Nota van wijziging : Nota van wijziging
36 425 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten tot codificatie en aanvulling van het fiscale kwalificatiebeleid inzake buitenlandse rechtsvormen en tot afschaffing van de zelfstandige belastingplicht van de open commanditaire vennootschap (Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen)
Nr. 7
                   NOTA VAN WIJZIGING
            
Ontvangen 18 oktober 2023
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
Na artikel XIII wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL XIIIA
Indien zonder toepassing van dit artikel een open commanditaire vennootschap als bedoeld
                  in artikel IX, eerste lid, op grond van artikel 2.1, eerste lid, onderdeel e, van
                  de Wet bronbelasting 2021 belastingplichtig is voor de bronbelasting met betrekking
                  tot voordelen als bedoeld in artikel 3.1, onderdeel c, van die wet wordt voor de toepassing
                  van die wet en de daarop berustende bepalingen niet die open commanditaire vennootschap
                  maar elke achterliggende gerechtigde die een belang heeft in die open commanditaire
                  vennootschap aangemerkt als de gerechtigde tot die voordelen, zulks naar rato van
                  ieders gerechtigdheid.
               
Toelichting
               
Aanvankelijk had het kabinet het voornemen om de open commanditaire vennootschap (cv)
                     af te schaffen per 1 januari 2024. Hierdoor zou in bepaalde situaties bronbelasting
                     op dividenden, die op per 1 januari 2024 in werking treedt, achterwege kunnen blijven.
                     Nu de open cv pas op 1 januari 2025 komt te vervallen, wordt de bronbelasting in voorkomende
                     gevallen gedurende een periode van één jaar – tot het moment dat dit wetsvoorstel
                     in werking treedt – echter wel geheven doordat in Nederland open cv’s fiscaal anders
                     (niet-transparant) gekwalificeerd worden dan in het buitenland (transparant).
                  
Als gevolg van de in deze nota van wijziging voorgestelde maatregel wordt in bepaalde
                     situaties vanaf 1 januari 2024 geen bronbelasting op dividenden geheven van de open
                     cv (of een daarmee vergelijkbaar buitenlands lichaam), maar dient bij de achterliggers
                     te worden bepaald of er sprake is van belastingplicht voor de bronbelasting op dividenden.
                  
Met het voorgestelde artikel XIIIA wordt voor het jaar 2024 in overgangsrecht voorzien
                     voor open cv’s die, zonder genoemd artikel XIIIA, per 1 januari 2024 belastingplichtig
                     worden op grond van de zogenoemde hybride bepaling van artikel 2.1, eerste lid, onderdeel
                     e, van de Wet bronbelasting 2021 (Wet BB 2021) met betrekking tot voordelen in de
                     vorm van dividenden. Met genoemd artikel XIIIA wordt voor deze situatie geregeld dat
                     de achterliggende gerechtigden met een belang in een open cv als gerechtigden tot
                     de dividenden worden aangemerkt. Met open cv wordt gedoeld op de lichamen als omschreven
                     in artikel 2, derde lid, onderdeel c, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
                     Op basis van het huidige kwalificatiebeleid (rechtsvormvergelijkingsmethode)1 dat ook over het jaar 2024 toepassing vindt, worden hiermee zowel naar Nederlands
                     recht opgerichte open cv’s als naar buitenland recht opgerichte of aangegane lichamen
                     met een rechtsvorm die vergelijkbaar is met die van een open cv bedoeld (hierna beide
                     tezamen kortweg aangeduid als: open cv).
                  
In het wetsvoorstel Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen wordt voorgesteld
                     om per 1 januari 2025 het zogenoemde toestemmingsvereiste en daarmee de open cv te
                     laten vervallen. Hiermee vervalt het onderscheid tussen de besloten cv (transparant)
                     en open cv (niet-transparant) en worden alle cv’s vanuit Nederlands perspectief als
                     transparant aangemerkt. Dit geldt ook voor toepassing van de Wet BB 2021. Aanvankelijk
                     had het kabinet het voornemen om de betreffende in het wetsvoorstel opgenomen maatregelen
                     in werking te laten treden per 1 januari 2024, zodat de open cv met ingang van die
                     datum zou worden afgeschaft.2 Het kabinet heeft echter besloten om de inwerkingtreding van de betreffende maatregelen
                     een jaar uit te stellen: inwerkingtreding per 1 januari 2025.3 De fiscale behandeling van de open cv blijft in het jaar 2024 derhalve ongewijzigd.
                     Het gevolg hiervan is dat een open cv in een bepaalde situatie belastingplichtig kan
                     worden op basis van de Wet invoering conditionele bronbelasting op dividenden, die
                     in werking treedt op 1 januari 2024.4 Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de volgende situatie:
                  
In dit voorbeeld keert een in Nederland gevestigde bv dividend uit aan een open cv.
                  Deze open cv en de achterliggende investeerders zijn niet gevestigd in een laagbelastende
                  jurisdictie. Voor Nederlands fiscaal perspectief wordt de open cv als niet-transparant
                  aangemerkt en voor buitenlandse fiscale doeleinden als transparant. Omdat de open
                  cv een hybride lichaam is moet de Nederlandse bv vanaf 1 januari 2024 op grond van
                  artikel 2.1, eerste lid, onderdeel e, Wet BB 2021 bronbelasting inhouden op de gehele
                  dividenduitkering aan de open cv. Op grond van 2.1, vierde lid, Wet BB 2021 (tegenbewijsregeling)
                  kan de bronbelasting onder voorwaarden achterwege blijven. In bovenstaande situatie
                  kan er echter niet met succes tegenbewijs worden geleverd. Eén van de voorwaarden
                  is namelijk dat iedere achterliggende gerechtigde in diens staat van vestiging wordt
                  behandeld als gerechtigde tot de dividenduitkering, wat betekent dat al die staten
                  de open cv als fiscaal transparant moeten aanmerken. Het in Nederland gevestigde pensioenfonds
                  zal echter op basis van de ook in 2024 nog geldende Nederlandse fiscale wetgeving
                  in Nederland niet als gerechtigde tot de dividenduitkering worden behandeld omdat
                  de open cv ook in 2024 nog als niet-transparant kwalificeert. Dit verandert met ingang
                  van 1 januari 2025, het moment dat de maatregelen uit het wetsvoorstel Wet fiscaal
                  kwalificatiebeleid buitenlandse rechtsvormen in werking treden ten gevolge waarvan
                  vanaf dat moment de open cv ook in Nederland als fiscaal transparant zal worden aangemerkt.
               
Het kabinet meent dat de keuze voor inwerkingtreding van de in dit kader relevante
                     maatregelen pas met ingang van 1 januari 2025 (en dus het een jaar langer laten voortbestaan
                     van het verschil in kwalificatie van een open cv) in de bovenstaande situatie een
                     ongewenst effect heeft voor wat betreft de heffing van de bronbelasting met betrekking
                     tot dividenden, omdat de open cv daarmee – zonder overgangsrecht – voor slechts één
                     jaar bronbelastingplichtig voor dividenden zou worden. Tezamen met de omstandigheid
                     dat de latere inwerkingtreding van de betreffende maatregelen, gezien de complexiteit
                     van de structuren, relatief laat (8 mei 20235) is bekendgemaakt is dit voor het kabinet aanleiding het wetsvoorstel Wet fiscaal
                     kwalificatiebeleid rechtsvormen aan te vullen met een specifieke overgangsbepaling.
                     De overgangsbepaling ziet op de open cv die anders (dus zonder de overgangsbepaling)
                     op grond van artikel 2,1, eerste lid, onderdeel e, Wet BB 2021 belastingplichtig was
                     geweest met betrekking tot voordelen in de vorm van dividenden.
                  
Als er met succes beroep wordt gedaan op de tegenbewijsregeling van artikel 2.1, vierde
                     lid, Wet BB 2021, vindt de overgangsbepaling geen toepassing. Dan is de open cv namelijk
                     niet belastingplichtig voor de bronbelasting.
                  
Als gevolg van de voorgestelde maatregel wordt de open cv in die situatie de facto
                     als fiscaal transparant aangemerkt voor de toepassing van de bronbelasting op dividenden.
                     Dit heeft tot gevolg dat de achterliggende gerechtigden van de open cv als gerechtigden
                     tot voordelen in de vorm van dividenden worden aangemerkt. Niet alle gerechtigden
                     tot het dividend zijn – na toepassing van de overgangsbepaling – noodzakelijkerwijs
                     belastingplichtig voor de bronbelasting, omdat aan die belastingplicht naast de voordeelgerechtigdheid
                     meer voorwaarden zijn verbonden. Inhouding van bronbelasting op het dividend vindt
                     plaats voor zover er sprake is van belastingplicht. Een achterliggende gerechtigde
                     kan belastingplichtig zijn voor de bronbelasting op dividenden indien deze kort gezegd
                     gelieerd is met het in Nederland gevestigde lichaam dat de dividenduitkering doet
                     en in een laagbelastende jurisdictie is gevestigd of er sprake is van een misbruiksituatie.
                  
De maatregel geldt nadrukkelijk alléén voor zover de belastingplicht voor de bronbelasting
                     betrekking heeft op voordelen in de vorm van dividenden, zodat de open cv op grond
                     van artikel 2.1, eerste lid, onderdeel e, Wet BB 2021 – ook in 2024 – nog wel belastingplichtig
                     kan zijn met betrekking tot voordelen in de vorm van rente en royalty’s, welke heffing
                     reeds sinds 1 januari 2021 – ook in dergelijke gevallen met een open cv – is verschuldigd.
                  
Budgettaire gevolgen
De voorliggende maatregel leidt ertoe dat een onbedoelde belastingopbrengst wordt
                  voorkomen die niet in de raming van het wetsvoorstel was meegenomen. Per saldo zijn
                  er dus geen budgettaire gevolgen.
               
Uitvoeringsgevolgen
De Belastingdienst heeft deze nota van wijziging beoordeeld met een uitvoeringstoets.
                  De Belastingdienst acht de beschreven maatregel uitvoerbaar per 1 januari 2024. De
                  gevolgen voor de uitvoering zijn beschreven in de uitvoeringstoets die als bijlage
                  is bijgevoegd.
               
De Staatssecretaris van Financiën,
                  M.L.A. van Rij
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën