Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Boutkan over de berichten 'Chemiereus 3M schikt pfas-rechtszaken in VS voor 10 miljard dollar' en 'Chemiebedrijf DuPont kende risico’s van PFAS al decennia en zweeg'
Vragen van het lid Boutkan (Volt) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over de berichten «Chemiereus 3M schikt pfas-rechtszaken in VS voor 10 miljard dollar» en «Chemiebedrijf DuPont kende risico’s van PFAS al decennia en zweeg» (ingezonden 26 juni 2023).
Antwoord van Minister Harbers (Infrastructuur en Waterstaat) en de Staatssecretaris
van Infrastructuur en Waterstaat mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport (ontvangen 14 september 2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2022–2023, nr. 3227.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Chemiebedrijf DuPont kende risico’s van pfas
al decennia en zweeg»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u vanuit ethisch perspectief reflecteren op het handelen van DuPont met betrekking
tot de informatie over de gezondheidseffecten van pfas?
Antwoord 2
De risico’s van PFAS staan volop in de belangstelling. Er is de laatste jaren steeds
meer bekend geworden over de schadelijkheid van PFAS, onder meer door verbeterde meettechnieken.
Ook weten we dat PFAS wijdverspreid zijn. PFAS komen voor in producten die we dagelijks
gebruiken, in het milieu en in ons voedsel. Daarom is het belangrijk de productie
en het gebruik van PFAS aan banden te leggen en heeft Nederland het voortouw genomen
om te komen tot een Europees verbod op PFAS. Ook moeten emissies naar water, lucht
en bodem zoveel mogelijk beperkt worden. Waar PFAS al in ons leefmilieu aanwezig is,
moet de verspreiding voorkomen worden. Ten slotte is het belangrijk dat mensen zo
min mogelijk PFAS binnenkrijgen. In het verlengde hiervan is het sterk af te keuren
indien bedrijven informatie achterhouden over de vervuiling van water, bodem of grondwater
en daarmee over de impact die dit heeft op de gezondheid van mensen. Of dit strafrechtelijk
door de beugel kan is aan het OM om te beoordelen. Het OM overweegt om het strafrechtelijk
onderzoek uit 2016 te heropenen en zal hier naar verwachting in het najaar een beslissing
over gaan nemen. Zie ook de beantwoording van vraag 2 van de schriftelijke vragen
van het lid Bouchallikh (2023Z11780).
Vraag 3
Deelt u de conclusie dat DuPont/Chemours essentiële informatie over de gezondheidseffecten
van pfas bewust heeft achtergehouden?
Antwoord 3
Het is aan het bevoegd gezag om te beoordelen of bij de vergunningaanvraag alle relevante
gegevens zijn verstrekt en of er, als dat niet het geval is, er reden is om de vergunning
in te trekken of te wijzingen. Voor wat betreft het strafrechtelijk onderzoek; zie
ook de beantwoording van vraag 2 van de schriftelijke vragen van het lid Bouchallikh
(2023Z11780).
Vraag 4
Vindt u dat DuPont/Chemours eerder zijn kennis over de gezondheidseffecten van pfas
had moeten delen? Zo ja, in welk stadium en met welke overheidsorganen?
Antwoord 4
Als onderdeel van de indieningsvereisten bij de aanvraag van een milieu- of watervergunning
moet een bedrijf op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en
de Regeling omgevingsrecht (artikel 4.1) respectievelijk de Waterwet en de Waterregeling
(artikel 6.21) het bevoegd gezag alle relevante informatie verstrekken. Het betreft
dan bijvoorbeeld informatie over de te verwachten emissies en de impact die deze emissies
hebben op het milieu en de waterkwaliteit. Hieronder valt ook een karakterisering
naar aard, samenstelling, eigenschappen, hoeveelheid en herkomst van de stoffen die
worden geloosd. Op basis van deze informatie beoordeelt het bevoegd gezag of een vergunning
kan worden afgegeven. Na afgifte van de vergunning is het bedrijf verplicht om zich
te houden aan in de in vergunning opgenomen emissie-eisen, de minimalisatie van de
eventuele emissie van zeer zorgwekkende stoffen (ZZS) en monitorings- en rapportageverplichtingen.
Daarnaast rust op een bedrijf als Chemours een zorgplicht. In de dagvaarding van de
gemeenten Dordrecht c.s. wordt hierover van de rechter een oordeel gevraagd. Het is
dus aan de rechter om hierover een oordeel te vellen.
Vraag 5
In hoeverre denkt u dat het achterhouden van informatie over de gezondheidsrisico’s
van pfas door DuPont/Chemours de komst van strengere pfas-normen heeft vertraagd?
Antwoord 5
Het is achteraf niet vast te stellen of het mogelijk achterhouden van informatie over
de gezondheidsrisico’s de ontwikkelingen in het normenkader heeft vertraagd.
Vraag 6
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Chemiereus 3M schikt pfas-rechtszaken in VS
voor 10 miljard dollar»?2
Antwoord 6
Ja.
Vraag 7
Hoe kijkt u naar deze schikking en ziet u een parallel tussen de situatie in Nederland
met DuPont/Chemours?
Antwoord 7
Het is bij het kabinet niet bekend wat de specifieke details van deze schikking zijn,
maar het is positief om te zien dat bedrijven verantwoordelijkheid nemen voor schade
die zij veroorzaakt hebben.
Vraag 8
Deelt u de mening dat meer kennis over de effecten van pfas op milieu en gezondheid
van mensen kan leiden tot een rechtvaardigere schadeafhandeling?
Antwoord 8
Ja. In opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft CE Delft
in februari 2023 het Handboek Milieuprijzen 2023 opgeleverd. Milieuprijzen dienen
als een maatstaf voor het verlies aan welvaart dat optreedt wanneer één extra kilogram
van een vervuilende stof in het milieu wordt gebracht. Het gebruik van milieuprijzen
biedt een gestandaardiseerde manier om de impact van milieuvervuiling te kwantificeren
en te vergelijken met andere maatschappelijke kosten en baten. In het Handboek Milieuprijzen
2023 zijn echter nog geen milieuprijzen opgenomen voor PFAS. Een andere methodiek
en meer kennis over aanwezigheid en effecten van PFAS is daarvoor nodig. Zie ook het
antwoord op vraag 6 van de schriftelijke vragen van het Lid Hagen c.s. (2023Z12309).
Vraag 9
In de VS schatten onderzoekers de «kosten voor het behandelen van ziektes die kunnen
worden toegerekend aan blootstelling aan PFAS» op $62,6 miljard3. Kunt u een vergelijkbare schatting voor Nederland delen?
Antwoord 9
Voor Nederland is een dergelijke inschatting niet voorhanden.
Vraag 10
Bent u bereid in het eerder door u aangekondigde landelijke onderzoek naar pfas, onderzoeksvragen
op te nemen die kunnen leiden tot een schatting van de totale gezondheidsschade die
aan pfas kan worden toegekend in Nederland?
Antwoord 10
Het RIVM PFAS vervolgprogramma is primair gericht op het verlagen van de blootstelling
van deze stoffen. De gegenereerde kennis draagt ook bij aan een verdere kennisopbouw
over de impact van PFAS. Zie ook het antwoord op vraag 6 van de schriftelijke vragen
van het Lid Hagen c.s. (2023Z12309). Het programma is niet gericht op het beprijzen van schade door de aanwezigheid
van PFAS.
Vraag 11
Zijn u onafhankelijke onderzoeken bekend over de causaliteit tussen kanker en pfas?
Antwoord 11
Ja, in de literatuur zijn verschillende studies gepubliceerd waarin de relatie tussen
blootstelling aan PFAS en kanker is onderzocht. Het merendeel van deze onderzoeken
zijn gericht op PFOA en PFOS. Over andere PFAS is veel minder bekend.
PFOA is onderzocht in proefdieren en in epidemiologische studies, in drie verschillende
soorten populaties: werknemers in chemische fabrieken die PFOA produceren of gebruiken,
omwonenden van chemische fabrieken die het (drink)water verontreinigen met PFOA, en
de algemene bevolking. Erkende instanties als het Internationaal Agentschap voor kankeronderzoek
(IARC), de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) en het Amerikaanse Agentschap
voor Milieubescherming (US EPA) hebben deze onderzoeken integraal beschouwd en daar
een onafhankelijk wetenschappelijk oordeel over gegeven.
Het IARC heeft PFOA geclassificeerd als «mogelijk carcinogeen voor de mens» (categorie
2B), op basis van studies in mensen en in proefdieren. In de epidemiologische studies
vond IARC bewijs voor een relatie tussen PFOA-blootstelling en kanker van de teelballen
en nieren in populaties van werknemers en hoog-blootgestelde omwonenden van PFOA fabrieken
in Amerika. Bewijs van mogelijke kankerverwekkendheid van PFOA in proefdieren vond
IARC in studies in ratten waarin een relatie werd gevonden voor kanker van de teelballen
(Leydig cellen), lever en alvleesklier. Verder werden aanwijzingen gevonden voor promotie
van levertumoren door PFOA In ratten en regenboogforellen (IARC, 2016).
Volgens EFSA zijn PFOS, PFNA en PFDA levertumor promotoren gebleken in regenboogforellen
(EFSA, 2020). EFSA concludeerde dat er onvoldoende bewijs is voor carcinogeniteit
van PFOS en PFOA bij mensen uit epidemiologische studies, maar dat beide stoffen wel
kanker veroorzaken in ratten (EFSA, 2020).
US EPA vond dat er een «suggestief bewijs van carcinogeen potentieel» is voor PFOA
(US EPA, 2016a), PFOS (US EPA, 2016b) en GenX stoffen (US EPA, 2018). Voor PFOS en
GenX stoffen was dit oordeel voornamelijk gebaseerd op aanwijzingen voor kanker van
de lever (zowel PFOS als GenX stoffen) en alvleesklier (alleen GenX stoffen) in ratten.
In Europa hebben de beschikbare studies met verschillende PFAS geresulteerd in een
classificatie als kankerverwekkend categorie 2 («verdacht van het veroorzaken van
kanker») onder de CLP Verordening4. Momenteel is dat het geval voor PFOA, PFOS, PFNA en PFDA en diverse zouten hiervan.
Deze categorie komt overeen met categorie 2B van IARC. Diverse andere PFAS die in
Europa geregistreerd zijn onder de REACH Verordening5 zijn door de registranten zelf geclassificeerd als verdacht van het veroorzaken van
kanker categorie 2 of categorie 1A/B («kan kanker veroorzaken»).
Vraag 12
Zo nee, bent u bereid om hiernaar een onafhankelijk onderzoek te laten uitvoeren of
de vraag op te nemen in het landelijk onderzoek naar pfas?
Antwoord 12
In aanvulling op het antwoord bij vraag 11: de GGD ZHZ heeft tussen 2016 en 2019 verschillende
onderzoeken gedaan naar het optreden van kanker in het gebied rond de chemische fabriek
Chemours in Dordrecht en enkele gebieden in de regio. Bij deze onderzoeken werd telkens
geen hoger voorkomen van nier- en testeskanker gevonden – twee typen kanker die geassocieerd
worden met blootstelling aan PFAS6. De meerwaarde van extra onderzoek met deze studieopzet in de regio – of in landelijke
vorm – is daarom onduidelijk.
Vraag 13
In het bnc-fiche van 12 december 2022 staat dat de Europese Commissie voorstelt een
somnorm op te nemen voor 24 PFAS in de lijst met verontreinigende stoffen in de Richtlijn
Prioritaire Stoffen en in de Richtlijn Grondwater. Er zijn meer PFAS, op basis waarvan
is er slechts voor deze 24 stoffen gekozen?
Antwoord 13
De 24 PFAS die zijn opgenomen in de somnorm zijn de stoffen die op dit moment het
meest voorkomen in het milieu, waar de meeste informatie over de toxiciteit van bekend
is en die samen het meest bijdragen aan de toxiciteit van PFAS via het milieu. Bij
het afleiden van de somnorm is rekening gehouden met de huidige kennis over de toxiciteit
van de individuele (24) PFAS ten opzichte van PFOA. Het is mogelijk dat deze somnorm
later wordt aangevuld met andere PFAS als ook daarvoor informatie over de toxiciteit
beschikbaar komt.
Vraag 14
Deelt u de mening, overwegende de grote gezondheidsrisico’s en de lange tijd die PFAS
schadelijk blijven in het milieu, dat extreme voorzichtigheid op zijn plaats is in
beleid rondom PFAS?
Antwoord 14
Ja.
Vraag 15
Bent u bereid in de monitoring van de stoffen verder te gaan dan wat de Europese richtlijnen
voorschrijven door op een groter aantal PFAS te testen?
Antwoord 15
Momenteel is alleen de monitoring van PFOS verplicht vanuit de Europese richtlijn
Prioritaire Stoffen van de Kaderrichtlijn Water (KRW), maar de waterschappen, provincies,
drinkwaterbedrijven en Rijkswaterstaat monitoren waar nodig op meer soorten PFAS.
Door de doorontwikkeling van analysemethoden kunnen laboratoria steeds nauwkeuriger
en steeds meer PFAS-verbindingen analyseren.
Rijkswaterstaat voert chemische monitoring uit in het programma Monitoring Waterstaatkundige
Toestand des Lands (MWTL) voor de zoete en zoute Nederlandse Rijkswateren. Deze metingen
geven een beeld van de waterkwaliteit in zijn algemeenheid en dragen bij aan KRW-rapportages
aan Brussel. In het programma worden structureel 31 PFAS-verbindingen gemeten in oppervlaktewater
en in biota worden 16 PFAS gemeten. Dit is een groter aantal dan momenteel verplicht
op basis van Europese richtlijnen.
Sinds 2015 is de landelijke werkgroep aanpak opkomende stoffen (in water) actief om
stoffen zoals PFAS te signaleren en nader te onderzoeken, en een strategische aanpak
te adviseren. Zo heeft de werkgroep opdracht gegeven te verkennen hoe informatie uit
non-target screenings (een meetmethode waarbij niet alleen de al bekende maar zoveel
mogelijk stoffen gemeten worden) kunnen gebruiken om kijken welke nog onbekende stoffen
er in het oppervlaktewater zitten. Het doel is om daarmee gerichter bronnen op te
sporen en emissie te reduceren. Verder werkt Nederland in Rijn-verband ook samen met
bovenstroomse landen om een gezamenlijke non-target screening methodiek te ontwikkelen
en toe te passen.
Voor de aanwezigheid van PFAS in de bodem is ten behoeve van het handelingskader PFAS
een landelijk achtergrondwaardenonderzoek uitgevoerd. Hiermee is de diffuse verspreiding
van PFAS in de bodem in beeld. Gemeenten hebben daarnaast voor het opstellen van hun
bodemkwaliteitskaarten ook lokaal metingen laten doen. Indien er een vermoeden is
van een specifieke PFAS-verontreiniging laten bevoegde gezagen specifieke metingen
uitvoeren om de risico’s op die locaties te kunnen beoordelen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.