Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Dijk over het artikel 'Stijgende kosten, dalende omzet: kartonfabrikant Solidus sluit vestiging Hoogkerk'
Vragen van het lid Dijk (SP) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het artikel «Stijgende kosten, dalende omzet: kartonfabrikant Solidus sluit vestiging Hoogkerk» (ingezonden 7 december 2023).
Antwoord van Minister Van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 24 januari
2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 652.
Vraag 1
Kunt u bevestigen dat Solidus inderdaad van plan is om zijn vestiging in Hoogkerk
te sluiten en kunt u informatie verstrekken over de redenen achter deze voorgenomen
sluiting?1
Antwoord 1
Uit diverse (openbare) berichtgevingen heb ik vernomen dat Solidus inderdaad voornemens
is de vestiging te Hoogkerk te sluiten.
Wat betreft de achterliggende redenen bij het voornemen van Solidus tot sluiting van
de vestiging Hoogkerk beschik ik niet over meer (of andersluidende) informatie dan
uit mediaberichten bekend is geworden. Uit deze berichten is op te maken dat Solidus
zich door stijgende energie- en milieukosten plus een dalende omzet zich genoodzaakt
heeft gezien tot het treffen van ingrijpende maatregelen. Daarbij is aangegeven dat
de reden dat juist de vestiging in Hoogkerk moet sluiten te maken heeft met de specifieke
afzetmarkt waarvoor op deze vestiging geproduceerd wordt, te weten: karton voor bordspellen
en kantoorartikelen. Juist in die afzetmarkten is sprake van verminderde vraag.
Sluiting van de vestiging Hoogkerk heeft volgens de mediaberichten tot gevolg dat
de productie bij de andere vestigingen kan worden verhoogd. Solidus zou er naar streven
werknemers zoveel mogelijk onder te brengen bij andere vestigingen.
Vraag 2
Wat is de reactie van het kabinet op de aankondiging van Solidus om de vestiging in
Hoogkerk in het eerste kwartaal van volgend jaar te sluiten?
Antwoord 2
Een bedrijfssluiting is altijd een ingrijpende gebeurtenis voor alle betrokken partijen.
Dat geldt des te meer voor werknemers wanneer zij als gevolg hiervan hun baan verliezen
en genoodzaakt zijn op zoek te gaan naar ander werk.
Tegelijkertijd is het besluit om over te gaan tot het staken van de bedrijfsactiviteiten
een ondernemersbeslissing. Dit betreft een bedrijfseconomische beslissing die, rekening
houdende met geldende wet- en regelgeving, door de ondernemer genomen moet kunnen
worden. Dat neemt niet weg dat ik me kan voorstellen dat werknemers van de vestiging
Hoogkerk het besluit tot sluiting als ingrijpend beschouwden en met teleurstelling
van dit besluit kennis hebben genomen.
Vraag 3
Kunt u aangeven welke stappen het kabinet overweegt te ondernemen om te voorkomen
dat er banen verloren gaan en om de gevolgen voor de werknemers in de kartonindustrie
te verzachten?
Antwoord 3
Het is primair de verantwoordelijkheid van de werkgever om met werknemers, doorgaans
vertegenwoordigd door de vakbonden, afspraken te maken over de gevolgen van een sluiting,
vermindering van werk of verlies van werkgelegenheid. Ander werk, omscholing en herplaatsing
zijn onderwerpen die naar hun aard thuishoren in het gesprek tussen werkgever en werknemer.
Het vinden van nieuw werk kan worden ondersteund door de werkgeversdienstverlening
vanuit UWV en gemeenten, van waaruit goed zicht is op vraag naar personeel binnen
de desbetreffende arbeidsmarktregio en via dienstverlening aan werkzoekenden vanuit
een Regionaal Mobiliteits Team (RMT). Binnen deze teams werken werkgeversorganisaties,
werknemersorganisaties, gemeenten, UWV, onderwijsinstellingen en de samenwerkingsorganisatie
Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) samen. Zij kunnen gebruik maken van elkaars expertise
en van de inzet van dienstverlening bij de gerichte ondersteuning naar nieuw werk.
Van UWV en de gemeente Groningen heb ik begrepen dat er contacten lopen tussen het
Werkgevers Servicepunt van UWV in de arbeidsmarktregio Groningen, de gemeente Groningen
en de werkgever om te werken aan de gerichte ondersteuning naar nieuw werk in deze
casus. Het RMT staat in deze casus ook klaar om waar nodig ondersteuning te bieden
voor medewerkers van Solidus die te maken hebben met het verlies van hun baan.
Ik ga er van uit dat de inspanningen van de diverse partijen bijdragen aan het zo
beperkt mogelijk houden van de gevolgen van de voorgenomen sluiting voor de betrokken
werknemers.
Vraag 4
Hoe beoordeelt het kabinet de impact van de sluiting op de werkgelegenheid in de regio,
gezien het streven van Solidus om zoveel mogelijk medewerkers onder te brengen bij
andere vestigingen?
Antwoord 4
Zie ook mijn antwoord op vraag 3.
UWV geeft aan dat de werkgelegenheid zich in de regio Groningen (macro bezien) positief
heeft ontwikkeld. Tussen 2020 en 2022 groeide het aantal werknemersbanen in de regio
Groningen met 21.500 (+6,5%) tot ruim 352.000. Dat is iets sterker dan de landelijk
gemiddelde groei van 5,7% over deze periode. In 2023 kwam de arbeidsmarkt in Groningen
in een lagere versnelling terecht met een banengroei van 1,3%. Groningen bevindt zich
met een banengroei van 1,3% in 2023 in de middenmoot van de 35 arbeidsmarktregio’s.
Landelijk bedraagt de banengroei 1,5% in 2023. De regionale banengroei in Groningen
over 2023 ligt dus iets lager dan het landelijk gemiddelde.
In de regionale industrie van Groningen nam het aantal banen van werknemers in 2023
af, tegelijkertijd ziet UWV wel kansen in de industrie. De sector is sterk vergrijsd
in de regio, waardoor er de komende jaren veel mensen met pensioen gaan. Bovendien
is de arbeidsmarkt al jaren krap voor veel technische beroepen; veel werkgevers hebben
moeite om personeel te vinden. Mensen die hun baan kwijtraken, komen volgens Arbeidsmarktinformatie
van UWV daardoor vaak snel weer aan het werk.
Vraag 5
Wat is uw reactie op het standpunt van Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV-)bestuurder
Albert Kuiper, die aangeeft nog niet helemaal overtuigd te zijn van de nut en noodzaak
van de voorgenomen sluiting? Welke rol ziet u voor de overheid in het bemiddelingsproces
tussen de directie van Solidus en de vakbonden?
Antwoord 5
Het is goed wanneer werkgever en vakbond(en) in overleg zijn over nut en noodzaak
van een voorgenomen sluiting en om te zien of het mogelijk is afspraken te maken over
bijvoorbeeld een sociaal plan. Ik zie geen rol voor het kabinet in het bemiddelingsproces
tussen de directie van Solidus en de vakbond(en). Dat is aan partijen onderling.
Een voorgenomen bedrijfsbeëindiging, zoals hier aan de orde is, betreft een besluit
dat in beginsel behoort tot de verantwoordelijkheid van de ondernemer.
Voordat een ondernemer kan overgaan tot het beëindigen van de bedrijfsactiviteiten
dienen er verschillende stappen gezet te worden. Zo moet een voorgenomen besluit om
arbeidsplaatsen te laten vervallen doorgaans ter advisering aan de ondernemingsraad
worden voorgelegd. Ook moeten op grond van de Wet melding collectief ontslag (WMCO)
bij collectief ontslag van 20 of meer werknemers (indien aanwezig) de belanghebbende
vakbonden worden geraadpleegd over het voorgenomen collectieve ontslag. Doel hiervan
is onder meer het maken van afspraken over de wijze waarop de gevolgen van het ontslag
voor de werknemers kunnen worden opgevangen of verzacht (bijvoorbeeld middels een
sociaal plan).
Voorts geldt er een preventieve toets bij ontslag. Indien werkgever en werknemer geen
overeenstemming bereiken over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, dient de
werkgever vooraf toestemming te vragen aan UWV om de arbeidsovereenkomst op te mogen
zeggen wegens bedrijfseconomische redenen. UWV toetst in dat geval of de onderneming
daar, op grond van de bestaande wet- en regelgeving, toe over mag gaan. Daarbij toetst
UWV ook of aan de vereisten uit de WMCO is voldaan.
Vraag 6
Welke rol ziet het kabinet voor zichzelf in het faciliteren van gesprekken tussen
Solidus, vakbonden en de ondernemingsraad om de gevolgen van de sluiting zo goed mogelijk
op te vangen, met speciale aandacht voor een eventueel sociaal plan?
Antwoord 6
Zie mijn antwoord op vraag 5 voor de partijen die bij dit gesprek een rol hebben.
Ik zie hierbij geen rol voor het kabinet.
Vraag 7
Op wat voor wijze is het kabinet bereid regie te nemen over het verduurzamen van productie
ter bevordering van zeggenschap, duurzaamheid en baanzekerheid?
Antwoord 7
Verduurzaming van de Nederlandse industrie is een speerpunt van de Minister van Economische
Zaken en Klimaat waarvoor verschillende instrumenten worden ingezet om de klimaatdoelen
te realiseren. Met de introductie van het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie
(NPVI) vorig jaar heeft het kabinet de regie op het verduurzamen van de industrie
versterkt. De centrale ambitie van het NPVI is het tijdig verduurzamen van de industrie
in Nederland, in het belang van het klimaat en gezondheid en in het belang van de
Nederlandse economie. De strategie om dit te bereiken is gebaseerd op nauwe samenwerking
tussen industrie, overheid en relevante belanghebbenden. Het NPVI richt zich op het
oplossen van uitdagingen, zoals het afstemmen van vraag en aanbod van groene energie
en groene grondstoffen en het versnellen van investeringsbesluiten in het bedrijfsleven.
Verduurzaming van de papierindustrie valt onder de zogenoemde Cluster 6 aanpak voor
zover het bedrijven betreft die verplicht deelnemen aan het Europese Emissions Trading
System (ETS). De Minister van Economische Zaken en Klimaat heeft hiervoor vorig jaar,
samen met de sectoren, een actieplan Cluster 6 opgesteld om deze bedrijven te helpen
verduurzamen.2 Cluster 6 bedrijven lopen tegen knelpunten aan bij het realiseren van concrete plannen.
Het actieplan focust op specifieke casussen om knelpunten weg te nemen en zorgt ervoor
dat de geleerde lessen vervolgens breder onder alle betrokken sectoren en bedrijven
worden verspreid. Bovendien is er een uitgebreid verduurzamingsinstrumentarium ontwikkeld
(w.o. subsidieregelingen) waar bedrijven gebruik van kunnen maken. Dit alles ook met
het oog op het voorkomen van onnodig baanverlies.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.