Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Verkuijlen over het bericht 'Jongeren en hun smartphones een wereldwijde geestelijke giframp'
Vragen van het lid Verkuijlen (VVD) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «Jongeren en hun smartphones een wereldwijde geestelijke giframp» (ingezonden 19 juni 2023).
Antwoord van Minister Kuipers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 11 september
            2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 3195.
         
Vraag 1
            
Heeft u kennis genomen van het artikel in HP de Tijd «Jongeren en hun smartphones
               een wereldwijde geestelijke giframp»?1
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Herkent u de formulering dat er sprake is van een psychische epidemie, een geestelijke
               giframp, die komt uit de telefoon en die kinderen drijft naar de GGZ, de jeugdzorg
               en de genderklinieken?
            
Antwoord 2
            
Het is een herkenbaar beeld dat meer jongeren psychische problemen ervaren. Dit heeft
               meerdere oorzaken. Er zijn zorgwekkende signalen over de relatie tussen sociale media
               en mentale gezondheid en er bestaat een brede wetenschappelijke consensus over het
               feit dat problematisch gebruik van sociale media door jongeren ten koste gaat van
               hun mentale en cognitieve ontwikkeling. Bij problematisch gebruik van sociale media
               geven jongeren onder andere aan dat ze het moeilijk vinden om het gebruik van sociale
               media te stoppen en dat het gedrag leidt tot frictie met de omgeving en verplichtingen.
               Dit is zorgwekkend, omdat de groep jongeren die problematisch sociale mediagebruik
               vertoont stijgt. Daarnaast ervaren jongeren de laatste jaren steeds meer druk. Dit
               kan ontstaan door school, door hun ouders, sociale media of andere oorzaken. Stress
               en prestatiedruk zijn belangrijke factoren voor een verslechterde mentale gezondheid.
            
Toch is het lastig aan te tonen of een causale relatie bestaat tussen het gebruik
               van een telefoon en jeugdzorg gebruik.2 Het ontstaan van problematiek waarvoor een jeugdige aangemeld wordt bij jeugdzorg/jggz
               is complex en komt voort uit meerdere factoren. Er zijn verschillende onderzoeken
               gedaan naar het gebruik van sociale media (telefoongebruik) en welzijn. Het beeld
               dat in de wetenschap naar bovenkomt is zeer wisselend en de conclusie dat er een eenvoudige
               en directe causale relatie tussen sociale mediagebruik en depressie is, kan momenteel
               niet worden getrokken.
            
In het in januari gepubliceerde essay «#GeenPaniek» van de Raad voor Volksgezondheid
               en Samenleving (RVS) is ook aangegeven dat het lastig te achterhalen is of «online
               zijn» goed of slecht is voor de gezondheid. Gepubliceerd onderzoek richt zich met
               name op het achterhalen van negatieve effecten op de
            
mentale gezondheid en er is minder onderzoek naar positieve effecten. In de beantwoording
               van de in april beantwoorde Kamervragen door de leden Slootweg en Kuik gaat de Staatssecretaris
               van BZK verder in op de relatie tussen sociaal mediagebruik en depressie.3
Vraag 3
            
Hoe duidt u de uitspraak van psychologe Jean Twenge «Het is geen overdrijving om te
               stellen dat iGen het slachtoffer is van de grootste geestelijke gezondheidscrisis
               in decennia»?
            
Antwoord 3
            
In de samenleving en media zijn er verschillende signalen dat het niet altijd goed
               gaat met Nederlandse jeugdigen. Er zijn dan ook al langer zorgen over hun mentale
               gezondheid. De Volksgezondheidstoekomstverkenning 2020 noemt dit een van de grootste
               gezondheidsrisico’s voor de toekomst. Het HBSC-onderzoek van de Universiteit Utrecht,
               het Trimbos-instituut en het Sociaal en Cultureel Planbureau4 stelt dat huidige maatschappelijke crises daarin een rol spelen, zoals wonen, klimaat,
               oorlog in Oekraïne, energie en inflatie, maar ook prestatiedruk op school, werk en
               sociale leven en toetsdruk op school. Grote vraagstukken zoals op het gebied van klimaat,
               energie en oorlog zijn niet zomaar geadresseerd. Dit zorgt voor toenemende zorgen,
               angst en onzekerheid bij jongeren over hun eigen toekomst. De coronacrisis heeft een
               vergrootglas gelegd op de bestaande problematiek. Met de landelijke en kabinetsbrede
               aanpak «Mentale gezondheid: van ons allemaal» zet ik mij – met collega’s van andere
               departementen – in om de mentale gezondheidsvaardigheden van alle jongeren te versterken,
               door het bespreekbaar maken en handvatten te bieden. De aanpak richt zich op verschillende
               leefgebieden, waarvan online een cruciale is. In het HBSC-onderzoek5 wordt ook aangegeven dat leerlingen op de basisschool hun leven gemiddeld beoordelen
               met een 8 en op het VO met een 7,1. Er kan dus niet gesteld worden dat het enkel slecht
               gaat en het gaat dan ook ver om van een grote geestelijke gezondheidscrisis te spreken.
            
Vraag 4
            
Zijn deze inzichten meegenomen bij de totstandkoming van de Hervormingsagenda Jeugd?
               Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 4
            
In de Hervormingsagenda is opgenomen dat we een maatschappelijke dialoog gaan voeren
               over normaliseren, het versterken van kinderen, ouders/opvoeders en hun netwerk en
               hoe we samen een zorgzame samenleving kunnen vormen. Dit gaat ook over sociale media
               gebruik; in de gesprekken die tot nu toe zijn gevoerd, is dit een terugkerend thema.
               Daarnaast wordt binnen de aanpak «Mentale gezondheid van ons allemaal» ingezet op
               het versterken van gezondheidsvaardigheden en weerbaarheid, ook als het gaat om sociale
               mediagebruik.
            
In de uitvoering van de hervormingsagenda leggen we verbinding met diverse andere
               trajecten waarin sociale media en impact een plek hebben.
            
Zo zetten MIND US, Netwerk Mediawijsheid en het Trimbos-instituut in op bewustwording
               over en stimuleren van mediawijsheid, digitale vaardigheden en digitale balans. Het
               Nederlands Jeugdinstituut (NJI) heeft de Toolbox Mediaopvoeding: «Media? Gewoon opvoeden!»
               ontwikkeld. Hierin zijn factsheets voor professionals en leerkrachten en tipsheets
               voor ouders opgenomen. Het basistakenpakket Jeugdgezondheidszorg (JGZ) wordt ingezet
               om gezondheidsproblemen en nadelige effecten van schermgebruik te voorkomen. De JGZ-professionals
               kunnen tijdens de contactmomenten met ouders spreken over verantwoord schermgebruik.
               In de JGZ wordt gewerkt met de Richtlijn Houding en bewegen uit 2020. Hierin staan
               welke effectieve adviezen JGZ-professionals kunnen geven aan ouders en jeugdigen over
               mediagebruik in relatie tot houding en bewegen.
            
Tenslotte voert de Staatssecretaris van BZK samen met de Staatssecretaris van VWS
               en andere departementen actief beleid ten aanzien van het beschermen van kinderrechten
               in de digitale wereld. Net als in de hervormingsagenda, worden verbindingen gelegd
               met andere trajecten. Voor een overzicht van dat beleid verwijs ik u naar de brief
               die deze zomer naar uw Kamer is verstuurd.6 Specifiek ten aanzien van mentale gezondheid van minderjarigen en digitalisering
               zijn verschillende acties van belang. Voorbeelden zijn: de implementatie van de digitale
               diensten verordening (DSA) met daarin verplichting voor zeer grote online platforms
               om risico’s voor minderjarigen in kaart te brengen en te mitigeren, het weren van
               smartphones op scholen, het starten van een brede publiekscommunicatie over de effecten
               van langdurig online zijn en de oprichting van een landelijk expertisecentrum digitalisering
               en gezondheid (waaronder mentale gezondheid).
            
Vraag 5
            
Bent u van plan om de groeiende inzichten in smartphone- en social mediagebruik onder
               jongeren en de relatie met psychisch welzijn breder te onderzoeken?
            
Antwoord 5
            
In Nederland wordt door verschillende organisaties breed onderzoek gedaan naar sociaal
               mediagebruik en mentale gezondheid. Enkele voorbeelden hiervan:
            
– Het HBSC-onderzoek7 brengt de gezondheid en het welzijn van Nederlandse jongeren eens per vier jaar in
                     kaart. In 2021 vond het onderzoek voor de zesde keer plaats. In dit onderzoek wordt
                     ook gekeken naar het online gedrag van jongeren. Het HBSC-onderzoek wordt sinds 1983
                     in meer dan 50 landen in Europa en Noord-Amerika uitgevoerd (vanaf 2001 in Nederland)
                     en is één van de langst lopende internationale onderzoeken onder jeugd.
                  
– Het Digital Youth (DiYo) onderzoeksprogramma8 van de Universiteit Utrecht is een longitudinale studie naar de rol van sociale mediagebruik
                     en gamen in het leven van jongeren. Het programma loopt sinds februari 2015 en werd
                     tot 2019 jaarlijks in die periode uitgevoerd. Het onderzoek heeft de afgelopen jaren
                     door de coronapandemie stilgelegen. Voor het onderzoek worden jongeren in de leeftijd
                     van 12 tot en met 16 jaar benaderd en gevraagd om ieder jaar een vragenlijst in te
                     vullen. Deze vragenlijst bevat onder andere vragen over actief en passief gebruik
                     van sociale media, het spelen van games, het ervaren van symptomen van problematisch
                     sociale mediagebruik en gamen en aspecten van psychosociaal welbevinden. In totaal
                     zijn hierdoor data beschikbaar van 1419 jongeren die aan tenminste 4 metingen hebben
                     deelgenomen. Op dit moment wordt naar mogelijkheden gezocht om het Digital Youth onderzoeksprogramma
                     weer van start te laten gaan.
                  
– De Landelijke Monitor Depressie9 monitort in hoeverre de ambitie van het Meerjarenprogramma Depressiepreventie – namelijk
                     om in 2030 een afname van 30% van het aantal mensen dat lijdt aan een depressie te
                     realiseren -wordt behaald. Binnen dit onderzoek wordt naar verschillende groepen gekeken,
                     waaronder kinderen tot 12 jaar (basisschoolkinderen) en jongeren van 12 tot en met
                     18 jaar (jongeren op het voortgezet onderwijs).
                  
– Het Trimbos-instituut en Netwerk Mediawijsheid hebben in 2019 het Digitale Balans
                     Model10 ontwikkeld. Vanuit dit model is in kaart gebracht hoe mensen meer grip kunnen krijgen
                     op schermtijd en balans. Op dit moment wordt in kaart gebracht wat er in Nederland
                     wel en niet gemeten wordt rondom digitale balans en hoe dit beter zou kunnen. Ook
                     wordt er samen met relevante stakeholders gewerkt aan vertaling naar de praktijk.
                     Daarnaast inventariseert het Trimbos-instituut in opdracht van de Alliantie Digitaal
                     Samenleven in welke mate bestaande onderzoeken beeld kunnen geven van de relatie tussen
                     mentale, sociale en fysieke gezondheid en schermtijd.
                  
De Staatssecretaris van BZK heeft in de hierboven genoemde Kamerbrief over kinderrechten
               en digitalisering aanvullend aangekondigd om een landelijk expertisecentrum digitalisering
               en gezondheid op te richten. Aanleiding hiervoor is de constatering dat er op veel
               plekken onderzoek wordt gedaan, maar dat de verbinding tussen onderzoeksdomeinen in
               gevallen mist. Ook mist in gevallen de verbinding tussen wetenschap en praktijk (bijvoorbeeld
               signalen die binnenkomen via meldpunten).
            
Vraag 6
            
Herkent u, zoals het artikel stelt, dat Big Tech-bedrijven de instapleeftijd hebben
               bepaald op 13 jaar en dat die grens massaal wordt ontdoken? Vindt u dit een groot
               probleem? Zo ja, wat gaat u hier aan doen? Bent u in gesprek met Big Tech om hen te
               wijzen op hun verantwoordelijkheden?
            
Antwoord 6
            
Kinderen die nog niet de leeftijd van 16 jaar hebben bereikt kunnen volgens de Uitvoeringswet
               Algemene verordening gegevensbescherming (UAVG) alleen met toestemming van de ouders
               of de persoon die de ouderlijke verantwoordelijkheid voor het kind draagt een online
               account aanmaken. Wel zijn er diverse sociale mediaplatforms die ervoor kiezen om
               kinderen jonger dan 13 jaar in elk geval niet toe te laten tot hun platform. Deze
               regel volgt echter niet uit een wettelijk vereiste.
            
Het ontduiken van de leeftijdsgrens door gebruikers is een veel voorkomend verschijnsel
               omdat er op dit moment geen adequate leeftijdsverificatiesystemen zijn. Een gebruiker
               kan eenvoudig een hogere leeftijd opgeven waardoor handhaving van leeftijdgrenzen
               in de praktijk lastig is. Dat vormt een probleem omdat gebruikers hiermee in aanraking
               kunnen komen met schadelijke content en met de mogelijkheid dat hun persoonlijke gegevens
               verzameld worden en dat zij worden geprofileerd.
            
De Staatssecretaris van BZK stimuleert daarom de totstandkoming van adequate leeftijdsverificatiesystemen.
               Vanuit het ministerie worden verschillende eisen voor leeftijdsverificatie geformuleerd,
               die onder meer zien op de robuustheid (mate waarin leeftijd met zekerheid kan worden
               vastgesteld), de privacy-vriendelijkheid, de veiligheid en de inclusiviteit van leeftijdsverificatiesystemen.
               Het is hierbij van belang om aan te geven dat de keuze voor een specifiek leeftijdsverificatiesysteem
               sterk van de context afhankelijk is. Bij leeftijdsverificatie worden verschillende
               persoonsgegevens verwerkt en deze verwerking is vanuit het oogpunt van proportionaliteit
               beter te legitimeren bij grotere risico´s voor de schending van kinderrechten dan
               bij kleinere risico´s. BZK werkt daarom aan een afwegingskader waarbij per risico-categorie
               eisen ten aanzien van leeftijdsverificatie en de geschikte methoden daarvoor in kaart
               worden gebracht. Dit kader zal eind september gereed zijn. Voornemen is om dit kader
               op specifieke casuïstiek te gaan toepassen en uit te werken, zoals sociale media,
               maar ook games en videodiensten. Parallel daaraan wordt samen met het mijn ministerie
               verkend of er een pilot kan worden gestart voor het opzetten van een adequatere leeftijdsverificatie
               bij online alcohol verkoop.
            
Vraag 7
            
Zou het stringenter bewaken van deelname op socialmedia van kinderen jonger dan 13
               niet top prioriteit moeten zijn om de instroom in de jeugdzorg te voorkomen? En hoe
               kijkt u naar het verhogen van die leeftijd, op zowel nationaal- of Europees niveau?
            
Antwoord 7
            
Zoals beschreven in antwoord 2, is het lastig aan te tonen of er een causale relatie
               bestaat tussen het gebruik van een telefoon en jeugdzorggebruik. Het kabinet zet daarom
               niet specifiek in op het bewaken van sociale media gebruik ter vermindering van de
               instroom van jeugdzorg. Wel ben ik gestart met een maatschappelijke dialoog over normaliseren,
               het versterken van kinderen, ouders/opvoeders en hun netwerk, en hoe we samen een
               zorgzame samenleving kunnen vormen. Dit gaat ook over sociale media gebruik. Tevens
               wordt ingezet op het verbeteren van de mentale gezondheid binnen de samenleving met
               de aanpak «Mentale gezondheid voor ons allemaal» en de actielijn online daarin, dit
               kan mogelijk ook leiden tot minder instroom. Ook voert – zoals boven gesteld – de
               Staatssecretaris van BZK actief beleid om minderjarigen beter te beschermen in de
               digitale wereld.
            
Voor wat betreft de hoogte van de leeftijd verwijs ik u naar het antwoord bij vraag 6.
               Het verder verhogen van de leeftijdsgrens zou alleen te overwegen zijn als er goede
               leeftijdsverificatiesystemen zijn.
            
Vraag 8
            
Zoals Jean Twenge in het artikel 2012 een plotse verandering in het geestelijk welzijn
               van tieners zag, en 2012 het moment was dat de sociale media wereldwijd een hoge vlucht
               namen, is die toename om en nabij 2012 ook in Nederland waar te nemen in de jeugdzorg?
            
Antwoord 8
            
Deze toename was in Nederland niet zichtbaar in het jeugdhulpgebruik. Het jeugdhulpgebruik
               bleef in 2012 gelijk aan dat van 2011, om daarna te dalen en vanaf 2015 weer te stijgen11. In 2020 was er sprake van een corona effect resulterend in een daling van het jeugdhulpgebruik.
            
Vraag 9
            
Blijkt ook uit de cijfers in Nederland, dat blijkens het artikel sinds 2012 een oververtegenwoordiging
               is van tienermeisjes met psychische klachten, dat zelfmoord pleegt en transgenderindicaties?
            
Antwoord 9
            
De situatie in Nederland komt niet overeen met de cijfers in het artikel, waar 2012
               onder andere als sleuteljaar wordt benoemd. Zoals beschreven in antwoord 8, is het
               jeugdhulpgebruik in Nederland pas gaan toenemen vanaf 2015. Ook blijkt uit de maatwerktabel
               van CBS12 dat de meerderheid van de jeugdhulp in Nederland gebruikt wordt door jonge jongens
               tussen de 4 en 12 jaar en dus niet door tienermeisjes. Wel laat onder meer het HBSC-onderzoek
               zien dat jongeren, in het bijzonder meiden, de laatste jaren meer mentale problemen
               ervaren.
            
De CBS-data over zelfdodingen in Nederland13 fluctueren over de jaren voor jongeren van 10 tot 19 jaar, maar laat over de afgelopen
               jaren heen een stabiel beeld zien. Dit geldt zowel voor jongens, meisjes als het totaalbeeld
               in deze leeftijdsgroep. De verhouding jongens/meisjes op het totaal in deze leeftijdsgroep
               laat over de jaren zien dat iets meer jongens dan meisjes een eind aan hun leven maken
               door zelfdoding. Er zijn geen nadere inzichten bekend over mogelijke onderliggende
               redenen of oorzaken van de suïcide en of spraken is van een transgenderindicatie.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
