Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Grinwis over de 'Borselse voorwaarden voor een kerncentrale'
Vragen van het lid Grinwis (ChristenUnie) aan de Ministers voor Klimaat en Energie en voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de «Borselse voorwaarden voor een kerncentrale» (ingezonden 17 november 2023).
Antwoord van Minister Jetten (Klimaat en Energie), mede namens de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 14 december 2023).
Vraag 1 en 2
Hoe luidt uw reactie op de 39 voorwaarden die de Borselse Voorwaarden Groep heeft
geformuleerd en op 3 november heeft gepresenteerd?1 Kunt u ook reageren op het gevolgde proces en hoe u de uitkomst van dit proces weegt?
Kunt u inhoudelijk ingaan op het geformuleerde voorwaardenpakket?
Antwoord 1 en 2
De gemeente Borsele heeft een groep inwoners gevraagd om mee te denken over de voorwaarden
voor de eventuele komst van negen grote energieprojecten in de gemeente. Een groep
van honderd inwoners heeft in vijf bijeenkomsten deze Borselse voorwaarden uitgewerkt.
Het resultaat daarvan is op 3 november 2023 gepresenteerd en aangeboden aan de gemeenteraad.
De gemeenteraad stelt de Borselse voorwaarden, al dan niet gewijzigd, vast. Ondertussen
is de provincie Zeeland ook een consultatietraject begonnen om belanghebbenden mee
te kunnen laten denken over de kansen die de mogelijke komst van twee nieuwe kerncentrales
en het langer openhouden van de huidige kerncentrale biedt voor Zeeland en de inhoudelijke
wensen die men daarbij heeft. De uitkomsten van dat traject worden waarschijnlijk
in februari 2024 vastgesteld door de provinciale staten Zeeland. Vervolgens worden
deze voorwaarden en wensen van de gemeente en de provincie gebundeld en aangeboden
aan het Rijk. Ik kijk uit naar het regionale wensen- en voorwaardenpakket dat zal
worden aangeboden.
Ik mocht tijdens de eerste en laatste bijeenkomst van de Borselse voorwaardengroep
aansluiten. Daar heb ik mijn dank en waardering uitgesproken voor de inzet van alle
deelnemers en aangegeven dat het kabinet de regionale wensen uiterst serieus zal nemen.
Nadat ik de regionale wensen en voorwaarden in ontvangst heb mogen nemen zal ik samen
met de gemeente en provincie hier vervolg aan geven. Ik wil zeker weten dat ik alle
wensen en voorwaarden goed begrijp, ik ga waar nodig informatie ophalen en de invulling
van de wensen en voorwaarden in overleg met de gemeente en provincie verder uitwerken
en borgen. Het is op dit moment te vroeg om inhoudelijk in te gaan op de voorwaarden.
De voorwaarden die betrekking hebben op de kerncentrales, zal ik betrekken bij de
besluitvorming over de komst van nieuwe kerncentrales in Borsele.
Vraag 3
Kunt u uw uitspraak «Ik kan niet beloven dat we overal aan gaan voldoen» nader toelichten?2 Kunt u aangeven op welke gronden u beoordeelt of wel of niet aan de geformuleerde
Borselse Voorwaarden wordt voldaan?
Antwoord 3
Zoals benoemd in het antwoord op vraag 1 en 2, is het resultaat van de Borselse Voorwaardengroep
in de eerste plaats een advies aan de gemeente. Zo zijn een aantal voorwaarden van
de Borselse voorwaardengroep ook specifiek gericht op gemeentelijk beleid. De gemeente
Borsele en de provincie hebben zich voorgenomen om een regionaal wensen- en voorwaardenpakket
samen te stellen en aan te bieden aan het Rijk. Ik ben in afwachting van het uiteindelijke
pakket van regionale wensen en voorwaarden en zal deze na ontvangst beoordelen. Ondertussen
ben ik al begonnen met inventariseren waar ik de benodigde informatie kan vinden om
dadelijk een oordeel te kunnen geven.
Vraag 4 en 5
Erkent u dat de provincie Zeeland in het algemeen, en de gemeente Borsele in het bijzonder,
een zeer grote en belangrijke rol gaan spelen in de toekomstige energievoorziening
van Nederland, door de aanlanding van de elektriciteit van windmolenparken Borsele 1
tot en met 5, IJmuiden Ver Alpha en Nederwiek én de realisatie van nieuwe kerncentrales
bij Borsele? Op welke wijze gaat u ervoor zorgen dat dit tot baten gaat leiden voor
de Zeeuwse samenleving en economie, zodat het in Zeeland anders en beter gaat dan
in Groningen?
Hoe gaat u zich in lijn met de motie Grinwis c.s. over een zorgvuldige landschappelijke
en ruimtelijke inpassing van de kerncentrales en bijbehorende energie-infrastructuur
bij Borsele (Kamerstuk 32 645, nr. 109) inspannen om aan alle door de Borselse Voorwaarden Groep geformuleerde voorwaarden
te voldoen?
Antwoord 4 en 5
Ik erken dat de provincie Zeeland en de gemeente Borsele een cruciale rol hebben in
de toekomstige energievoorziening van Nederland en de projecten langdurige effecten
hebben in de regio. Energieprojecten worden daarom via een zorgvuldig proces ruimtelijk
ingepast, met ruime participatiemogelijkheden. Mensen en partijen in de omgeving worden
gevraagd mee te denken en gebiedskennis, aandachtspunten en ideeën aan te dragen.
Zo kunnen we rekening houden met belangen en wensen van betrokken personen en partijen
en uiteindelijk zorgvuldige en integrale afwegingen maken. Door kennis vanuit de omgeving
te betrekken, neemt ook de kwaliteit van de besluiten toe. Soms blijken er ook andere
initiatieven of ontwikkelingen naar voren te komen die we kunnen combineren met dit
project, de zogenaamde mee-koppelkansen. De Borselse voorwaardengroep en het consultatietraject
van de provincie Zeeland zijn daarin een waardevolle toevoeging, omdat die een uitgebreid
en gedegen inzicht biedt in de lokale belangen. Het kabinet zal de wensen en voorwaarden
beoordelen en zorgvuldig meewegen in de besluitvorming en de ruimtelijke inpassing,
zoals we dat met alle lokale belangen doen.
Bij de afweging van lokale belangen wordt ook gekeken naar financiële compensatie
vanwege de ruimtelijke en maatschappelijke impact van grootschalige energieprojecten.
Zo heeft het kabinet al 500 miljoen euro beschikbaar gesteld voor gebiedsinvesteringen
in de omgeving van de vijf aanlandlocaties van de netaansluitingen die rond 2030 gerealiseerd
worden, waaronder Zeeland. De gebiedsinvesteringen zijn een extra impuls voor de regio
en staan daarmee los van de kosten voor realisatie en (wettelijke) compensatie die
van toepassing zijn op de energie-infrastructuur projecten. De 500 miljoen euro zal
in twee tranches uitgevoerd worden. De eerste tranche betreft 220 miljoen euro, daarvan
zal er de komende jaren 50 miljoen euro beschikbaar komen voor de regio Zeeland. De
regio schrijft op dit moment aan een regioplan met een voorstel welke projecten gefinancierd
worden vanuit deze gelden.
Vraag 6
Bent u het met de vraagsteller eens dat het unieke open Zeeuwse landschap beschermenswaardig
is, en bij nieuwe ontwikkelingen ernaar gestreefd moet worden dit open karakter te
behouden?
Antwoord 6
Ik ben mij zeer bewust van de waardering die men heeft voor het Zeeuwse landschap.
Het behoud en versterken van ruimtelijke kwaliteit is daarom een belangrijke opgave
in de leefomgeving. In de Nationale Omgevingsvisie3 (NOVI) is één van de leidende principes dan ook het centraal stellen van gebiedskenmerken.
De aandacht voor ruimtelijke kwaliteit en de inzet van ontwerp is niet alleen bij
de verkenning van opgaven en strategieën van belang, maar ook bij de uitwerking in
plannen en bij de uitvoering. Daarbij geldt voor ruimtelijke kwaliteit dat de uitwerking
van plek tot plek verschilt. Bij inpassing van energieprojecten in de ruimte wordt
er aan de hand van het milieueffectrapport (MER) gekeken naar de effecten van die
inpassing op de bestaande ruimte en het karakter van die omgeving. Daarbij wordt ook
altijd gekeken naar de situatie in de toekomst als het plan niet doorgaat, maar andere
ontwikkelingen wél. Dit noemen we in het MER ook wel de «referentiesituatie». Die
andere ontwikkelingen, die wel doorgaan, noemen we ook wel «autonome ontwikkelingen».
Zo worden projecten waarover al een besluit is gevallen integraal meegewogen.
Het beoordelingskader van het MER bevat ook het aspect landschap, cultuurhistorie
en archeologie waarbij wordt gekeken naar invloed van het voorgenomen project op de
gebiedskarakteristiek en de invloed op historische geografie. In het MER zullen milieueffecten,
zowel positief als negatief, worden beschreven en beoordeeld ten opzichte van de referentiesituatie
en alternatieve oplossingen worden hierdoor beoordeeld. Nadat de uiteindelijke voorkeurslocatie
is bepaald, wordt in samenspraak met de omgeving gekeken hoe het project landschappelijk
het beste kan worden ingepast gedurende de planuitwerking.
Vraag 7
Bent u het, in lijn met voorwaarde 4.3 «Geen impact op het huidige landschap: geen
hoogspanningsmasten en koeltorens» met de vraagsteller eens dat alle bestaande en
nieuwe 380Kv-kabels ondergronds moeten worden aangelegd?
Antwoord 7
In de NOVI zijn principes voor de aanleg van elektriciteitsinfrastructuur op land
opgenomen. Het in beginsel bovengronds aanleggen van nieuwe hoogspanningsverbindingen
met een spanning van 220 kV en hoger is in de NOVI reeds benoemd. Deze principes zijn
in het (ontwerp-)Programma Energiehoofdstructuur4 geactualiseerd en op onderdelen aangevuld, mede op basis van uitwerkingen uit het
Programma Mooi Nederland, waarin het ontwerpen met ruimtelijke kwaliteit centraal
staat.
Nieuwe hoogspanningsverbindingen op land in het landelijke transportnetwerk met een
spanning van 220 kV en hoger worden dus in beginsel bovengronds en als wisselstroomverbindingen
aangelegd. Het ondergronds aanbrengen van een hoogspanningsverbinding van 220 kV en
hoger kan leiden tot verhoogde risico’s met betrekking tot leveringszekerheid en elektrotechnisch
gedrag, en daarmee de stabiliteit van het energiesysteem. Ook is de reparatietijd
van een ondergrondse kabelverbinding ten opzichte van een bovengrondse verbinding
significant langer en daarnaast is ondergrondse aanlag substantieel duurder.
Op basis van een integrale afweging op projectniveau kan – voor zover dit uit oogpunt
van leveringszekerheid verantwoord is – in bijzondere gevallen, met name voor kortere
gedeelten van nieuwe hoogspanningsverbindingen met een spanning van 220 kV en hoger,
ondergrondse aanleg worden overwogen. Binnen het project 380 kV Zeeuws-Vlaanderen
is het doorkruisen van de Westerschelde een dergelijke bijzondere situatie waar de
overweging voor een deels ondergronds tracé aanwezig is. Om te beoordelen of een ondergrondse
380 kV-kabel de netintegriteit en leveringszekerheid in gevaar brengt, zijn per project
gedetailleerde elektrotechnische studies en analyses noodzakelijk. Dit zal dan ook
verder onderzocht moeten worden binnen de procedure voor het project 380 kV Zeeuws-Vlaanderen.
Vraag 8
Bent u het, in lijn met voorwaarde 4.3 «Geen impact op het huidige landschap: geen
hoogspanningsmasten en koeltorens» met de vraagsteller eens dat een nieuwe kerncentrale
zonder koeltorens moet worden gerealiseerd?
Antwoord 8
Momenteel wordt in een koelwaterstudie in beeld gebracht hoeveel koelwater er beschikbaar
is in de Westerschelde om nieuwe kerncentrales te kunnen koelen. De uitkomsten van
deze studies zullen worden gedeeld met de marktpartijen die in aanmerking komen voor
de bouw van de twee nieuwe kerncentrales. Zij moeten vervolgens berekenen of de beschikbaarheid
aan koelwater voldoende is om hun ontwerpen te koelen. Aan de bedrijven is gevraagd
om te onderzoeken of een ontwerp zonder koeltorens technisch haalbaar is. Effecten
van de koeloplossingen op het landschap en het milieu worden uiteindelijk ook geadresseerd
in het planMER en wegen mee in de besluitvorming over de locatie. De koeloplossing
die uiteindelijk wordt gekozen moet vergunbaar zijn, onder andere met het oog op bescherming
en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen.
Vraag 9
Kunt u gedetailleerd aangeven of en zo ja, op welke wijze het mogelijk is om kerncentrales
slim en onzichtbaar te realiseren zonder koeltorens? Kunt u aangeven welke gevolgen
dit heeft voor de realisatie, kosten en termijnen van opening van een kerncentrale?
Antwoord 9
Voor het vaststellen van de locaties van de kerncentrales zal in het planMER ook worden
gekeken naar de ruimtelijke inpassing. Dat houdt onder meer in dat zal worden gekeken
hoe en onder welke voorwaarden de kerncentrales passen binnen de omgeving. Indien
koeltorens nodig zijn als koeloplossing van de kerncentrales dan zullen ook deze (mee)
worden beoordeeld binnen de inpassing van het landschap. Een gedetailleerd antwoord
over de landschapseffecten is pas te geven als meer bekend is over het ontwerp van
de centrales. In de technische haalbaarheidsstudie wordt meer bekend over het ontwerp
van de verschillende centrales en de te verwachten effecten wat betreft kosten en
tijdlijnen. Naar verwachting komt deze informatie in de tweede helft van 2024 beschikbaar.
Vraag 10 en 11
Op welke wijze wordt in de op te stellen Nota Ruimte rekening gehouden met de ruimtelijke
inpassing van kerncentrales? Houdt u hierbij rekening met een kerncentrale zonder
koeltorens? Zo nee, waarom niet?
Op welke wijze wordt in de op te stellen Nota Ruimte rekening gehouden met de ruimtelijke
inpassing van energie-infrastructuur naar kerncentrales? Houdt u hierbij rekening
met een kerncentrale zonder hoogspanningsmasten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10 en 11
Recent heeft uw Kamer de contourennotitie Nota Ruimte ontvangen, waarin de nieuwbouw
van twee kerncentrales als uitgangspunt van het kabinetsbeleid zijn opgenomen5. De Nota Ruimte zal het overkoepelend rijksbeleid voor opgaven in de fysieke leefomgeving
voor de langere termijn bevatten en afwegingen tussen sectorale ruimteclaims beschrijven.
Onderdeel is een nationale ruimtelijke hoofdstructuur voor energie, met de grootschalige
locaties voor opwekking, import, transport en distributie. Het Programma Energiehoofdstructuur
vormt voor deze nationale ruimtelijke hoofdstructuur voor energie de basis. De Nota
Ruimte zal zich niet uitspreken over locatiespecifieke afwegingen zoals de precieze
wijze waarop koeling plaatsvindt of het ondergronds aanleggen van hoogspanningsverbindingen.
Deze afweging vindt plaats in de betreffende procedures voor de ruimtelijke inpassing
van de nieuwbouw van de 2 kerncentrales. Begin volgend jaar zal het voornemen voor
de nieuwbouw van twee kerncentrales ter inzage gelegd worden.
Vraag 12
Bent u bereid om in de vervolgonderzoeken naar het realiseren van een kerncentrale
in Borsele uit te gaan van een kerncentrale zonder koeltorens en ondergrondse hoogspanningskabels?
Antwoord 12
We wachten eerst op de resultaten van de technische haalbaarheidsonderzoeken. In de
technische haalbaarheidsstudies is als uitgangspunt gehanteerd dat er geen koeltorens
komen. We vragen de marktpartijen vervolgens te onderzoeken of dat technisch haalbaar
is. In het planMER wordt vervolgens gekeken naar de ruimtelijke inpassing en milieueffecten
van de kerncentrales op verschillende alternatieve locaties -inclusief de mogelijke
koeloplossingen. Zie ook het antwoord op vraag 8. In de voorkeursbeslissing, zal op
basis van resultaten uit de planMER en integrale effectenanalyse een keuze over de
locatie en de daarbij behorende koeloplossingen worden gemaakt. De locatie van de
kerncentrales inclusief de gekozen koeloplossing en de aansluiting van de nieuwe centrales
naar het 380 kV station zullen de basis zijn voor de vervolgonderzoeken in het projectMER.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie -
Mede namens
H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.