Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Lee over de gebrekkige concurrentie in de Nederlandse bankensector en achterblijvende spaarrentes
Vragen van het lid Van der Lee (GroenLinks-PvdA) aan de Ministers van Financiën en van Economische Zaken en Klimaat over de gebrekkige concurrentie onder banken en achterblijvende stijging van spaarrente (ingezonden 8 december 2023).
Antwoord van Minister Van Weyenberg (Financiën), mede namens de Minister van Economische
Zaken en Klimaat (ontvangen 12 februari 2024).
Vraag 1
Wat is uw reactie op het feit dat de stijging van de spaarrente nog altijd achterblijft
bij de stijging van rente op hypotheken, andere kredieten en bancaire tegoeden bij
de Europese Centrale Bank (ECB)? Deelt u de mening dat het maatschappelijk niet uit
te leggen is dat banken aanzienlijke marges maken terwijl ze spaargeld risicovrij
stallen bij de ECB?
Antwoord 1
De gemiddelde spaarrente in Nederland is de afgelopen periode meer gestegen (150 bps)
dan in andere Europese lidstaten (gemiddeld 129 bps). De ECB constateerde recent dat
de doorwerking van de gestegen beleidsrente naar spaarrentes relatief sterk is in
Nederland.1 Het beeld dat soms bestaat dat Nederlandse banken achterlopen bij banken uit andere
Europese lidstaten behoeft dus nuancering.
Het is onwenselijk als spaarrentes langdurig achterblijven en ook internationaal achter
gaan lopen. Het is van belang om de samenleving mee te laten profiteren van de stijgende
rentes. Een effectieve doorwerking van de beleidsrente op de spaarrentes is bovendien
belangrijk voor de effectiviteit van het monetair beleid.
Zoals toegelicht in een brief aan uw Kamer van 12 september jl. over «bankwinsten,
spaarrentes en ECB monetair beleid» werkt een verandering van de beleidsrente doorgaans
vertraagd door op spaarrentes. Hier zijn verschillende verklaringen voor. Een belangrijke
verklaring is dat als banken de spaarrente verhogen, zij een hogere vergoeding moeten
betalen over bijna al het bij hen aangehouden spaargeld. Aan de inkomstenkant werkt
het voor een bank anders: een groot deel van de uitstaande kredieten heeft juist een
langere rentevaste periode, waardoor de rente-inkomsten die banken hiervan ontvangen
niet navenant meestijgen. Ook in de periode met negatieve rentes duurde het een tijd
voordat banken de lagere beleidsrentes (deels) aan klanten doorberekenden.
Vraag 2
Deelt u de mening dat een verkrapping van monetair beleid, zoals afgelopen jaar is
ingezet, aan effectiviteit verliest nu deze beperkt doorwerkt in de stijging van spaarrentes
(hetgeen mensen zou moeten aanmoedigen te sparen, om zo de stijging van prijzen af
te koelen)?
Antwoord 2
Deze vraag werd ook beantwoord in de Kamerbrief van 12 september: een trage doorwerking
van de ECB-beleidsrente kan er inderdaad toe leiden dat de inflatie minder wordt afgeremd.
Op dit moment zijn er echter geen aanwijzingen dat dit op dit moment het geval is
en is de monetaire transmissie in lijn met eerdere periodes van verkrapping.2
Vraag 3
Wat hebben de gesprekken die uw ministerie tot nu toe met banken heeft gevoerd over
de noodzaak spaarrentes te verhogen precies opgeleverd?
Antwoord 3
Dit is eerder toegelicht in het met uw Kamer gedeelde Eurogroep/Ecofin-verslag van
13 en 14 juli jl.3 In de bedoelde gesprekken is aandacht gevraagd voor de maatschappelijke rol die banken
hebben bij de ontwikkeling van de spaarrentes. Daarbij heeft het ministerie benadrukt
dat de trage doorwerking van de door de ECB vastgestelde beleidsrentes vragen oproept.
De banken hebben op hun beurt toegelicht hoe spaarrentes bij banken tot stand komen.
De banken hebben tijdens deze gesprekken erkend dat het ook voor hun van belang is
dit aan hun consumenten en het bredere publiek goed uit te leggen. Inmiddels hebben
de Nederlandse grootbanken de rentes meerdere malen verhoogd. De spaarrentes voor
vrij opneembare deposito’s zijn bij de grootbanken nu tussen de 1,50%-1,70%. Voor
termijndeposito’s is dit tussen de 2,00%-3,25%. Daarnaast zijn er uitdagers op de
Nederlandse markt die voor vrij opneembare- en termijndeposito’s rentepercentages
tot 3,65% en 4,20% bieden.
Vraag 4
Deelt u de mening dat, omdat de inleenmarge niet daalt, het onvoldoende is om de verhoging
van spaarrentes «bij banken onder de aandacht te brengen»? Welke verdere instrumenten
heeft u om de druk bij banken op te voeren?
Antwoord 4
Mijn ambtsvoorganger heeft in haar periodieke gesprekken met de president van de Nederlandsche
Bank, alsook in de Eurogroep, haar zorgen over de uitwerking van het ECB-beleid onder
de aandacht gebracht. Ook heeft zij de Autoriteit Consument & Markt (ACM) gevraagd
of er aanleiding is om onderzoek te doen naar de ontwikkeling van spaartarieven en
de concurrentie in de Nederlandse spaarmarkt. De ACM heeft daarop besloten een onderzoek
te starten naar de werking van de Nederlandse spaarmarkt. Dit kan leiden tot aanbevelingen
voor de wetgever, wanneer bijvoorbeeld blijkt dat de markt niet goed werkt. De ACM
verwacht voor de zomer van 2024 over de resultaten van dit onderzoek te kunnen rapporteren.
Naar aanleiding van de toezegging om uw Kamer te informeren over overwegingen bij
verschillende beleidsopties voor het geval spaarrentes langdurig achterblijven en
ook internationaal gaan achterlopen, heb ik uw Kamer op 30 januari jl. een brief gestuurd
met mogelijke beleidsopties.4 In de brief schreef ik dat het mijns inziens verstandig is om de rapportage van de
ACM af te wachten voordat ingrijpende beleidsmaatregelen worden overwogen.
Vraag 5
Heeft u zelf in het afgelopen halfjaar op enig moment met banken gesproken over de
noodzaak spaarrentes te verhogen? Zo nee, bent u bereid dat, om een signaal af te
geven, alsnog te doen?
Antwoord 5
Binnen mijn ministerie zijn verschillende gesprekken gevoerd met verschillende grootbanken
en met de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) over de spaarrentes. Hierover is
uw Kamer, zoals hiervoor genoemd, in het verslag van de Eurogroep/Ecofin van 13 en
14 juli 2023 geïnformeerd.5 Daarnaast heeft mijn ambtsvoorganger tijdens de G20-top in oktober 2023 en marge
met banken hierover gesproken. Ik zie op dit moment geen aanleiding om opnieuw gesprekken
te voeren.
Vraag 6
Wat zijn uw overwegingen om niet, zoals in België, burgers een (minimaal) eenjarige
staatsobligatie aan te bieden, om hen op die wijze een mogelijkheid te geven een beter
rendement op spaargeld te halen? Op welke wijze heeft u deze mogelijkheid grondig
onderzocht alvorens deze uit te sluiten?
Antwoord 6
Hier ga ik in mijn eerder genoemde brief aan uw Kamer, van 30 januari jl., op in.
Nederland beschikt momenteel niet – in tegenstelling tot België waar dit al sinds
1996 gebruikelijk is – over een infrastructuur om obligaties direct aan particulieren
aan te bieden. In België is bij de recorduitgifte van de staatsbon (23 miljard euro)
van september jl. ook een eenmalige fiscale korting verleend. Bij de uitgifte in december
was er geen sprake van een fiscale korting en was de totale uitgifte aanzienlijk lager
(42 miljoen euro). Voor Nederland geldt in de huidige fiscale behandeling in box 3
dat obligaties zwaarder belast worden dan spaargeld. Wel kunnen particulieren reeds
staatsobligaties op de secundaire markt kopen. Dat wil zeggen dat particulieren bij
een intermediair (banken of brokers) terecht kunnen om staatsobligaties te kopen als
deze eenmaal zijn uitgegeven.
Hoewel staatsobligaties voor particulieren vaak worden gepresenteerd als spaarproduct,
is het dat eigenlijk niet. Een obligatie is een belegging en kent dus hogere risico’s
dan een spaarrekening. Een belegger loopt het risico dat gedurende de looptijd de
marktwaarde van een obligatie kan dalen, terwijl spaargeld onder het depositogarantiestelsel
valt. Interessant is daarnaast dat de spaarrente in Nederland voor vrij opneembare
deposito’s aanzienlijk sneller is gestegen vergeleken met buurlanden als België. Met
het oog op de tijdslijnen waarop het ontwikkelen van de infrastructuur en een wijziging
van de fiscale behandeling haalbaar zijn, is het de verwachting dat de bankwinsten
en het renteklimaat tegen die tijd genormaliseerd zijn, ook met het oog op de verwachte
ECB-beleidsrentedaling(en) in 2024. Een dergelijk instrument lijkt in Nederland daarom
een beperkt effectief en niet erg proportioneel middel om het spaarrendement van particulieren
te verhogen.
Vraag 7
Welke verdere instrumenten heeft u als Minister om banken ertoe te bewegen hun spaarrentes
sneller te verhogen? Bent u bereid deze mogelijkheden (inclusief voors- en tegens)
structureel in kaart te brengen en aan de Kamer te doen toekomen?
Antwoord 7
Ten eerste kan gedacht worden aan maatregelen die zien op het versterken van concurrentie
in de Nederlandse spaarmarkt. Zoals reeds genoemd doet de ACM momenteel onderzoek
naar de Nederlandse spaarmarkt, en vind ik het verstandig om de rapportae van de ACM
af te wachten. Ten tweede kan gedacht worden aan maatregelen die zijn gericht op het
verminderen of anders aanwenden van de winsten van banken, bijvoorbeeld door regulering
of fiscaliteit. Het is van belang om de doelstelling van het beleid scherp te stellen,
en om de doelmatigheid en proportionaliteit van beleidsopties goed te wegen, waarbij
oog moet zijn voor onbedoelde nadelige effecten.
Vraag 8
Welke beleidsmatige of handhavingsinstrumenten hebben de Autroriteit Consument & Markt
(ACM) dan wel de ministeries van Financiën respectievelijk Economische Zaken en Klimaat
om de concentratie van grootbanken op de spaarmarkt terug te dringen en de concurrentie
te verbeteren? Bent u bereid ook hier de mogelijkheden structureel in kaart te brengen?
Antwoord 8
In mijn brief van 30 januari jl. inzake beleidsopties bij langdurig achterblijvende
spaarrentes ga ik in op (overwegingen bij) verschillende beleidsopties voor het geval
spaarrentes langdurig laag blijven en ook internationaal zouden gaan achterlopen.
Zoals genoemd in de beantwoording van vraag 4 onderzoekt de ACM of de concurrentie
op de spaarmarkt tekort schiet, en wat eventueel effectieve maatregelen zouden kunnen
zijn.
De ACM houdt onder andere toezicht op de concurrentie tussen ondernemingen op basis
van de Mededingingswet. Deze wet bevat enkele instrumenten die de concurrentie op
de spaarmarkt beogen te beschermen. Het meest directe instrument is fusiecontrole.
Hiermee kan de ACM voorkomen dat er fusies plaatsvinden tussen aanbieders van spaarproducten
die een negatief effect hebben op de concurrentie op de markt. De ACM kan daarnaast
in twee situaties optreden tegen handelingen van ondernemingen die concurrentie beperken.
Ten eerste als aanbieders concurrentiebeperkende (kartel)afspraken maken, bijvoorbeeld
over rentes of over klanten. Ten tweede als kan worden aangetoond dat een aanbieder
een economische machtspositie heeft en daar misbruik van maakt.
Vraag 9
Wat vindt u ervan dat de ECB dit jaar naar verwachting 146 miljard euro aan renteverliezen
lijdt door het verhogen van de rente op bij de ECB aangehouden commerciële banktegoeden?
Deelt u de mening dat hier sprake is van een windfall profitvoor commerciële banken, omdat zij hiervoor de facto geen tegenprestatie hoeven te
leveren?
Antwoord 9
Ik deel de zorgen over de uitwerking van het ECB-beleid op de verliezen van de centrale
banken. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 11. Overigens lijdt de ECB niet als
enige verlies; ook andere centrale banken kampen momenteel met verliezen vanwege een
vergelijkbare monetaire koers.
De renteverliezen zijn grotendeels te verklaren door de onverwachts sterke stijging
van de ECB-beleidsrente om de inflatie te bestrijden in combinatie met de sterk toegenomen
centrale bankreserves. Deze grote toename van centrale bankreserves is een direct
gevolg van het ruime en onconventionele monetaire beleid van de periode 2009–2022.
Waar dit in de negatieve renteperiode drukte op de winstgevendheid van banken, profiteren
banken hier nu (tijdelijk) van.
Verschillende instellingen geven aan dat deze hoge winsten een tijdelijk fenomeen
zijn. De Europese Banken Autoriteit (EBA) en ECB verwachten dat de rentemarge op termijn
weer kleiner wordt, waardoor de winsten van banken zullen stabiliseren op een vergelijkbaar
niveau als voor 2023.6 De European Systemic Risk Board (ESRB) noemt dat de verminderde vraag voor kredieten
in combinatie met dalende rentemarges zal bijdragen aan afnemende bankwinsten7. Verder moet ook worden opgemerkt dat de hogere beleidsrente zich niet alleen uit
in hogere depositorentes, maar dat de rentes die banken betalen aan de ECB voor het
lenen van geld ook zijn verhoogd. Zo zijn ook de Primaire Herfinancieringsoperatierentes
en de Marginale Leenfaciliteitrente door de ECB verhoogd tot 4,50% resp. 4,75%.
De ECB heeft zelf ook al maatregelen genomen om de verliezen als gevolg van het eigen
beleid in te perken door de rente op de minimale reserves (Minimum Reserve Requirements,
MRR), te verlagen naar 0%.
Vraag 10
Deelt u de mening dat deze verliespost voor de ECB, die bij onvoldoende verliesabsorptiecapaciteit
op het bordje van de belastingbetaler terechtkomt, het maatschappelijk draagvlak voor
de fors gestegen inleenmarge verder erodeert?
Antwoord 10
Het is onwenselijk als spaarrentes langdurig achterblijven en ook internationaal achter
gaan lopen. Het is van belang om de samenleving mee te laten profiteren van de stijgende
rentes. Zie ook het antwoord op vraag 1 en 11.
Vraag 11
Welke ruimte ziet u, de onafhankelijkheid van de ECB respecterend, om samen met Europese
collega’s hierin gemeenschappelijk op te trekken, omdat dit uiteindelijk ook de belastingbetaler
raakt? Is dit een thema dat de Raad op zijn netvlies heeft?
Antwoord 11
Mijn ambtsvoorganger heeft in periodieke gesprekken met de president van De Nederlandsche
Bank alsook in de Eurogroep van september haar zorgen over de uitwerking van het ECB-beleid
onder de aandacht gebracht. De ECB stelt het monetair beleid echter onafhankelijk
van overheden vast en handelt vanuit haar mandaat om de prijsstabiliteit te bewaken.
Het handelingsperspectief van de overheid ligt daarom meer in wet- en regelgevende
capaciteit en binnen nationale bevoegdheden. In de eerdergenoemde brief die ik op
30 januari jl. aan uw Kamer stuurde, worden maatregelen verkend die gericht zijn op
het verminderen of anders aanwenden van winsten van banken, bijvoorbeeld door regulering
of fiscaliteit.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.P.R.A. van Weyenberg, minister van Financiën -
Mede namens
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.