Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Helder over het bericht ‘Lage straf uithalers: mag dat wel?’
Vragen van het lid Helder (BBB) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «Lage straf uithalers: mag dat wel?» (ingezonden 13 november 2023).
Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid), mede namens de Minister
voor Rechtsbescherming (ontvangen 12 december 2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2023–2024, nr. 532.
Vraag 1
Kent u het bericht «Lage straf uithalers: mag dat wel?»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u bekend met het door een rechter in Rotterdam zelf bedachte project Snelle Toekomstgerichte
Meervoudige Kamerzitting, ofwel een alternatieve vorm van berechting?
Antwoord 2
Ja, ik ben bekend met het project Snelle Toekomstgerichte Meervoudige Kamerzitting
bij de rechtbank Rotterdam.
Vraag 3
Is het een individuele rechter toegestaan zelf een project te bedenken inzake berechting
die afwijkt van de normale gang van zaken ofwel zoals die in het Wetboek van Strafvordering
is opgenomen?
Antwoord 3
Het staat de rechter vrij om binnen de wettelijke kaders strafzaken af te doen op
een wijze die recht doet aan de strafzaak. Er vinden in het land diverse projecten
plaats waarbij geëxperimenteerd wordt met verschillende wijzen van berechting, denk
bijvoorbeeld aan wijkrechtsspraak.
Bij de Snelle Toekomstgerichte Meervoudige Kamerzitting (STMK) wordt – meer dan bij
reguliere zittingen – de nadruk gelegd op de doelen van straf, zoals vergelding, preventie
en resocialisatie. Het is belangrijk dat de verdachte verantwoordelijkheid neemt voor
wat hij gedaan heeft en kan reflecteren op zijn gedrag. Op die manier komt beter in
beeld wat er nodig is om te voorkomen dat die verdachte opnieuw in de fout gaat. Ook
wordt gekeken naar de positie van het slachtoffer en hoe dader en slachtoffer nader
tot elkaar kunnen komen.
Vraag 4
Bent u bekend met de vijf punten van kritiek van het Gerechtshof Den Haag op deze
alternatieve vorm van afdoening van strafzaken, zoals het Gerechtshof onlangs heeft
opgenomen in haar arrest van 1 november 2023 (ECLI:NL:GHDHA:2023:2075)?
Antwoord 4
Ja, hiermee ben ik bekend.
Vraag 5
In uw brief van 22 december 2022 schrijft u aan de Kamer over het nieuwe artikel 138aa
Wetboek van Strafrecht dat is bedoeld om drugsuithalers in havens effectief te kunnen
bestraffen: «Met de nieuwe strafbepaling heeft de wetgever niet alleen beoogd de ernst
van de gedragingen tot uitdrukking te brengen, maar ook om effectieve handhaving mogelijk
te maken en een afschrikwekkende werking te bewerkstelligen»; bent u het met de stelling
eens dat de afschrikwekkende werking door deze afdoening totaal uit het zicht is?
Antwoord 5
Ik ben het niet eens met de stelling dat met de toepassing van de STMK de afschrikwekkende
werking door deze afdoening totaal uit het zicht is.
De afschrikwekkende werking, zoals bedoeld in de aangehaalde passage, verwijst naar
de vergelijking met de situatie voordat de uithalerswet in werking was getreden. Voorheen
kregen uithalers namelijk enkel een boete voor het zich bevinden op verboden terrein
en volgde geen uitgebreide vervolging. Daarnaast heeft de brief van 22 december 2022
betrekking op artikel 138aa Sr (de «uithalerswet»). In de recente uitspraak van het
Hof Den Haag was de bewezenverklaring echter ook gebaseerd op artikel 2 juncto artikel 10
Opiumwet en niet alleen op artikel 138aa Sr. De strafbedreigingen van de Opiumwet
en 138aa Sr verschillen van elkaar en hebben beide een effect op de uiteindelijke
straf.
Bij de STMK maakt de rechter zijn afwegingen op grond van dezelfde wettelijke kaders
als bij andere afdoeningsmodaliteiten van strafzaken. Aan de beslissingen van de rechter
op basis van de STMK liggen dan ook dezelfde wettelijke vereisten ten grondslag. Bij
uithalerszaken wordt tijdens de STMK eveneens rekening gehouden met de bedoeling van
de wetgever, de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van verdachten.
Wel wordt bij de STMK uitgebreider stilgestaan bij de verantwoordelijkheid van de
verdachte voor de gevolgen van zijn daden en wordt meer ruimte genomen om gericht
te zoeken naar manieren om recidive en herhaling te voorkomen.
Dit sluit aan bij de bedoelingen van de uithalerswet. Zoals ik reeds eerder heb aangegeven
zijn sinds de inwerkingtreding niet alleen veel uithalers vervolgd en gestraft. De
strafbaarstelling heeft het eveneens mogelijk gemaakt om personen waarvoor dit nuttig
is reclassering aan te bieden en te helpen om voor een beter pad te kiezen.
Daarnaast is de uithalerswet van toegevoegde waarde omdat het de politie mogelijkheden
biedt om onderzoek te doen naar de criminele netwerken waarin uithalers opereren en
deze netwerken op te sporen en te vervolgen. Niet alleen de individuele uithalers
vormen een probleem, maar juist ook de personen die deze uithalers ronselen en inzetten.
Deze ronselaars vervullen voor meerdere criminele netwerken een onmisbare rol in de
drugscriminaliteit, door de benodigde mankracht te leveren en deze te ronselen onder
kwetsbare jongeren. Daarom worden deze (groepen van) ronselaars zo goed mogelijk in
beeld gebracht en waar mogelijk verstoord en vervolgd voor deelname aan een criminele
organisatie.
Vraag 6
En het verlengde daarvan, bent u het met de stelling eens dat deze wijze van afdoening
een schoffering is van politieagenten en het Openbaar Ministerie?
Antwoord 6
Het is aan de rechter om per zaak de afweging te maken wat een gepaste straf is, die
recht doet aan het gepleegde feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Daarbij heeft de rechter de vrijheid om invulling te geven aan de wijze waarop de
zaak wordt behandeld, binnen de bestaande wettelijke kaders.
Vraag 7
Zo nee, kunt u dan een reactie geven op deze passage in het hierboven genoemde arrest:
«In casu was duidelijk dat de te verwachten straf ingeval de reguliere procedure zou
zijn gevolgd (en een bewezenverklaring zou zijn gevolgd) tussen de vier en vijf jaar
gevangenisstraf zou bedragen»?
Antwoord 7
Het OM hanteert strafvorderingsrichtlijnen als uitgangspunt voor het bepalen van de
strafeis en houdt daarnaast rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke
omstandigheden van de verdachte (zie antwoord vraag 6). Dit is niet anders bij STMK
zaken. In de onderhavige zaak is, zo heeft het Hof geconcludeerd, sprake geweest van
een vorm van afspraken tussen het OM en de verdediging.
Vraag 8
Bent u bereid om de toegezegde brief over de stand van zaken omtrent deze strafbaarstelling
van drugsuithalers zo spoedig mogelijk naar de Kamer te sturen?
Antwoord 8
Dit zal terugkomen in de najaarsbrief georganiseerde en ondermijnende criminaliteit
die voor het einde van dit jaar naar uw Kamer wordt gestuurd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.