Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kwaliteit kinderopvang (vaste gezichtencriterium en buitenschoolse opvang) (Kamerstuk 31322-510)
2023D41549 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestond bij enkele fracties
de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid over de ontvangen brief: Ontwerpbesluit tot wijziging van
het Besluit kwaliteit kinderopvang (vaste gezichtencriterium en buitenschoolse opvang)
(Kamerstuk 31 322, nr. 510).
De voorzitter van de commissie,
Kuzu
De adjunct-griffier van de commissie,
Van den Broek
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
II Antwoord/Reactie van de Minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het ontwerpbesluit
tot wijziging van het Besluit kwaliteit kinderopvang (vaste gezichtencriterium en
buitenschoolse opvang). Deze leden hebben hier enkele vragen en opmerkingen over.
In de inleiding van de nota van toelichting lezen de leden van de VVD-fractie dat
de Minister stelt dat door de invoering van de Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang
(IKK) de kwaliteit van de kinderopvang in zijn algemeenheid is verbeterd. De leden
van de VVD-fractie zijn verheugd dit te lezen. Aangezien deze leden er waarde aan
hechten dat goede kwaliteit wordt geboden in de kinderopvang hebben zij reeds aangegeven
voorstanders te zijn van het invoeren van professionele zeggenschap zoals deze ook
in de zorg is ingevoerd. Voorgenoemde leden verwachten dat professionele zeggenschap
ook zal bijdragen aan de kwaliteit van de kinderopvang. Hoe kijkt de Minister hiernaar?
Heeft de Minister al concrete plannen om professionele zeggenschap in de kinderopvangsector
in te voeren?
De leden van de VVD-fractie merken op dat de Minister andersgekwalificeerde beroepskrachten
maximaal wil inzetten. Deze leden vragen de Minister in hoeverre het mogelijk is om
flexibel om te gaan met het wisselen van groepen op bijvoorbeeld één locatie? Zeker
wanneer andersgekwalificeerde beroepskracht uitgebreid bekend is en er voldoende beroepskrachten
aanwezig zijn?
Tot slot lezen de leden van de VVD-fractie dat het vereenvoudigen van kindercentrum-overstijgende
opvangen enkel mogelijk is gemaakt voor schoolvrije dagen. Deze leden vragen de Minister
of het niet toch mogelijk is om de registratie van kindercentrum-overstijgende opvangen
op schooldagen ook te vereenvoudigen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Aangezien de leden van de D66-fractie veel waarde hechten aan de ontwikkeling van
kinderen op de kinderopvang, zowel op de dagopvang als op de buitenschoolse opvang,
zien deze leden ook de waarde van een vaste en vertrouwde beroepskracht voor onder
meer emotionele veiligheid en stabiliteit voor een kind op de kinderopvang. Daarom
hebben deze leden met belangstelling kennisgenomen het ontwerpbesluit tot wijziging
van het Besluit kwaliteit kinderopvang (vaste gezichtencriterium en buitenschoolse
opvang) en hebben zij hier nog enkele vragen en opmerkingen bij.
Hoofdstuk 2
Al vaker hebben de leden van de D66-fractie steun uitgesproken voor maatregelen om
de personele krapte in de kinderopvang te verminderen, allereerst door het stimuleren
van meer uren werken en de inzet van groepshulpen. Omdat deze leden hier al vaker
naar hebben gevraagd, vragen deze leden naar de reeds behaalde resultaten en de status
van de pilots van het initiatief Het Potentieel Pakken (HPP). Verder vragen deze leden
aan het kabinet hoeveel kinderopvangorganisaties al aan de slag zijn gegaan met de
lessen die HPP heeft kunnen trekken en op welke manier de Minister kinderopvangorganisaties
wijst op deze lessen.
Voorts vragen de leden van de D66-fractie naar de gevolgen van een rijke schooldag
voor het vaste gezichtencriterium. Immers zouden er meer wisselingen van het gezicht
voor de groep kunnen plaatsvinden gedurende de dag, dus vragen deze leden concreet
of het kabinet belemmeringen ziet voor het opstarten van de rijke schooldag als gevolg
van het voorgenomen besluit.
Over het toezicht op de inzet van beroepskrachten in opleiding als vaste beroepskracht
vragen de leden van de D66-fractie naar lokale verschillen. Ondanks de antwoorden
van het kabinet op eerdere vragen van deze leden, ontvangen deze leden signalen van
kinderopvangorganisaties die in de ene gemeente een boete krijgen voor een vergrijp
en in de andere gemeente een waarschuwing of nog niet eens dat. Deze leden begrijpen
deze verschillen soms ook niet, dus vragen deze leden waar kinderopvangorganisaties
heen kunnen met onuitlegbare verschillen tussen handhaving door Gemeentelijke gezondheidsdiensten
(GGD’s) en gemeenten, anders dan een rechter. Welke maatregelen neemt het kabinet
concreet om verschillen in de handhaving te voorkomen en wanneer wordt het onderzoek
naar één landelijke inspectie voor de kinderopvang afgerond, vragen deze leden verder.
Hoofdstuk 3
De kinderopvangsector is divers en dat kan waardevol zijn volgens de leden van de
D66-fractie. Echter zien deze leden ook dat er publieke waarden zijn verbonden aan
kinderopvang die verankerd moeten zijn in wet- en regelgeving om te voorkomen dat
kinderopvang wordt geboden uit puur winstbejag. Daarom hebben deze leden met zorg
gelezen over de kinderopvangorganisaties die met de groepsindeling schoven uit winstbejag
in plaats van voor pedagogische redenen. Daarom vragen deze leden hoe het publieke
karakter in de kinderopvang is geborgd in wet- en regelgeving, of het kabinet van
mening is dat deze borging afdoende is en hoe de kwaliteitsmonitor wordt gebruikt
om acties ten behoeve van winstbejag, zoals waar het kabinet over schrijft, tijdig
te herkennen en om (zo nodig) snel maatregelen te nemen.
Omdat de overwegingen voor de inzet van beroepskrachten en de indeling van de groep
worden omschreven in het pedagogisch beleidsplan, vragen de leden van de D66-fractie
naar de rol van de medezeggenschap (oudercommissie) bij dit pedagogisch beleidsplan.
Worden ouders ook betrokken bij de totstandkoming van (de indexatie van) het uurtarief
en welke rechten hebben zij daarbij, enkel een adviesrecht of ook goedkeuringsrecht,
vragen deze leden. Kan het kabinet reflecteren op de wenselijkheid van inspraak van
de ouders in de totstandkoming van tarieven op de kinderopvang, vragen deze leden.
De waarde van kindcentra voor de doorlopende leerlijn van kinderen wordt onderkend
door de leden van de D66-fractie, dus stemt het deze leden tevreden dat de voorgenomen
maatregelen eraan bijdragen dat een kindcentrum minder belemmeringen ervaart om onderwijs
en opvang te combineren. Wel zien deze leden dat er nog belemmeringen lijken te blijven
bestaan, dus vragen deze leden naar een overzicht van de geconstateerde knelpunten
om een kindcentrum te openen en kinderen te onderwijzen en opvangen. Welke acties
heeft het kabinet reeds genomen en wil het nog nemen om deze knelpunten te doen verdwijnen,
vragen deze leden.
Ten aanzien van de verantwoordelijkheidsverdeling bij een kindcentrum, vragen de leden
van de D66-fractie naar de verantwoordelijkheidsverdeling rondom het toezicht. Deze
leden vragen hoe wordt voorkomen dat zowel de onderwijsinspectie als de lokale GGD
toezicht gaan houden op precies dezelfde locatie met andere normen en controles die
minder toegevoegde waarde hebben als er ook al door een andere inspectie is gecontroleerd
en hoe wordt samenwerking tussen beide bevorderd.
Hoofdstuk 4
Verder vragen de leden van de D66-fractie naar de belasting van kinderopvangorganisaties
met taken anders dan het opvangen en helpen van kinderen bij hun ontwikkeling, gelet
op de additionele vragen rond een pedagogisch ontwikkelplan die bij de kinderopvangorganisaties
worden neergelegd. Welke maatregelen zijn reeds genomen om de administratieve druk
op kinderopvangorganisaties in het algemeen en pedagogisch medewerkers in het bijzonder
te verminderen en wat kan en wil het kabinet verder doen om ervoor te zorgen dat pedagogisch
medewerkers zoveel mogelijk van hun tijd kunnen besteden aan kinderen, vragen deze
leden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen
van het Ontwerpbesluit en de Kamerbrief «Periodieke rapportage kinderopvangbeleid
2015–2022». Deze leden hebben hierover enkele vragen.
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie vragen op welke
wijze het verlagen van de kwaliteitseisen, naar verwachtring van de Minister, zal
zorgen dat de sector aantrekkelijker wordt en daardoor meer werknemers zal kunnen
aantrekken. Ook vragen deze leden hoe de Minister waarborgt dat de uitstroom niet
toeneemt.
In de Kamerbrief «Periodieke rapportage kinderopvangbeleid»1 wordt het belang van de kwaliteit van kinderopvang onderstreept. Tegelijkertijd wordt
een toename van incidenten gerapporteerd. Op welke manier wordt de veiligheid van
kinderen gewaarborgd bij versoepeling van de kwaliteitseisen? Hoe verhoudt een versoepeling
van de kwaliteitseisen zich tot de toename van het aantal incidenten? Gaat het om
een tijdelijke of een structurele aanpassing?
In het ontwerpbesluit lezen de leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie
dat een beroepskracht in opleiding als volledige beroepskracht kan worden ingezet.
In hoeverre komt dit de opleiding van de beroepskracht ten goede? Is het in het kader
van het duurzaam behoud van medewerkers in de sector niet verstandiger om medewerkers
in opleiding ook daadwerkelijk eerst de volledige opleiding te laten afronden in plaats
van in te zetten als volwaardige medewerker? Eén van de eisen die genoemd wordt is
dat de beroepskracht in opleiding het eerste leerjaar van de opleiding moet hebben
afgerond om als vaste beroepskracht te mogen worden ingezet. Op welke manier verhoudt
één jaar opleiding en ervaring zich volgens de minisister tot een volledig gekwalificeerde
medewerker? Op welke wijze waarborgt de Minister de veiligheid en de kwaliteit van
de kinderopvang?
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie hebben tenslotte
enkele vragen over de beroepskracht-kind ratio. Deelt de Minister de mening dat het
voor de werknemers werkdrukverhogend werkt als de Minister deze ratio laten varen?
Op welke manier wil de Minister deze druk tegengaan?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de nota van
toelichting op «Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kwaliteit kinderopvang
(vaste gezichtencriterium en buitenschoolse opvang)».
De leden van de BBB-fractie vragen of de Minister inzichtelijk kan maken hoeveel de
inzet van andersgekwalificeerde beroepskrachten gaat toevoegen in de personele capaciteit
van kinderopvang. Deze leden zijn van mening dat een duidelijke kwantificatie van
het aantal te verwachten andersgekwalificeerden en de daadwerkelijke opbrengst van
toegevoegde waarde is voor huidige en toekomstige besluitvorming en verzoeken de Minister
hiervan een overzicht te geven voor zover dat mogelijk is.
II Antwoord/Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. Kuzu, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
E.E. van den Broek, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.