Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bruyning over de meldbriefprocedure, die de rechtspraak gebruikt om zittingen te voorkomen als een verlenging van een ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing wordt verzocht
Vragen van het lid Bruyning (Nieuw Sociaal Contract) aan de Minister voor Rechtsbescherming over de meldbriefprocedure, die de rechtspraak gebruikt om zittingen te voorkomen als een verlening van een ondertoezicht of uithuisplaatsing wordt verzocht (ingezonden 18 januari 2024).
Antwoord van Minister Weerwind (Rechtsbescherming) (ontvangen 26 januari 2024).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel dat is verschenen in het Nederlands Juristenblad
over de zogeheten «meldbriefprocedure», die gebruikt wordt om rechtszittingen te voorkomen
als een verlenging van een ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing wordt verzocht?1
Antwoord 1
Ja, hiervan heb ik kennisgenomen.
Vraag 2
Herinnert u zich de initiatiefnota «Recht doen waar recht ontbreekt» van Omtzigt c.s.,
waarin de indieners hun zorgen uiten over deze gang van zaken?
Antwoord 2
Ja, dat kan ik mij herinneren.
Vraag 3
Hoeveel zaken zijn in de afgelopen vijf jaar met een meldbriefprocedure afgedaan en
kunt u hierin een splitsing maken van zaken met een onderzichttoezichtstelling en
zaken met een uithuisplaatsing?
Antwoord 3
In de systemen van de Rechtspraak wordt geregistreerd of zaken met of zonder zitting
worden afgedaan. Als een zaak zonder zitting wordt afgedaan zal dit vaak samenhangen
met een meldbrief. Kortgezegd een brief die uitgaat naar ouders (en kinderen) met
de mededeling dat er een verzoek tot verlenging van een ondertoezichtstelling dan
wel machtiging uithuisplaatsing is ingekomen en waarin hen de mogelijkheid wordt geboden
kenbaar te maken of een mondelinge behandeling ter zitting in hun ogen gewenst is.
Er kunnen ook andere redenen zijn voor het afzien van een zitting. In de registratie
wordt onderscheid gemaakt tussen zaken met een ondertoezichtstelling en zaken met
een uithuisplaatsing. Verlenging van een uithuisplaatsing kan alleen als er ook een
ondertoezichtstelling is uitgesproken.
In de periode 2020–2023 werden jaarlijks ongeveer 12.000 verlengingsverzoeken ingediend,
waarvan gemiddeld iets minder dan 4.000 verzoeken zonder zitting werden afgedaan.
Vraag 4
Hoe verhoudt dat aantal zich procentueel ten op zichte van het aantal verlengingsverzoeken
dat wel na een mondelinge behandeling wordt afgedaan?
Antwoord 4
Over de periode 2020–2023 werd gemiddeld iets meer dan 70% van de zaken met zitting
afgedaan, en iets minder dan 30% zonder zitting.
Vraag 5 en 6
Is er in de zaken die zonder behandeling op zitting zijn verlengd wel de gevraagde
en passende hulp ingezet en hoe wordt dit gemonitord?
Zitten er verschillen in het wel of niet inzetten van hulp in de zaken die met behulp
van de meldbriefprocedure zijn afgedaan en zaken die wel mondeling op zitting zijn
behandeld?
Antwoord 5 en 6
Er zijn geen registraties beschikbaar over het aantal zaken waarin wel of geen hulp
is ingezet.
Als de kinderrechter op basis van het verzoekschrift constateert dat (nog) geen hulp
is ingezet, kan dit voor de kinderrechter reden zijn om het verzoek mondeling te behandelen
op zitting en de medewerker van de GI hierop te bevragen, ook als de ouder niet heeft
gereageerd op de meldbrief of heeft aangegeven dat een zitting wat hem betreft niet
nodig is.
Een kinderrechter heeft ook de mogelijk om een vinger aan te pols te houden, bijvoorbeeld
door het verzoek voor kortere duur toe te wijzen.
Vraag 7
Kan de kinderrechter bij een verlenging zonder mondelinge behandeling volgens volgens
u op basis van enkel de stukken in voldoende mate toetsen of de inbreuk die met kinderbeschermingsmaatregelen
wordt gemaakt op het gezinsleven noodzakelijk is in een democratische samenleving,
zoals op grond van artikel 8 lid 2 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)
is vereist,? Zo ja waarop baseert u die conclusie?
Antwoord 7
Bij verlengingsverzoeken kan de verzoeker, in de meeste gevallen is dat de GI, aangeven
dat een mondelinge behandeling niet nodig wordt geacht, omdat betrokkenen het eens
zijn met het verzoek. Alleen in die gevallen wordt eventueel de meldbrief verzonden.
Het is de kinderrechter die uiteindelijk beslist of een zitting wordt gehouden. Daartoe
maakt de kinderrechter bij ieder verzoek opnieuw de afweging of hij op basis van de
beschikbare informatie in de stukken geïnformeerd en onderbouwd kan beslissen op het
verzoek, daarmee ook toetsend of een inbreuk op het gezinsleven gerechtvaardigd is.
In hoeverre dat lukt op basis van de beschikbare stukken of dat een mondelinge behandeling
daartoe nodig is, zal daarom per geval verschillen.
Vraag 8
Hoe groot is de vergoeding per jaar die aan een gecertificeerde instelling wordt betaald
voor een verlenging?
Antwoord 8
Een GI wordt per maatregel voor kinderbescherming bekostigd door de gemeente. Daarbij
wordt door de gemeente veelal een gemiddeld tarief per jaar per maatregel gehanteerd.
Bij de meeste GI’s geldt daarbij een apart tarief voor het eerste jaar van de OTS,
voor het vervolg na het eerste jaar OTS en voor de voogdij. In dit decentrale veld
stelt de gemeente dit tarief vast; het tarief kan dan ook per gemeente verschillen.
Wanneer een maatregel voor kinderbescherming door de rechter wordt verlengd, wordt
de GI conform het afgesproken tarief bekostigd voor zolang de maatregel (in dat jaar)
loopt.
In oktober 2023 hebben het Rijk en de VNG bestuurlijke afspraken2 gemaakt over de invoering van landelijke tarieven voor de uitvoering van maatregelen
voor kinderbescherming, die uiterlijk eind 2025 gerealiseerd moet worden. Indien een
gemeente al in 2024 een GI conform dat landelijk tarief zou bekostigen, dan zouden
de volgende tarieven gelden voor een eerste dan wel volgend jaar: OTS € 13.525 per
jaar, voogdij € 10.342 per jaar.
Vraag 9
Is het juist dat er voor de meldbriefprocedure geen wettelijke grondslag (meer) is
die dit mogelijk/toelaatbaar maakt, omdat gelijktijdig met wetsvoorstel Kamerstuk
35 348 (de invoering van de wettelijke verankering) wetsvoorstel Kamerstuk 36 123 (de schrapping van de wettelijke verankering) inwerking is getreden? Zo ja, wat vindt
u hiervan?
Antwoord 9
In het wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering,
het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten (tegengaan huwelijkse gevangenschap
en enige andere onderwerpen) onder Kamerstuknummer 35 348 werd in eerste instantie een grondslag geboden voor een al lang bestaande en in het
Procesreglement Civiel jeugdrecht geregelde praktijk om in een deel van de zaken gebruik
te maken van de zogenoemde meldbriefprocedure. In verband met de discussie over versterking
van de rechtsbescherming in de jeugdbescherming is besloten deze verankering te schrappen
uit het wetsvoorstel door middel van de novelle bij dit wetsvoorstel onder Kamerstuknummer
36 123. Het Procesreglement Civiel jeugdrecht is als grondslag voor de meldbriefprocedure
in stand gebleven.
Vraag 10
Bent u het eens met de uitspraak in het artikel uit het Nederlands Juristenblad dat
onder artikel 6 EVRM ontwikkelde jurisprudentieprincipes duidelijk wordt dat de meldbrief
kan worden beschouwd als een ontoelaatbare beperking van het recht op (effectieve)
toegang van de ouders tot de rechter? Waarom wel of waarom niet?
Antwoord 10
Ik ben het eens dat ouders en belanghebbenden effectieve toegang tot het recht moet
worden geboden. Ook de rechtspraak vindt het recht op een effectieve toegang tot de
rechter vanzelfsprekend van groot belang. Het Landelijk Overleg Vakinhoud Familie-
en jeugdrecht (LOVF) heeft in overleg met mijn ministerie aangegeven hoge prioriteit
te geven aan het zoeken naar een alternatief voor de meldbriefprocedure in de huidige
vorm, mede ook naar aanleiding van het reflectierapport «Recht doen aan kinderen en
ouders».
Met dit alternatief wordt in de eerste plaats beoogd de rechtsbescherming van ouders
en kinderen en hun effectieve toegang tot de rechter beter te waarborgen en tegelijkertijd
negatieve neveneffecten zo veel mogelijk te voorkomen. Denk daarbij aan de ervaren
emotionele belasting van een zitting voor ouders terwijl een zitting voor hen niet
had gehoeven, een (druk- bezette) jeugdzorgmedewerker die op zitting komt terwijl
de ouders er niet zijn, of het verlies aan zittingscapaciteit voor zaken waarin de
ouder niet verschijnt.
Vraag 11
Bent u het ermee eens dat er door de sociale omstandigheden van veel ouders er veel
redenen zijn om geen gebruik te maken van de meldbriefprocedure en dat de organisatorische
en financiële belangen geen voorrang mogen hebben op de rechten van de ouders? Waarom
wel of waarom niet?
Antwoord 11
Ja. In het ene geval heeft de ouder de meldbrief gelezen, begrepen en weloverwogen
de keuze gemaakt om geen zitting te willen. In het andere geval heeft de ouder mogelijk
niet de cognitieve en praktische vaardigheden om een weloverwogen afweging te maken.
Ik onderken dus dat er gevallen zijn waarin ouders onvoldoende zelfredzaam zijn om
adequaat te reageren op een verzoek om een kinderbeschermingsmaatregel.
Vraag 12
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het wetgevingsoverleg Jeugd van de begrotingen
Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Justitie en Veiligheid (J&V) 2024 van 29 januari
2024?
Antwoord 12
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.