geven. Ik hecht belang aan zorgvuldige afstemming hierover. Ik zal
uw Kamer hier zo spoedig mogelijk over informeren.
Vraag 6
Zo ja, wat houdt die herziening in? Wat overweegt u te veranderen en met welk doel?
Met welke organisaties bent u hierover precies in gesprek? Wanneer verwacht u uw vorderingen
en/of conclusies te kunnen delen met de Kamer?
Antwoord 6
De voorgenomen herziening richt zich op obstakels die de uitvoering van het faunabeleid
belemmeren, op de complexiteit en de verwevenheid van de verschillende regimes binnen
de Omgevingswet, voorheen Wet natuurbescherming en op het verbeteren van de informatievoorziening.
Het doel is te komen tot een begrijpelijk systeem waarin soortbescherming voldoende
is gewaarborgd; dat voldoet aan internationale regelgeving; dat voor alle partijen
uitvoerbaar is en waarin rollen en verantwoordelijkheden helder gedefinieerd zijn.
Ik zal eerst, samen met de provincies, de situatie en de knelpunten zorgvuldig in
kaart brengen. In de loop van 2024 verwacht ik in beeld te hebben welke oplossingsrichtingen
wenselijk en mogelijk zijn. Alle relevante stakeholders, waaronder landbouworganisaties,
jagersverenigingen, dierenwelzijnsorganisaties, terreinbeherende organisaties en kennisorganisaties
zijn vanaf het begin bij dit proces betrokken geweest. Ik verwacht in het eerste kwartaal
van 2024 uw Kamer nader te kunnen informeren over het voorgenomen proces.
Vraag 7
Kunt u aangeven hoe de tellingen van soorten op rijksgronden, die op basis van de
wildlijst, de landelijke vrijstellingslijst en mogelijke andere ontheffingen mogen
worden geschoten, plaatvinden? Wie doen deze tellingen en hoe worden deze geverifieerd?
Antwoord 7
Zoals ik heb aangegeven (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 120), zijn de data die worden gebruikt voor het bepalen van de staat van instandhouding
van de wildlijstsoorten en soorten op de landelijke vrijstellingslijst afkomstig van
tellingen uit het Netwerk Ecologische Monitoring (hierna: NEM). In samenwerking met
het Centraal Bureau voor de Statistiek (hierna: CBS) zijn er in het NEM telprotocollen
voor soorten ontwikkeld en wordt de data afkomstig uit deze telprotocollen door het
CBS gevalideerd. Deze validatie waarborgt de betrouwbaarheid van de data die afkomstig
is van het NEM. De data zijn van daardoor van zodanige kwaliteit dat er betrouwbare
landelijke trends uit gemaakt kunnen worden. Deze tellingen worden gedaan door de
Zoogdiervereniging en Sovon.
Vraag 8
Hoe ziet u de rol van grote predatoren in het jachtbeleid om tot een toekomstbestendig
stelsel te komen? Deelt u de mening dat de rol van grote predatoren, zoals de wolf,
dient te worden meegenomen in het faunabeheerbeleid, omdat deze een essentiële rol
spelen in natuurlijk beheer? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Predatoren spelen een belangrijke rol in de natuur door het reguleren van het aantal
prooidieren. Zoals ik in de beantwoording van vraag 6 heb aangegeven, richt het toekomstig
stelsel van jacht en faunabeheer zich op obstakels die de uitvoering van het faunabeleid
belemmeren, op de complexiteit en de verwevenheid van de verschillende regimes binnen
de Wet natuurbescherming en op het verbeteren van de informatievoorziening. Op 17 oktober
heeft uw Kamer een motie aangenomen waarin u de regering verzoekt om de essentiële
rol van grote predatoren voor het functioneren van het ecosysteem mee te nemen in
het toekomstbestendig maken van het natuurbeleid.2 Grote predatoren worden als zodanig meegenomen in de herziening van het faunabeleid.
Tevens zal ik de provincies vragen de essentiële rol van grote predatoren voor het
functioneren van het ecosysteem mee te nemen in hun natuurbeleid.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van der Wal, minister voor Natuur en Stikstof
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.