Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Haga over het belagen van eenPowned verslaggever
Vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het belagen van een Powned verslaggever (ingezonden 30 oktober 2023).
Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid), mede namens de Staatssecretaris
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ontvangen 15 december 2023). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 425.
Vraag 1
Bent u bekend met het belagen van een PowNed verslaggever in Arnhem?1
Antwoord 1
Ik ben bekend met de inhoud van het artikel «Verslaggever Powned belaagd door Antifa
bij tegendemonstratie in Arnhem» op de website van Skoften.
Vraag 2
Deelt u de mening dat de persvrijheid heilig hoort te zijn in dit land? Zo ja, hoe
kan het zo zijn dat de politie niet heeft ingegrepen toen een PowNed verslaggever
en zijn cameraman fysiek werden belaagd? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
Antwoord 2
Persvrijheid en vrije media zijn onmisbaar binnen een goed functionerende democratische
rechtsstaat. De media hebben de platforms en de middelen om ideeën verder te brengen
en het maatschappelijk debat te stimuleren. Als journalisten worden geïntimideerd,
(online) persoonlijk worden aangevallen of te maken krijgen met geweld, dan raakt
dat de rechtsstaat in haar kern. Elke vorm van agressie en geweld tegen journalisten
is onacceptabel. Persvrijheid is een groot goed en dat moeten we met elkaar beschermen.
Journalisten wordt geadviseerd om voorafgaand aan een mogelijk risicovolle demonstratie
contact op te nemen met de mediadesk van de politie, zodat de politie een veiligheidsinschatting
kan maken. Bij dreigende confrontaties is de inzet van de politie altijd gericht op
dialoog en de-escalatie. De politie maakt van geval tot geval – in vaak complexe situaties –
de professionele afweging wat de beste strategie is om agressie en geweld tegen journalisten
te voorkomen of terug te dringen. Ingrijpen door de politie kan ook – zoals nu het
geval was – leiden tot de situatie dat het noodzakelijk is om een journalist te vragen
om (tijdelijk) op afstand te gaan staan om escalatie te voorkomen en de veiligheid
van de journalist te waarborgen.
De politie heeft mij laten weten dat, om verder tumult en openbare ordeverstoringen
te voorkomen, de aanwezige politieagenten de betrokkenen uit elkaar hebben gehaald.
Na de demonstratie is er contact geweest tussen de journalist en de politie, waarbij
de politie heeft toegelicht wat de overwegingen van de aanwezige agenten waren en
is de journalist aangeboden in gesprek te gaan op het bureau.
Vraag 3 en 4
Heeft u de bereidheid om de gewelddadige demonstranten alsnog op te sporen en te berechten?
Zo neen, waarom niet?
Hoe gaat u de persvrijheid verdedigen, waarbij niet de verslaggevers gearresteerd
dreigen te worden, maar de daders van geweld in de kraag worden gevat? Kunt u een
gedetailleerd antwoord geven?
Antwoord 3 en 4
Ik onderschrijf dat journalisten verslag moeten kunnen doen van demonstraties (zie
ook het antwoord op vraag 2) en dat zij in hun journalistieke activiteiten zo min
mogelijk belemmerd moeten worden. De aanpak van agressie en geweld tegen journalisten
is veelzijdig. Werkgevers in de mediasector zijn in de eerste plaats verantwoordelijk
voor de veiligheid, gezondheid en het welzijn van de voor hen werkzame journalisten.
Dat betekent dat werkgevers bij elke vorm van verslaggeving of publicaties die risico’s
met zich mee kunnen brengen, moeten zorgen voor voldoende voorbereidingstijd en preventieve
maatregelen (zoals effectieve trainingen). Journalisten wordt geadviseerd om voorafgaand
aan een risicovolle demonstratie of evenement contact op te nemen met de mediadesk
van de politie. Binnen de politie is er een handelingskader voor de aanwezigheid van
journalisten bij (risicovolle) demonstraties en evenementen.
Ondanks deze preventieve maatregelen, krijgen journalisten helaas nog steeds te maken
met agressie en geweld. Tegen agressie en geweld wordt hard opgetreden en de daders
van deze agressie- en geweldsdelicten worden hard gestraft. Voor de strafrechtelijke
aanpak van agressie en geweld tegen journalisten hebben de mediasector, de politie
en het Openbaar Ministerie het Protocol PersVeilig ontwikkeld. In dit protocol zijn
afspraken omtrent opsporing en vervolging vastgelegd. Het Openbaar Ministerie is verantwoordelijk
voor het opsporen en vervolgen van strafbare feiten. Journalisten wordt geadviseerd
om bij incidenten altijd melding te doen bij de werkgever en bij het meldpunt Persveilig
en daarnaast melding of aangifte te doen bij de politie. In het Protocol Persveilig
is bepaald dat de politie altijd een aangifte opneemt als er sprake is van een strafbaar
feit dat is gerelateerd aan de uitoefening van de functie. Een werkgever kan hierbij
ook een belangrijke rol spelen, door de journalist te ondersteunen en namens de journalist
aangifte te doen. In dat geval wordt het adres van de werkgever opgenomen en wordt
de werknemer als getuige gehoord. Deze constructie biedt extra bescherming aan de
betrokken journalist. Het proces-verbaal wordt vervolgens zo snel mogelijk naar het
Openbaar Ministerie gestuurd.
Mocht er geen sprake zijn van een strafbaar feit wordt er een melding gedaan. De politie
zal in geval van twijfel contact opnemen met het Openbaar Ministerie.
Het Openbaar Ministerie past zoveel mogelijk lik-op-stukbeleid toe bij zaken waarin
strafbare feiten zijn gepleegd en hanteert een verhoging van de strafeis met 200 procent
voor delicten die tegen een journalist gepleegd zijn, conform de «Aanwijzing kader
voor strafvordering meerderjarigen» en de toepasselijke richtlijnen.
Als de afspraken uit het Protocol Persveilig niet goed worden uitgevoerd, wordt dit
besproken in de Stuurgroep Persveilig. Deze stuurgroep bestaat uit de Nederlandse
Vereniging voor Journalisten, het Nederlands Genootschap van Hoofdredacteuren, het
Openbaar Ministerie en de politie. PersVeilig en de werking van het Protocol PersVeilig
worden op dit moment geëvalueerd. Deze evaluatie zal inzicht geven in de uitvoering
van de afspraken in het protocol en welke verbeterpunten kunnen worden opgepakt.
Vraag 5
Deelt u de mening dat demonstranten herkenbaar moeten zijn, zodat zij bij het overtreden
van de wet sneller kunnen worden opgespoord? Kunt u een gedetailleerd antwoord hoe
u dit gaat bevorderen?
Antwoord 5
Het demonstratierecht is een grondrecht en de eerbiediging daarvan is essentieel voor
onze democratie. Demonstraties zijn momenten waarop mensen samen komen om hun mening
uit te dragen. Er dient grote terughoudendheid te zijn om beperkingen op te leggen
vanuit de overheid, zodat mensen niet ontmoedigd kunnen worden om gebruik te maken
van hun demonstratierecht. Het uitgangspunt van de grondwettelijke systematiek en
de Wet openbare manifestaties is dat door de burgemeester slechts onder bepaalde voorwaarden
en voorzien van een (op het geval toegesneden) motivering grenzen mogen worden gesteld
aan de demonstratievrijheid. Daarbij past het niet om gezichtsbedekkende kleding bij
alle demonstraties (standaard) te verbieden. Wanneer er strafbare feiten plaatsvinden
bij een demonstratie treedt de politie op. In het geval van een strafbaar feit moeten
de verdachten zich, net als ieder ander, kunnen identificeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
G. Uslu, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.