Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Richardson over het bericht ‘Schoolleiding zet docent onder druk: krik cijfer leerling op’
Vragen van lid Richardson (VVD) aan Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs over het bericht «Schoolleiding zet docent onder druk: krik cijfer leerling op» (ingezonden 4 oktober 2023).
Antwoord van Minister Paul (Primair en Voortgezet Onderwijs) (ontvangen 16 november
2023).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Schoolleiding zet docent onder druk: krik cijfer leerling
op»?1
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met dit bericht. Tijdens het vragenuur van dinsdag 3 oktober jongstleden
heb ik hier in uw Kamer reeds mondeling vragen over beantwoord.
Vraag 2
Bent u bekend met het onderzoek, beschreven in het achterliggende artikel van het
Onderwijsblad van de Algemene Onderwijsbond (AOb), «Druk op cijfers leidt tot fraude»?2
Antwoord 2
Ja, ik ben bekend met dit onderzoek.
Vraag 3
Bent u ermee bekend dat leraren aangeven gesommeerd te worden om lage cijfers te corrigeren,
bijvoorbeeld door de normering aan te passen, de toetsen makkelijker te maken of door
de cesuur op te hogen? Bent u het ermee eens dat dit niet past binnen een gezonde
schoolcultuur?
Antwoord 3
Leraren horen niet onder druk gezet te worden om de beoordeling van onderwijsprestaties
aan te passen. Informatie hierover is tot mij gekomen via het bovengenoemde artikel
en onderzoek. In een gezonde schoolcultuur voelen leraren zich autonoom bij het beoordelen
van onderwijsprestaties, zij zijn aan zet. Het is essentieel dat docenten geen druk
ervaren om cijfers, normeringen en toetsen aan te passen. Zij moeten ruimte voelen
om vanuit hun professionaliteit hun werk te doen en daar hoort ook een autonome becijfering
van toetsen bij. Daarnaast is het van belang voor leerlingen dat zij de juiste beoordeling
van hun werk krijgen. Op die manier kunnen zij weten welk niveau zij beheersen.
Vraag 4
Bent u het ermee eens dat schooldirecties niet op de stoel van de leraar moeten zitten
als het gaat om de beoordeling van onderwijsprestaties?
Antwoord 4
Het is ongeoorloofd als schooldirecties leraren onder druk zetten om cijfers, normeringen
en toetsen aan te passen. Dit schaadt hun professionele autonomie. Wel kunnen opvallende
cijfers, bijv. een reeks van lage cijfers, aanleiding zijn voor de schoolleiding om
vanuit hun verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het onderwijs met de leraar
in gesprek te gaan om te bezien wat hier achter zit en wat de leraar eventueel extra
nodig heeft. Scholen zijn daarnaast verantwoordelijk voor hun eigen toets- en schoolexamenorganisatie.
Het maken van afspraken over beoordelingskaders en normeringen kan hier deel van uitmaken,
om de kwaliteit van toetsen en examens en de beoordeling hiervan te borgen. Het beïnvloeden
van de beoordeling van onderwijsprestaties mag hierbij niet het doel zijn.
Vraag 5
Hoe verhouden de resultaten van dit onderzoek zich tot artikel 7.8, lid 2 Wet voortgezet
onderwijs 2020, waarin staat dat de leraar een zelfstandige verantwoordelijkheid heeft
voor het beoordelen van de onderwijsprestaties van leerlingen?
Antwoord 5
De beïnvloeding van leraren bij het beoordelen van onderwijsprestaties zou zich in
het licht van deze wet niet voor moeten doen.
Vraag 6
Hoe ziet het toezicht van de Inspectie van het Onderwijs (hierna: de inspectie) op
deze bepaling, die ook genoemd wordt in de onderzoekskaders van de inspectie, er concreet
uit? Zijn er voorbeelden waar de inspectie ten behoeve van de naleving van dit artikel
ingegrepen heeft?
Antwoord 6
De inspectie houdt toezicht op de naleving van de wet en doet dat via het onderzoekskader.
Binnen het onderzoekskader is de wettelijke bepaling opgenomen in de standaard Uitvoering
en Kwaliteitscultuur (SKA2) behorend bij het kwaliteitsgebied Sturen, Kwaliteitszorg
en Ambitie. De inspectie onderzoekt onder meer bij scholen en besturen of de kwaliteitscultuur
dusdanig ruimte geeft aan docenten om invulling te kunnen geven aan de professionele
ruimte die hen moet worden geboden. Daarbij kan er een spanningsveld tussen beleid
en professionele ruimte ontstaan. Het wettelijk verplichte professioneel statuut biedt
handvatten voor de schoolleiding en het personeel om de professionele dialoog te voeren
en de ruimte van de docent te verhelderen. De inspectie neemt de afspraken die in
het professioneel statuut zijn vastgelegd ook mee in haar toezicht. Waar nodig geeft
de inspectie op dit punt herstelopdrachten.
Vraag 7
Zijn er ook goede voorbeelden te noemen van scholen waar leraren juist heel veel autonomie
ervaren? En zouden deze voorbeelden ook gedeeld kunnen worden met de Kamer?
Antwoord 7
Zie ook het antwoord op vraag 11. In 2018 is internationaal vergelijkend onderzoek
uitgevoerd waarin onderwijssystemen in 50 landen met elkaar worden vergeleken (Teaching
and Learning International Survey). In de TALIS van 20183 geeft ruim 90% van de leraren aan dat zij zeggenschap hebben over het toetsen van
de voortgang van leerlingen. Ook op andere aspecten (o.a. bepalen van de inhoud van
de lessen) worden hoge scores gerapporteerd als het gaat om zeggenschap. Uit dit onderzoeksresultaat
kan worden geconcludeerd dat het merendeel van de leraren veel autonomie ervaart binnen
de schoolorganisatie.
Vraag 8
Waar kunnen leraren terecht met vragen en voor hulp als zij druk ervaren van hun schooldirectie
om hogere cijfers te geven?
Antwoord 8
Zoals ik ook in het vragenuur van dinsdag 3 oktober jongstleden in de Kamer aangaf,
wil ik leraren aanmoedigen om dit allereerst binnen de school aan te kaarten en bespreekbaar
te maken. Indien zij deze ruimte niet voelen of er geen verbetering plaatsvindt, kunnen
zij contact opnemen met de inspectie. De inspectie kan optreden als een schooldirectie
oneigenlijke druk uitoefent op leraren.
Vraag 9
Ziet u het risico dat beïnvloeding van cijfers vanuit schooldirecties een negatief
effect kan hebben op de onderwijskwaliteit in Nederland, ook in vergelijking met andere
landen?
Antwoord 9
Het ophogen van cijfers is niet in het belang van leerlingen. Zij weten niet waar
ze staan in hun ontwikkelproces en krijgen te weinig of onjuiste informatie over waar
zij zich nog in kunnen ontwikkelen. Het ophogen van cijfers kan leerlingen tevens
schaden bij een overstap naar het vervolgonderwijs omdat zij mogelijk het gevraagde
niveau onvoldoende beheersen. Dit alles is van invloed op de onderwijskwaliteit in
ons land. Indien zich dit voordoet en er na een gesprek op schoolniveau geen verandering
plaatsvindt, kunnen leraren dit melden bij de inspectie.
Vraag 10
Bent u bereid onderzoek naar beïnvloeding van schoolcijfers te doen? Zo ja, wanneer
kunt u de Kamer daarover informeren?
Antwoord 10
Ik roep leraren die druk ervaren om cijfers aan te passen op om binnen de school het
gesprek aan te gaan of, als dit onvoldoende effect heeft, zich te melden bij de inspectie.
Door melding te doen bij de inspectie krijgen we zicht op de gevallen waarin hier
sprake van is. De inspectie weegt signalen en zal waar nodig actie ondernemen. Relevante
bevindingen zullen we met de Kamer delen.
Vraag 11
Klopt het dat 63% van het ondervraagde onderwijspersoneel uit het onderzoek, waaraan
580 leraren deelnamen, onvoldoende vrijheid ervaart in het werk wat zij doen? En dat
77% van de ondervraagden aangeeft dat de autonomie gedurende hun loopbaan is afgenomen?
Zijn er landelijke evaluatiecijfers bekend die soortgelijke resultaten weergeven als
de onderzoeksresultaten van het AOb-onderzoek beschrijven?4
Bent u het ermee eens dat de leraar gesteund moeten worden in zijn/haar autonomie,
bijvoorbeeld, maar niet uitsluitend, als het gaat om het beoordelen van onderwijsprestaties
van leerlingen?
Antwoord 11
De AOb rapporteert inderdaad over deze percentages. De AOb geeft zelf aan dat onduidelijk
is of er sprake is van een representatief onderzoek. Met de gebruikte onderzoeksmethode
is het namelijk denkbaar dat juist iemand die problemen op het vlak van autonomie
ervaart geneigd is om te reageren op een dergelijk onderzoek. De landelijk bekende
evaluatiecijfers laten een ander beeld zien. In de TALIS van 2018 geven leraren aan
dat zij veel professionele ruimte ervaren tijdens het uitvoeren van hun werk, dit
percentage is hoger dan gemiddeld in de OESO. Hierbij wordt onder andere de professionele
ruimte bij het toetsen van de voortgang van leerlingen genoemd. Uiteraard moeten we
te allen tijde pal staan voor de autonomie van leraren, dus het is van belang om hier
scherp naar te blijven kijken.
Vraag 12
Welke stappen gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat onderwijzend personeel weer
optimaal haar zelfstandigheid terugkrijgt in het beoordelen van de onderwijsprestaties?
Antwoord 12
Op grond van artikel 7.8 WVO 2020 zouden leraren autonoom moeten kunnen handelen bij
het beoordelen van onderwijsprestaties. Mocht dit binnen de school niet het geval
zijn, dan is het van belang dat leraren die die druk ervaren dit melden, zodat er
op schoolniveau stappen kunnen worden ondernomen. Daarnaast zal er naar aanleiding
van het Interdepartementaal Beleidsonderzoek over sturing een herijking van het model
van sturing door de overheid op het onderwijs volgen. Opties en scenario’s voor deze
herijking verwacht ik begin 2024 naar de Kamer te kunnen sturen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.J. Paul, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.