Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Dijk over bericht datruim twee op de drie huisartsen een patiëntenstop hebben
Vragen van het lid Dijk (SP) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht dat ruim twee op de drie huisartsen een patiëntenstop hebben (ingezonden 20 oktober 2023).
Antwoord van Minister Kuipers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 27 november
2023)
Vraag 1
Wat is uw reactie op de berichten Ruim twee op de drie huisartsen hebben patiëntenstop, Huisartsentekort? Er zijn meer
huisartsen dan ooit en Huisartsentekort: zo zit het met de patiëntenstop in jouw regio?
1,
2,
3
Antwoord 1
Er zijn meer huisartsen dan ooit tevoren: het aantal werkzame huisartsen in Nederland
is de afgelopen jaren zowel absoluut als relatief gegroeid.
Jaar
Inwoners
Werkzame huisartsen1
Inwoners/huisartsen
2000
16,3 mln.
8.600
± 1.900
2021
17,5 mln.
13.400
± 1.300
X Noot
1
NIVEL, Cijfers uit de registratie van huisartsen 2021, https://www.nivel.nl/sites/default/files/bestanden/1004234.pdf
Daarnaast wordt op grond van het advies van het Capaciteitsorgaan het aantal opleidingsplekken
huisartsgeneeskunde de komende jaren stapsgewijs verhoogd tot 1035 plekken in 2026.4 Ik vind het belangrijk dat iedereen in Nederland zich kan inschrijven bij een huisarts.
Dit vormt de basis van ons zorgsysteem. Het is dus onwenselijk dat er veel huisartsenpraktijken
zijn die geen nieuwe patiënten aannemen.
Ik ben bekend met de problematiek die wordt geschetst in de aangehaalde artikelen.
De druk op de huisartsenzorg en de daaruit volgende patiëntenstops hebben meerdere
redenen, waaronder de stijgende zorgvraag, wachtlijsten elders in de zorg en de relatieve
afname van het aantal praktijkhouders. Zoals geconcludeerd in de aangehaalde artikelen,
biedt het simpelweg opleiden van meer huisartsen geen direct antwoord op de stops.
Om de patiëntenstops aan te pakken, zet ik samen met het veld in op verschillende
acties om de druk op de huisartsenzorg te verminderen, zowel op korte als op lange
termijn. Dit doe ik onder andere door de afspraken gemaakt in het Integraal Zorgakkoord
(IZA), over het anders organiseren van de avond-, nacht-, en weekendzorg, het mogelijk
maken van meer tijd voor de patiënt voor elke huisartsenpraktijk, en het opstellen
van een handreiking huisvesting huisartsen en gezondheidscentra.
Vraag 2
Welke stappen zet u om huisartsen te ondersteunen bij het opzetten of overnemen van
een huisartsenpraktijk?
Antwoord 2
Met de afspraken gemaakt in het IZA zetten we langs verschillende lijnen in op versterking
van de huisartsenzorg en de eerste lijn. In het commissiedebat Eerstelijnszorg van
5 juli jl. heb ik daarnaast de toezegging gedaan om voor het einde van dit jaar met
verschillende beleidsopties te komen die gericht zijn op het aantrekkelijker maken
van het praktijkhouderschap. Hierover informeer ik uw Kamer voor het einde van het
jaar.
Vraag 3
Op welke manier zouden huisartsen beter kunnen worden ondersteund bij het opzetten
of overnemen van een huisartsenpraktijk?
Antwoord 3
Ik vind het belangrijk dat iedere inwoner van Nederland zich kan inschrijven bij een
huisarts en dat de continuïteit van de zorg wordt gewaarborgd. Dit leidt aantoonbaar
tot betere kwaliteit van zorg en bijvoorbeeld minder doorverwijzingen naar de tweede
lijn. Een huisarts kan zich op verschillende manieren verbinden met een vaste populatie,
bijvoorbeeld als praktijkhouder, in loondienst of als vaste waarnemer. Daarnaast zijn
er verschillende goede voorbeelden van initiatieven die (jonge) huisartsen helpen
bij de stap naar het praktijkhouderschap. Zowel zorgverzekeraars, regionale huisartsenorganisaties
als landelijke partijen – zoals Buurtdokters – zie ik daar steeds meer hun rol in
pakken. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2, verken ik of er mogelijkheden
zijn om het praktijkhouderschap aantrekkelijker te maken. Hierover zal ik uw Kamer
voor het einde van dit jaar informeren.
Vraag 4
Op welke manier worden de tarieven van freelance huisartsen momenteel gereguleerd?
Antwoord 4
Voor waarnemend huisartsen (dus niet-praktijkhouders en niet in dienst van een andere
huisarts) gelden vrije tarieven, zowel voor overdag als in de avond-, nacht- en weekend
(ANW) uren. Praktijkhouder en waarnemer maken hier onderlinge afspraken over.
In het Integraal Zorgakkoord heb ik met partijen afspraken gemaakt over een nieuwe
organisatie van de ANW-zorg. Deze heeft als doel om de dienstendruk beter te verdelen
tussen waarnemers en praktijkhouders. Onderdeel van de afspraken over de nieuwe organisatie
is dat praktijkhouders en waarnemers dezelfde tarieven ontvangen voor dezelfde diensten.
Het is dus de bedoeling dat diensten niet meer voor een hoger bedrag dan het maximumtarief
van de NZa worden doorverkocht. Om partijen voldoende financiële ruimte te bieden
voor deze nieuwe organisatie heeft de NZa de maximumtarieven voor ANW-zorg per 1-1-2023
verhoogd en gedifferentieerd.
Het is juridisch echter nog steeds mogelijk om ANW-diensten tegen een hoger tarief
door te verkopen aan een waarnemer. Daarom heeft de NZa afgelopen zomer advies gegeven
over de mogelijkheid van het reguleren van de tarieven bij doorverkoop van de diensten
aan waarnemend huisartsen.5 Op basis van de resultaten van de nieuwe organisatie van ANW-zorg, zal ik beoordelen
of aanvullende regulering noodzakelijk is. Betrokken partijen in de huisartsenzorg
en zorgverzekeraars monitoren de effecten van de nieuwe ANW-organisatie. Ik ben met
hen in gesprek over de ontwikkelingen en zal uw Kamer hier voor het einde van het
jaar over informeren.
Vraag 5
Hoe komt het dat de budgetten voor de huisartsenzorg niet worden opgemaakt, als huisartsen
tegelijkertijd stellen dat de vergoedingen te laag zijn om fatsoenlijk een praktijk
te kunnen runnen? Is er dan geen ruimte voor ruimere tarieven?6
Antwoord 5
Het door VWS vastgestelde macro budgettair kader voor huisartsenzorg betreft de maximale
beschikbare budgettaire ruimte. Deze beschikbare ruimte groeit sterk, om de afspraken
uit te kunnen voeren die in de hoofdlijnenakkoorden (tot en met 2022) en inmiddels
het IZA (vanaf 2023) zijn gemaakt. Het is aan zorgverzekeraars en zorgaanbieders –
individuele huisartsen en de regionale huisartsenorganisaties – om de macro budgettaire
ruimte die beschikbaar is voor de huisartsenzorg (HAZ) en multidisciplinaire zorg
(MDZ), goed te benutten. Dit doen zij met individuele afspraken, in de praktijk, in
de wijk en regionaal. In 2022 werd 96% van de beschikbare middelen in de huisartsenzorg
en multidisciplinaire zorg uitgegeven.7 Op basis van voorlopige cijfers van het Zorginstituut lijkt het erop dat het kader
in 2023 (licht) wordt overschreden, mede als gevolg van de uitvoering van IZA-afspraken
over meer tijd voor de patiënt en verhoogde tarieven voor de ANW-zorg.8
Vraag 6
In hoeverre wordt de toegenomen werkdruk voor huisartsen veroorzaakt door het feit
dat veel andere zorgsectoren onder druk staan, waardoor er meer op het bordje van
de huisarts terecht komt? Hoe kijkt u naar de rol die het kabinetsbeleid van de afgelopen
dertien jaar daarbij heeft gespeeld?
Antwoord 6
De druk op de huisartsenzorg neemt toe, net als in de rest van de zorg. Wachtlijsten
in andere sectoren, zoals de ggz of in de ouderenzorg, verhogen inderdaad de druk
op de huisartsenzorg. Het oplossen van dit vraagstuk vereist een integrale aanpak.
Samen met de Minister voor Langdurige Zorg en Sport zet ik daarop in met het Integraal
Zorgakkoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.