Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de Internationale Cyberstrategie (Kamerstuk 26643-1036)
26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)
30 821
Nationale Veiligheid
Nr. 1080
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 20 oktober 2023
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 9 juni 2023 over
de Internationale Cyberstrategie (Kamerstukken 26 643 en 30 821, nr. 1036)
De vragen en opmerkingen zijn op 6 september 2023 aan de Minister van Buitenlandse
Zaken voorgelegd. Bij brief van 17 oktober 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, R. Heerema
De griffier van de commissie, Westerhoff
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
6
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
8
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
11
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie en de GL-fractie
12
Vragen en opmerkingen van de leden van de CU-fractie
14
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
19
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
25
II
Volledige agenda
27
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de inhoud van de
Internationale Cyberstrategie 2023–2028. Hierover hebben zij nog enkele vragen en
opmerkingen. De leden van de VVD-fractie hebben een vraag over de constatering bij
«doelstelling 1» dat ook cyber-operaties onder de drempel van een gewapend conflict
cumulatief het effect kunnen benaderen van de effecten die met een gewapend conflict
worden bereikt.
1. Is het kabinet van mening dat de cumulatieve effecten ook significant kunnen zijn
als zij een strategisch effect hebben op de geopolitieke machtsverhoudingen, zoals
bijvoorbeeld de Noord-Koreaanse campagne om valuta te stelen en zo weerstand te bieden
aan VN-sancties tegen haar nucleaire programma? Indien het kabinet deze analyse onderschrijft,
is zij van mening dat hiertegen ook, idealiter via coalities van gelijkgezinde landen,
opgetreden dient te worden?
Antwoord van het kabinet
Van Noord-Korea is bekend dat het inzet op diefstal van digitale valuta ter financiering
van zijn staatskas. Dit is een voorbeeld van de wijze waarop landen cybermiddelen
in toenemende mate gebruiken om hun strategische en geopolitieke belangen te dienen.
Het kabinet onderschrijft dat Nederland in coalitieverband moet optrekken om tegenwicht
te bieden aan landen die door middel van cyberoperaties de belangen van Nederland
en bondgenoten schaden. Daarom zet Nederland zich de komende jaren in Europees en
NAVO-verband in voor verbetering van de effectiviteit van bestaande instrumenten en
het ontwikkelen van additionele strategieën en instrumenten om weerbaarheid en slagkracht
te optimaliseren. Tegelijkertijd zal de samenwerking met landen buiten de EU en NAVO
verder worden verkend en verdiept.
2. Ten aanzien van de ambitie proactief op te treden tegen cyberdreigingen vragen
de leden van de VVD-fractie of het kabinet het eens is met het standpunt van onder
meer Estland dat collectieve tegenmaatregelen in de cybercontext volkenrechtelijk
gerechtvaardigd kunnen zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe is het kabinet van plan
dit standpunt uit te dragen en samen met bondgenoten handelingsperspectief te creëren?
Antwoord van het kabinet
Voor het standpunt van het kabinet inzake tegenmaatregelen wordt verwezen naar de
Kamerbrief van 13 april 2011, de Kamerbrief van 18 februari 2023 en de kabinetsreactie
op het CAVV advies nr. 41.1
Het kabinet acht tegenmaatregelen in het algemeen belang in ieder geval toegestaan
in reactie op een ernstige schending van een regel van dwingend recht, maar zou dit
hiertoe niet willen beperken. Volgens het kabinet is het doorslaggevende criterium
niet het door de CAVV genoemde «gewicht» van een collectieve verplichting, maar eerder
het feit dat er een collectief belang in de naleving bestaat. Dit geldt zowel voor
collectieve verplichtingen met een groot gewicht, zoals het verbod op agressie, als
collectieve verplichtingen met minder gewicht. Het kabinet zou dus willen aansluiten
bij de International Law Commission van de VN, die het nemen van maatregelen in het algemeen belang plaatst in het kader
van collectieve verplichtingen, en niet uitsluitend van ernstige schendingen van dwingend
recht.
Nederland heeft dit standpunt uitgedragen in Kamerbrieven, en in internationaal overleg
met gelijkgezinde landen. Of een tegenmaatregel in een specifiek geval gerechtvaardigd
is, zal moeten worden beoordeeld op basis van de feiten en omstandigheden van dat
specifieke geval.
3. Hierbij vragen de leden van de VVD-fractie ook of het kabinet van mening is dat
de cumulatieve effecten van meerdere cyberaanvallen, eventueel begaan tegen meerdere
landen in bijvoorbeeld de Europese Unie (EU) of de NAVO, bij elkaar opgeteld kunnen
worden om te komen tot één internationale onrechtmatige daad, waarop een collectieve
tegenmaatregel genomen kan worden? Vanaf welke vorm zou dit ook onder een «gewapende
aanval» vallen, als bedoeld in artikel 5 van het Noord-Atlantisch Verdrag?
Antwoord van het kabinet
Ook een opeenvolgen van handelen of nalaten, kan in aggregaat een onrechtmatige daad
vormen. Daarbij is het wel van belang een onderscheid te maken tussen een opeenvolging
van handelingen die een cyberaanval vormen tegen één staat, of wanneer deze gericht
zijn tegen meerdere staten. In dat laatste geval ontstaat aansprakelijkheid jegens
elke aangevallen staat individueel en is geen sprake van één internationaal onrechtmatige
daad. Wel zijn alle benadeelde staten dan gerechtigd een tegenmaatregel te nemen en
kunnen zij ervoor kiezen dit recht gezamenlijk uit te oefenen.
Voor het nemen van tegenmaatregelen in het algemeen belang zie het antwoord op vraag
1.
Voor de kwalificatie van een operatie als gewapende aanval wordt gekeken naar de omvang
en effecten van de aanval, waaronder het aantal dodelijke slachtoffers, schade en
vernietiging. Het kabinet sluit niet uit dat de gevolgen van een reeks van significante
cyberoperaties mogelijk samen gekwalificeerd kunnen worden als een gewapende aanval,
indien de gevolgen van deze cyberoperaties vergelijkbaar zijn met de gevolgen van
een aanval met conventionele wapens. Zoals eerder beschreven in de kabinetsappreciatie
over het concept Strategisch Concept van de NAVO van juni 20222 hebben NAVO-bondgenoten terecht erkend dat een cyberaanval of een reeks aan kwaadwillende
cyberactiviteiten als een gewapende aanval in de zin van artikel 5 gekwalificeerd
kunnen worden.
4. In deze context vragen de leden van de VVD-fractie ook of, gezien de aard van het
cyberdomein, het gerechtvaardigd kan zijn om anticiperende tegenmaatregelen te nemen,
dus zonder waarschuwing vooraf om de onrechtmatige daad te staken, bijvoorbeeld door
ter voorkoming van toekomstige aanvallen verstorende cyberoperaties uit te voeren?
Welke ruimte biedt bijvoorbeeld artikel 51 van het VN-handvest hiervoor?
Antwoord van het kabinet
Het nemen van tegenmaatregelen is enkel geoorloofd in reactie op een eerdere schending
van een internationaalrechtelijke verplichting door een andere staat. Het nemen van
«anticiperende tegenmaatregelen» ter voorkoming van een mogelijke toekomstige schending
is dan ook niet toegestaan. Tevens mag een tegenmaatregel niet uit het dreigen met
of het gebruik van geweld bestaan.
Artikel 51 van het VN-handvest betreft het recht op individuele en collectieve zelfverdediging
tegen een gewapende aanval. Het kabinet stelde eerder dat een staat zich mag beroepen
op het inherente recht op zelfverdediging wanneer de staat het doelwit is van een
cyberoperatie die gekwalificeerd kan worden als een gewapende aanval.3
Over de reikwijdte van het recht op zelfverdediging bestaat enige discussie, onder
meer over de vraag in hoeverre er ook een recht op zelfverdediging bestaat voordat
een gewapende aanval heeft plaatsgevonden. Het kabinet deelt de hoofdconclusie van
het CAVV en AIV advies uit 2004 dat een land in het geval van een onmiddellijke concreet
dreigende gewapende aanval, onder bepaalde voorwaarden een beroep kan doen op het
recht van zelfverdediging zoals vervat in artikel 51 van het VN-Handvest.4
5. De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet inzet op versterking en verduidelijking
van de toepassing van het bestaande internationale recht in het cyberdomein. Zij merken
op dat het kabinet hier wel een proces beschrijft, maar niet aangeeft hoe het deze
normen dan precies ziet. Kan het kabinet hier meer duidelijkheid over geven?
Antwoord van het kabinet
Voor specifieke duiding over de toepassing van het internationaal recht in het cyberdomein
verwijst het kabinet naar de bijlage bij de Kamerbrief inzake internationale rechtsorde
in het digitale domein van 5 juli 2019.5
In aanvulling op deze bindende regels bestaat het normatieve kader voor verantwoord
statelijk gedrag in het cyberdomein ook uit elf niet-bindende gedragsnormen. Deze
hebben onder andere betrekking op cyberactiviteiten gericht tegen kritieke infrastructuur
en waardeketens van ICT-producten en diensten.
6. Wanneer is er bijvoorbeeld sprake van een onrechtmatige daad als, ook zonder het
gebruik van fysiek geweld, het domaine réservé van een staat geschonden wordt door bijvoorbeeld inmenging in nationale verkiezingen?
Antwoord van het kabinet
Er is sprake van een onrechtmatige daad in geval van handelen – of het nalaten van
handelen – van een staat, in strijd met een op die staat rustende verplichting onder
internationaal recht.
Het internationaal recht verbiedt schendingen van de soevereiniteit en het non-interventie
beginsel, bijvoorbeeld door inmenging in interne aangelegenheden. Het gaat hierbij
om aangelegenheden waarover staten volgens het soevereiniteitsbeginsel zelf de zeggenschap
hebben. Nationale verkiezingen zijn een voorbeeld hiervan. Of er sprake is van een
van het uitoefenen van dwang, en dus ongeoorloofde interventie, moet per geval beoordeeld
worden, maar de essentie is dat het gaat om het bewegen van een staat tot het doen
of laten van iets wat die staat normaliter niet vrijwillig zou doen.
7. En ziet het kabinet bijvoorbeeld de Russische cyberaanvallen op Georgië van 28 oktober
2019 als een onrechtmatige daad?
Antwoord van het kabinet
Indien op grond van de beschikbare feiten de conclusie getrokken kan worden dat er
sprake is van onrechtmatig handelen, dan zou Nederland daar, bij voorkeur samen met
gelijkgezinde landen, uitspraak over kunnen doen. Het kabinet beoordeelt per geval
of dit in het belang is van alle betrokkenen.
Tevens wordt in het cyberdomein onderscheid gemaakt tussen verschillende vormen van
toerekening (attributie), waaronder technische, politieke en juridische toerekening.
Aan de attributie van cyberoperaties ligt altijd een kabinetsbesluit ten grondslag,
waarbij wordt gekeken naar de mate van beschikking over eigen informatie dan wel naar
een zelfstandig oordeel over verkregen informatie.
De cyberaanvallen op Georgië van 28 oktober 2019 zijn middels een diplomatieke verklaring6
door Nederland veroordeeld en toegerekend aan Rusland.
8. De leden van de VVD-fractie vragen in deze context ook of het kabinet de analyse
deelt dat het duidelijk uitspreken als er sprake is van een onrechtmatige daad, kan
bijdragen aan de vorming van internationaal gewoonterecht? Zo nee, waarom niet? Zo
ja, is het kabinet bereid in de toekomst dergelijke uitspraken te doen, bij voorkeur
samen met gelijkgezinde landen?
Antwoord van het kabinet
In lijn met de Grondwettelijke opdracht aan de regering om de ontwikkeling van de
internationale rechtsorde te bevorderen, is het kabinet een voorstander van transparantie
over het geldende recht. Daartoe kunnen duidelijke standpunten over de internationaalrechtelijke
(on)rechtmatigheid van handelen of nalaten, bijdragen. Tegelijkertijd is het belangrijk
alleen veroordelingen uit te spreken indien de feiten daartoe aanleiding geven. Indien
op grond van de beschikbare feiten de conclusie getrokken kan worden dat sprake is
van onrechtmatig handelen, dan zou Nederland daar, bij voorkeur samen met gelijkgezinde
landen, uitspraak over kunnen doen. Desalniettemin zal per geval beoordeeld moeten
worden of dit in het belang is van alle betrokkenen.
9. En is het kabinet van mening dat het uitdragen van een dergelijke opinio juris
effectiever kan zijn om langs het gewoonterecht tot normen te komen dan de vruchteloze
pogingen om samen met landen als China en Rusland tot een verdrag te komen?
Antwoord van het kabinet
Het kabinet draagt consequent uit dat het internationaal recht van toepassing is in
het cyberdomein, waaronder de bestaande regels van internationaal gewoonterecht. Deze
regels maken onderdeel uit van het normatief kader voor verantwoordelijke statelijk gedrag in het cyberdomein en zijn meermaals bij consensus bekrachtigd in de AVVN. Dit neemt niet weg dat er
nog vragen zijn over de precieze toepassing van bestaande regels van internationaal
recht in het cyberdomein. Het kabinet stimuleert internationale discussies hierover.
Ook zet het kabinet in op het versterken en implementeren van het bestaande normatief
kader. Omdat het kabinet van mening is dat het internationaal recht reeds van toepassing
is in het cyberdomein, stelt het dat verdragsonderhandelingen over nieuwe regels op
dit moment voorbarig en onwenselijk zijn.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de Internationale Cyberstrategie
2023–2028 en hebben daarover de volgende vragen. Deze leden juichen de ambities die
voortvloeien uit de Internationale Cyberstrategie toe, met name als het gaat om het
voortouw bij de versterking van de cyberdiplomatie van de EU. Deze leden hechten veel
belang aan de steun voor Oekraïne in de oorlog die Rusland al meer dan een jaar geleden
is gestart. Hierbij is er ook geregeld sprake van cyberaanvallen door Rusland op verschillende
onderdelen van de Oekraïense infrastructuur en de digitale omgeving.
10. De leden van de D66-fractie vragen op welke wijze het Nederlandse kabinet zich
inzet voor samenwerking met de Oekraïense cyberinstanties om Russische aanvallen tegen
te gaan.
Antwoord van het kabinet
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken steunt Oekraïne in het versterken van de cyberweerbaarheid
door financiële steun aan een privaat bedrijf, gericht op het mitigeren van cyberincidenten.
Het Ministerie van Defensie helpt Oekraïne zich te weren tegen Russische digitale
aanvallen op Oekraïense digitale netwerken, waaronder overheden en kritieke infrastructuur.
Verder delen EU-partners en andere gelijkgezinde landen kennis en ervaring met Oekraïne,
ten behoeve van het versterken van de cyberweerbaarheid.
Tevens zijn de leden van de D66-fractie van mening dat de oorlog ook de noodzaak tot
het tegengaan van toenemende desinformatie met betrekking tot de NAVO heeft blootgesteld.
Deze leden vinden het daarom belangrijk dat het kabinet zich extra inzet om toenemende
desinformatie rondom de NAVO tegen te gaan (bijvoorbeeld in de «Global South» en landen
rondom Rusland) en hierbij nauwere samenwerking te zoeken met andere bondgenoten binnen
de alliantie.
11. De leden van de D66-fractie vragen wat de strategie is voor de privaat-publieke
samenwerking om de verspreiding van desinformatie en propaganda tegen te gaan. Welke
rol hebben tech-bedrijven volgens de Minister en hoe draagt deze cyberstrategie eraan
bij om daartoe te komen?
Antwoord van het kabinet
De platformen van techbedrijven spelen een belangrijke rol in de verspreiding en het
tegengaan van desinformatie. Het is voor het kabinet van belang dat de richtlijnen
voor het tegengaan van desinformatie niet ingrijpen op de uitoefening van grondrechten,
zoals de vrijheid van meningsuiting. Binnen de Europese Unie is hier inmiddels een
wetgevend raamwerk voor opgezet, de Digitale Dienstenverordening (Digital Services
Act, DSA), waarin deze waarden goed worden afgewogen. Zo moeten grote platformen zelf
de risico’s van hun diensten in kaart brengen, bijvoorbeeld voor het publieke debat
en inzake de verspreiding van desinformatie, en daar passende maatregelen tegen nemen.
Deze verplichtingen zijn 25 augustus jl. in werking getreden voor zeer grote online
platforms, die onder permanent toezicht zijn komen te staan van de Europese Commissie.
Ook hebben lidstaten samen met de Commissie zelfregulering gefaciliteerd, in de vorm
van de praktijkcode op desinformatie, die in 2022 is herzien en ondertekend door 34
partijen.
In het Commissievoorstel voor de AI-verordening en de raadspositie op die verordening
worden gebruikers van deepfaketechnologie verplicht om bekend te maken dat het gegenereerde
beeld-, audio- of videomateriaal kunstmatig gegenereerd of bewerkt is. Een dergelijke
plicht draagt bij aan het zoveel mogelijk (vooraf) mitigeren van het gevaar dat gemanipuleerd
materiaal ten onrechte voor authentiek wordt gehouden. Nederland heeft deze transparantieverplichting
in de onderhandelingen in de Raad en in de trilogen met het Europees parlement gesteund.
Een mogelijke verdergaande verplichting die is gericht op door AI gegenereerde tekst-
of beeldmateriaal waarbij gebruik is gemaakt van auteursrechtelijk materiaal in de
trainingsdata, zal door het kabinet bij het Spaanse voorzitterschap onder de aandacht
worden gebracht als het onderwerp op de agenda staat.
De leden van de D66-fractie constateren dat de laatste jaren de invloed van autoritaire
regimes op het vrije internet alleen maar is toegenomen, waardoor samenlevingen in
verschillende delen van de wereld te maken krijgen met toenemende censuur als het
gaat om vrijheid van meningsuiting en persvrijheid, maar ook desinformatie.
12. Deze leden vragen wat de strategie van het kabinet is om deze mondiale risico’s
voor het vrije internet, in samenwerking met onze bondgenoten, het hoofd te bieden.
Antwoord van het kabinet
De «Freedom on the Net» rapporten laten zien dat internetvrijheid de afgelopen jaren
wereldwijd steeds verder is ingeperkt.7
Om deze zorgelijke ontwikkeling te keren zet het kabinet zich ook de komende jaren,
samen met bondgenoten, in voor het aan de orde stellen van online mensenrechtenschendingen
in alle internationale fora die zich richten op mensenrechten online. Daarnaast is
Nederland in 2024 voorzitter van de Freedom Online Coalition; een coalitie van 38 landen.8
Nederland heeft de ambitie om het lidmaatschap van de FOC te verbreden en thema’s
aan de orde te stellen zoals internet governance, internationaal toezicht op AI technologie en digitale inclusie.
Bovendien zet Nederland zich bij de lopende onderhandelingen voor de Europese AI-verordening
en het AI verdrag van de Raad van Europa in om bij de ontwikkeling en het gebruik
van AI risico’s voor onder andere mensenrechten tegen te gaan. Daarnaast is Nederland
betrokken geweest bij de totstandkoming van de UNESCO Ethics of AI recommendation.
Daarnaast zet het kabinet zich in om – samen met de tech bedrijven, de technologische
gemeenschap en academici – het beheer van het internet te borgen. Dit model voorkomt
dat één partij de overhand krijgt. Het gezamenlijke beheer van het internet draagt
bij aan een vrij en open internet (zie ook het antwoord op vraag 27).
13. De leden van de D66-fractie zijn voorts benieuwd in hoeverre de uitwisseling van
informatie tussen de bondgenoten binnen de EU en de NAVO inzake agressieve cyberstrategie
van diverse (non-)statelijke actoren, veilig en beschermd is en niet in handen zal
vallen van deze (non-)statelijke actoren.
Antwoord van het kabinet
Informatie-uitwisseling wordt gedaan volgens bestaande voorschriften die verschillen
per organisatie. Zowel voor informatie-uitwisseling tussen de EU en haar lidstaten
als de NAVO en haar bondgenoten geldt dat er uitgebreide standaarden worden gehanteerd
om de authenticiteit, integriteit en vertrouwelijkheid van de informatie te waarborgen.
Hierbij zijn interoperabiliteit en veiligheid de belangrijkste elementen. Voor Nederland
geldt het hoogste basisbeveiligingsniveau (BBN3). Dat betekent dat er voldaan moet
worden aan het Besluit Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst Bijzondere Informatie
(VIR-BI) en relevante eisen uit het NAVO-verdrag voor de Beveiliging van Informatie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Internationale
Cyberstrategie 2023–2028. Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen. Zij
lezen dat diverse technologische ontwikkelingen, zoals gezichtsherkenningstechnologie
en big-data analyse en software, worden misbruikt voor politieke controle.
14. De ontwikkeling van nieuwe technologieën, zoals AI en quantumtechnologie, zullen
ook leiden tot nieuwe risico’s voor mensenrechten en democratie. Deze leden lezen
echter in de strategie niks over mogelijke exportrestricties op dergelijke nieuwe
technologieën die kunnen worden ingezet voor mensenrechtenschendingen. In het recente
verleden bleek dat Europese en Nederlandse bedrijven surveillancetechnologieën leveren
aan China9. Zijn exportrestricties een beleidsoptie, vragen deze leden.
Antwoord van het kabinet
De discussie over exportrestricties op nieuwe technologieën alsmede surveillancetechnologie
vindt plaats in de multilaterale exportcontroleregimes en de EU. Alle exportcontroleregimes
werken met technische lijsten van goederen en technologieën, welke jaarlijks worden
bijgewerkt en in de Europese Dual Use verordening worden overgenomen. Het uitoefenen
van controle op de export en het gebruik van bepaalde technologieën heeft zijn grondslag
in het Wassenaar Arrangement (WA).10
Het kabinet zet zich nadrukkelijk in voor het internationaal aan de orde stellen
van nieuwe technologieën in relatie tot zorgen over mensenrechtenschendingen binnen
exportcontrole van strategische goederen. De herziene EU Dual-Use Verordening, die
op 9 september jl. in werking is getreden, draagt bij aan dat uitgangspunt. Deze EU
verordening voorziet in een grotere rol van mensenrechten binnen exportcontrole en
bevat, mede naar aanleiding van Nederlandse inzet, een expliciete uitbreiding van
controles op de export van cybersurveillancetechnologie.
15. De leden van de CDA-fractie zijn ook benieuwd naar de stand van zaken omtrent
samenwerking op het gebied van de ontwikkeling van nieuwe technologieën tussen Nederlandse
universiteiten en laboratoria en onderzoekers uit landen waar de mensenrechten digitaal
worden geschonden.
Antwoord van het kabinet
Het kabinet werkt samen met de kennissector aan een brede aanpak van kennisveiligheid.
Daarin is ook aandacht voor ethische kwesties in internationale wetenschappelijke
samenwerking. We zetten in op vergroting van het risicobewustzijn en van de zelfregulering
door de kennissector, onder andere aan de hand van de Nationale Leidraad Kennisveiligheid.11
Dit najaar stuurt de Minister van OCW een sectorbeeld over de kennisveiligheid bij
universiteiten naar uw Kamer, voorzien van een beleidsreactie. Dit sectorbeeld geeft
weer hoe ver instellingen zijn met het implementeren van voornoemde Leidraad.
16. De leden van de CDA-fractie zijn tevens benieuwd naar de rol van satellietverbindingen
om het vrije internet in stand te houden. De EU is dit jaar begonnen met de bouw van
een eigen netwerk van internet-satellieten om communicatie binnen Europa nog veiliger
te maken. Iris2 moet overal in Europa betaalbare internettoegang mogelijk maken en
voor beveiligde verbindingen zorgen in geografische gebieden van strategisch belang,
zoals het Noordpoolgebied en Afrika. De leden van de CDA-fractie lezen in de Internationale
Cyberstrategie niks over deze satellieten en zijn benieuwd welke rol dergelijke satellietverbindingen
kan worden toegedicht in het veilig en open houden van het cyberdomein.
Antwoord van het kabinet
Het doel van IRIS2 is om een veilig systeem voor satellietverbindingen te realiseren
voor publieke en private gebruikers. Dit systeem moet zorgen voor wereldwijde, veilige,
flexibele en weerbare satellietcommunicatiediensten voor de Unie en overheidsinstellingen
van lidstaten. Uitrol van een eigen Europees satelliet systeem verkleint de afhankelijkheid
van derden voor dit type verbinding. De grondhouding van het kabinet is positief,
zie hiervoor het betreffende BNC-fiche.12
Begin 2023 is de EU-verordening «Secure Connectivity Programme» aangenomen, waardoor middelen zijn vrijgemaakt voor IRIS2. Er loopt een aanbesteding
van de Commissie voor de bouw en inrichting van deze infrastructuur, de stakeholders
zijn momenteel aan zet.
17. De leden van de CDA-fractie zijn verder benieuwd naar de offensieve cybercapaciteiten
van Defensie. In hoeverre is Nederland in staat om grootschalige cyberaanvallen te
beantwoorden met countercyberoperaties, vragen deze leden.
Antwoord van het kabinet
Een grootschalige cyberaanval vraagt om een samenlevingsbrede respons om de aanval
te pareren en de gevolgen ervan te mitigeren. Het hangt af van de specifieke omstandigheden
of, als onderdeel van die respons, een countercyberoperatie mogelijk of wenselijk
is. De krijgsmacht beschikt met het Defensie Cyber Commando (DCC) over de capaciteiten
om, in samenwerking met de MIVD, offensieve countercyberoperaties uit te voeren.
18. En kan de Minister uiteenzetten wat er in het Strategische Concept van de NAVO
is besloten over de mogelijkheid tot de inwerkingtreding van artikel 5 van de NAVO
bij een cyberaanval?
Antwoord van het kabinet
De afschrikkings- en defensiepositie van de NAVO is gebaseerd op een passende mix
van nucleaire, conventionele en raketverdedigingscapaciteiten, aangevuld met ruimte-
en cybercapaciteiten. Het is defensief, proportioneel en volledig in overeenstemming
met internationaal recht. Militaire en niet-militaire instrumenten zullen op een proportionele,
coherente en geïntegreerde manier worden ingezet om op alle dreigingen voor de NAVO-veiligheid
te reageren op de manier, het tijdstip en het domein van keuze (Artikel 20 Strategisch
Concept 2022).
Het handhaven van een veilig gebruik van en onbelemmerde toegang tot de ruimte en
cyberspace zijn van cruciaal belang voor effectieve afschrikking en verdediging. De
NAVO zal haar vermogen vergroten om effectief in de ruimte en het cyberdomein te opereren
om het volledige spectrum van dreigingen te voorkomen, op te sporen, tegen te gaan
en erop te reageren, met gebruikmaking van alle beschikbare instrumenten. Een enkele
of cumulatieve reeks kwaadaardige cyberactiviteiten zou het niveau van een gewapende
aanval kunnen bereiken en de Noord-Atlantische Raad ertoe kunnen brengen een beroep
te doen op artikel 5 van de NAVO. De NAVO erkent de toepasselijkheid van het internationaal
recht en zet zich in om verantwoord gedrag in het cyberdomein te bevorderen (Artikel
25 Strategisch Concept 2022).
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de Internationale Cyberstrategie.
Twee omissies willen deze leden graag benoemen.
19. In de eerste plaats valt het hen op dat er weinig tot geen aandacht wordt besteed
aan de macht van de multinationale tech-giganten in het cyberdomein en hoe die macht
gebreideld kan worden. Ziet de Minister dat ook? Meent de Minister dat een verwijzing
naar de (vrijwillige) OESO-richtlijnen voldoende is? Er wordt in de strategie gesproken
over strategische coalities waarin ook bedrijven zitten. Wordt daarmee big tech bedoeld?
Zo niet, welk type bedrijven dan wel?
Antwoord van het kabinet
Het kabinet bedoelt met de term big tech de kleine groep bedrijven die op mondiale schaal opereren en grote invloed hebben
op het digitale- en cyberdomein. De EU speelt een belangrijke rol in het aanpakken
van de disproportionele marktmacht die deze groep bedrijven op een aantal terreinen
uitoefent. Middels bijvoorbeeld de Digital Markets Act (DMA) en Digital Services Act (DSA) heeft de Unie belangrijke stappen gezet om deze bedrijven onder democratische
controle te brengen.
Binnen de EU is het wetgevend instrumentarium aanwezig, maar van belang is ook dat
er wereldwijd afspraken worden gemaakt over big tech. De vrijwillige OESO-richtlijnen vormen een handvat voor deze afspraken en kunnen
worden gebruikt voor het in de praktijk uitvoering geven aan wet- en regelgeving,
zoals de DMA en de DSA. Daarnaast zet het kabinet in op de wereldwijde toepassing
van de UN Guiding Principles on Business and Human Rights door bedrijven en overheden.
Het kabinet is van mening dat in het maken van afspraken over de werking van het internet
alle belanghebbenden betrokken moeten zijn; zowel overheden, de technische gemeenschap,
NGOs, academici en internet bedrijven. Hier vallen de big tech bedrijven ook onder.
20. In de tweede plaats missen de leden van de SP-fractie een herbevestiging van de
noodzaak en wenselijkheid van een open overheid en de erkenning van klokkenluiders,
ook internationaal. Onder welke pijler van de strategie valt dit?
De erkenning en bescherming van klokkenluiders en de noodzaak en wenselijkheid van
een open overheid valt onder de tweede pijler van de strategie: «Versterken van democratische
en mensenrechtelijke principes online». Het Kabinet zet zich in voor het recht op
informatie, ook online, bijvoorbeeld door het aankaarten van internetafsluitingen
in VN-verband. Toegang tot informatie is een belangrijke voorwaarde voor een goed
functionerende democratie.
21. In dit verband nemen de leden van de SP-fractie de gelegenheid te baat om de Minister
nogmaals te verzoeken om de vrijlating van Julian Assange te bepleiten. Assange is
een symbool van de strijd om openheid; de bewering dat zijn onthullingen mensen in
gevaar zouden hebben gebracht is tot op heden hol gebleken. De leden van de SP-fractie
ontvangen hierop graag een reactie.
Antwoord van het kabinet
Mediavrijheid en persvrijheid zijn essentieel in een democratie en belangrijke pijlers
binnen het Nederlandse mensenrechtenbeleid. In veel landen – ook in Nederland – is
het echter strafbaar om welbewust staatsgeheime informatie te openbaren. Nederland
staat pal voor de rechtsstaat. Het betreft hier een uitleveringsverzoek tussen twee
democratische rechtsstaten zonder Nederlandse betrokkenheid. Nederland heeft vertrouwen
in de Britse en Amerikaanse rechtsstaat. Het is niet aan Nederland zich te mengen
in de rechtsgang van andere democratische landen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie en de GL-fractie
De leden van de fracties van GroenLinks en PvdA hebben kennisgenomen van de Internationale
Cyberstrategie en hebben enkele vragen aan het demissionaire kabinet. De leden van
de fracties van GroenLinks en PvdA lezen dat het demissionaire kabinet vasthoudt aan
het bestaande standpunt over encryptie, waarmee het demissionaire kabinet aangeeft
het niet wenselijk te achten «om beperkende wettelijke maatregelen te nemen ten aanzien
van de ontwikkeling, de beschikbaarheid en het gebruik van encryptie binnen Nederland
en sterke encryptie te stimuleren.»
22. Hoe kijkt het demissionaire kabinet naar de wettelijke vastlegging van de bescherming
van en het recht op end-to-end encryptie?
Antwoord van het kabinet
De positie van het kabinet over end-to-end encryptie is beschreven in het kabinetsstandpunt
encryptie.13
Hierin wordt gesteld dat het op dit moment niet wenselijk is om beperkende wettelijke
maatregelen te nemen ten aanzien van de ontwikkeling, de beschikbaarheid en het gebruik
van encryptie binnen Nederland en sterke encryptie te stimuleren. In de internationale
context draagt het kabinet deze conclusie en de afwegingen die daaraan ten grondslag
liggen uit. Het kabinet is niet voornemens om deze intentie middels wetgeving vast
te leggen.
De leden van de fracties van GroenLinks en PvdA lezen dat het kabinet zich bewust
is van de noodzaak om journalisten te beschermen tegen spionage, intimidatie en vervolging
via nieuwe cybertechnologie en restrictief cyberbeleid, zoals internet shutdowns.
23. Welke stappen onderneemt het demissionaire kabinet om journalisten wereldwijd
te beschermen tegen spionage-software, zoals Pegasus? De leden van de fracties van
GroenLinks en PvdA lezen dat de Internationale Cyberstrategie geen enkele passage
bevat over de bescherming van online anonimiteit.
Antwoord van het kabinet
Het kabinet is zich bewust van de dreigingen die uitgaan van intrusion software. Om deze dreigingen te mitigeren, zijn bepaalde cybersurveillancegoederen en -technologieën
onder exportcontrole geplaatst volgens het eerder genoemde Wassenaar Arrangement.
Zie hiervoor het antwoord op vraag 14 hierboven.
Daarnaast zet Nederland zich internationaal in voor meer controle op cybersurveillancegoederen
gerelateerd aan mensenrechtenschendingen. Het beschermen van mensenrechtenverdedigers,
waaronder journalisten en advocaten, is een prioriteit. Het kabinet werkt aan exportcontroles
op technologie die kan bijdragen aan repressie of mensenrechtenschendingen via de
Dual-use Verordening (EU) 2021/821. Door het invoeren van controles op de uitvoer
van bepaalde cybersurveillance-items kunnen de risico’s op mensenrechtenschendingen
doeltreffend worden aangepakt.
Verder erkent het kabinet het belang van online anonimiteit als een wezenlijk aspect
van digitale privacy en vrijheid van meningsuiting. In lijn met deze erkenning financiert
het kabinet organisaties zoals Access Now, die onafhankelijk onderzoek uitvoeren naar
intrusion software, digitale privacy en veiligheid. Access Now biedt directe ondersteuning aan journalisten
tegen digitale dreigingen en bij het waarborgen van hun anonimiteit online.
Tegelijkertijd trekt Nederland, als lid en aankomend voorzitter van de Freedom Online Coalition nauw op met gelijkgezinde landen op dossiers die raken aan het cyberdomein. Zo publiceerde
de Freedom Online Coalition in maart 2023 de verklaring «Guiding Principles on Government Use of Surveillance Technologies»14, die illustreert hoe regeringen verantwoord gebruik van surveillancetechnologie kunnen
maken, in overeenstemming met internationaal recht en mensenrechten.
24. Kan de Minister aangeven of het demissionair kabinet van mening is dat online
anonimiteit beschermd moet worden en, zo ja, hoe het demissionair kabinet hiervoor
internationaal op de bres gaat?
Antwoord van het kabinet
Het kabinet ziet online anonimiteit als een wezenlijk aspect van vrijheid van meningsuiting
en toegang tot informatie. Het kabinet maakt zich hier internationaal sterk voor door
het belang van online anonimiteit vast te leggen in relevante VN resoluties, internationale
gezamenlijke verklaringen en door erover in gesprek te gaan met landen waar online
anonimiteit in het geding is.
25. De leden van de fracties van GroenLinks en PvdA maken zich ten slotte zorgen over
polariserende algoritmes op sociale media gebaseerd op clicks en interacties, waarvan
we weten dat ze mensen tegen elkaar opzetten en de verspreiding van haat en desinformatie
in de hand werken. Welke stappen onderneemt het demissionaire kabinet om deze algoritmes
tegen te gaan?
Antwoord van het kabinet
Het kabinet zet zich zowel in nationaal als Europees verband in voor het tegengaan
van desinformatie en de verspreiding van illegale content. Het belangrijkste Europese
instrument is daarbij de Digital Services Act (DSA), welke op 25 augustus in werking
trad voor de 19 grootste online platforms en zoekmachines en vanaf februari 2024 ook
geldt voor andere online diensten en platforms. Binnen de DSA moeten controles worden
uitgevoerd op de gebruikte algoritmes en hun impact op fundamentele rechten en het
publieke debat, ook door onafhankelijke derde partijen. Daarnaast moeten service providers gericht illegale inhoud verwijderen en hun aanbeveling-systemen aanpassen. Gebruikers
moeten deze persoonlijke aanbevelingsalgoritmen uit kunnen zetten, en het moet duidelijk
zijn op basis waarvan deze algoritmen informatie aanbevelen. Nationaal heeft het kabinet
twee actielijnen gedefinieerd voor de aanpak van desinformatie, haatspraak en propaganda.
Deze actielijnen worden uiteengezet in de «Rijksbrede strategie effectieve aanpak
van desinformatie».15
Specifiek zet het kabinet in op het versterken van het vrij en open publieke debat,
waarbij de nadruk ligt op het behouden van het pluriforme medialandschap; het versterken
van de weerbaarheid van burgers en het stimuleren en gebruiken van publieke alternatieven
voor online platformen met alternatieve algoritmes die bijvoorbeeld consensus stimuleren,
zoals het platform Pol.is.
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen
van de Internationale Cyberstrategie. Zij hebben daarover nog enkele vragen. In de
Internationale Cyberstrategie wordt opgemerkt dat onze nationale veiligheid, ons verdienvermogen
en de veilige online omgeving van de burger op dagelijkse basis worden bedreigd door
statelijke en criminele actoren.
26. Deze leden zouden graag een overzicht krijgen van de belangrijkste (voorbeelden
van) dreigingen waar Nederland daadwerkelijk mee te maken heeft gehad, voor zover
dit mogelijk is.
Antwoord van het kabinet
Het kabinet verwijst naar het recent gepubliceerde Cyber Security Beeld Nederland
2023 (CSBN).16
Hierin staan verschillende digitale dreigingen vermeld waarmee Nederland te maken
heeft (gehad). Het afgelopen jaar waren cyberaanvallen voornamelijk afkomstig van
statelijke en criminele actoren en uitval van digitale processen deed zich relatief
vaak voor. Volgens het CSBN hebben er in de afgelopen rapportageperiode onder andere
ransomware-aanvallen, DDoS-aanvallen van hacktivisten en datalekken door kwaadwillenden
en niet-moedwillig menselijk handelen voorgedaan in Nederland. Naast verdere voorbeelden
voorziet dit CSBN ook in voorstelbare toekomstige dreigingen voor Nederland, gebaseerd
op gebeurtenissen in het buitenland van het afgelopen jaar.
27. In het document wordt ook opgemerkt dat in de huidige geopolitieke context het
«multistakeholder-model» onder druk staat, omdat door verschillende staten wordt gepoogd
technische discussies te multilateraliseren waardoor betrokkenheid van maatschappelijke
organisaties, de private sector, academici en de technische gemeenschap onder druk
komt te staan. Dat heeft ook gevolgen voor het model van het beheer van het internet
(internet governance). Zou de Minister dit nader kunnen toelichten en kunnen aangeven wat de onwenselijke
gevolgen hiervan zijn?
Antwoord van het kabinet
Sinds de opkomst van het internet als wereldwijd verbonden netwerk worden de principes,
normen en processen die ten grondslag liggen aan het functioneren van het internet
ontwikkeld in een multistakeholder-model. De waarde van dit model zit zowel in het
bij elkaar brengen van verschillende expertises als in het feit dat een dergelijk
model voorkomt dat één stakeholder of staat een dominante rol gaat spelen in het beheer
van het internet. Om wereldwijde fragmentatie van het internet te voorkomen is het
van groot belang dat het technische beheer van het internet – het beheer en uitgifte
van IP-adressen en de technische standaarden die communicatie en interoperabiliteit
tussen de netwerken en applicaties faciliteren – gevrijwaard blijft van politieke
invloed op de besluitvorming. Echter, indien het beheer van het internet primair een
interstatelijke aangelegenheid wordt, is de kans groot dat deze besluitvorming gestuurd
gaat worden door geopolitieke belangen. De verwachting is dat dit leidt tot instabiliteit,
onzekerheid en in het ergste geval fragmentatie. Zoals in de Internationale Cyberstrategie
aangekondigd is, zal het kabinet nader onderzoek laten doen naar de economische gevolgen
van fragmentatie op dit technische niveau van internet governance. De Minister van Economische Zaken en Klimaat geeft opdracht voor dit onderzoek en
verwacht de resultaten hiervan medio 2024 aan uw Kamer te kunnen aanbieden.
28. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of de doelstelling om de rol
van de EU en de NAVO als internationale cyberactoren te vergroten, de geconstateerde
uitdaging dat internationale technische organisaties gepolitiseerd worden, niet verder
in de hand zou kunnen werken. Kan de inspraak van de private sector, maatschappelijke
organisaties en academici hierdoor juist niet worden beperkt?
Antwoord van het kabinet
Het kabinet is van mening dat deze twee doelstellingen, zowel het vergroten van de
rol van de EU en NAVO als het voorkomen van politisering van technische organisaties,
elkaar versterken en complementair zijn. Zo leidt een grotere rol van de EU in belangrijke
multilaterale (VN-) processen ertoe dat zij steviger kan pleiten voor betekenisvolle
deelname van stakeholders uit de private sector, maatschappelijk middenveld, academici
en de technische gemeenschap. Een ander voorbeeld is dat het nauwer samenwerken binnen
de EU ertoe kan leiden dat het belang van het multistakeholder-model van internet governance wereldwijd sterker wordt uitgedragen, bijvoorbeeld door hier op te wijzen in dialogen
met derde landen.
Tot slot zet het kabinet zich in om ook de deelname van de private sector, maatschappelijke
organisaties en academici binnen internationale technische / standaardisatie organisaties
te vergroten en te versterken.
29. Ten aanzien van het versterken van de slagkracht in het cyberdomein zouden de
leden van de fractie van de ChristenUnie willen weten welke mogelijkheden de Minister
ziet in het bestaande juridische kader om kwaadwillende actoren en hun facilitators
(digitaal) op te sporen, aan te pakken, te verstoren en te vervolgen. Is het kabinet
van mening dat er ruimere juridische kaders nodig zouden zijn en, zo ja, op welke
punten?
Antwoord van het kabinet
De Nederlandse slagkracht in het cyberdomein bestaat uit een combinatie van inlichtingen-
en veiligheidsdiensten, rechtshandhavingsmiddelen, militaire capaciteiten en diplomatieke
inzet.
De AIVD en MIVD werken onder de Wiv 2017, op basis waarvan zij in het kader van hun
wettelijke taakuitoefening bijzondere bevoegdheden mogen inzetten. De wettelijke taakuitoefening
behelst onder andere het verrichten van onderzoek om de nationale veiligheid te beschermen
tegen kwaadwillende (statelijke) actoren in het cyberdomein. Echter, de Wiv 2017 biedt,
in de huidige tijd met toenemende cyberdreiging, op punten niet voldoende slagkracht
aan de AIVD en MIVD. In de praktijk is gebleken dat zich operationele knelpunten voordoen,
waardoor bestaande bevoegdheden niet altijd effectief kunnen worden ingezet en onderzoeken
niet goed kunnen worden uitgevoerd. Daarnaast is een statische toetsing- en toezichtstelsel
niet passend bij het dynamische karakter van de cyberwereld. Om deze urgente knelpunten
in de dagelijkse praktijk van de AIVD en MIVD op te lossen, is een wetsvoorstel17
ingediend bij de Tweede Kamer, de Tijdelijke wet onderzoeken AIVD en MIVD naar landen
met een offensief cyberprogramma. De Tijdelijke wet moet er voor zorgen dat de AIVD
en MIVD hun slagkracht in deze onderzoeken kunnen versterken. Tegelijkertijd wil het
kabinet op basis van de Hoofdlijnennotitie, die 1 september (Kamerstuk 34 588, nr. 92) naar de Tweede Kamer is gestuurd, in overleg met de Tweede Kamer, toewerken naar
een brede herziening van de Wiv 2017 om de diensten op basis van een toekomstbestendige
Wiv beter in staat te stellen op een effectieve manier te opereren, met een daarbij
passend stelsel van waarborgen.
De krijgsmacht beschikt met het Defensie Cyber Commando (DCC) over offensieve cybercapaciteiten.
De krijgsmacht heeft echter geen eigenstandige bevoegdheid om cybercapaciteiten in
te zetten tegen kwaadwillende actoren en facilitators. Inzet van de krijgsmacht kan
alleen binnen de nationaal- en internationaalrechtelijke kaders en vereist afhankelijk
van de specifieke inzet een regeringsbesluit. Ook kunnen onderdelen van de krijgsmacht
in het kader van strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde bijstand verlenen aan
de KMar en politie, of tijdelijk onder de MIVD gebracht worden ten behoeve van haar
taakuitvoering onder de Wiv 2017.
Inzake verstoring en vervolging in het strafrechtelijke domein geldt dat voor hostingproviders
die willens en wetens criminaliteit faciliteren een strafrechtelijke aanpak passend
kan zijn. In 2022 heeft het Gerechtshof in Den Haag bepaald dat dergelijke dienstverleners
onder omstandigheden niet zijn uitgesloten van strafrechtelijke aansprakelijkheid,
ook niet als zij geen bevel tot ontoegankelijk maken van gegevens hebben ontvangen.
Deze uitspraak biedt mogelijkheden voor vervolging van hostingproviders die criminelen
actief helpen. Aanpassing van het Wetboek van Strafrecht is daarom op dit moment niet
voorzien.
Naast de mogelijkheden die het strafrecht biedt, is ook de Digitale Dienstenverordening
(DSA) relevant. Die verordening verduidelijkt dat een aanbieder van een tussenhandeldienst
– die opzettelijk met een afnemer samenwerkt om illegale activiteiten te ontplooien
– geen neutrale dienst verricht en daarom niet in aanmerking komt voor de aansprakelijkheidsvrijstellingen
neergelegd in de verordening. In dit kader bekijkt de Minister van EZK of er in de
memorie van toelichting bij de uitvoeringswet voor die verordening duidelijkheid kan
worden gegeven over de kwalificatie van bepaalde hostingdienstverleners en de relevantie
van uitspraken zoals die van het Hof Den Haag. Op basis hiervan kunnen het OM, en
de ACM als beoogd onafhankelijk toezichthouder op de Digitale Dienstenverordening
(DSA), mogelijk samenwerken in de bestrijding van kwaadwillende actoren en hun facilitators.
In EU-verband zijn recent belangrijke stappen gezet voor (digitale) opsporing en vervolging.
Het E-evidence pakket (verordening en richtlijn)18
maakt de grensoverschrijdende toegang tot elektronisch bewijs sneller en gemakkelijker.
Zo worden, met de verordening die in 2026 in werking treedt, rechtstreekse bevelen
aan dienstenaanbieders voor het bewaren of verstrekken van gegevens binnen de EU mogelijk.
De richtlijn zorgt ervoor dat ook dienstenaanbieders die niet in de EU zijn gevestigd
maar wel diensten in de EU aanbieden, deze bevelen kunnen ontvangen en daaraan gehoor
moeten geven. Daarnaast maakt ook het 2e Aanvullend Protocol bij het Cybercrimeverdrag
van de Raad van Europa (de Boedapest-conventie) het, na ratificatie, mogelijk om rechtstreeks
bij dienstenaanbieders elektronisch bewijs op te vragen.
30. Ten aanzien van de inzet van het cybersanctieregime zouden deze leden willen weten
wat het vaker inzetten daarvan in de weg staat.
Antwoord van het kabinet
Voor het sanctioneren van personen en entiteiten onder het EU-cybersanctieregime is
steun van alle lidstaten noodzakelijk. Daarnaast moeten sancties gebaseerd worden
op openbaar beschikbare informatie en kan de noodzaak van vertrouwelijke communicatie
tussen lidstaten vertragend werken. Deze factoren kunnen een belemmering vormen voor
de inzet van sancties. Het kabinet pleit er voor dat het EU-cybersanctieregime vaker
wordt ingezet en dat verdergaande sancties mogelijk moeten worden. Ook zou het cybersanctie-instrumentarium
landen-specifieker moeten kunnen worden ingezet.
31. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of het tegengaan van schadelijke
desinformatie, haatspraak en propaganda eigenlijk wel behoort tot het onderwerp cyberveiligheid?
Kan het kabinet dit nader onderbouwen?
Antwoord van het kabinet
De thema’s desinformatie, haatspraak en propaganda behoren tot het onderwerp cyberveiligheid
omdat de verspreiding ervan veelal binnen het cyberdomein verloopt. Ook is er soms
sprake van cyberoperaties om desinformatie, haatspraak of propaganda te creëren of
te verspreiden. Vanwege deze digitale aard ligt het aanpakken van de verspreiding
van dit soort online content beter besloten in het tegengaan van online dreigingen in den brede. Om deze reden
heeft het kabinet besloten de onderwerpen samen aan te pakken.
32. Terecht is er volgens deze leden in de Internationale Cyberstrategie aandacht
voor mensenrechten. Zij vinden het ook van groot belang dat mensenrechtenrisico’s
van nieuwe technologieën in kaart worden gebracht. Op welke manier gaat het kabinet
hier de Kamer van op de hoogte houden?
Antwoord van het kabinet
Het kabinet onderschrijft het belang om mensenrechtenrisico’s van nieuwe technologieën
grondig in kaart te brengen. Het kabinet zet actief in op het identificeren van deze
risico's, in het bijzonder voor kunstmatige intelligentie (AI). Onder meer in de onderhandelingen
voor de Europese AI-verordening en het AI verdrag van de Raad van Europa worden mensenrechten
geborgd. Ook in de Task Force on AI and Human Rights als onderdeel van de Freedom Online Coalition zet het kabinet actief in op het identificeren van AI risico’s. In deze taakgroep
werken afgevaardigden van verschillende landen, bedrijven en universiteiten samen
om specifiek de risico's van AI ten aanzien van mensenrechten te identificeren en
te adresseren. Ook is Nederland een van de hoofdsponsoren van het Freedom on the Net rapport van denktank Freedom House. Dit is een jaarlijks rapport dat inzicht biedt
in de staat van vrijheden in het digitale domein op wereldwijde schaal. Het rapport,
dat eind oktober a.s. gepubliceerd zal worden, focust met name op de mensenrechtenrisico's
van AI. Aspecten zoals surveillance, censuur, desinformatie en privacy worden uitvoerig
belicht en geanalyseerd in de context van de uitdagingen en mogelijkheden die AI biedt
op het gebied van digitale rechten en vrijheden.
Uw Kamer zal jaarlijks, voorafgaand aan het zomerreces, geïnformeerd worden over de
voortgang van de uitvoering van de Internationale Cyberstrategie.
33. Ook bij het standaardiseringsproces spelen mogelijke risico’s voor mensenrechten
en het kabinet wil deze risico’s dan ook nauwlettend in de gaten houden, zo lezen
deze leden in de brief. Hoe gaat het kabinet dit doen en hoe wordt de Kamer over de
bevindingen geïnformeerd?
Antwoord van het kabinet
Het kabinet pleit er bij verschillende standaardisatieorganisaties voor dat er nauwere
samenwerking plaatsvindt tussen technische experts en mensenrechtenexperts. Zo zou
een analyse van de impact op mensenrechten een basisonderdeel moeten zijn in de ontwikkeling
van standaarden voor nieuwe technologieën. Dit is in lijn met het recent uitgebrachte
rapport van de Office of the United Nations High Commissioner for Human Rights over mensenrechten en technische standaardisatieprocessen.19
Het kabinet heeft dit rapport verwelkomd en zal zich de komende jaren inzetten voor
de uitvoering van de aanbevelingen in dit rapport. Dit houdt bijvoorbeeld in dat er
meer ruimte geboden wordt in standaardisatieprocessen voor betekenisvolle deelname
van stakeholders, inclusief het maatschappelijk middenveld. Ook gaat het er hierbij
om dat standaardisatieprocessen zo open, transparant en inclusief mogelijk vormgegeven
worden, zodat nieuwe standaarden vanuit verschillende perspectieven, zowel technisch
als maatschappelijk, kunnen worden ontwikkeld. Idealiter leidt dit ook tot bredere
adoptie van aangenomen standaarden, dat in zichzelf positieve (economische) effecten
heeft.
Uw Kamer zal jaarlijks geïnformeerd worden over de voortgang van de uitvoering van
de Internationale Cyberstrategie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Internationale
Cyberstrategie 2023–2028 en stellen daarover graag de volgende vragen.
34. Welke principes acht het kabinet internationaal erkend en welke principes zijn
dan juist omstreden?
Antwoord van het kabinet
Voor de verschillende deelterreinen van het cyberdomein gelden verschillende kaders
en principes. Zo is het cybercrime-verdrag van de Raad van Europa (Boedapest Conventie)
leidend als het gaat om principes voor internationale samenwerking om cybercriminaliteit
tegen te gaan. De Boedapest-Conventie heeft 68 verdragspartijen wereldwijd en deze
principes dienen als richtlijn voor de nationale wetgeving van meer dan honderd landen.
Met betrekking tot internationale veiligheid is het normatief kader voor verantwoord
statelijk gedrag in het cyberdomein leidend. Dit normatief kader bevat onder andere
de erkenning dat het internationaal recht van toepassing is in het cyberdomein, inclusief
het VN-handvest en universeel erkende mensenrechten. Daarnaast omvat het normatief
kader ook 11 niet-bindende normen. Deze normen behelzen vrijwillige afspraken over
o.a. de bescherming van kritieke infrastructuur, mensenrechten en het recht op privacy.
Het normatief kader is meermaals in de AVVN met consensus bekrachtigd. Het kabinet
acht deze principes dus als internationaal erkend en zal deze ook blijven verdedigen.
Een internationaalrechtelijk principe dat Nederland als juridisch bindend ziet in
het cyberdomein is het zorgvuldigheidsbeginsel (due diligence). Het zorgvuldigheidsbeginsel houdt in dat van staten verwacht wordt dat zij bij
het uitoefenen van hun soevereiniteit rekening houden met de rechten van andere staten.
Staten hebben de plicht om op te treden wanneer zij kennis hebben van het gebruik
van hun grondgebied op een manier die de rechten van een derde staat schaadt, bijvoorbeeld
door operaties van cybercriminele groeperingen vanaf hun grondgebied. Dit beginsel
wordt (nog) niet door alle staten als een bindende regel van internationaal recht
in het cyberdomein erkend.
De manier waarop het beheer van het internet vormgegeven is, via een multistakeholder-model,
is gebaseerd op internationaal erkende principes. Deze zijn vastgelegd in de
Tunis Agenda for the Information Society20
uit 2005, waarin onder andere is afgesproken dat internet governance gebaseerd is op de volledige deelname van alle stakeholders, binnen hun respectievelijke
rollen en verantwoordelijkheden.
Hoewel soms zelfs met consensus aangenomen, zijn al deze principes niet vanzelfsprekend
en staan ze op al deze deelgebieden van het cyberdomein onder druk. Met name de toepassing
van internationaal oorlogsrecht en mensenrechten-elementen zijn omstreden.
35. Wat stelt het kabinet voor om te doen aan Providers en Internet Service Providers
(ISP’s) die juist niet met politie en justitie werken? Hoe wordt «bulletproof hosting»
voorkomen?
Antwoord van het kabinet
Voor het antwoord op deze vraag verwijst het kabinet naar het antwoord op vraag 29
en naar de Kamerbrief van 16 maart 202321
waarin de Kamer is geïnformeerd over oplossingsrichtingen om bulletproof hosting
tegen te gaan. Dit omvat het ondersteunen van de sector met informatie over criminele
handelingen, het geven van het goede voorbeeld als rijksoverheid door het kiezen voor
verantwoorde leveranciers van hostingdiensten, en het eventueel aanpassen van wettelijke
kaders. Deze laatste oplossingsrichting wordt momenteel door het Ministerie van Economische
Zaken en Klimaat verder onderzocht.
36. Het kabinet geeft aan dat het te vroeg is voor een nieuw verdrag over statelijk
gedrag in het cyberdomein en dat de toepassing in de praktijk nog echt bekeken moet
worden voor een nieuw verdrag. Hoe verlopen de gesprekken daarover? Wordt er al enige
consensus bereikt met gelijkgestemde landen of met Rusland en China?
Antwoord van het kabinet
Het idee van een nieuw verdrag over statelijk gedrag in het cyberdomein is aangevoerd
door Rusland in de VN Open-ended Working Group on security of and in the use of information and communications
technologies 2021–2025 (OEWG). Hierin zijn alle VN-lidstaten vertegenwoordigd. Binnen de OEWG en eerdere
VN processen is bij consensus erkend dat het internationaal recht van toepassing is
in het cyberdomein. Ook zijn elf vrijwillige, niet-bindende gedragsnormen overeengekomen.
Dit normatieve kader is meerdere malen bekrachtigd in de Algemene Vergadering van
de Verenigde Naties.
Rusland – en in mindere mate China – trekken de toepasbaarheid van bestaand internationaal
recht in twijfel en stellen voor om verdragsonderhandelingen te starten. Het kabinet
sluit ontwikkeling van nieuwe bindende maatregelen op langere termijn niet uit, maar
is van mening dat eerst duidelijk moet worden hoe bestaand internationaal recht moet
worden toegepast in het digitale domein. Internationale discussies en trainingen over
internationaal recht in het cyberdomein dragen bij aan een beter begrip over dit onderwerp.
Mede dankzij deze discussies en trainingen spreken steeds meer landen uit verschillende
regio’s zich uit over de toepassing van specifieke regels. Deze voortgang is ook zichtbaar
in het voortgangsrapport van de OEWG uit 2023, waarin bijvoorbeeld de toepassing van
het verbod op geweldgebruik door middel van ICTs wederom is bevestigd.
37. Rusland en China hebben ook een agenda om het tegengeluid in de digitale ruimte
tegen te gaan. Dit bemoeilijkt al lang de consensus die nodig zou zijn voor een eventueel
nieuw cyberverdrag als opvolger van de Budapestconventie. Hoe ziet het kabinet de
mogelijkheid voor consensus en overeenstemming op de lange termijn? En wat zijn de
alternatieven voor een breed gedragen verdrag?
Antwoord van het kabinet
Het kabinet en de EU blijven gecommitteerd aan het proces om te komen tot een gefocust,
effectief en mensenrechten-respecterend VN-verdrag binnen het mandaat van het VN Ad Hoc Committee. Een dergelijk VN-verdrag zou volgens het kabinet complementair moeten zijn aan het
bestaande cybercrime-verdrag van de Raad van Europa (Boedapest-Conventie). Zo zouden
beide conventies uiteindelijk naast elkaar kunnen bestaan. Voor het kabinet is het
van groot belang dat de toekomstige conventie effectieve instrumenten biedt aan rechtshandhaving
en justitie om cybercriminaliteit wereldwijd aan te pakken, terwijl mensenrechten
adequaat beschermd worden. Tijdens de afgelopen onderhandelingssessies is gebleken
dat een significante groep VN-lidstaten deze doelstelling deelt. Het kabinet is teleurgesteld
dat enkele VN-lidstaten, waaronder Rusland, vergaande voorstellen hebben geherintroduceerd
die weinig tot geen kans hebben op consensus. Desalniettemin is het kabinet ervan
overtuigd dat de grote meerderheid van de VN-lidstaten er belang bij heeft om binnen
afzienbare termijn tot overeenstemming te komen over de inhoud van de toekomstige
conventie. Naast deze toekomstige cybercrime-conventie in VN-verband werkt Nederland
reeds samen met de 67 andere verdragspartijen bij de Boedapest-Conventie en op bilaterale
basis middels wederzijdse rechtshulpverlening met derde landen.
38. Wat voor argumenten gebruiken Rusland en China tegen de deelname van niet-statelijke
actoren in VN-discussies?
Antwoord van het kabinet
De betekenisvolle deelname van niet-statelijke actoren aan VN-discussies is voor het
kabinet van groot belang. Sommige VN-lidstaten menen dat discussies die betrekking
hebben op internationale veiligheidsvraagstukken, zoals cyber, het exclusieve domein
is van staten, waar niet-statelijke actoren geen rol in zouden moeten hebben. Echter,
een groot deel van de cyber-infrastructuur is in handen van private sector. Zij hebben
daarom ook een rol te vervullen in het bevorderen van internationale veiligheid in
het digitale domein. Het kabinet is daarnaast van mening dat het juist in discussies
over cyber in VN-verband noodzakelijk is om de expertise en visie van de private sector,
het maatschappelijk middenveld, de techgemeenschap en academici mee te nemen. Het
kabinet vindt het van essentieel belang om ook op VN-niveau met hen in gesprek te
gaan en transparantie te bieden.
39. De leden van de SGP-fractie vragen voorts hoe goed Defensie erin slaagt technisch
personeel te werven, op te leiden en te behouden voor «cyber readiness» en voor zowel
offensieve als defensieve capaciteit om haar rol in deze strategie te vervullen. Welke
rol speelt oefening en ervaring in «cyber readiness» en in offensieve en defensieve
capaciteit? Hoe werkt Defensie aan die oefening en ervaring? Kan Defensie wellicht
een meer ondersteunende rol bieden bij de politie, als dat bijdraagt aan het opdoen
van ervaring?
Antwoord van het kabinet
Om de cyber readiness te vergroten, investeert Defensie in de komende periode niet alleen in cybersecurity
en militaire cybercapaciteiten, maar ook in zijn inlichtingenpositie en de digitale
rechtshandhaving.
Het werven en aanstellen van personeel neemt meerdere jaren in beslag. Defensie is
bezig om het Defensie Cyber Commando (DCC) een eigen aanstellingsmandaat te geven,
in lijn met de motie van het lid Van Wijngaarden (Kamerstuk 35 925 X, nr. 25), zodat de werving van cyberpersoneel efficiënter en sneller kan verlopen.
Voor het behoud van personeel zijn en worden er momenteel diverse initiatieven ontwikkeld
binnen Defensie, zoals verwoord in de contourenbrief «behouden, binden en inspireren»
(BBI). Zo is DCC gestart met een personeelsprogramma waarbinnen de BBI-maatregelen
zijn afgestemd op de unieke eigenschappen waar cyberpersoneel over beschikt. Daarnaast
heeft het trainingscentrum van het DCC de defensiebrede Cyber Technische Opleiding
(CTO) opgezet om defensiemedewerkers op te leiden; dit heeft geleid tot een directe
toename van het beschikbare cyberpersoneel.
Defensie traint staand en nieuw personeel met een mix van interne en externe opleidingen.
Zowel het DCC als het Defensie Cyber Security Centrum (DCSC) oefenen en trainen met
de krijgsmachtdelen om de samenwerking, veiligheid en militaire slagkracht in het
cyberdomein over de hele breedte te versterken. Naast nationale samenwerking op het
gebied van oefenen en trainen neemt Defensie in internationaal verband deel aan verschillende
oefeningen, zoals de NAVO-oefening Locked Shields.
De ontwikkeling van de digitale slagkracht van DCC gebeurt in nauwe samenwerking met
de MIVD in Cyber Missie Teams, zodat personeel van MIVD en DCC gezamenlijk ervaring
opdoen. De Koninklijke Marechaussee en de Politie werken reeds op meerdere vlakken
samen, waarbij onder meer wordt gekeken naar het uitwisselen van kennis, middelen
en waar nodig zelfs tijdelijke capaciteit. Daarnaast verlenen de Koninklijke Marechaussee
en andere onderdelen van de krijgsmacht op grond van de Politiewet 2012 militaire
bijstand aan de politie, waarmee tevens de ervaringsopbouw van Defensiepersoneel wordt
bevorderd. Defensie streeft ernaar deze vormen van interdepartementaal samenwerken
en oefenen in de loop der tijd uit te breiden.
40. Bepaalde statelijke cyberdreigingen worden genoemd in de brief, maar blijven toch
buiten bereik van oplossingen. Hoe worden de benoemde vrijhavens bestreden?
Antwoord van het kabinet
Om de hybride dreigingen die uitgaan van statelijke actoren het hoofd te bieden is
een samenhangende en diverse set aan maatregelen en instrumenten nodig die Nederland
in staat stelt zich hiertegen te weren, zowel in het civiele als militaire domein.
In de Kamerbrief Aanpak Statelijke dreigingen van november 202222
worden de maatregelen en de kaders waarbinnen deze gecoördineerd kunnen worden ingezet,
beschreven. De Nederlandse inzet ten aanzien van cybersecuritydreigingen wordt beschreven
in de Nederlandse Cybersecuritystrategie en de Internationale Cyberstrategie.
De vrijhavens die in de Internationale Cyberstrategie worden genoemd betreffen vrijhavens
voor cyber-criminele organisaties. De Nederlandse diplomatieke inzet om cybercrime
tegen te gaan richt zich primair op het bestrijden van vrijhavens voor cyber-criminele
groeperingen conform het VN-normatief kader en het toekomstige VN cybercrime-verdrag.
Bij het VN normatief kader gaat het met name om het implementeren en bevorderen van
het due diligence principe, dat bepaalt dat staten verplicht zijn om al het mogelijke te doen om te
voorkomen dat er cyber-aanvallen vanaf het eigen grondgebied gepleegd worden. Daarnaast
doet Nederland actief mee aan de VN-onderhandelingen over een toekomstig verdrag op
cybercrime.
41. In de kabinetsbrief lezen de leden van de SGP-fractie over opsporingsmiddelen
voor repressiedoeleinden. Wat kan het kabinet in de toekomst doen tegen spionagesoftware?
Hoe kijkt het kabinet naar de verspreiding en het gebruik van spionagesoftware?
Antwoord van het kabinet
Het kabinet erkent de zorgen omtrent de verspreiding en het misbruik van intrusion software.
Onrechtmatig gebruik van die software, vooral met repressieve intenties tegen burgers,
is onaanvaardbaar.
Het kabinet zet zich op verschillende manieren in om misbruik tegen te gaan. Bijvoorbeeld
via exportcontrole beleid. Cybersurveillancegoederen en -technologieën vallen onder
het Wassenaar Arrangement. Bedrijven in de EU moeten daardoor een exportvergunning
aanvragen voor levering buiten de EU, die bij mensenrechtenzorgen kan worden geweigerd.
Bovendien streeft Nederland naar strengere internationale controles op cybersurveillancegoederen
gelinkt aan mensenrechtenschendingen. Via de Dual-use Verordening (EU) 2021/821 implementeert
het kabinet controles op technologie die bijdraagt aan repressie, om zo risico's van
mensenrechtenschendingen doeltreffend te reduceren. Hierbij wordt goed in ogenschouw
genomen dat het rechtmatig gebruik door Nederlandse diensten niet wordt belemmerd,
aangezien dit gebruik de bescherming van nationale veiligheid en criminaliteitsbestrijding
ten goede komt. Zie tevens het antwoord op vraag 23.
Op diplomatiek vlak zet het kabinet zich, via de Freedom Online Coalitie, in om de
samenwerking met gelijkgestemde landen te versterken. Samen kunnen deze landen effectievere
normen stellen en maatregelen nemen tegen de verspreiding en misbruik van instrusion software. Verder verkent het kabinet de mogelijkheid tot deelname aan een initiatief van de
Verenigde Staten dat zich richt op het tegengaan van proliferatie en misbruik van
commerciële surveillance technologie: het «Joint Statement on Efforts to Counter the Proliferation and Misuse of Commercial Spyware». Ook zal het kabinet, binnen de kaders van de Internationale Cyberstrategie, diverse
diplomatieke middelen blijven inzetten om landen die deze technologieën misbruiken
aan te spreken, waar mogelijk in EU-verband.
42. De leden van de SGP-fractie vragen voorts naar de keuze van het kabinet voor de
EU, de NAVO of een samenwerking tussen die twee om internationale cyberdiplomatie
te bedrijven. Is er een voorkeur voor een bepaalde partner boven de andere of zijn
er duidelijk verschillende inzetten en rollen?
Antwoord van het kabinet
Het kabinet zet zowel binnen de EU als binnen de NAVO in op een daadkrachtigere rol
van de respectievelijke organisaties in het cyberdomein. Daarnaast wordt ingezet op
meer samenwerking tussen de twee organisaties. Bij het vormgeven van de Nederlandse
inzet wordt rekening gehouden met de specifieke doelstellingen en rollen die de organisaties
hebben.
43. Welke middelen heeft het kabinet allemaal in het tegengaan van desinformatie,
haatspraak en propaganda? In de brief lezen de leden van de SGP-fractie over «Content
Moderation», die bij platforms zelf is neergelegd. Wat zijn de andere instrumenten?
Antwoord van het kabinet
Zie antwoord op vraag 25.
44. In de strategie lezen zij dat landen soms proberen de technische structuur van
het internet naar hun hand te zetten en dat fragmentatie ook dreigt. Hoe verloopt
het met deze vraag om erkenning van het niet-politieke karakter van de publieke kern
van het internet? Lukt dit in VN-verband al, vragen de leden van de SGP-fractie. En
is dat genoeg om de publieke kern en technische structuur van het internet onafhankelijk
te laten blijven? Of moeten daar nog vervolgstappen uit voortvloeien?
Antwoord van het kabinet
Zowel in het eindrapport van de vorige UN Open-Ended Working Group
on Developments in the Field of ICTs in the Context of International Security van 2021, als in het jaarlijkse voortgangsrapport van de huidige UN Open-Ended Working Group on security of and in the use of information and communications
technologies van juli 2023, is overeengekomen dat cyberaanvallen die een impact hebben op de algemene
beschikbaarheid en integriteit van het internet een groeiende zorg zijn. Ook is in
het eindrapport van de OEWG in 2021 door alle VN-lidstaten afgesproken dat deze algemene
beschikbaarheid en integriteit gewaarborgd moet blijven, omdat dit erkend is als kritieke
infrastructuur. De publieke kern van het internet is het fundament onder deze algemene
beschikbaarheid en integriteit en het behoud ervan is daardoor van groot belang om
wereldwijde fragmentatie te voorkomen. Het kabinet zal zich de komende jaren internationaal
blijven inzetten voor verdere versteviging en uitwerking van deze afspraken. Zo staan
het komende jaar de onderhandelingen over het Global Digital Compact van de VN op het programma. Dit moet een overeenstemming worden tussen de lidstaten
over de toekomst van de digitale wereld. In 2025 staat een evaluatie over de afspraken
die gemaakt zijn tijdens de World Summit on Information Society (WSIS) in 2005 en 2015 op de agenda, de zogenaamde WSIS+20 Review. Deze afspraken vormen nog altijd de kern van hoe het internet mondiaal beheerd wordt
en het kabinet zal zich inzetten om deze afspraken te behouden en te verstevigen.
45. De leden van de SGP-fractie vinden het goed dat het kabinet helpt om Computer
Security Incident Response Teams (CSIRT’s) op te bouwen en te versterken in belangrijke
partnerlanden en opkomende landen. Hoe verloopt dit? En is dit een doorlopend programma
of betreft het tijdelijke ondersteuning, waarna het betreffende land verder gaat?
Antwoord van het kabinet
Het NCSC geeft in samenwerking met een externe consultancy-partner uitvoering aan
een meerjarig capaciteitsopbouwprogramma. Dit cyber-capaciteitsopbouw-programma wordt
gefinancierd door het Ministerie van Buitenlandse Zaken en vormt onderdeel van de
uitvoering van de Internationale Cyberstrategie. Het programma heeft focus op drie
regio’s in de wereld; Westelijke Balkan, ASEAN, Zuidelijk Afrika. Binnen het programma
zijn praktische trainingen ontwikkeld, onder meer gericht op CSIRT maturity en CIIP (critical information infrastructure protection).
Verder draagt het NCSC in EU en internationaal verband in diverse gremia bij aan kennisoverdracht
aan andere landen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de Internationale Cyberstrategie
2023–2028. Zij hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.
46. Deze leden zijn het ermee eens dat een pro-actievere omgang met cyberdreigingen
nodig is. Ook merken zij op dat de Minister een set «doorsnijdende beleidsinstrumenten»
voorstelt die een stap in de goede richting zijn met in het bijzonder het versterken
van bestaande en nieuwe coalities met opkomende landen. Kan de Minister aangeven welke
landen zij hieronder zou verstaan en of er ook actief zal worden ingezet op een versterkte
cyber-coalitie met bijvoorbeeld digitaal ontwikkelde landen als Taiwan en Israël?
Antwoord van het kabinet
Als onderdeel van de Internationale Cyberstrategie zet het kabinet in op het versterken
van bestaande en nieuwe coalities met opkomende landen. Deze beleidsinstrumenten gelden
voor alle drie de pijlers van de strategie. In de strategie worden hiermee in het
bijzonder drie regio’s aangeduid, te weten de Westelijke Balkan, Azië en Oceanië en
landen in zuidelijk Afrika. Om slagvaardige internationale coalities te bevorderen,
wordt daarnaast informatie-uitwisseling over cyberdreigingen en multilaterale processen
uitgebreid met verschillende partners met hoogwaardige capaciteiten. Dit zijn onder
andere Japan, Zuid-Korea, Singapore, Australië en Nieuw-Zeeland.
De leden van de BBB-fractie verwelkomen ook het initiatief inzake (extra) investeren
in inlichtingencapaciteiten. Wanneer cyberaanvallen op grote bedrijven of ministeries
worden uitgevoerd, krijgt het dikwijls nationale aandacht, maar een sluipender probleem
is de kwetsbaarheid van lagere overheden en het midden- en kleinbedrijf (MKB) voor
cyberaanvallen. Zij hebben vaak niet de middelen, kennis of het digitale bewustzijn
om cyberaanvallen te voorkomen of bestrijden. Genoeg financiële en juridische middelen
en bevoegdheden voor inlichtingencapaciteiten kunnen bijdragen aan een meer weerbare
en efficiëntere nationale cyberveiligheid, aldus de leden van de BBB-fractie.
47. Wat wil het kabinet specifiek ondernemen om lagere overheden en het MKB weerbaarder
te maken?
Antwoord van het kabinet
De inzet van het kabinet op de versterking van de digitale weerbaarheid van het MKB
is opgenomen in de Nederlandse Cybersecuritystrategie (NLCS) en de Strategie Digitale
Economie. Het Digital Trust Center (DTC) van het Ministerie van Economische Zaken
en Klimaat (EZK) speelt hierin een belangrijke rol. Het DTC helpt bedrijven (van grote
bedrijven tot zzp-ers) meer digitaal weerbaar te worden tegen cyberdreigingen, dit
doet zij op twee manieren. Ten eerste geeft het DTC informatie en advies bijvoorbeeld
via haar website en biedt zij verschillende tools aan zoals de Bassiscan Cyberweerbaarheid.
Tevens beschikt het DTC over een notificatiedienst. Bedrijven worden dan geïnformeerd
over specifieke digitale kwetsbaarheden en dreigingen. Met deze informatie kunnen
bedrijven actie ondernemen om schade voor het bedrijf te voorkomen of zoveel mogelijk
beperkt te houden. Ten tweede stimuleert het DTC samenwerkingsverbanden van bedrijven
in een regio of branche. Hierin kunnen ondernemers van elkaar leren, ervaringen uitwisselen
en samenwerken aan producten die helpen om cyberweerbaar(der) te worden. Inmiddels
is hierdoor een netwerk van 56 samenwerkingsverbanden ontstaan. U bent op 23 februari
jl. door de Minister van EZK geïnformeerd over de voortgang van het DTC.
23
Daarnaast zult u dit najaar worden geïnformeerd over de voortgang van Nederlandse
Cybersecuritystrategie (NLCS) en de Strategie Digitale Economie.
Het kabinet onderschrijft bovendien de noodzakelijke aandacht voor cyberweerbaarheid
van lagere overheden en onderneemt hier reeds vanuit verschillende initiatieven actie
op. Zo bevat de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO), het basisnormenkader
voor informatiebeveiliging bij de overheid, een minimale set aan maatregelen voor
overheidsorganisaties voor het verhogen van de digitale weerbaarheid. Het doel hiervan
is om te voorkomen dat overheidsorganisaties het slachtoffer worden van digitale aanvallen.
De herziening van de Netwerk- en Informatiebeveiligingsrichtlijn (NIS2) geeft handvatten
om maatregelen van de BIO wettelijk te verankeren en het toezicht op de gehele overheid,
zo ook lagere overheden, in te richten. Deze richtlijn wordt momenteel omgezet in
nationale wetgeving. Het toezicht op informatiebeveiliging bij de overheid zorgt dat
de noodzakelijke maatregelen zoals benoemd in de BIO op een goede manier worden toegepast.
Naast deze initiatieven voor het verhogen van de weerbaarheid wordt ook door overheidsorganisaties,
waaronder lokale overheden, geoefend om voorbereid te zijn indien, ondanks de genomen
maatregelen, toch incidenten plaatsvinden. Dit doen zij bijvoorbeeld tijdens de jaarlijkse
Overheidsbrede Cyberoefening, waar verschillende overheidsorganisaties oefenen met
gesimuleerde hackaanvallen. Op deze manier worden bestaande crisisplannen getest in
de praktijk en leren organisaties hoe ze moeten handelen tijdens incidenten. Deze
Overheidsbrede Cyberoefening is aanvullend op dat wat de verschillende bestuurslagen
zelf al organiseren, zoals de oefenpakketten van de Informatiebeveiligingsdienst (IBD)
van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Tot slot: het belang dat wordt gehecht
aan de versterking van de cyberweerbaarheid van lokale overheden komt ook terug in
het Bestuurlijk Convenant Digitale Veiligheid Gemeenten.24
Hierin worden de uitgangspunten geschetst voor de gezamenlijke inzet op het verbeteren
van digitale veiligheid op lokaal niveau door de Staatssecretaris van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister van Justitie en Veiligheid en de voorzitter
van de Vereniging Nederlandse Gemeenten.
48. Veiligheidsdiensten moeten volgens de leden van de BBB-fractie meer ruimte krijgen
om bevoegdheden te gebruiken in hun werk, met daarbij als voorwaarde een wettelijk
kader waardoor toezichthouders controles kunnen uitvoeren. Hoe ziet het kabinet een
dergelijk juridisch kader?
Antwoord van het kabinet
Voor de AIVD en MIVD geldt, onder verwijzing naar de beantwoording van vraag 29, dat
met de Tijdelijke wet, de AIVD en MIVD hun bestaande bevoegdheden effectiever moeten
kunnen inzetten, waarbij tegelijkertijd de waarborgen waarmee die inzet moet zijn
omgeven op een hoog niveau blijven. Met de Tijdelijke wet wil het Kabinet inzetten
op meer dynamisch toezicht, waarbij de toetsing aan de voorkant op enkele punten verplaatst
wordt naar bindend toezicht tijdens de uitvoering van bevoegdheden. Hierdoor sluit
de aard van het toezicht beter aan bij de fase en de dynamiek van het onderzoek en
kan tevens een (voortdurende) rechtmatige uitvoering van de wet worden gemonitord.
II Volledige agenda
– De brief van de Minister van Buitenlandse Zaken van 9 juni 2023 over de Internationale
Cyberstrategie (ICS) 2023–2028 (Kamerstukken 26 643 en 30 821, nr. 1036).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.J. (Rudmer) Heerema, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
A.W. Westerhoff, griffier