Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Beertema, Pouw-Verweij en Bisschop over het bericht dat Joodse studenten zich onveilig en ongewenst voelen op de Universiteit van Amsterdam
Vragen van de leden Beertema (PVV), Pouw-Verweij (JA21) en Bisschop (SGP) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht dat Joodse studenten zich onveilig en ongewenst voelen op de Universiteit van Amsterdam (ingezonden 6 juli 2023).
Antwoord van Minister Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 2 oktober
2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 3472.
Vraag 1
Bent u ermee bekend dat Joodse studenten zich onveilig en ongewenst voelen op de Universiteit
van Amsterdam (UvA)?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de opvatting dat hier sprake is van een patroon, gelet op onder meer schriftelijke
vragen van het lid Bisschop (SGP) over onveiligheid van Joodse studenten op Rijksuniversiteit
Groningen?2
Antwoord 2
Laat ik voorop stellen dat studenten zich thuis moeten kunnen voelen en zich optimaal
moeten kunnen ontwikkelen op hun onderwijsinstelling. Zoals aangegeven in de beantwoording
van de schriftelijke vragen van het lid Bisschop (SGP) ontbreken de benodigde gegevens
om een patroon vast te stellen, maar elk geval is er één te veel.
Vraag 3
Herinnert u zich antwoord 4 op genoemde vragen waarin u de instellingen verantwoordelijk
noemt «voor het bieden van een veilige leer- en werkomgeving, waarin iedereen zich
thuis voelt en zich kan ontplooien en waar een diversiteit aan perspectieven betrokken
en overwogen wordt»?
Antwoord 3
Ja.
Vraag 4
Bent u het ermee eens dat Joodse studenten niets opschieten met dit soort bloemrijk
proza als zij systematisch, op de ene universiteit na de andere, worden aangevallen
vanwege hun Joodse achtergrond?
Antwoord 4
Het staat voorop dat studenten zich veilig moeten voelen binnen de academische omgeving.
Zie ook mijn antwoord op vraag 2 met betrekking tot een patroon. Instellingen zijn
verantwoordelijk voor het bieden van een veilige leer- en werkomgeving, waarin iedereen
zich thuis voelt en zich kan ontplooien. Het is belangrijk dat er voor studenten een
laagdrempelige manier is om melding te maken van onveilige situaties en incidenten.
Onderdeel van mijn integrale aanpak sociale veiligheid en inclusie is ook een onderzoek
naar de bestaande klachtenprocedures binnen instellingen en het functioneren hiervan.
Vraag 5
Hoe verhoudt het volslagen ontbreken door de UvA van enige vorm van afkeuring op de
intimiderende Pro Palestine bezetting, afgezien van een halfslachtige reactie nadat
een Joods-Israëlische student hiervoor aandacht vraagt, zich met de veilige leeromgeving
die u zegt voor te staan?
Antwoord 5
De UvA heeft verklaard dat zij zowel publiekelijk als richting verschillende betrokkenen
aangegeven heeft een oproep tot een boycot van Israël of Israëlische instituten niet
te steunen en waarde te hechten aan internationale samenwerking. Ook heeft de UvA
laten weten geschrokken te zijn door de spreekkoren waarin werd opgeroepen tot een
intifada tegen Israël. Dat Joodse studenten zich hierdoor niet veilig voelen is te begrijpen
en te betreuren. De UvA heeft de beveiliging opgedragen alert te zijn op dit soort
leuzen.
Daarnaast onderneem ik op dit gebied verschillende acties om de sociale veiligheid
van de Israëlische studenten te waarborgen. Vanuit het ministerie zal ik de NCAB bij
de uitwerking van de integrale aanpak sociale veiligheid betrekken. Ook treedt het
ministerie in samenwerking met de NCAB in gesprek met Joodse jongerenorganisaties.
De UvA geeft aan dat zij een veilige leeromgeving op meerdere niveaus en manieren
borgt, onder andere door middel van een systeem van 25 vertrouwenspersonen, een klachtencommissie,
een ombudsfunctionaris en studieadviseurs. Het is uiteraard belangrijk dat studenten
de weg weten naar de vertrouwenspersonen, klachtencommissie of ombudsfunctionaris
als zij ongewenst gedrag ervaren. De UvA geeft aan studenten vaak (via nieuwsbrieven,
schermen en posters) te wijzen op deze mogelijkheden.
Vraag 6
Bent u het ermee eens dat de relativerende kwalificatie «impliciete oproep tot geweld»,
zoals een woordvoerder van UvA de oproep tot «Intifada revolution, Palestina free,
from the river to the sea» het gewelddadige en intrinsiek antisemitische karakter
van de actie onterecht klein probeert te maken?
Antwoord 6
Ik veroordeel deze oproep tot geweld scherp en lees dit ook in de reactie van de UvA.
Vraag 7
Wilt u, gelet op antwoord 10 op de vragen van het lid Bisschop, nogmaals bevestigen
dat het kabinet de internationale oproep tot BDS (Boycott, Divestment and Sanctions)
in geen enkel geval ondersteunt en verklaard tegenstander is van een boycot tegen
Israël?
Antwoord 7
Ja, dat wil ik bevestigen. Het demissionair kabinet ondersteunt de oproep tot BDS
(Boycott, Divestment and Sanctions) niet, en is tegenstander van een boycot tegen
Israël. Het demissionair kabinet hanteert de lijn dat het geen activiteiten financiert
die BDS tegen Israël bevorderen.
Vraag 8
Bent u het ermee eens dat het bevorderen van de wereldwijde antisemitische BDS-beweging
door een professor van het vak Politieke Verantwoordelijkheid, zoals kennelijk gebeurt
aan de UvA, de grenzen ver overschrijdt die er binnen een academische omgeving ruimte,
met verwijzing naar antwoord op vraag 7 van het lid Bisschop, moet zijn voor controversiële
of onwelgevallige opvattingen die op weerstand kunnen stuiten?
Antwoord 8
De UvA heeft aangegeven niet te kunnen achterhalen of dit incident heeft plaatsgevonden
op basis van de beschikbare informatie. In het algemeen valt het bespreken van de
BDS-beweging in een college binnen de grenzen van de academische vrijheid, maar het
promoten van één specifieke beweging niet. Een student moet zich vrij voelen de docent
te bevragen als deze lijkt uit te gaan van impliciet blijvende uitgangspunten of vooronderstellingen,
zonder zich door die docent geïntimideerd te voelen. Het is aan de UvA om te waarborgen
dat deze ruimte er is. In dit geval is echter niet aangetoond dat er sprake was van
het bevorderen van deze beweging door een docent.
Vraag 9
Beseft u dat een verwijzing naar het strafrecht, zoals u herhaaldelijk doet in uw
antwoord op de vragen van het lid Bisschop, voor Joodse studenten die zich bedreigd
voelen in wat een systematische campagne lijkt te zijn deze studenten in de kou zet
vanwege de hoge drempel van een rechtsgang?
Antwoord 9
Het is belangrijk dat er een laagdrempelige manier is voor studenten om binnen de
instelling melding te maken van onveilige incidenten zoals bijvoorbeeld een vertrouwenspersoon
of een ombudsfunctionaris. Bij de UvA zijn deze mogelijkheden er. Zoals ik in mijn
brief Integrale aanpak sociale veiligheid heb aangegeven, zal ik onderzoek doen naar
de klachtenprocedures om een beter beeld te krijgen van de kwaliteit, informatie en
tevredenheid.3
Daarnaast geldt dat er altijd melding of aangifte bij de politie kan worden gedaan
wanneer iemand zich bedreigd voelt.
Vraag 10
Onderkent u dat studenten in het hoger onderwijs niet afhankelijk moeten zijn van
een gang naar de rechter om een veilige leeromgeving af te dwingen, maar dat de instellingen
deze zelf actief moeten waarborgen en tijdig hard moeten ingrijpen bij excessen, zoals
had moeten gebeuren bij de beangstigende bezetting van de UvA door Amsterdam Autonomous
Coalition en UvA Rebellion?
Antwoord 10
Zoals ik in ook bij vraag 9 heb aangegeven is het belangrijk dat er een laagdrempelige
manier is voor studenten om melding te maken van onveilige incidenten door middel
van klachtenprocedures. Instellingen dragen daar zelf de verantwoordelijkheid voor.
Vraag 11
Hoe kijkt u aan tegen de weigering van de zogeheten diversity officers, functionarissen
die volgens hun aanstelling inclusie en diversiteit zouden moeten bevorderen, om met
Joodse studenten in gesprek te gaan die zich bedreigd voelen door een antisemitische
bezetting die ongehinderd heeft kunnen plaatsvinden aan hun universiteit?
Antwoord 11
De UvA heeft aangegeven dat de Centrale Diversity officer van de UvA in gesprek is
met Joodse studenten en organisaties en dit niet uit de weg gaat.
De geïnterviewden in het betreffende artikel, alsmede enkele andere Joodse studenten,
zijn ook door het College van Bestuur van de UvA uitgenodigd voor een persoonlijk
gesprek. Dit gesprek heeft inmiddels plaatsgevonden.
Het is belangrijk dat Joodse studenten weten waar ze terecht kunnen in dergelijke
situaties en dat zij goed geholpen worden.
Vraag 12
Gaat u met de UvA in gesprek om deze universiteit te wijzen op de verantwoordelijkheid
hierin en de nalatigheid voor het beschermen van Joodse studenten in een tijd waarin
het antisemitisme hoog oplaait?
Antwoord 12
Zoals in het antwoord op vraag 11 staat, heeft UvA aangegeven dat diversity officers
in gesprek staan met de studenten en dat de studenten uitgenodigd zijn bij het College
van Bestuur. Dit wijst niet op nalatigheid. Ik zie daarom op dit moment geen reden
voor een gesprek.
Vraag 13
Wilt u in gesprek gaan met de UvA en andere instellingen voor hoger onderwijs over
de verontrustende constatering dat het onderwijs zo is ingericht dat als je geen pro-Palestijnse
ideologie aanhangt, je het zwaar te verduren krijgt?
Antwoord 13
Ik deel de vooronderstelling niet dat het onderwijs zo is ingericht dat studenten
het zwaar te verduren krijgen omdat ze verschillende denkbeelden hebben, en zie daarom
geen aanleiding voor een dergelijk gesprek.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.