Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Inge van Dijk, Vedder en Van der Plas over het bericht ‘Ruim 200 boeren met bos krijgen onverwacht megaclaims van fiscus’
Vragen van de leden Inge van Dijk, Vedder (beiden CDA) en Van der Plas (BBB) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Staatssecretaris van Financiën over het bericht «Ruim 200 boeren met bos krijgen onverwachts megaclaims van fiscus» (ingezonden 20 oktober 2023).
Antwoord van Staatssecretaris Van Rij (Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst),
mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (ontvangen 27 november
2023).
Vraag 1
Klopt het dat enkel en alleen landbouwers die gebruik konden maken van de landbouwvrijstelling,
konden deelnemen aan de set-aside-regeling wanneer zij een landbouwbedrijf exploiteerden
en de geregisterde landbouwgrond als bouwland werd gebruikt?1
Antwoord 1
Nee, voor de toepassing van de Set-aside-regeling was het niet vereist dat de gebruikers
ook aanspraak konden maken op de landbouwvrijstelling. Wel is het zo dat in de praktijk
de Set-aside-regeling is toegepast door agrariërs die de grond in een landbouwbedrijf
aanwendden voordat die grond werd beplant met bomen.
Vraag 2
Bent u op de hoogte van de inhoud van de vele argumenten die de desbetreffende agrariër
(belastingplichtige) heeft aangevoerd in de door u aangehaalde gerechtelijke uitspraken?
Antwoord 2
Ja, het gaat in dit geval om de argumentatie in de uitspraken van Rechtbank Noord-Nederland,
6 mei 2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:1735 en Hof Arnhem-Leeuwarden, 11 oktober 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:8651.
Vraag 3
Waarom maakt u de keuze in de beantwoording wel het antwoord, dan wel het standpunt
van de Belastingdienst te vermelden en niet die van de gedupeerde?
Antwoord 3
De standpunten van de betrokkenen zijn duidelijk voor het voetlicht gebracht in het
artikel van het Dagblad van het Noorden, waar uw Kamer ook vragen over heeft gesteld.
Wij zagen aanleiding het in het artikel ontstane beeld te nuanceren door het standpunt
van de Belastingdienst nader toe te lichten. Verder komen in de rechterlijke uitspraken
en de lopende procedure bij de Hoge Raad uiteraard zowel de standpunten van de Belastingdienst
als die van de belastingplichtige duidelijk naar voren. Bovendien gaan wij niet over
het standpunt van de belastingplichtige in de procedures. Het is nu wachten op het
oordeel van de Hoge Raad.
Vraag 4
Heeft u kennisgenomen van de navolgende door belastingplichtige in de procedures aangehaalde
citaten:
– «Bebossing met hoogproductieve boomsoorten wordt beschouwd als een agrarische activiteit
(...)». Geciteerd uit de informatiebrochure van het Ministerie van Landbouw en Visserij
over de set-aside-regeling uit het jaar 1989;
– «De teelt van hout op landbouwbedrijf is in feite niets anders dan de teelt van de
meer gebruikelijke akkerbouwproducten.». Geciteerd uit de informatiebrochure Houtteelt
en Populier (1989) van het Ministerie van Landbouw en Visserij;
– «De bosbouwvrijstelling is niet van toepassing op tijdelijk bos. Voorwaarde voor de
bosbouwvrijstelling is namelijk de instandhouding van het bos, en deze staat bij tijdelijk
bos niet voorop.». Geciteerd uit de Bosbouwvoorlichting van het Informatie- en Kennis
Centrum Natuur, Bos, Landschap en Fauna (januari 1994);
– «In de EEG-Verordening (nr. 1094/88) is het navolgende opgenomen: De Lidstaten nemen
de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de grond in goede staat blijft»;
– In de parlementaire geschiedenis (Vergaderjaar 1988–1989, 20 800, hoofdstuk XIV, nr. 16) inzake de Rijksbegroting voor het jaar 1989 is in de Kamervragen aangegeven bij
het antwoord op vraag 51 «dat de exploitatie van snelgroeiend bos als een vorm van
agrarisch grondgebruik kan worden beschouwd»;
– «De landbouwgrond moest in de gecombineerde opgave (de zogeheten meitelling), ook
direct na de aanplant van snelgroeiend hout, opgegeven worden als «landbouwgrond/overige
akkerbouwgewassen. Dit resulteerde in een verplicht afdracht aan het Landbouwschap
en niet aan het Bosschap»; en
– «In rapporten van de uitgevoerde controles door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
(voorheen Algemene Inspectiedienst en Plantenziektekundige Dienst) is opgenomen dat
bij deelnemers aan de set-aside-regeling sprake is van het uitvoeren van landbouwactiviteiten
(ten tijden van de houtopstand). De vragen 3.2: «Worden er landbouwactiviteiten uitgeoefend
op dit bedrijf?» en 6.5: «Worden er landbouwactiviteiten uitgeoefend op de gecontroleerde
percelen?», worden door de NVWA met Ja beantwoord.»?
Antwoord 4
Ja, enkele van deze citaten zijn ook opgenomen in de rechterlijke uitspraken over
dit onderwerp.
Vraag 5 en 6
Waaruit heeft u bij uw voorgaande antwoord opgemaakt dat er slechts sprake is geweest
van inlichtingen en toezeggingen (zoals de bovenstaande) over de planologische bestemming
van de grond?
Gaan deze uitingen en toezeggingen volgens u enkel en alleen over de planologische
bestemming van de gronden? Zo nee, zeggen deze uitingen dan niet iets over de kwalificatie
van deze gronden als landbouwgronden? En daarmee over de van toepassing van de landbouwvrijstelling?
Antwoord 5 en 6
Net als bij onze antwoorden van 5 september 2023 op de vorige vragen van uw Kamer
over dit onderwerp stellen wij voorop dat de zaak nog onder de rechter is en dat we
de lijn van de recente rechterlijke uitspraken volgen in de beantwoording.2 In bijlage II bij de toelichting op de «Beschikking ter zake van het uit productie
nemen van bouwland» van 16 augustus 1988 is opgenomen dat bebossing bij toepassing
van de Set-aside-regeling in planologisch opzicht in het algemeen als agrarische activiteit
kan worden beschouwd. Dit is ook zo geconstateerd in de uitspraak van rechtbank Noord-Nederland
en in hoger beroep van Hof Arnhem-Leeuwarden.3 Het hof oordeelt verder dat niet is gebleken dat de uitleg van of de toelichting
op deze niet-fiscale wet- en regelgeving van belang is voor de toepassing van de landbouwvrijstelling
in de Wet inkomstenbelasting 2001. We wachten het oordeel van de Hoge Raad verder
af.
Vraag 7
Bent u van mening dat het voor de deelnemers van de set-aside-regeling kenbaar was
of moest zijn dat er geen uitlatingen werden gedaan over de fiscale consequenties
van deelname? Zo ja, hoe rijmt u dit met de voornoemde inlichtingen en toezeggingen?
Antwoord 7
Uit de rechterlijke uitspraken blijkt dat geen uitlatingen zijn gedaan over het kunnen
toepassen van de landbouwvrijstelling op de waardeontwikkelingen van gronden waarbij
de Set-aside-regeling is toegepast. Uit de informatie die door andere overheidsinstanties
is verstrekt over de Set-aside-regeling oordeelt het hof dat niet de conclusie getrokken
kan worden dat die informatie ook betrekking heeft op de landbouwvrijstelling. Zoals
eerder benoemd in de beantwoording van 5 september 2023, moet de toepassing van de
landbouwvrijstelling op haar eigen fiscale merites worden beoordeeld. Het is in eerste
instantie enkel aan de belastinginspecteur om aan de hand van een feitelijke beoordeling,
waarbij alle omstandigheden van het geval worden meegenomen, aan te geven of de behaalde
winst geheel of gedeeltelijk onder de landbouwvrijstelling kan vallen. Uiteindelijk
is het aan de rechter om vast te stellen of deze beoordeling juist is.
Vraag 8
Kunt u toelichten waarop u baseert dat de belastingplichtige niet aannemelijk heeft
kunnen maken dat er toezeggingen zijn gedaan? Heeft het Hof geoordeeld dat het de
belastingplichtige niet is gelukt toezeggingen vanuit de Belastingdienst over de landbouwvrijstelling
aannemelijk te maken?
Antwoord 8
Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij graag naar rechtsoverwegingen 4.7 tot
en met 4.11 in de uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden van 11 oktober 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:8651.
Vraag 9
Is het u bekend dat er in de aangifte inkomstenbelasting slechts één vakje aanwezig
is om de bosbouwvrijstelling en/of de landbouwvrijstelling aan te geven? Betekent
dit dat er niet eenduidig gesteld kan worden welke vrijstelling is toegepast?
Antwoord 9
Ja, dat is ons bekend. Er kan echter wel worden vastgesteld welke vrijstelling door
de belastingplichtige wordt toegepast, omdat dit uit de aard van de vrijgestelde voordelen
blijkt. De landbouwvrijstelling is enkel van toepassing op winst bij vervreemding
van landbouwgronden. De bosbouwvrijstelling zal veelal jaarlijks worden toegepast
op inkomsten uit de exploitatie van het bosbedrijf en op het gedeelte van de ontvangen
subsidies voor zover die zijn vrijgesteld.
Vraag 10
Klopt het dat volgens het Hof sprake dient te zijn van «het voortbrengen van tot het
plantenrijk behorende producten»? Vallen bomen hier volgens u niet onder?
Antwoord 10
Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij graag naar rechtsoverweging 4.8 in de
uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden van 11 oktober 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:8651.
Vraag 11
Wat vindt u, in het licht van onder andere de genoemde uitingen en toezeggingen, ervan
dat na 25 jaar de landbouwvrijstelling wordt onthouden en heffingen worden opgelegd?
Antwoord 11
Uit de genoemde rechterlijke uitspraken blijkt dat geen toezegging is gedaan dat de
landbouwvrijstelling van toepassing is op gronden waarbij de Set-aside-regeling wordt
toegepast. Uit deze uitspraken volgt verder dat de landbouwvrijstelling in het concrete
geval niet van toepassing is voor de periode dat de grond (met agrarische bestemming)
niet werd aangewend in het kader van een landbouwbedrijf. Er is dan ook geen sprake
van het onterecht onthouden van de landbouwvrijstelling.
Vraag 12 en 13
Klopt het dat de Belastingdienst voor het eerst in het jaar 2017 adressen heeft opgevraagd
bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) van boeren die deelnamen aan de
set-aside-regeling en er daarna aanslagen zijn opgelegd? Zo ja, waarom zijn er dan
niet reeds vanaf 2005 aanslagen opgelegd?
Indien er een uitvraag is gedaan bij de RVO in 2017, kunt u dan toelichten waarom
deze uitvraag heeft plaatsgevonden?
Antwoord 12 en 13
Het klopt dat de Belastingdienst gegevens heeft opgevraagd bij RVO over deelnemers
aan de set-aside-regeling en ook de Regeling Stimulering Bosuitbreiding op Landbouwgronden
(SBL-regeling). In 1993 is de Set-aside-regeling vervangen door de SBL-regeling. Ook
de SBL-regeling had als doelstelling het uit productie nemen en houden van landbouwgrond
en aanleggen van een bos daarop. Op grond van deze regelingen werd een subsidie verleend
voor de kosten van aanleg van bos op landbouwgrond en een subsidie ter compensatie
van inkomensverlies als gevolg van de aanleg van bos op landbouwgrond.
Bij de beoordeling van enkele aangiften werd vastgesteld dat deelnemers van deze regelingen
in het verleden jaarlijks de bosbouwvrijstelling toepasten in hun aangiften voor de
ontvangen subsidies. Bij vervreemding van de grond werd in enkele gevallen in de aangiften
ook de landbouwvrijstelling ingevuld. De grond kan niet tegelijkertijd worden aangewend
in het kader van een bosbouwbedrijf én landbouwbedrijf. Om die reden kan de landbouwvrijstelling
niet van toepassing zijn op de waardeaangroei die betrekking heeft op de periode dat
de grond werd aangewend in het bosbouwbedrijf. Dat was aanleiding voor nader onderzoek
bij RVO in 2017 voor andere vergelijkbare gevallen. Dit nader onderzoek is in 2017
gestart voor de jaren waarvan de aanslagtermijn of navorderingstermijn nog niet was
verstreken (in de regel vijf jaren vermeerderd met het verleende uitstel voor het
doen van aangifte). Voor die jaren kon de toepassing van de landbouwvrijstelling bij
de gerealiseerde verkoopwinst gecorrigeerd worden indien deze ten onrechte was toegepast.
Voor de jaren ervoor (vanaf 2005) is geen specifiek onderzoek gedaan, vanwege het
verstrijken van de navorderingstermijnen.
Vraag 14
Is met het opvragen van de informatie niet komen vast te staan dat de Belastingdienst
haar standpunt met betrekking tot de toepassing van de landbouwvrijstelling ten aanzien
van gronden die deelnamen aan de set-aside-regeling heeft gewijzigd?
Antwoord 14
De Belastingdienst heeft niet eerder een afwijkend standpunt ingenomen over de toepassing
van de landbouwvrijstelling en de Set-aside-regeling. Er is daarom geen sprake van
een standpuntwijziging van de Belastingdienst. Bij de behandeling van de aangiften
waarin de verkoop van grond is aangegeven wordt beoordeeld of de landbouwvrijstelling
van toepassing is op de boekwinst. Dit betreft een feitelijke beoordeling die van
geval tot geval plaatsvindt en waarbij alle omstandigheden worden meegenomen. Dit
geldt ook voor de situaties die hebben geleid tot de rechterlijke uitspraken over
de Set-aside-regeling.
Vraag 15
Kunt u toelichten hoeveel deelnemers van de set-aside-regeling een aanslag hebben
ontvangen tijdens de verkoop van hun landbouwgronden zonder toepassing van de landbouwvrijstelling?
Antwoord 15
Er is sprake van een groep van ruim honderd deelnemers aan de Set-aside-regeling en
de SBL-regeling waarbij aan ongeveer een kwart van deze deelnemers een aanslag is
opgelegd met een correctie van de landbouwvrijstelling. Deze correcties hebben betrekking
op de winst die is gerealiseerd bij vervreemding van de grond. Een deel van deze deelnemers
heeft ook bezwaar- en beroep aangetekend. In het artikel van het Dagblad van het Noorden
waar de leden naar verwijzen gaat het specifiek om de toepassing van de Set-aside-regeling
in de uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden van 11 oktober 2022. Daarnaast zijn ook
de uitspraken van datzelfde gerechtshof van 19 oktober 2021 en 24 mei 2022 van belang
over de toepassing van de landbouwvrijstelling op gronden waar (tijdelijk) bos is
aangeplant.4 In de uitspraak van 19 oktober 2021 gaat het om de toepassing van de SBL-regeling
en de landbouwvrijstelling. Hof Arnhem-Leeuwarden beslist in zijn uitspraak van 19 oktober
2021 kort gezegd dat de belastingplichtige de grond heeft aangewend in een bosbouwbedrijf
in de periode dat hij gebruik heeft gemaakt van de SBL-regeling. De verkoopwinst bij
vervreemding van de grond is daarom belast. In die zaak zijn geen klachten aangevoerd
over gewekte verwachtingen. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie tegen deze uitspraak
op 10 november 2023 ongegrond verklaard.5
Vraag 16
Waarom kunt u niet ingaan op de inhoud van de uitspraken en de schriftelijke verklaringen
(ook in het bezit van het Ministerie van LNV en derhalve ter kennisgenomen) van de
heren Rietema en Zevenberg, alsmede vijf andere oud-medewerkers van Ministeries van
Landbouw en Visserij en van Economische Zaken, buiten het feit dat dit bij de Hoge
Raad ligt?
Antwoord 16
Door in te gaan op de schriftelijke verklaringen van de uitspraken van deze betrokkenen,
lopen we vooruit op de inhoudelijke beoordeling van de zaak die nu bij de Hoge Raad
ligt. Dit achten wij onwenselijk omdat de hoogste belastingrechter nu aan zet is.
Om zoveel mogelijk recht te doen aan de uitspraken van deze betrokkenen wachten wij
eerst het oordeel van de Hoge Raad af.
Vraag 17
Klopt het dat het belasten van de daadwerkelijke verkoopopbrengst was uitgebleven
indien de boeren niet zouden deelnemen aan de set-aside-regeling?
Antwoord 17
Als de agrariër er voor had gekozen het landbouwbedrijf voort te zetten, zou de landbouwvrijstelling
bij verkoop van de grond van toepassing zijn, mits ook aan de overige voorwaarden
voor de landbouwvrijstelling zou zijn voldaan.
Vraag 18
Klopt het dat de boeren – ondanks een gedeeltelijke belastingkorting op de subsidies
– een aanzienlijk grotere belastingdruk verkregen en minder inkomsten ten opzichte
van de situatie dat zij landbouwer zouden zijn gebleven?
Antwoord 18
Naar onze mening kunnen de financiële gevolgen, waaronder de belastingdruk, van de
twee verschillende scenario’s niet (eenvoudig) met elkaar worden vergeleken. Als een
belastingplichtige er niet voor had gekozen om met behoud van de planologische landbouwbestemming
snelgroeiend bos aan te leggen en in stand te houden voor een periode van 20 tot 25
jaar, dan had hij ook geen (inkomens)subsidies ontvangen gedurende deze periode van
de Set-aside-regeling of SBL-regeling. Deze subsidies zijn voor een zeer groot deel
onbelast genoten onder de bosbouwvrijstelling.
Vraag 19
Klopt het dat boeren met tijdelijk bos tot 2002 qua inkomenssteun geen belastingvoordeel
hebben verkregen en nadien tot de verplichte kapdatum maar een beperkt deel? Zo ja,
hoe rijmt dit dan met de stelling van de Minister dat de substantiële inkomsten voor
een zeer groot deel onbelast zijn genoten?
Antwoord 19
Agrariërs hebben diverse vergoedingen ontvangen in het kader van het aanplanten van
bos. Voorbeelden hiervan zijn de Set-aside-regeling en de SBL-regeling. In de casus
van de uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden van 11 oktober 2022 heeft de belastingplichtige
naast de Set-aside-regeling ook gebruik gemaakt van de Regeling bijdragen aanleg Snelgroeiend
Bos 1988. Deze subsidies zijn gedeeltelijk vrijgesteld onder de bosbouwvrijstelling
voor het deel dat ziet op de kosten van de aanleg van bos. Het deel van de subsidie
dat wordt verstrekt ter compensatie van inkomensderving als gevolg van de aanleg van
bos is niet vrijgesteld. In het Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van
6 december 2018, (Stcrt. 2018, 68647) is in het kader van de SBL-regeling goedgekeurd dat 80% van het totale subsidiebedrag
ziet op de kosten van de aanleg van het bos dat is vrijgesteld onder de bosbouwvrijstelling.
Vraag 20
Begrijpt u dat de boeren zich nu gestraft voelen voor het leveren van een bijdrage
bij het oplossen van het landbouwoverschot en te lage houtproductie? Naar nu blijkt
(thans heel actueel) ook bijna 25 jaar te hebben bijgedragen aan de koolstofvastlegging.
Wat gaat u hieraan doen?
Antwoord 20
Wij begrijpen dat het voor de betreffende agrariërs mogelijk een bijzonder vervelende
verrassing is geweest dat ze te maken krijgen met deze financiële gevolgen, maar benadrukken
ook dat uit de rechterlijke uitspraken blijkt dat geen uitlatingen zijn gedaan over
de toepassing van de landbouwvrijstelling bij de invoering van de Set-aside-regeling.
Omdat de zaak nog onder de rechter is, wachten we het arrest van de Hoge Raad af.
Vraag 21 en 22
Hoe betrouwbaar is dan de overheid als nu na 25 jaar blijkt dat zij niet met één mond
spreekt?
Waarom zou men geen vertrouwen mogen hechten in de verschillende uitingen en toezeggingen
van drie ministeries?
Antwoord 21 en 22
Naar onze mening heeft de overheid zich in deze zaak niet als onbetrouwbaar opgesteld.
In zijn algemeenheid geldt dat men op de uitlatingen van (andere) overheidsinstanties
mag vertrouwen, maar dat die uitlatingen wel moeten worden beoordeeld in het licht
van het doel van de verschillende regelingen: het uit productie nemen van landbouwgrond
en het aanleggen van bos daarop in het kader van de Set-aside-regeling of de SBL-regeling.
Uit de rechterlijke uitspraken blijkt dat er geen uitlatingen zijn gedaan bij de Set-aside-regeling
over de fiscale gevolgen en meer specifiek de landbouwvrijstelling.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën -
Mede namens
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.