Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Kent over “het advies van de landsadvocaat over invaren in het nieuwe pensioenstelsel”
Vragen van het lid Van Kent (SP) aan de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen over het advies van de landsadvocaat over invaren in het nieuwe pensioenstelsel (ingezonden 22 december 2023).
Antwoord van Minister Schouten (Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen) (ontvangen
15 januari 2024).
Vraag 1
Bent u bekend met de uitspraken van prof. dr. Erik Lutjens in het derde rondetafelgesprek
over de hervorming van het pensioenstelsel1 dat invaren inbreuk zou maken op het eigendomsrecht wanneer dit zou resulteren in
verlaging van de pensioenaanspraak en hier geen compensatie voor wordt geboden of
wanneer er onevenwichtige benadeling ontstaat? En bent u bekend met zijn uitspraak
daar dat hij niet de rechtvaardiging ziet voor een verlaging voortkomend uit de rekenmethode
die gehanteerd wordt bij het invaren? Hoe reageert u op deze uitspraken, mede in het
licht van het advies van de landsadvocaat hierover?
Antwoord 1
Het invaren is getoetst aan de drie criteria voor regulering van eigendomsrecht zoals
die door de Europese rechter zijn geformuleerd. De inmenging moet bij wet zijn geregeld,
er moet een legitiem doel in het publieke belang worden nagestreefd en de inbreuk
moet proportioneel en gerechtvaardigd zijn. De uitgebreide analyse is opgenomen in
de memorie van toelichting bij de Wet toekomst pensioenen. De Raad van State heeft
deze analyse bevestigd. De regering is en blijft dan ook van mening dat het invaren
in algemene zin juridisch houdbaar is.
Door het wettelijk kader wordt zoveel mogelijk voorkomen dat in het individuele geval
het invaren een onevenredig zware last voor het individu oplevert. De voorgeschreven
rekenmethode, de begrenzing van de bestuurlijke ruimte van het pensioenfondsbestuur
en de voorgeschreven medezeggenschap zorgt ervoor dat keuzes van het pensioenfondsbestuur
worden getoetst.
Voor de goede orde wijs ik nog expliciet op de wettelijke kaders van de vermogenstoedeling
bij het invaren zoals geregeld in de derde nota van wijziging bij de Wet toekomst
pensioenen waardoor een onevenredige uitkomst als gevolg van de omrekenmethode groep
verder is beperkt. Deze inkadering, die op verzoek van uw Kamer en naar aanleiding
van het debat in de Kamer is opgesteld, is in oktober 2022 onderdeel geworden van
de Wet toekomst pensioenen, derhalve na de rondetafelbijeenkomsten.
Het blijft evenwel niet uitgesloten dat een individu als gevolg van het invaren een
onevenredig zware last ervaart. Dan kan hij daarover een klacht indienen bij het pensioenfonds,
zijn casus voorleggen aan de geschilleninstantie pensioenfondsen of aan de rechter.
Vraag 2
Wanneer is er sprake van onevenwichtige benadeling en zou een 5% of 10% korting van
het pensioen hieronder vallen?
Antwoord 2
Dat kan niet in algemene zin worden gezegd. Bij het invaren is sprake van regulering
van het eigendomsrecht omdat andere regels op het pensioen van toepassing worden.
De omzetting geschiedt volgens een voorgeschreven rekenmethode en binnen de hierboven
genoemde wettelijke kaders van vermogenstoedeling. De gevolgen voor de hoogte van
de pensioenen van alle deelnemers in het pensioenfonds is afhankelijk van de dekkingsgraad
bij invaren.
Sociale partners en pensioenfondsbestuur hebben in het kader van de complete besluitvorming
helder bij welke dekkingsgraden nog zal worden ingevaren en wanneer niet. Dit wordt
ook vastgelegd in het transitieplan en het implementatieplan.
Het wettelijk kader beoogt individuele uitschieters zoveel als mogelijk te voorkomen.
Als het individu van mening is dat sprake is van een onevenredig zware last dan kan
hij daarover een klacht indienen bij het pensioenfonds, zijn casus voorleggen aan
de geschilleninstantie pensioenfondsen of aan de rechter.
Vraag 3
Kan, in de situatie van een fonds met 100% dekkingsgraad of lager, invaren door de
gehanteerde rekenmethode leiden tot kortingen?
Antwoord 3
Ja, dat zou kunnen omdat de omrekenmethode het financieel toetsingskader voor uitkeringsovereenkomsten
nabootst. Immers, onder dit financiële toetsingskader zou het pensioen gekort moeten
worden als de dekkingsgraad van een pensioenfonds te laag is om aan de langjarige
verplichtingen te voldoen. Ook als het pensioenfonds niet invaart, zou in dat geval
gekort moeten worden.
Vraag 4
Hoeveel fondsen hebben op of onder de 105% dekkingsgraad? Hoeveel daarvan op of onder
de 100%? Welke omvang qua vermogen en mensen betreft dit?
Antwoord 4
De dekkingsgraad in de sector was eind november gemiddeld 118,5%. Uit navraag bij
DNB blijkt dat er op die peildatum één pensioenfonds was met een DB-regeling en een
dekkingsgraad lager dan 100%. Het gaat hier om een relatief klein fonds. De andere
fondsen hadden allen een dekkingsgraad groter dan 105%.
Verdere informatie over welk fonds dit betreft is toezichtsvertrouwelijk en wordt
daarom door DNB niet verstrekt.
Vraag 5
Hoeveel gesloten fondsen zijn er in totaal? Welke omvang qua vermogen en mensen betreft
dit?
Antwoord 5
Ik ga ervan uit dat u met gesloten pensioenfonds een pensioenfonds, of een gesloten
kring binnen een algemeen pensioenfonds, bedoelt dat geen actieve deelnemers meer
heeft en waar dus geen pensioenpremie meer wordt ontvangen en geen pensioenopbouw
meer plaatsvindt.
Volgens de openbare gegevens zijn er per eind september 2023 22 gesloten pensioenfondsen,
danwel gesloten kringen binnen een algemeen pensioenfonds.2 In totaal gaat het om zo’n 200.000 personen. Het bijbehorende vermogen kan niet
uit de betreffende openbare statistieken worden afgeleid.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.