Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Pouw-Verweij over de sluipende onderhandelingen over het WHO pandemieverdrag en de IHR
Vragen van het lid Pouw-Verweij (BBB) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de sluipende onderhandelingen over het WHO pandemieverdrag en de IHR (ingezonden 19 oktober 2023).
Antwoord van Minister Kuipers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 29 november
2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 380.
Vraag 1
Klopt het dat de regering vóór 1 december 2023 bezwaar moet aantekenen tegen voorgestelde
amendementen op de International Health Regulations (IHR),1 een bindende internationale regeling voor besmettelijke ziekten en andere grensoverschrijdende
bedreigingen voor de volksgezondheid? Klopt dit ook met betrekking tot voorstellen
rond het pandemieverdrag van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)?
Antwoord 1
Conform de bepalingen in artikel 59 IHR, eerste lid, hebben lidstaten 18 maanden de
tijd om bij een besluit tot wijziging van de IHR, een voorbehoud te maken of om dit
af te wijzen. De 18 maanden gaan lopen vanaf het moment dat de directeur-generaal
van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) conform artikel 65, tweede lid van de IHR,
een wijzigingsvoorstel heeft genotificeerd aan de lidstaten van de WHO, nadat dit
door de Wereldgezondheidsvergadering (WHA) is aangenomen. Met betrekking tot het besluit
van de WHA om artikel 59 van de IHR te wijzigen, alsook de doorwerking daarvan in
de artikelen 55, 61, 62 en 63, heeft de directeur-generaal van de WHO de lidstaten
hiervan op 31 mei 2022 in kennis gesteld. Derhalve dienen lidstaten voor 1 december
2023 bezwaar aan te tekenen of de wijziging te verwerpen.
Nederland heeft de WHO op 16 augustus 2023 geïnformeerd dat het een voorbehoud heeft
gemaakt op het door de WHA genomen besluit, aangezien er geen parlementaire goedkeuring
was. De nationale goedkeuringsprocedure voor de wijziging wordt momenteel voorbereid.
Mocht uw Kamer goedkeuring verlenen aan het besluit tot wijziging, dan kan ons land
op grond van artikel 63 lid 1 van de IHR de verwerping van de wijziging weer intrekken,
waarna dit ook voor ons land van kracht wordt.
Ten aanzien van de voorstellen rond het pandemieverdrag, is er op dit moment geen
noodzaak noch mogelijkheid tot verwerping. De onderhandelingen over het verdrag zijn
nog in volle gang en het uiteindelijke concept-verdrag zal na vaststelling daarvan
door de WHA – conform de daarvoor geldende nationale goedkeuringsprocedure – worden
voorgelegd aan de kamer.
Vraag 2
Kunt u bevestigen dat de voorgestelde wijzigingen rond het WHO pandemieverdrag en
de IHR een vergaande inbreuk teweegbrengen op de soevereiniteit en autonomie van Nederland
met betrekking tot de aanpak van een toekomstige gezondheidscrisis in het bijzonder
en met betrekking tot het gezondheidsbeleid in het algemeen?
Antwoord 2
De voorstellen voor een nieuw pandemieverdrag, alsook de wijzigingsvoorstellen die
ingediend zijn voor de Internationale Gezondheidsregeling (IHR, 2005) en waarover
momenteel wordt onderhandeld, bevatten geen elementen die resulteren in vergaande
inbreuken op de soevereiniteit en autonomie van Nederland met betrekking tot de bestrijding
van toekomstige gezondheidscrises of met betrekking tot gezondheidszorgbeleid in zijn
algemeen.
Zoals aangegeven in de kamerbrief van 23 februari 20232, vinden de onderhandelingen voor beide juridische instrumenten plaats onder het uitgangspunt
dat niets is besloten, tot alles is besloten. De verwachting is dat het definitieve
voorstel voor het pandemieverdrag én het definitieve voorstel tot wijziging van de
IHR, in mei 2024 aan de Wereldgezondheidsvergadering (WHA) zullen worden voorgelegd
ter vaststelling door de WHO-lidstaten.
Op basis van de op dat moment door de WHA vastgestelde inhoud van het pandemieverdrag
en het besluit tot vaststelling van de wijzigingsvoorstellen op de IHR, kan ons land
de beslissen om partij te worden bij het verdrag en/of de wijzigingsvoorstellen op
de IHR te accepteren of deze af te wijzen.
Beide instrumenten zullen op dat moment volgens de daarvoor geldende goedkeuringsprocedure
aan het parlement worden voorgelegd.
Bij de verdere ontwikkeling van het pandemisch instrument zal rekening worden gehouden
met aangenomen moties vanuit uw Kamer.
Vraag 3
Kunt u de Kamer nog deze maand informeren over het resultaat van de onderhandelingen
over de IHR-amendementen en zo ja, wilt u aangeven welke amendementen voornamelijk
technisch van aard zijn en welke wezenlijke veranderingen behelzen?
Antwoord 3
De onderhandelingen over de wijzigingsvoorstellen op de Internationale Gezondheidsregeling
(IHR) die in september 2022 door de lidstaten van de WHO zijn ingediend, zijn nog
in volle gang. De verwachting is dat het totale pakket aan wijzigingen pas tijdens
de Wereldgezondheidsvergadering in mei 2024 zal worden vastgesteld. Veel van de voorstellen
die ingediend zijn op de IHR hebben tot doel de paraatheid en respons ten opzichte
van toekomstige internationale gezondheidscrises te versterken. Dit onder meer door
verbetering van surveillance en monitoring van ziekteverwekkers, het sneller delen
van informatie, het versterken van nationale kerncapaciteiten, verbeterde samenwerking
en coördinatie. Daarnaast zijn er ook nieuwe elementen, zoals een grotere aandacht
voor gelijkheid en gelijkwaardigheid tussen rijke en arme landen wanneer het gaat
om de verdeling van medische tegenmaatregelen in crisistijd en bijvoorbeeld rondom
de versterking van de governance, toetsing en rapportage over naleving van de gemaakte
afspraken. Het gezamenlijke doel is de IHR in de toekomst nog efficiënter te maken
en de implementatie ervan te verbeteren.
Zoals hierboven aangegeven, is er in mei 2022 al één wijziging op de IHR aangenomen;
de wijziging van artikel 59 van de IHR. Vanwege verwijzingen van/naar artikel 59 en
doorwerking van de wijziging, gaf de juridische dienst van de WHO aan dat ook wijzigingen
in artikelen 55, 61, 62 en 63 noodzakelijk waren. De wijziging ziet dus op de artikelen 55,
59, 61, 62 en 63 van de IHR.
Deze wijzigingen betreffen enerzijds inkorting van de beslistermijn voor lidstaten
van de huidige 18 naar 10 maanden om ofwel een voorbehoud te maken tegen een wijziging
van de IHR of om een dergelijk voorstel te verwerpen. Daarnaast wordt de termijn van
inwerkingtreding van wijzigingen van de IHR teruggebracht van 24 naar 12 maanden.
Ik zal uw kamer binnen afzienbare tijd nader informeren over de stand van zaken rond
beide onderhandelingsprocessen. Ik doe dit graag op een moment waarop ik u zo volledig
mogelijk kan informeren. Naar mijn oordeel is er op dit moment geen urgente reden
om dit voor het einde van deze maand te doen.
Vraag 4
Welke onderhandelingspositie neemt Nederland in met betrekking tot specifieke onderdelen
van de IHR en het WHO pandemieverdrag?
Antwoord 4
In beide processen vindt de Nederlandse inbreng zoveel mogelijk plaats in EU-verband
en in afstemming met de overige lidstaten. De Europese Commissie voert de onderhandelingen
namens de EU lidstaten voor beide instrumenten. Zoals in de brief aan uw Kamer van
23 februari 2023 aangegeven, richt Nederland zich voor beide processen vooral op enerzijds
het verbeteren en versnellen van internationale samenwerking op het vlak van monitoring,
surveillance en bestrijding van potentiële internationale gezondheidscrises en de
verspreiding van (resistente) infectieziekten en wordt tevens een versterking van
de implementatie van nationale capaciteiten ondersteund. Ons land steunt ook het principe
dat bij een toekomstige pandemie er een rechtvaardigere en eerlijkere verdeling van
medische tegenmaatregelen moet komen, met name ook richting ontwikkelingslanden. Om
de implementatie van de afspraken in het pandemieverdrag goed te kunnen volgen, is
er een adequaat rapportage- en nalevingsmechanisme nodig.
Voor de IHR geldt nog in het bijzonder dat ons land voorstander is van gerichte amendementen
om het instrument en de implementatie ervan te versterken en verbeteren, zonder dat
het karakter en de werking van de IHR fundamenteel veranderd.
Vraag 5
Als de regering bezwaren aantekent, welke zijn dat? Zo nee, kunt u uitleggen waarom
de regering geen overwegende bezwaren ziet om afstand te doen van wezenlijke bevoegdheden
met betrekking tot het aanpakken van een gezondheidscrisis?
Antwoord 5
De mogelijkheid tot het aantekenen van een bezwaar geldt momenteel alleen nog voor
mogelijke nieuwe wijzigingsvoorstellen conform artikel 59 van de IHR. Voor het pandemieverdrag
moet nog nader vastgesteld worden volgens welke procedures partijen bij het verdrag
kunnen aantekenen tegen onderdelen van het verdrag of toekomstige wijziging daarvan.
Echter, noch bij de amendementen op de IHR, noch in het proces dat zou kunnen leiden
tot een pandemieverdrag, is er sprake van afstand doen van wezenlijke bevoegdheden
van nationale lidstaten met betrekking tot het aanpakken van een gezondheidscrisis.
Ook in de toekomst zal de Directeur-Generaal van de WHO ten tijde van een internationale
gezondheidscrisis aanbevelingen voor (inter-) nationale maatregelen kunnen doen.
Met het pandemieverdrag zullen WHO-lidstaten kunnen beschikken over nieuwe instrumenten
en verbeterde samenwerkingsmechanismen voor en tijdens een gezondheidscrisis, zodat
de wereld gezamenlijk beter voorbereid is op toekomstige pandemieën. Dit zijn belangrijke
doelen die door het kabinet gesteund worden.
Vraag 6
Kunt u de Kamer informeren over de vraag welke mogelijkheden er zijn om de regering
op te dragen alsnog tijdig bezwaar aan te tekenen tegen het overhevelen van bevoegdheden
rond de wijziging van het WHO pandemieverdrag en het uitvoeringsverdrag IHR, die op
nationaal niveau horen te blijven?
Antwoord 6
In de door WHO-lidstaten ingediende voorstellen voor een pandemieverdrag, noch in
de wijzigingsvoorstellen op de Internationale Gezondheidsregeling (IHR), is er sprake
van het overhevelen van bevoegdheden die volgens het principe van subsidiariteit beter
op nationaal niveau geregeld kunnen worden.
Voor de onderhandelingstrajecten geldt dat een besluit van de Wereldgezondheidsorganisatie
tot vaststelling van een pandemieverdrag, dan wel tot wijziging van de IHR, volgens
de daarvoor geldende goedkeuringsprocedure aan het parlement zullen worden voorgelegd,
alvorens ze voor ons land in werking kunnen treden.
Vraag 7
Doet de wijze waarop u uitvoering geeft aan de motie Van Haga/Smolders, waarin de
regering wordt verzocht om de Kamer minimaal tweejaarlijks over de voortgang van het
pandemieverdrag te informeren, voldoende recht aan de mogelijkheid voor het parlement
om tijdig invloed uit te oefenen op voorgenomen fundamentele keuzes voor het WHO pandemieverdrag
en de (wijziging van de) IHR?3
Antwoord 7
De kamer is sinds de motie Van Haga/Smolders meer dan tweejaarlijks geïnformeerd over
beide processen, via twee kamerbrieven, de beantwoording van Kamervragen en via mondelinge
vragen.
Het Bureau van de Intergovernmental Negotiation Body (INB) waarbinnen het pandemieverdrag
wordt onderhandeld, heeft kort geleden een voorstel neergelegd voor een «Negotiation
Text». De eerste beraadslagingen over deze tekst vinden momenteel plaats. Ik zal uw
Kamer als hierboven aangegeven, op korte termijn informeren over dit nieuwe voorstel.
Vraag 8
Krijgt de WHO in het pandemieverdrag en na aanpassing van de IHR een «absolute and non-questionable» leiderschap, absoluut dus en zonder dat daar iets tegenin kan worden gebracht, in
een situatie waarin deze organisatie verwijst naar pandemische preventie, paraatheid
en / of respons?
Antwoord 8
Nee dat is niet het geval.
Vraag 9
Wat is de houding van Nederland tegenover het toekennen van deze zelfautorisatie aan
de WHO?
Antwoord 9
Er is geen sprake van zelfautorisatie aan de WHO.
Vraag 10
Kunt u een toelichting geven op de concrete invulling en afwegingscriteria voor het
concept «one health», ofwel één gezondheid, dat cruciaal is in de plannen rond de
rol van de WHO inzake pandemische preventie, paraatheid en respons?
Antwoord 10
Zoals beschreven in de Nederlandse Mondiale Gezondheidsstrategie4, is One Health een geïntegreerde, verbindende aanpak die gericht is op het duurzaam
in balans brengen en optimaliseren van de gezondheid van mens, dier en ecosysteem.
Aangezien vele mondiale gezondheidscrises veroorzaakt zijn door infectieziekten afkomstig
van dierlijke reservoirs (zoönose, zoals SARS-CoV2, MERS, Ebola, vogelgriep, de builenpest),
is het van wezenlijk belang dat zowel op het gebied van pandemische preventie alsook
infectieziektesurveillance er rekening gehouden moet worden met ziekten die uit dierlijke
reservoirs kunnen overspringen op mensen.
Vraag 11
Wat kunt u zeggen over het voornemen om de directeur-generaal van de WHO zelfstandig
te laten bepalen wanneer er een «international health development of concern», een zorgwekkende situatie dus, bestaat of mogelijk kan ontstaan, waarin hij de lidstaten
min of kan dwingen om allerlei beperkende maatregelen te nemen zoals lockdowns, (camera)toezicht
en andere zware maatregelen?
Antwoord 11
Op grond van artikel 12 van de Internationale Gezondheidsregeling (IHR, 2005) kan
de Directeur-Generaal van de WHO bepalen of er naar zijn inzicht sprake is van een
Public Health Emergency of International Concern (PHEIC) bij een specifieke gezondheidsbedreiging. De Directeur-Generaal baseert zich hierbij
op hem beschikbare informatie, waaronder informatie zoals verstrekt door een betrokken
WHO-lidstaat waar een crisissituatie zich voordoet, het beslisinstrument in annex
2 van de IHR, het advies van een «Emergency Committee» van onafhankelijke experts,
wetenschappelijke inzichten en een inschatting van de risico’s voor de volksgezondheid,
internationale verspreiding van een ziekte en/of mogelijke verstoring van het internationale
personen en reizigersverkeer.
Op grond van artikel 15 respectievelijk artikel 16 van de IHR kan de Directeur-Generaal
na het uitroepen van een PHEIC tijdelijke of staande aanbevelingen doen aan nationale
lidstaten rondom te nemen maatregelen op het vlak van volksgezondheid, maar ook met
betrekking tot het vervoer van reizigers en goederen. Deze aanbevelingen zijn niet
bindend. Lidstaten zijn en blijven zelfstandig bevoegd om zelf te beslissen over nationale
beschermingsmaatregelen, met inbegrip van eventuele maatregelen als lockdowns en (camera)toezicht.
Vraag 12
Klopt het dat het pandemieverdrag in wording en de IHR geen mechanisme bevatten om
besluiten van de WHO terzake te bevragen, bij te stellen of te stoppen?
Antwoord 12
Zowel bij de Internationale Gezondheidsregeling (IHR) als het toekomstige pandemieverdrag,
zijn lidstaten partij bij deze instrumenten. Lidstaten kunnen te allen tijde wijzigingsvoorstellen
op de IHR indienen om de huidige bepalingen in de IHR omtrent het uitroepen van een
PHEIC te veranderen. Dergelijke besluiten («decisions») worden door Wereldgezondheidsvergadering (WHA) genomen, waar alle lidstaten van
de WHO zitting in hebben. Omdat de onderhandelingen over het pandemieverdrag nog in
volle gang zijn, zijn de procedures rondom aanpassingen van besluiten nog niet vastgesteld.
Vraag 13
Bent u op de hoogte van de uitspraak van de United States Court of Appeals for the
Fifth Circuit, een federaal hof van beroep in de VS, waarin deze rechter de regering-Biden
in de nasleep van het coronabeleid verbiedt om sociale mediaplatforms onder overheidsdwang
aan banden te leggen wanneer daarop informatie wordt weergegeven die niet in overeenstemming
is met dat beleid?5
Antwoord 13
Ja.
Vraag 14
Wat heeft deze rechtelijke uitspraak voor de Amerikaanse situatie te zeggen voor de
Nederlandse situatie, nu ook in Nederland sprake was van overheidssturing om sociale
media in het gareel te krijgen?
Antwoord 14
Van de veronderstelde sturing is vanuit de overheid in Nederland geen sprake geweest.
Bovendien beoordeelt de Amerikaanse rechtspraak aan haar voorgelegde rechtszaken volgens
de geldende Amerikaanse wet- en regelgeving, waarmee er juridisch geen implicaties
voor Nederland zijn.
Vraag 15
Wat vindt u van het voornemen om de WHO aan lidstaten op te laten dragen wanneer en
hoe informatie in de media en op sociale media moet worden gecontroleerd en bijgestuurd
wanneer deze afwijkt van inzichten en het beleid van de WHO?
Antwoord 15
In het huidige voorstel van de onderhandelingstekst is een door lidstaten voorgesteld
artikel opgenomen waarin overeengekomen wordt misinformatie over pandemieën tegen
te gaan. In algemene zin vind ik het verstandig misinformatie tegen te gaan. In het
huidige voorstel betreft het niet de WHO, maar de lidstaat die bepaalt wanneer en
hoe in deze te handelen.
Vraag 16
Bent u het ermee eens dat de nationale situatie rondom gezondheid en alles wat daarbij
een rol speelt, te nemen maatregelen inbegrepen, zo specifiek nationaal is dat de
grootst mogelijke terughoudendheid in acht genomen dient te worden om een internationale
organisatie als de WHO daarover ook maar enige bevoegdheid te verlenen die verder
strekt dan advisering aan de lidstaten?
Antwoord 16
Onze gezondheidszorg is primair nationaal georganiseerd. Dat geldt ook in belangrijke
mate voor ons volksgezondheidsbeleid. Tegelijk is duidelijk dat de volksgezondheid
in Nederland niet kan functioneren zonder internationale afspraken tussen landen en
multilaterale organisaties, omtrent samenwerking en coördinatie. Dit geldt in belangrijke
mate al voor onze samenwerking in EU-verband. Maar ook mondiaal is samenwerking noodzakelijk.
Een voorbeeld is infectieziektesurveillance. Zonder afspraken over het delen van informatie
over uitbraken van infectiezieken, kan een land zich niet voorbereiden, noch adequaat
en tijdig reageren op mogelijke grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen wanneer
die zich voordoen.
Ook is internationale coördinatie op het gebied van de beschikbaarheid van medische
hulpmiddelen wenselijk om sneller en effectiever te kunnen reageren op grensoverschrijdende
gezondheidsdreigingen en deze waar mogelijk in perken. Zoals aangeven, heeft de WHO
op basis van de huidige IHR alsook ook na afronding van de onderhandelingen over de
wijzigingsvoorstellen, enkel de bevoegdheid om niet-bindende aanbevelingen te doen
voor gezondheidsmaatregelen op nationaal niveau ter bestrijding van een crisis. Hetzelfde
zal gelden voor bepalingen in het pandemieverdrag.
Vraag 17
Is er een ethische of neutrale omgang mogelijk met een pandemie? Zo nee, stemt u er
dan mee in dat het onverantwoord is om nationale bevoegdheden over te dragen aan een
internationale organisatie als de WHO, bevoegdheden die rechtstreeks raken aan het
terrein van ethisch beladen en politieke keuzes met mogelijk verreikende maatschappelijke,
psychosociale en economische strekking?
Antwoord 17
Zoals hierboven reeds vermeld, betreft het helaas een misverstand dat er voorstellen
voorliggen om onze nationale bevoegdheden in aanzienlijke mate over te dragen aan
de WHO.
Vraag 18
Hoe passen plannen van de zogenoemde Global Health Hub Nederland en het onlangs ondertekende
Global Health Pact in de plannen van de WHO voor een pandemieverdrag en het aanpassen
van de IHR?
Antwoord 18
De Global Health Hub Nederland en het daarmee gepaarde pact is tijdens de lancering
op 28 september jl. officieel van start gegaan. De Global Health Hub is een voornemen
uit de Kabinetsbrede Mondiale Gezondheidsstrategie6. Voor het bevorderen van intersectorale samenwerking is deze Nederlandse Global Health
Hub opgezet. De Global Health Hub verenigt alle relevante actoren en sectoren, zoals
kennisinstituten en -platforms, academici, ngo’s, topsectoren, vernieuwers en denktanks
op het gebied van verschillende facetten van mondiale gezondheid. Dit netwerk biedt
(mondiale) gezondheidsactoren in Nederland de kans om krachten te bundelen en samen
verder invulling te geven aan deze strategie.
Het Pandemieverdrag en het aanpassen van de IHR zijn onderhandelingen die bij de WHO
lopen, waarbij de Global Health Hub niet betrokken is.
Vraag 19
Leidt het Global Health Pact tot het aanpassen van wet- en regelgeving en tot het
overdragen van nationale taken en bevoegdheden? Als dat niet zo is, sluit u dat ook
uit voor de toekomst?
Antwoord 19
Het Global Health Pact heeft niet geleid tot het aanpassen van wet- en regelgeving.
Het Global Health Pact heeft tevens niet de autoriteit en/of wens om wet- en regelgeving
aan te passen en/of over te gaan tot het overdragen van nationale taken en bevoegdheden.
Vraag 20
Wilt u deze vragen een voor een beantwoorden, uiterlijk 10 november 2023?
Antwoord 20
Helaas is de beantwoording niet binnen de gevraagde termijn gelukt, zoals gemeld in
de verzonden uitstelbrief. Bij deze worden de vragen alsnog een voor een beantwoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.