Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Baarle over mogelijke discriminatie van de As-Soennah-moskee
Vragen van het lid Van Baarle (DENK) aan de Staatssecretaris van Financiën over mogelijke discriminatie van de As-Soennah-moskee (ingezonden 24 augustus 2023).
Antwoord van Staatssecretaris Van Rij (Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst)
(ontvangen 9 oktober 2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023,
nr. 3588.
Inleiding
Drie punten die in de beantwoording aan de orde komen wil ik hier nader toelichten:
• Leden van uw Kamer hebben vragen gesteld over de individuele belastingplichtige. Vanwege
de fiscale geheimhoudingsplicht (art. 67 AWR) kan ik niet ingaan op een individuele
belastingplichtige en de gestelde vragen daarover.
• De inspecteur van de Belastingdienst heeft pro forma hoger beroep ingesteld tegen
de uitspraak van de rechtbank van 8 augustus jl. Het Hof heeft de Belastingdienst
tot uiterlijk 19 oktober 2023 gegeven om het hoger beroep te motiveren. Dit hoger
beroep moet nog dienen en zolang de zaak onder de rechter is, kan ik niet reflecteren
op de uitspraak.
• Een aantal vragen heeft betrekking op de rol en werkwijze van het Combiteam Aanpak
Facilitators (CAF) binnen de Belastingdienst. Ik heb uw Kamer op 5 juli 2023 het tussenrapport
onderzoeksvraag deel 1a inzake Onderzoek werkwijze CAF toegestuurd1. KPMG is op dit moment bezig met het tweede deel van het onderzoek waarin KPMG aan
de hand van een door KPMG te ontwikkelen toetsingskader de CAF-dossiers zal toetsen.
Ik verwacht het tweede deel van het onderzoek aan het eind van dit jaar met uw Kamer
te delen.
Ik vind het onbevredigend dat ik de door u gestelde vragen op dit moment niet volledig
kan beantwoorden. Nadat de rechter een uitspraak heeft gedaan en het oordeel definitief
is, wil ik de huidige beantwoording – waar dat kan in verband met de fiscale geheimhoudingsplicht
– aanvullen. Dit geldt eveneens bij oplevering van het tweede deel van het onderzoek
door KPMG naar CAF.
Vraag 1
Bent u bekend met het NRC-artikel «De fiscus was te hard voor de Haagse As-Soennah-moskee,
discrimineerde mogelijk zelfs»2.
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u onze constatering dat mede door politieke druk er een onbezonnen fraudejacht
met een discriminatoir karakter is ingezet tegen islamitische instellingen en welke
maatregelen neemt u om de verantwoordelijke medewerkers hiervoor ter verantwoording
te roepen en dit te stoppen?
Antwoord 2
Vanwege de fiscale geheimhoudingsplicht kan ik niet ingaan op een individuele belastingplichtige.
Vraag 3
Hoe reflecteert u op de uitspraak van de rechtbank dat discriminatie niet kan worden
uitgesloten?
Antwoord 3
Vanwege de fiscale geheimhoudingsplicht kan ik niet ingaan op een individuele belastingplichtige.
Vraag 4
Deelt de u de conclusie van de rechter dat de Belastingdienst een «verhoogde belangstelling»
had voor «giften aan moskeeën»?
Antwoord 4
Vanwege de fiscale geheimhoudingsplicht kan ik niet ingaan op een individuele belastingplichtige.
Vraag 5
Hoe verklaart u deze verhoogde belangstelling voor één specifieke religieuze gemeenschap?
Antwoord 5
In de evaluatie uitvoering giftenaftrek3 kwam naar voren dat uit de praktijk bleek dat de giftenaftrek toen een fraudegevoelige
regeling was. Facilitators voerden voor grote groepen belastingplichtigen bewust verkeerde
giften op in de aangifte inkomstenbelasting. Er was sprake van grootschalige fraude
en de regeling was gevoelig voor constructies. Ook ANBI’s konden deel uitmaken van
een constructie. De Belastingdienst had daarom in het toezichtsproces nadrukkelijk
aandacht voor de giftenaftrek in aangiften IH en de daarmee samenhangende risico’s
voor de juistheid van aangiften. Uit onderzoek is gebleken dat er met name sprake
was van vervalste kwitanties in de situaties dat er sprake was van contante betalingen.
Dit deed zich met name – niet uitsluitend – voor binnen de islamitische gemeenschap
bleek eveneens uit onderzoek4. Deze bevinding is ook gedeeld met de Tweede Kamer in het kader van de evaluatie
giftenaftrek.
Vraag 6
Deelt de u de conclusie van de rechter dat moskeeën door de Belastingdienst «op zichzelf
reeds als frauderisico worden gezien»? Bent u bereid dit ten strengste af te keuren
en maatregelen te nemen tegen de personen die dit kennelijke beleid hebben ingezet?
Antwoord 6
De rechtbank heeft zich onder andere uitgesproken over de risicoselectie door het
ANBI-team van de Belastingdienst. Tegen deze uitspraak is pro-forma hoger beroep ingesteld,
daarom kan ik nu niet ingaan op deze vraag. Bovendien is sprake van de fiscale geheimhoudingsplicht
wat belet in te gaan op een individuele belastingplichtige.
Vraag 7
Kunt u verklaren waarom moskeeën op zichzelf als een frauderisico werden gezien?
Antwoord 7
Nee.
Vraag 8
Kunt u een concrete datum aangeven vanaf wanneer moskeeën als een frauderisico werden
gezien? Wat lag hieraan ten grondslag?
Antwoord 8
De werkwijze is niet aangepast naar aanleiding van het rapport «Ongekend onrecht»
en de FSV-onderzoeken. De werkwijze van het ANBI-team is gewijzigd in die zin dat
het ANBI-team in de geest van de «menselijke maat» meer nog dan in het verleden het
gesprek aan gaat met vertegenwoordigers van instellingen. Het ANBI-team probeert hiermee
meer aan de voorkant van het proces te komen door middel van voorlichting, zoals informatieverstrekking
via het ANBI loket.
Vraag 9
Hoe classificeert u het bij voorbaat verdacht beschouwen van moskeeën? Is hier sprake
van institutionele vooringenomenheid of institutioneel racisme?
Antwoord 9
De Belastingdienst houdt met twee afdelingen administratief- en materieel toezicht
op de naleving van de ANBI-regelgeving. De ene afdeling richt zich op het behandelen
van de jaarlijks circa 2.000 aanvragen voor het verkrijgen van de ANBI status. In
dit team wordt ook beoordeeld of door de ANBI’s wordt voldaan aan de publicatieplicht.
Jaarlijks worden ongeveer 4.000 instellingen beoordeeld in het kader van de publicatieplicht.
Als niet aan de publicatieplicht wordt voldaan dan krijgen instellingen de kans om
een formele omissie binnen een redelijke tijd te herstellen. In ongeveer 6% van deze
beoordelingen is de ANBI-status ingetrokken.
De tweede afdeling beoordeelt of de aangemerkte ANBI’s nog steeds aan de ANBI-eisen
voldoen. Hier worden ook de bezwaar- en beroepschriften tegen een afwijzing of intrekking
van de ANBI-status behandeld en worden verzoeken tot vooroverleg in behandeling genomen.
Ook wordt materieel toezicht gehouden op de naleving van de ANBI-regelgeving. Deze
vorm van toezicht (achteraf) vormt het sluitstuk van de gehanteerde prioritering in
het werkaanbod van het ANBI-team. Conform de uitvoerings- en handhavingsstrategie
van de Belastingdienst wordt capaciteit eerst ingezet voor uitvoering en daarna voor
handhaving. Dit betekent dat werkzaamheden die geïnitieerd worden door burgers, bedrijven
en fiscaal dienstverleners (o.a. aanvragen, bezwaar/beroep, vooroverleg, serviceberichten
aan intermediairs) voorrang krijgen.
Het materieel toezicht in de huidige vorm focust zich met name op specifieke ANBI-gerelateerde
aspecten zoals het «algemeen nut karakter», beoordelen particuliere belangen, de besteding
van giften en de feitelijke activiteiten. Door de afwezigheid van een gestructureerde
vorm van gegevensverkrijging beschikt het ANBI-team nauwelijks over risicodetectie
mogelijkheden. Dit toezicht is daarom voornamelijk afhankelijk van interne signalen
die binnenkomen over ANBI’s. Deze signalen worden altijd behandeld door het ANBI-team.
Daarbij wordt op dit moment geen gebruik gemaakt van selectiecriteria, algemene kaders
of leidraden. In de praktijk nemen ervaren medewerkers van het ANBI het besluit welk
onderzoek wordt. Dit kan een kantoortoets zijn of een boekenonderzoek. Mocht een boekenonderzoek
noodzakelijk zijn dan kan het ANBI-team gebruik maken van een beperkt aantal controlemedewerkers
van de verschillende Belastingdienstkantoren verspreid over het land.
Vraag 10
Waarom heeft u geweigerd om in de rechtszaak de selectiecriteria te verstrekken?
Antwoord 10
De Belastingdienst is reeds op hoogambtelijk niveau het gesprek aangegaan met vertegenwoordigers
van Islamitische organisaties; daarbij kon niet ingegaan worden op individuele belastingplichtigen
vanwege de fiscale geheimhoudingsplicht.
Toelichting
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Van Baarle
(DENK), ingezonden 24 augustus 2023 (vraagnummer 2023Z14245) en 25 augustus 2023 (vraagnummer 2023Z14269).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.