Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Haga over de berichten dat AEB (Amsterdams afvalverwerkingsbedrijf) door de gemeente Amsterdam opnieuw in de verkoop is gezet
Vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de berichten dat AEB (Amsterdams afvalverwerkingsbedrijf) door de gemeente Amsterdam opnieuw in de verkoop is gezet» (ingezonden 15 november 2023).
Antwoord van Staatssecretaris Heijnen (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 6 februari
2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 697.
Vraag 1
Hoe groot is de overcapaciteit bij Nederlandse afvalenergiecentrales momenteel precies
als het verschil tussen de import en export van brandbare afvalstromen wordt afgezet
tegen de totale hoeveelheid verwerkt afval in Nederlandse afvalenergiecentrales uitgedrukt
in tonnen en een percentage?1
Antwoord 1
Voor de beantwoording van deze vraag wordt overcapaciteit gedefinieerd als de capaciteit
die overblijft als de totale hoeveelheid afval die is verbrand door Nederlandse afvalverbrandingsinstallaties,
wordt vergeleken met het totaal aan brandbaar afval dat in Nederland wordt geproduceerd.
Dit is dus inclusief het brandbaar afval dat niet in Nederland wordt verwerkt maar
naar buitenlandse afvalverbrandingsinstallaties wordt geëxporteerd, maar exclusief
het afval dat wordt geïmporteerd om hier te verbranden. Voor het bepalen van de export
van brandbaar afval vanuit Nederland wordt hier alleen uitgegaan van export naar afvalverbrandingsinstallaties
en niet van export naar andersoortige afvalverbrandingslocaties, zoals cementovens,
biomassacentrales en draaitrommelovens. Dat betreft in het algemeen een ander type
afval qua samenstelling.
De totale vergunde capaciteit van de Nederlandse afvalverbrandingsinstallaties is
8.254 kiloton. In 2021, het meest recente jaar waarvoor deze data beschikbaar zijn,
werd in deze installaties in totaal 7.504 kiloton afval verwerkt. Daarvan was 6.387
kiloton afkomstig uit Nederland zelf en werd 1.117 kiloton afval geïmporteerd uit
het buitenland.2 Er werd voor 317 kiloton Nederlandse brandbaar afval geëxporteerd naar buitenlandse
afvalverbrandingsinstallaties.3
De overcapaciteit, zoals gedefinieerd voor de beantwoording van deze vraag, is dan
7.504 kiloton minus 6.387 kiloton, plus de 317 kiloton die momenteel geëxporteerd
wordt, wat resulteert in 800 kiloton op jaarbasis (10,7% van het totaal bij afvalverbrandingsinstallaties
verwerkte afval). De verwachting is dat het aanbod van Nederlands brandbaar afval
de komende jaren verder zal dalen door de transitie naar de circulaire economie, waardoor
de overcapaciteit ook verder zal toenemen.
Vraag 2
Uit hoeveel verbrandingslijnen bestaat het AEB en hoeveel verbrandingscapaciteit heeft
elke afzonderlijke lijn?
Antwoord 2
De afvalverbrandingsinstallatie van AEB bestaat uit twee delen die afzonderlijk van
elkaar kunnen opereren, te weten de «Afval Energie Centrale» (AEB AEC) en de «Hoog
Rendement Centrale» (AEB HRC). De AEC bestaat uit vier afzonderlijke verbrandingslijnen
die elk een capaciteit hebben van ongeveer 213 kiloton op jaarbasis. De HRC bestaat
uit twee afzonderlijke verbrandingslijnen, met elk een capaciteit van ongeveer 250
kiloton.4
Vraag 3
Met het sluiten van hoeveel van deze lijnen bij AEB zou de Nederlandse overcapaciteit
momenteel weer opgelost zijn?
Antwoord 3
Op basis van de berekende overcapaciteit in het antwoord op vraag 1 is er met het
sluiten van de AEB AEC in theoretische zin geen overcapaciteit meer. Als het deel
AEB HRC gesloten zou worden, moeten er nog één of twee lijnen bij AEB AEC gesloten
worden wil er geen overcapaciteit meer zijn. Echter, het abrupt sluiten van lijnen
heeft gevolgen voor de energielevering in de regio. AEB is de belangrijkste leverancier
van warmte voor het warmtenetwerk van Amsterdam Noord en West. Ook vervult AEB een
belangrijke rol in het verwerken van gevaarlijk afval in Nederland. Die capaciteit
is landelijk gezien al zeer beperkt en voor de verwerking ervan is Nederland momenteel
in grote mate afhankelijk van het buitenland. Tot slot moet bij afbouw van verbrandingscapaciteit
ook rekening worden gehouden met het in stand houden van voldoende capaciteit om eventueel
in te kunnen zetten voor het geval een grote calamiteit bij een AVI plaatsvindt (denk
bijvoorbeeld aan de brand die september jl. bij afvalverwerker AVR Rozenburg woedde).
Kortom, het verminderen van verbrandingscapaciteit ziet de Rijksoverheid als een geleidelijk
proces waarbij mitigerende maatregelen worden getroffen voor de beschreven gevolgen.
Vraag 4
Begrijp ik goed dat de reservering van € 222 miljoen in het Klimaatfonds toch kan
worden aangewend voor de afbouw van verbrandingscapaciteit?
Antwoord 4
Zoals ik in antwoord op eerdere Kamervragen heb aangegeven,5 kan de reservering worden aangewend voor maatregelen die leiden tot een hoogwaardige
verwerking van afval en dan specifiek recycling. De middelen zijn dus bedoeld voor
een investering. Vanuit het oogpunt van circulaire economie is het echter van belang
dat ook het afbouwen van verbrandingslijnen onderdeel is van de bredere afspraken
waar die investering deel van uitmaakt. De huidige aanpak ziet echter niet toe op
het sec financieel compenseren van een bedrijf met middelen uit het Klimaatfonds voor
het afbouwen van een verbrandingslijn.
Vraag 5
Bent u bereid via maatwerkafspraken met gemeente Amsterdam – die aangekondigd heeft
AEB te koop te zullen zetten – één of meerdere lijnen van AEB te sluiten zodat AEB
als bedrijf niet gesloten hoeft te worden en nog steeds verkocht kan worden, maar
zodat uw beleidsintentie (om de Nederlandse verbrandingscapaciteit aan te laten sluiten
bij de hoeveelheid binnenlands geproduceerd restafval) uitgevoerd kan worden? Zo nee,
graag een uitvoerige uitleg waarom deze capaciteit van een publieke organisatie niet
uit de markt gehaald kan worden?
Antwoord 5
Momenteel ben ik bezig met het opstellen van een toekomstbeeld voor afvalverbranding
in Nederland richting 2030 en 2050, en een routekaart waarin wordt ingegaan op de
keuzes die gemaakt moeten worden om het geschetste toekomstbeeld te realiseren. Op
basis daarvan wordt bezien of er maatwerkgesprekken met afvalverbrandende bedrijven
kunnen worden aangegaan. Afbouw van verbrandingscapaciteit zou daar onderdeel van
kunnen zijn.
Vraag 6
En kunt u precies aangeven wat er bedoeld wordt met de duiding dat de € 222 miljoen
voor afvalenergiecentrales uit het Klimaatfonds ook aangewend kan worden voor de afbouw
van verbrandingscapaciteit?
Antwoord 6
Deze reservering kan worden aangewend voor maatregelen die leiden tot een hoogwaardige
verwerking van afval en dan specifiek recycling. De middelen zijn dus bedoeld voor
een investering. Afbouw van verbrandingscapaciteit zou onderdeel kunnen zijn van afspraken
over dergelijke investeringen. Zie verder mijn antwoord op vraag 4.
Vraag 7
Kunt u aangeven op welke aspecten dit naar uw mening toch niet duurzaam is?
Antwoord 7
De circulaire economie beoogt het efficiënt en effectief inzetten van grondstoffen.
Het vernietigen van materialen die we op een andere manier nog kunnen inzetten past
hier niet bij. Afbouwen van onze afvalverbrandingscapaciteit kan, zoals eerder aangegeven,
onderdeel zijn van de maatwerkafspraken.
Vraag 8
Welke mogelijkheden ziet u in dat geval wel voor bedrijven als AEB om in aanmerking
te komen voor gelden uit de € 222 miljoen reservering voor afvalenergiecentrales uit
het Klimaatfonds?
Antwoord 8
Dan kunt u denken aan het opschalen van sorteer- en scheidingscapaciteit bij afvalverbranders,
of het opzetten van recyclingcapaciteit als alternatief voor afvalverbranding. Dit
alles onder de voorwaarden dat het reguliere subsidie-instrumentarium (SDE++, VEKI,
DEI en NIKI) hier niet toereikend voor is en er sprake is van additionele CO2-reductie bij het bedrijf. Bovendien kan ook het moderniseren van de rookgasreinigingsinstallaties
en het terugdringen van de stikstofuitstoot onderdeel uitmaken van de afspraken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.