Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Milieuraad d.d. 18 december 2023 te Brussel (Kamerstuk 21501-08-916)
2023D48680
Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben verschillende fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat over de geannoteerde agenda van de Milieuraad op 18 december 2023 (Kamerstuk
21 501-08, nr. 916)
De fungerend voorzitter van de commissie,
Madlener
Adjunct-griffier van de commissie,
Wiendels
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inhoudsopgave
Inleiding
GroenLinks-PvdA-fractie
VVD-fractie
NSC-fractie
D66-fractie
Partij voor de Dieren-fractie
Inleiding
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda
voor de Milieuraad van 18 december 2023 (hierna: de geannoteerde agenda) en hebben
hierbij enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda. De leden
hebben hierover nog een aantal vragen.
De leden van NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda en hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda. Over de inzet van Nederland op het gebied van de verpakkingsverordening hebben
de leden van de D66-fractie nog een aantal vragen.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde
agenda en hebben hierover enkele vragen.
GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben enkele vragen over de voortgang van
de herziening van de Luchtkwaliteitsrichtlijn. Zij vinden het teleurstellend dat er
geen aanscherping is geweest aan de voorgestelde grenswaarden en het jaar waarin deze
behaald moeten worden. Heeft de Staatssecretaris erop aangedrongen dat de meest recente
adviezen van de World Health Organization (WHO) in deze richtlijn moeten worden opgenomen?
Waarom heeft de Staatssecretaris ervoor gekozen hier niet op in te zetten? Deelt zij
de mening dat het onbegrijpelijk is dat de advieswaarden van de WHO – die gebaseerd
zijn op wat acceptabel is voor de volksgezondheid – niet eens geïmplementeerd worden?
Zo nee, waarom niet? Tevens vinden deze leden het zeer zorgelijk dat het voor lidstaten
– bovenop de lage grenswaarden – in het nieuwe compromisvoorstel óók nog mogelijk
wordt gemaakt om tien jaar derogatie aan te vragen na 2030.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat ook de Staatssecretaris dit teleurstellend
vindt, maar hier verder niets aan lijkt te willen doen. Gaat zij zich ervoor inzetten
dat deze derogatiemogelijkheid alsnog wordt geschrapt? Wat wordt de inzet van de Staatssecretaris
in het vervolg en hoe ziet volgens haar het krachtenveld eruit?
VVD-fractie
Herziening verpakkingsrichtlijn
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de verordening ter vervanging
van de huidige verpakkingsrichtlijn. Deze leden steunen de inzet van de Staatssecretaris
dat Nederland, als koploper in de circulaire economie, baat heeft bij geharmoniseerde
verplichtingen op het gebied van circulariteit en een goed werkende interne makt.
Deze merken op dat er binnen de Europese Raad (hierna: de Raad) wordt gestuurd op
een verzwakking van de verordening. Wat willen de andere lidstaten precies afzwakken
en waarom? Waarom gelden hun argumenten niet voor Nederland? Wat is de inschatting
van de Staatssecretaris van wat er overeind blijft van de hergebruikbepalingen? Wat
betekent een verzwakking van de verordening voor het gelijke speelveld? In hoeverre
zal Nederland hinder ondervinden van afgezwakte bepalingen? Hoe kijkt de Staatssecretaris
naar de non-paper van Italië c.s. en wat kunnen de effecten van deze paper zijn?
De leden van de VVD-fractie lezen in het BNC-fiche dat de Staatssecretaris zich in
zal zetten om de lasten van de veranderingen na de verordening proportioneel te houden
voor bijvoorbeeld het midden- en kleinbedrijf (mkb). Deze leden hechten hier sterk
aan, hoe gaat de Staatssecretaris hiervoor zorgen? Daarnaast is in oktober 2023 de
motie van het lid Dijk (Kamerstuk 36 410 XIII, nr. 50) aangenomen waarin de Staatssecretaris wordt opgeroepen om de plastictaks zo snel
mogelijk af te schaffen. Hoe verhoudt dit zich tot de verpakkingsrichtlijn? En hoe
gaat de Staatssecretaris daar dan mee om?
Richtlijn bodemmonitoring
De leden van de VVD-fractie merken op dat er binnen het krachtenveld in de Raad rondom
de richtlijn bodemmonitoring bij de lidstaten nog verschillende voorkeuren leven.
Deze leden vragen zich af waarom er is gekozen voor een verordening en niet voor een
richtlijn. Waarom is het in het belang van Nederland om te kiezen voor een verordening?
Deze leden willen benadrukken dat het van belang is om de richtlijn werkbaar en flexibel
te maken. Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris om lidstaten in een coalitie
te verenigen om gezamenlijk in te zetten op bijvoorbeeld meer flexibiliteit, »one
out-all out» en de aanpak PFAS in de bodem? Zou de Staatssecretaris bereid zijn om
zich hiervoor in te spannen? Daarnaast heeft de Kamer de richtlijn over bodemgezondheid
niet-subsidiair verklaard en dit per brief aan de Europese Commissie (EC) laten weten.
Is de Staatssecretaris bereid om hier bij de Milieuraad melding van te maken en te
inventariseren welke medestanders er zijn om zo te komen tot de benodigde tweederdemeerderheid?
Voortgang luchtkwaliteit
De leden van de VVD-fractie lezen dat er een akkoord is bereikt over de Raadspositie
ten opzichte van de herziening van de richtlijn Luchtkwaliteit. Deze leden merken
op dat in de nieuwe tekst de mogelijkheden voor derogatie vooralsnog zijn verruimd.
Deze leden lezen ook dat de door de EC voorgestelde grenswaarden en het jaar waarin
deze behaald moeten worden wél overeind blijven staan. Wat betekent het dan voor de
doelstellingen van de EC als een lidstaat derogatie aanvraagt? Welke effecten kan
dit hebben voor Nederland? Wat is hier de inzet van de Staatssecretaris?
NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie ondersteunen de ambitie om een impuls te geven aan het
verduurzamen van de Europese verpakkingenketen, en de bestaande verpakkingsrichtlijn
te herzien. De Staatssecretaris zet minimaal in op behoud van ambitie van het EC-voorstel
en zal uiteindelijke instemming met de Algemene Oriëntatie (AO) af laten hangen van
het definitieve compromistekstvoorstel. Het hoofddoel van de door de EC voorgestelde
verordening is om verpakkingsafval per persoon per jaar uiterlijk 2040 met vijftien
procent te verminderen ten opzichte van 2018. Deze leden vinden, in lijn met de aangenomen
motie Van Esch en Van der Graaff (Kamerstuk 22 112, nr. 3788), verslechtering van de ambities onwenselijk. Kan de Staatssecretaris verduidelijken
welke ontwikkeling en reductie van verpakkingsafval per persoon zich sinds 2018 heeft
voorgedaan? Eerder is door de Staatssecretaris gepleit voor een reductie van vijftien
procent al in 2030 ten opzichte van 2018, is een hoger percentage in 2040 mogelijk
realiseerbaar? Gezien het krachtenveld in de Raad, wat is de inschatting van de Staatssecretaris
in het overeind houden van hergebruik-bepalingen? Op welke manier zal de Staatssecretaris,
als voorloper, hinder ondervinden van de waarschijnlijk afgezwakte bepalingen zoals
die nu voorliggen? En blijven er mogelijkheden voor lidstaten om ambitieuzer te zijn
als dat wenselijk wordt geacht?
Hoe schat de Staatssecretaris het non-paper van Italië c.s. in, en wat voor effect
zal dat op de Raad hebben? Wat is de relatie van deze verordening met ons statiegeldsysteem,
beperkt dat de mogelijkheden en zo ja hoe?
Richtlijn Bodemmonitoring
De leden van de NSC-fractie verwelkomen samen met de Staatssecretaris het doel van
de richtlijn Bodemmonitoring om te werken aan een voortdurende verbetering van bodemherstel
door duurzaam bodembeheer en het terugdringen van bodemverontreiniging. Tegelijkertijd
delen deze leden de kanttekeningen van de Staatssecretaris. Het is belangrijk dat
voldoende rekening wordt gehouden met het dichtbevolkte karakter, de bevolkingsgroei
en schaarse ruimte van Nederland. Het EC-voorstel bevat de allereerste EU-wetgeving
op het gebied van bodem. Eerder zijn de Tweede Kamer en Eerste Kamer tot een negatief
subsidiariteitsoordeel gekomen, als enige lidstaat in de EU. Een oordeel dat deze
kunnen volgen, mede gezien de inzet van de Staatssecretaris om de nationale monitoringssystematiek
zoveel mogelijk te handhaven. Bij bespreking van dit voorstel in de EU-landbouwcommissie
hebben meerdere landen gewezen op de »Reasoned Opinion» met het negatieve subsidiariteitsoordeel
van Nederland. Kan de Staatssecretaris aangeven of er inmiddels meer landen, en zo
ja welke, zich kunnen vinden in het negatieve subsidiariteitsoordeel? En kan de Staatssecretaris
reflecteren op de keuze om nu vooral inhoudelijke kanttekeningen te plaatsen bij dit
voorstel in plaats van te blijven bij een negatief subsidiariteitsoordeel? Deze leden
ondersteunen tevens de overige kanttekeningen van de Staatssecretaris, zoals de aanpassing
van het mitigatieprincipe, dat voorschrijft dat ruimtebeslag en kwaliteitsverlies
moet worden gecompenseerd, en het schrappen van het «one out all out» -principe. Met
dit principe stelt de EC dat een bodem alléén als gezond wordt beoordeeld als deze
alle van nature aanwezige bodemeigenschappen kan vervullen. Als een enkele indicator
negatief is, wordt de bodem als ongezond beschouwd (met uitzondering van de indicator
voor ruimtebeslag en bodemafdekking). Zoals beschreven in het BNC-fiche kan dit principe
leiden tot onhaalbare doelstellingen en de (toekomstige) verplichting om ingrijpende
maatregelen te nemen. Wat is de inschatting van de Staatssecretaris van de timing
van de richtlijn? De stemmingen in het Europees parlement (EP) zullen dusdanig laat
zijn dat afronding voor de Europese verkiezingen waarschijnlijk heel lastig is. En
wat is de planning voor de Raad? De Staatssecretaris geeft aan dat er nog geen beeld
is van het krachtenveld in de Raad. Is de Staatssecretaris wel bezig om andere lidstaten
in een coalitie te verenigen als het gaat om voor Nederland belangrijke principes
(zoals flexibiliteit, one out-all out, aanpak van PFAS in de bodem)? Of, zoals hierboven
aangegeven, om alsnog tot een negatief subsidiariteitsoordeel te komen?
De leden van de NSC-fractie waarderen de inzet van de Staatssecretaris om het »Greater
North Sea Basin initiative» op de kaart te zetten. Deze leden vinden dat zeer belangrijk
gezien de ambities voor hernieuwbare energie op de Noordzee. Kan de Staatssecretaris
aangeven welke vervolgstappen worden gezien en hoe andere Noordzee-landen blijvend
worden betrokken in de doelen?
D66-fractie
De leden van de D66-fractie zijn benieuwd, gezien het krachtenveld in de Raad, naar
wat de inschatting van de Staatssecretaris is in het overeind houden van hergebruik-bepalingen?
In het verlengde hiervan: is de in het BNC-fiche aangegeven wens om het voorstel ook
op de milieugrondslag te baseren (om zo meer mogelijkheid te geven aan lidstaten om
ambitieuzer te zijn), ook gelukt, of zijn daarvoor geen medestanders? Op welke manier
zal Nederland, als voorloper, hinder ondervinden van de waarschijnlijk afgezwakte
bepalingen zoals die nu voorliggen? Hoe schat de Staatssecretaris het non-paper van
Italië c.s. in, en wat voor effect zal dat op de Raad hebben? Deze leden horen graag
van de Staatssecretaris op welke manier zij zich inzetten voor een zo ambitieus mogelijke
uitkomst van deze onderhandelingen. Is de Staatssecretaris het met deze leden eens
dat een ambitieuze uitkomst van de onderhandelingen zowel voor het milieu als voor
circulaire koplopers de beste uitkomst is?
Partij voor de Dieren-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen met betrekking tot de Verpakkingsverordening
dat de Staatssecretaris van het compromistekstvoorstel wil laten afhangen of er wordt
ingestemd met de algemene oriëntatie. Ook lezen deze leden dat Nederland, in lijn
met de motie Van Esch/Van der Graaf (Kamerstuk 22 112, nr. 3788), zich stevig zal uitspreken tegen verslechtering van de ambities van de Verpakkingsverordening.
Deze leden nemen daarom aan dat, indien het compromistekstvoorstel op welk punt dan
ook een afzwakking is van het eerdere voorstel van de Verordening, Nederland dan dus
zal tegenstemmen. Kan de Staatssecretaris dit toezeggen? Zo nee, waarom niet? Zal
de Staatssecretaris ook bilateraal inzetten op het hooghouden van de ambitie? De Staatssecretaris
erkent ook dat het feit dat sommige lidstaten voor verslechtering van de ambities
pleiten mede ingestoken is door de sterke lobby van de industrie. Kan de Staatssecretaris
toezeggen dat ze in de Milieuraad zal betogen dat de invloed van de rijke industrielobby
problematisch is? Kan de Staatssecretaris dan ook pleiten voor het onderzoeken van
maatregelen om die invloed verder te beperken?
In het kader van de Luchtkwaliteitsrichtlijn lezen de leden van de Partij voor de
Dieren-fractie dat het mogelijk wordt om in één keer maximaal tien jaar derogatie
aan te vragen na 2030, maar dat het kabinet hier teleurgesteld over is. De Staatssecretaris
heeft eerder aangegeven dat als de nieuwe normstelling niet overal in Nederland gehaald
kan worden, er een later doeljaar – uiterlijk 2035 – gekozen moet worden en dat ook
daarna uitstel nog mogelijk moet zijn. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat Nederland
geen derogatie gaat aanvragen? Zo nee, waarom niet? Voor luchtkwaliteit is het tevens
van groot belang dat BREF's (Best Beschikbare Techniek) regelmatig worden herzien,
volgens Europese regels uiterlijk acht jaar na publicatie van de vorige versie. De
EU loopt nu achter en lidstaten hanteren vaak nog verouderde inzichten uit circa 2012.
Volgens het «Eindrapport Herziening richtlijn luchtkwaliteit» lopen we jaren achter.1 Ziet de Staatssecretaris dat dit mogelijk ten koste gaat van luchtkwaliteit en gezondheid?
Wil de Staatssecretaris toezeggen de noodzaak van de versnelling van de herziening
van de BREF’s in te brengen? Zo nee, waarom niet?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat de Staatssecretaris
tijdens het commissiedebat op 12 oktober jl. het belang van het weerbaar maken van
Nederland tegen extreme weersomstandigheden onderstreepte. De Staatssecretaris stelde
tevens dat het de inzet is van het Nederlands beleid om een bijdrage te leveren aan
de verbetering van de gezondheid van de bodem en het klimaat, water en biodiversiteit.
Tegelijkertijd wil de Staatssecretaris het voorstel van de EC afzwakken, omdat dat
volgens haar mogelijk tot onhaalbare doelstellingen kan leiden. Deze leden vragen
zich af waarom die doelstellingen volgens de Staatssecretaris onhaalbaar zijn, als
het kabinet eerder de doelstellingen van de Bodemstrategie om in 2050 gezonde bodems
te hebben, heeft verwelkomd. Hoe is de Staatssecretaris van plan die doelstellingen
te halen als het tegen het »one out all out»-principe en voor afzwakking van de Bodemrichtlijn
pleit? Hoe komt het dat de Staatssecretaris het belang van weerbaarheid erkent, maar
daarbij voor afzwakking van deze belangrijke EU-richtlijn is? Erkent de Staatssecretaris
dat het belangrijk is bodems maximaal te beschermen?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen ook dat de Staatssecretaris het
argument gebruikt dat Nederland een dichtbevolkt land is met een groeiende bevolking
en bloeiende economie. Hierdoor zet het kabinet in op aanpassing van het mitigatieprincipe
dat voorschrijft dat ruimtebeslag en kwaliteitsverlies moet worden gecompenseerd,
en het schrappen van het «one out all out»-principe. Hoe draagt dat volgens de Staatssecretaris
bij aan het maximaal beschermen van onze bodems? In plaats van te pleiten voor het
schrappen van het mitigatieprincipe, is de Staatssecretaris bereid de noodzakelijke
keuzes te maken over waar we het land wel en niet voor gebruiken? Zo nee, waarom niet?
Is de Staatssecretaris in dat kader bereid om de nut en noodzaak van het gebruik van
bodem voor giftige sierteelt onder de loep te nemen? Zo nee, waarom niet? Waarom grijpt
de Staatssecretaris deze richtlijn, die nodig is en wat deze leden betreft ambitieuzer
had moeten zijn, niet aan om vaart te maken met herinrichting van de grond die we
in Nederland hebben en waarvan meer dan de helft voor de veehouderij wordt gebruikt
(waarvan een groot deel voor veevoer)?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden dat er voldoende wetenschappelijk
consensus is dat Nederland meer mensen kan voeden met mínder grond, door in te zetten
op meer plantaardig voedsel van eigen bodem. Goede landbouwgronden zouden dan niet
naar de vee-industrie gaan, maar naar plantaardig voedsel voor menselijke consumptie.
Met een volledig plantaardig voedselsysteem blijft er ruimte over die we anders kunnen
gaan benutten, aldus de wetenschappers. Ruimte die kan bijdragen aan het oplossen
van allerlei grote opgaven in Nederland, zoals bijdragen aan biodiversiteits- en klimaatdoelen,
het aanplanten van bos.2, 3 De transitie naar meer plantaardig zou volgens wetenschappers ook de veerkracht van
onze voedselvoorziening verbeteren.4 Deze leden vragen zich af of de Staatssecretaris dit laatste feit erkent. Erkent
zij ook, in lijn met wetenschappelijke rapporten, dat er kansen zijn om grond efficiënter
in te richten dan voor veevoer, door het verbouwen van plantaardig voedsel direct
voor de mens in plaats van landbouwdieren uit de intensieve veehouderij? Op die manier
kan de Staatssecretaris toewerken naar een duurzame economie en tegelijkertijd de
natuur- en woningcrises oplossen. Zo nee, waarom negeert de Staatssecretaris wetenschappelijke
adviezen en conclusies?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat de Staatssecretaris
impliceert dat er op sommige punten genoeg regels zijn om de bodem te beschermen tegen
verontreiniging, door bijvoorbeeld de Nitraatrichtlijn en water- en luchtkwaliteitsregels.
Hoe verklaart de Staatssecretaris dan dat ondanks het feit dat die water- en luchtkwaliteitsregels
al decennialang bestaan, nog steeds de meeste van onze bodems in slechte conditie
zijn? De Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (Rli) concludeert daarnaast dat
wettelijke doelen ten aanzien van natuur en water niet worden gehaald. De Staatssecretaris
geeft wederom aan dat ze door het huidige voorstel voor de bodemrichtlijn bang is
voor «(toekomstige) verplichting om ingrijpende maatregelen te nemen.». Dit terwijl
wetenschappers er juist op wijzen dat alleen ingrijpende maatregelen het tij nog kunnen
keren5., 6 Hoe draagt deze houding van de Staatssecretaris bij aan het beschermen van onze bodems?
Ziet zij ook in dat ingrijpende maatregelen uiteindelijk noodzakelijk zijn, gezien
de opstapeling van problemen en het voortdurend niet halen van belangrijke doelen?
Daarbij komt dat de Staatssecretaris de traagheid van bodems erkent. Is de Staatssecretaris
het met deze leden eens dat dit des te meer reden is om in te zetten op strengere
regels om zo snel mogelijk naar gezonde bodems toe te werken? Zo nee, waarom niet?
Ook lezen deze dat de inzet van de Staatssecretaris is om de nationale monitoringssystematiek
zoveel mogelijk te handhaven. Waarom is dat het uitgangspunt en hoe draagt dat volgens
de Staatssecretaris bij aan het maximaal beschermen van onze bodems?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen daarnaast dat de EC op 22 november
jl. een voorstel over bosmonitoring heeft gedaan en kijkt uit naar het BNC-fiche.
Deze leden lezen in het EC-voorstel dat de bossen en andere beboste gebieden in de
EU steeds meer onder druk komen te staan door klimaatverandering en menselijk gebruik.
Gevaren zoals bosbranden, uitbraken van plagen, droogte en hittegolven, die elkaar
vaak versterken, zullen tot meer catastrofale gebeurtenissen leiden, vaak over de
landgrenzen heen. De Staatssecretaris zal het voorstel verwelkomen, maar gaat de Staatssecretaris
ook het belang benadrukken? Zo ja, op welke manier?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat de EC een toelichting gaat
geven op de EU-missies die als instrument kunnen dienen voor lokale klimaatactie.
Tegelijkertijd is het geval dat de huidige Europese aanbestedingsregels nog bevorderen
dat opdrachten naar de inschrijver met de laagste prijs gaan en worden duurzame keuzes
van lokale overheden daardoor geremd. Vindt de Staatssecretaris ook dat de aanbestedingsregels
van de EU de (lokale) overheden meer ruimte zouden moeten geven om het publieke belang
te beschermen en altijd te kiezen voor duurzame en sociale ondernemers? Zo nee, waarom
niet?
Tot slot lezen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie dat het inkomend Belgisch
voorzitterschap de inhoudelijke prioriteiten voor de eerste zes maanden van 2024 zal
presenteren. Deze zullen deze leden teruglezen in het verslag van de Milieuraad op
18 december. Kan de Staatssecretaris tevens terugkoppelen op welke data de Milieuraden
tijdens het Belgisch voorzitterschap gepland zijn en of wat er naar verwachting tijdens
die Milieuraden geagendeerd zal staan?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. Madlener, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
N. Wiendels, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.