Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van der Staaij, Boswijk en Ceder over het rapport Vrijheid van Godsdienst Wereldwijd 2023 van Kerk in Nood
Vragen van de leden Van der Staaij (SGP), Boswijk (CDA) en Ceder (ChristenUnie) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over het rapport Vrijheid van Godsdienst Wereldwijd 2023 van Kerk in Nood (ingezonden 23 juni 2023).
Antwoord van Minister Bruins Slot (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 28 november 2023).
Vraag 1
Bent u bekend met het rapport «Vrijheid van Godsdienst Wereldwijd 2023» van Kerk in
Nood, waarin de ontwikkelingen in de laatste twee jaar ten aanzien van vrijheid van
godsdienst in de wereld worden geschetst?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u de belangrijkste bevindingen in het rapport, namelijk dat:
a) religieuze minderheden zich in een steeds slechtere situatie bevinden;
b) straffeloosheid over de hele wereld is toegenomen, en in 36 landen aanvallers zelden
of nooit worden vervolgd voor hun misdaden;
c) het (relatieve) stilzwijgen van de internationale gemeenschap richting regimes die
van strategisch belang zijn, zoals China en India, bijdraagt aan deze straffeloosheid;
en
d) er nu ook gevallen zijn waar religieuze meerderheidsgemeenschappen worden vervolgd,
zoals de christenen in Nicaragua en Nigeria?
Antwoord 2
Het kabinet beoordeelt genoemde bevindingen als zorgelijk. De toenemende druk op de
naleving van mensenrechten vraagt om tegendruk, zowel mondiaal als op landenniveau.
Zeker wanneer grondrechten worden ingeperkt, bijvoorbeeld op het terrein van vrijheid
van religie en levensovertuiging. Afhankelijk van de situatie doet het kabinet dit
publiek of achter de schermen, zoveel mogelijk samen met gelijkgezinde landen. Zo
zet Nederland binnen de VN-Mensenrechtenraad (MRR) en in de Derde Commissie van de
Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) steevast in op het bevorderen
van het recht op vrijheid van religie en levensovertuiging, door deze elementen terug
te laten komen in relevante VN-resolutieteksten. De Speciaal Gezant voor Religie en
Levensovertuiging (SGRL) werkt veel samen met collega’s binnen en buiten Europa om
schendingen op het gebied van vrijheid van religie en levensovertuiging aan de kaak
te stellen. Voorbeelden hiervan zijn opgenomen in de recent verschenen Mensenrechtenrapportage
20221, specifiek het hoofdstuk «Vrijheid van religie en levensovertuiging» en de rol van
de SGRL. Het gaat bijvoorbeeld om de samenwerking binnen de International Freedom of Religion or Belief Alliance (IRFBA) waar 37 landen lid van zijn.
Vraag 3
Wat ziet u zelf als de belangrijkste en/of meest alarmerende ontwikkelingen op het
terrein van godsdienstvrijheid en specifiek van christenvervolging?
Antwoord 3
De naleving van mensenrechten staat wereldwijd onder druk, wat zich onder andere uit
in verminderde implementatie en naleving van mensenrechtenverdragen en stroevere multilaterale
samenwerking op het terrein van mensenrechten. Dit heeft ook een negatief effect op
de vrijheid van religie of levensovertuiging. Daarnaast beperken streng dogmatische
geloofsleer en autocratische tendensen de vrijheden van (niet-)religieuze minderheden,
waaronder ook christenen.
Vraag 4
Herkent u de bevinding dat in Nigeria – waar bijna 95% van de politieke en militaire
macht op federaal niveau in handen is van moslims terwijl ongeveer de helft van de
bevolking christen is – stelselmatige overheidsdiscriminatie tegen christenen plaatsvindt?
Zo ja, wilt u dit aankaarten bij de Nigeriaanse overheid?
Antwoord 4
Na de nationale verkiezingen in februari 2023 in Nigeria is er afgeweken van het zogenaamde
«Zoning Arrangement», een ongeschreven regel waarin de belangrijkste hoge overheidsfuncties zo verdeeld
worden dat er een balans is tussen de vertegenwoordiging van de twee grootste religieuze
groepen in Nigeria (Christendom in het Zuiden en Islam in het Noorden). Er is in het
gehele land sprake van een verslechterende veiligheidssituatie, waarbij slachtoffers
vallen uit verschillende religieuze groepen. Dit geweld wordt veroorzaakt door een
combinatie van factoren, waaronder de beperkte sociaaleconomische ruimte, geringe
mogelijkheid tot effectieve politieke participatie, marginalisering van verschillende
bevolkingsgroepen en het landbeheerstelsel. Factoren als inflatie, hoge voedsel- en
benzineprijzen en klimaatverandering dragen verder bij aan de verslechtering van de
levensstandaard van de gemiddelde inwoner. De toename van geweld gericht op christelijke
gemeenschappen in Nigeria sinds 2020 zoals beschreven in het rapport Vrijheid van
Godsdienst Wereldwijd 2023, maakt daarmee deel uit van een grotere toename van geweld
gericht op burgers in zijn algemeenheid in het land (28% gestegen van 2021–2022).
De verslechterde veiligheidssituatie in Nigeria wordt gekenschetst door een combinatie
van factoren. Nederland spreekt de Nigeriaanse overheid aan op de verantwoordelijkheid
richting de eigen bevolking en het belang de grondoorzaken van de onveiligheid op
te lossen. Zo uitte Nederland zijn zorgen over het gebrek aan accountability voor
religieus-geïnspireerd geweld tijdens de EU-Nigeria Mensenrechtendialoog (februari
2023), waarop Nigeria verklaarde toe te werken naar een betere gelijke behandeling
voor alle religies. Ook draagt Nederland o.a. bij aan de versterking van het maatschappelijke
middenveld via lokale organisaties, aan ontwikkeling van de landbouwsector en van
de private sector.
Vraag 5
Heeft (de aanklager van) het Internationaal Strafhof (ICC) inmiddels verdere stappen
gezet in het vooronderzoek naar gewelddadigheden, oorlogsmisdrijven en/of misdrijven
tegen de menselijkheid in Nigeria, waaronder tegen christenen? Zo nee, wilt u hier
bij het ICC op aandringen, en de Kamer nader inlichten over de resultaten van deze
inspanningen?
Antwoord 5
In december 2020 heeft de toenmalige aanklager van het Internationaal Strafhof het
voorlopige onderzoek (preliminary examination) naar de situatie in Nigeria afgesloten en daarbij geconcludeerd dat er een redelijke
basis is om aan te nemen dat er oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid
zijn gepleegd. De volgende stap in de procedure bij het Strafhof zou zijn dat de aanklager
bij de Kamer van vooronderzoek een verzoek indient om hem te machtigen om een formeel
onderzoek (investigation) te openen.
Vorig jaar heeft de huidige aanklager Khan echter aangegeven dat hij in overeenstemming
met het complementariteitsbeginsel eerst nog met de autoriteiten van Nigeria de mogelijkheid
van nationale procedures wil onderzoeken. Tijdens zijn bezoek aan Nigeria op 19 en
20 april 2022 heeft hij ter bevordering van deze nationale procedures ook technische
bijstand toegezegd. Of aanklager Khan in de komende jaren alsnog zal aansturen op
procedures bij het Internationaal Strafhof, zal hoofdzakelijk afhangen van zijn oordeel
over de voortgang van de nationale procedures in Nigeria.
Zoals bekend, respecteert het kabinet de onafhankelijkheid van het Strafhof en om
die reden onthoudt het kabinet zich van inmenging in het vervolgingsbeleid van de
aanklager van het Strafhof.
Vraag 6
Herkent u de zorg dat jihadistische activiteiten zich vanuit de Sahel-regio (rond
het Tsjaadmeer, Mozambique en Somalië) uitbreiden naar buurlanden, en wat betekent
deze ontwikkeling voor ons buitenlandbeleid en voor het Gemeenschappelijk Buitenlands
en Veiligheidsbeleid (GBVB)?
Antwoord 6
Ik deel de zorg over uitbreiding van gewelddadig extremisme vanuit de Sahelregio naar
buurlanden, voornamelijk de kuststaten van West-Afrika. Er is sprake van een toename
in de aanwezigheid van, en aantal aanslagen door, gewelddadig extremistische groeperingen
in Ivoorkust, Benin, Ghana en Togo in de grensregio’s met Mali en Burkina Faso. Een
vergelijkbare dynamiek is waar te nemen in de Hoorn van Afrika, waar Al-Shabab vanuit
Somalië reeds decennia actief is en van tijd tot tijd aanslagen pleegt op Somalisch,
Keniaans en Ethiopisch grondgebied. In het noorden van Mozambique vormt achterstelling
en een gebrek aan perspectief een vruchtbare bodem voor radicalisering.
De ontwikkelingen onderstrepen het belang van een geïntegreerde aanpak waarbij oog
is voor de grondoorzaken en voedingsbodems voor gewelddadig extremisme. Deze zorgen
worden door verschillende leiders van West-Afrikaanse kuststaten regelmatig benadrukt
en hebben geleid tot verzoeken om veiligheidssteun aan de EU, waaronder op het gebied
van capaciteitsopbouw. Op 3 augustus jl. heeft de EU besloten een veiligheids- en
defensie-initiatief op te richten ter ondersteuning van Benin, Ghana, Ivoorkust en
Togo. Dit geïntegreerde partnerschap richt zich in eerste instantie op het opbouwen
van een dialoog met deze vier landen over veiligheid en defensie, te beginnen met
Benin en Ghana. Nederland steunt de implementatie van deze geïntegreerde civiele en
militaire veiligheidsinzet van de EU, in samenwerking met de West-Afrikaanse kuststaten.
De instrumenten uit het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB)
van de EU, waaronder de Europese Vredesfaciliteit (EPF), vormen hiervoor de basis.
Bovendien zet Nederland met de Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie (GBVS)
met een combinatie van interventies in op het voorkomen en tegengaan van gewelddadig
extremisme en het tegengaan van radicalisering. Ook in stabiele landen als Kenia en
Tanzania is het belangrijk om ontwikkelingen in conflicthaarden over de grens te monitoren
en met autoriteiten en de lokale bevolking in deze landen de weerbaarheid tegen gewelddadig
extremisme te verhogen zodat groepen als Al-Shabab en IS-Mozambique hun invloed in
de regio niet verder uitbreiden.
Vraag 7
Kunt u een update en overzicht geven van de inspanningen die Nederland, samen met
de Europese Unie (EU), het United Nations Development Programme (UNDP) en andere organisaties,
levert ten behoeve van de veiligheid van door islamisten bedreigde geloofsgemeenschappen
in Afrika en elders?
Antwoord 7
Nederlandse inspanningen ten behoeve van veiligheid van door islamisten bedreigde
geloofsgemeenschappen, zijn onderdeel van een bredere inzet gericht op vergroting
van veiligheid van door islamitische extremisten bedreigde gemeenschappen. Dit is
inclusief gemeenschappen met een geloofsovertuiging.
Voorbeelden zijn de ondersteuning van programma’s ten behoeve van stabiliteit en veiligheid
in Afrika, waarbij de inzet ten goede komt van iedereen in het betrokken gebied, en
specifieke mensenrechtenprogramma’s die steun geven aan brede categorieën mensenrechtenvoorvechters,
inclusief voorvechters van vrijheid van religie.
Vraag 8
Kunt u aangeven hoe, vanuit het mensenrechtenprogramma van de Nederlandse ambassade
in India, ondersteuning verleend wordt aan capaciteitsversterking van organisaties
die opkomen voor de rechten van religieuze minderheden in India?
Antwoord 8
De Nederlandse ambassade in India heeft diverse maatschappelijke organisaties ondersteund
die zich inzetten voor de rechten van religieuze minderheden en de bevordering van
de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Een van de organisaties is actief
in de deelstaat Odisha die enige jaren geleden het toneel is geweest van heftig antichristelijk
geweld. De projecten hebben grotendeels betrekking op training in internationaal en
Indiaas recht en rechtsnormen die betrekking hebben op de bescherming van de vrijheid
van godsdienst en levensovertuiging en de rechten van religieuze minderheden.
Capaciteitsversterking gericht op verbeterde respons en weerbaarheid tegen extremisme
vormt een belangrijk onderdeel van verschillende projecten die met steun van de Nederlandse
ambassade worden uitgevoerd. Deze dragen bij aan de capaciteitsversterking van maatschappelijke
organisaties die zich inzetten voor de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging
en de rechten van religieuze minderheden. Enkele van de door Nederland ondersteunde
maatschappelijke organisaties zullen ook een handboek opstellen als basis voor toekomstige
trainingen en capaciteitsversterking.
Vraag 9
Hoe gaat de Nederlandse ambassade in India om met de sterke toename van het aantal
aanvallen op (bekeerde) christenen en moslims, en valse beschuldigingen van proselitisme
in het kader van «anti-bekeringswetten»?
Antwoord 9
De ambassade monitort de situatie op het gebied van vrijheid van religie als onderdeel
van de bredere inzet op het gebied van mensenrechten. Afgelopen jaar heeft in het
kader van de Universal Periodic Review (UPR) van de MRR een bespreking van de mensenrechtensituatie in India plaatsgevonden.
Nederland heeft hier actief aan bijgedragen en zorgpunten overgebracht, o.a. over
de zgn. anti-bekeringswetten die in sommige deelstaten van kracht zijn. In dit verband
kan ik u melden dat de regering van de deelstaat Karnataka heeft aangekondigd de bestaande
anti-bekeringswetgeving te willen intrekken, hetgeen positief is.
De mensenrechtenambassadeur heeft tijdens haar bezoek aan India begin maart van dit
jaar met vertegenwoordigers van de regering en de Nationale Mensenrechtencommissie
onder meer gesproken over het belang van vrijheid van meningsuiting en media (online
en offline), alsmede de rechten van minderheden en vrijheid van godsdienst en levensovertuiging.
In Kolkata heeft ze een interreligieuze dialoog gevoerd met religieuze leiders van
verschillende geloofsovertuigingen, waaronder ook christenen. Daarnaast heeft de speciaal
gezant religie en levensovertuiging bij zowel de Indiase ambassadeur in Den Haag als
de Indiase permanente vertegenwoordiger bij de VN in Genève aandacht gevraagd voor
het belang van vrijheid van religie en levensovertuiging.
Vraag 10
Welke mogelijkheden ziet u om de Nicaraguaanse overheid aan te spreken op de onrechtmatige
arrestaties van geestelijk leiders en op andere maatregelen zoals het blokkeren van
kerkelijke bankrekeningen, waardoor een groeiende groep arme Nicaraguanen broodnodige
hulp wordt ontzegt?
Antwoord 10
In de VN-Mensenrechtenraad (MRR) wordt de zorgelijke mensenrechtensituatie in Nicaragua
regelmatig besproken. Nederland spreekt hierbij ook zijn zorgen uit over de schending
van mensenrechten, inclusief de vrijheden van vergadering, meningsuiting en religie.
Ook in de afgelopen (53e) MRR van juni 2023 heeft Nederland actief bijgedragen en via de Europese Unie de
Nicaraguaanse regering opgeroepen te stoppen met de vervolging van politieke dissidenten,
mensenrechtenverdedigers, geestelijken, inheemse gemeenschappen en het maatschappelijk
middenveld.
Nicaragua heeft in september 2022 de diplomatieke betrekkingen met het Koninkrijk
der Nederlanden eenzijdig verbroken. Dit maakt een bilaterale dialoog met de Nicaraguaanse
overheid op dit moment niet mogelijk.
Vraag 11
Welke inspanningen heeft Nederland verricht als lid van een werkgroep specifiek gericht
op het tegengaan van kindhuwelijken en gedwongen bekeringen? Welke mogelijkheden ziet
u om nog verder te bevorderen dat deze kwetsbare groepen ook door lokale wetshandhavers
gerespecteerd en beschermd worden?
Antwoord 11
Zoals opgenomen in de beleidsnotitie «Doen waar Nederland goed in is» zet het kabinet
zich actief in voor het tegengaan van kind- en gedwongen huwelijken. Dit wordt zowel
diplomatiek als programmatisch gedaan.
In dit kader verstrekt het kabinet financiering aan o.a. het UNICEF-UNFPA Global Program to End Child Marriage en de Break Free!-alliantie. Dit zijn programma's gericht op het uitbannen van kindhuwelijken. Beide
programma's richten zich daarbij ook op (lokale) overheden, onder meer voor het effectief
uitvoeren en handhaven van bestaand beleid en de totstandkoming van nieuwe wetgeving
waar deze ontbreekt.
Nederland is penvoerder bij de tweejaarlijkse child, early and forced marriage resolutie in de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties namens een cross-regionale
werkgroep. Deze actieve Nederlandse betrokkenheid is een voorbeeld van de diplomatieke
inzet. De resolutie die dit jaar is voorgelegd aan de Mensenrechtenraad is specifiek
gericht op gedwongen huwelijken, waarbij ook stevige zorgen over gedwongen bekeringen
opgenomen zijn. Deze resolutie is een belangrijk middel om VN-lidstaten bewust te
maken van deze schadelijke praktijken en te bewegen actie te ondernemen om deze uit
te bannen.
Vraag 12
Kunt u ingaan op de bevinding in het rapport dat zich in het Westen een «cancelcultuur»
ontwikkelt, met inbegrip van afgedwongen taalgebruik, waarbij er sprake is van verbale
intimidatie van personen die om religieuze redenen afwijkende standpunten innemen,
en waarbij het aantal juridische bedreigingen en verlies van kansen op werk toeneemt?
Herkent u dit, en zo ja, wat doet Nederland om de vrijheid van godsdienst en van meningsuiting
in Nederland en in andere Europese landen voluit te beschermen en waarborgen? Zo nee,
waarom herkent u dit niet?
Antwoord 12
Het rapport spreekt zorgen uit over wat beschreven wordt als de ontwikkeling van een
«cancelcultuur» die, op termijn, zou kunnen leiden tot inperking van godsdienstvrijheid.
Een dergelijke ontwikkeling zou vanzelfsprekend onwenselijk zijn. In Nederland is
evenwel sprake van zowel vrijheid van meningsuiting als vrijheid van godsdienst en
levensovertuiging. Deze twee mensenrechten zijn complementair aan elkaar en sluiten
elkaar niet uit. Het innemen van een afwijkend standpunt is toegestaan, zolang dit
standpunt niet oproept tot geweld of intimidatie tegen (andere) groepen in de samenleving
of de universele rechten van andere mensen probeert in te perken. Het kabinet blijft
zich ervoor inzetten om discriminatie op grond van religie tegen te gaan aan de hand
van zowel een preventieve als strafrechtelijke aanpak.
Vraag 13
Hoe duidt u de zaak van de voormalige Finse Minister van Binnenlandse Zaken Païvi
Räsanen, waarbij is gebleken dat een onheldere definitie van «haatzaaien» zomaar kan
leiden tot censuur, dat gewetensbezwaren en vrijheid van denken, ook op religieuze
gronden, kan worden geschonden of ontkend, en waarbij ernstige twijfels zijn gerezen
over de vraag of de vrijheid om religieuze opvattingen over gevoelige morele en culturele
kwesties te uiten nog gewaarborgd is?
Antwoord 13
Nederland heeft vertrouwen in de Finse rechtsstaat. Het is niet aan Nederland zich
te mengen in de rechtsgang van andere democratische landen. Meer in het algemeen geldt
dat vrijheid van meningsuiting een van de pijlers is van een democratische rechtsorde
en dat ook meningen die als schokkend of controversieel worden ervaren vallen onder
de vrijheid van meningsuiting. Pas wanneer er sprake is van het aanzetten tot discriminatie,
haat of geweld jegens een bepaalde bevolkingsgroep kan deze vrijheid worden beperkt.
Dit zal telkens weer en per geval door een rechter moeten worden bekeken en worden
gewogen. Het is juist deze test achteraf die voorkomt dat er sprake is van censuur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.