Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Tjeerd de Groot over de stand van zaken van het NPLG
Vraag van het lid Tjeerd de Groot (D66) aan de Minister voor Natuur en Stikstof over de stand van zaken van het NPLG (ingezonden 25 augustus 2023).
Antwoord van Minister Van der Wal-Zeggelink (Natuur en Stikstof) (ontvangen 5 september
2023).
Vraag 1
Kunt u, in aanloop naar het commissiedebat Stikstof, NPLG en natuur, een overzicht
geven van de stand van zaken van de gebiedsplannen, de natuurdoelanalyses en of wordt
verwacht dat de doelen gaan worden gehaald?
Antwoord 1
Stand van zaken gebiedsplannen
Vrijwel alle provincies hebben een eerste versie van gebiedsprogramma’s en eerste
maatregelpakketten ingediend. Daarmee is een belangrijke stap gezet in de uitvoering
van de transitie in het landelijk gebied.
Direct na indiening is de integrale beoordeling van de gebiedsprogramma’s gestart.
Hierin wordt gekeken naar de Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG)-doelen, meekoppelende
doelen en opgaven, sociaal-economische effecten, balans tussen kosten en dekking,
de wijze waarop participatie en (vervolg) besluitvorming plaatsvindt. De integrale
beoordeling is nu in volle gang. Op basis van de Handreiking Gebiedsprogramma’s wordt
bekeken of de gebiedsprogramma’s al volledig zijn of dat onderdelen nog verder uitgewerkt
dienen te worden. Dit geldt ook voor maatregelpakketten, waar de Spelregels Meerjarenprogramma
Transitie Landelijk Gebied het uitgangspunt vormen.
Uit de interne beoordeling van de stukken volgt straks een tussentijds beeld. Dat
tussentijds beeld van de integrale beoordeling wordt zo snel mogelijk gedeeld met
provincies. Dit betreft een tussentijds beeld, omdat zowel aan de kant van provincies
als aan de kant van het Rijk verdere uitwerking voorzien en nodig is. En omdat Rijk
en provincies in afwachting zijn van de ex ante evaluatie op doelbereik van de kennisinstellingen
(PBL, WUR, RIVM en Deltares) en de beoordeling op de ecologische onderbouwing door
de Ecologische Autoriteit.
Op basis van een tussentijdse aftap op de integrale beoordeling valt op te maken dat
provincies de basis hebben gelegd, maar dat er nog veel werk is te verzetten. Het
pakket van ingediende gebiedsprogramma’s en eerste maatregelpakketten voldoet niet
aan de Handreiking gebiedsprogramma's; iedere provincie heeft zijn eigen goede onderdelen,
de ene is verder dan de andere.
In de gebiedsprogramma’s vragen provincies meer tijd en ruimte voor gebiedsprocessen.
En provincies voorzien om mede op basis van de inzichten uit de gesprekken in het
gebied te komen tot structurerende keuzes en concretere uitwerking. De doelen voor
natuur, stikstof, water en klimaat worden concreet benoemd. Maar omdat uitwerking
van gebiedsprogramma’s onvoldoende concreet is, is nog geen zicht op de mate van doelbereik.
Ook zijn de gevraagde middelen flink hoger dan het beschikbare rijksbudget, en ontbreken
nog dekkingsvoorstellen met bronnen van Rijk en regio.
Het is nu te vroeg om op individuele provincies in te gaan. Daartoe wil ik eerst het
gesprek met elke provincie voeren; dat is gepland in september. Provincies werken
ondertussen door aan hun gebiedsprogramma’s en inzichten uit de adviezen en het tussentijds
beeld van de integrale beoordeling worden meegenomen in de volgende versie van hun
gebiedsprogramma.
Stand van zaken natuurdoelanalyses
Provincies, Ministerie van Defensie en Rijkswaterstaat hebben de natuurdoelanalyses
opgesteld en ter toetsing aangeleverd bij de Ecologische Autoriteit. Zij hebben bij
het opstellen van de natuurdoelanalyses gebruik gemaakt van actuele kennis over stikstof
en natuur, beschikbare onderzoeken en natuurgegevens die verkregen zijn in de gebieden
via natuurmonitoring.
De Ecologische Autoriteit toetst de natuurdoelanalyses op volledigheid, kwaliteit
en navolgbaarheid van de ecologische onderbouwing. De Ecologische Autoriteit heeft
inmiddels al een aantal natuurdoelanalyses van een toetsingsadvies voorzien.1
Het algehele beeld dat uit de natuurdoelanalyses naar voren komt sluit aan bij de
uitkomsten van de quick scan die vorig jaar vooruitlopend op de natuurdoelanalyses
werd opgesteld (Kamerstuk 35 334, nr. 213): in veel gebieden staat de natuur er niet goed voor en zijn aanvullende maatregelen
snel nodig.
De inzichten uit de natuurdoelanalyses worden als onderdeel opgenomen in de gebiedsprogramma’s
om richting te geven aan deze benodigde aanvullende maatregelen voor het halen van
de doelen voor natuur, water en klimaat.
Als verslechtering aan de orde blijkt te zijn, dan is het van belang om binnen afzienbare
termijn (overlevings)maatregelen in te zetten om deze verslechtering tegen te gaan,
waar nodig vooruitlopend op de gebiedsprogramma’s. Deze verplichting voor provincies
volgt uit de Wet natuurbescherming.
De uitkomsten van de natuurdoelanalyses laten ook zien dat aanvullende maatregelen
nodig zijn over heel Nederland en zich niet beperken tot specifieke locaties of regio’s.
Het bevestigt de noodzaak om ook generieke maatregelen te treffen en op korte termijn
de stikstofneerslag terug te brengen. Daarnaast maken de natuurdoelanalyses duidelijk
dat aanvullende maatregelen niet alleen gericht moeten zijn op stikstofreductie, maar
dat er ook andere drukfactoren aangepakt moeten worden zoals verdroging. Dit onderstreept
het belang van de integrale aanpak die via het NPLG wordt vormgegeven.
Wordt verwacht dat de doelen gehaald gaan worden?
Op dit moment is nog geen uitspraak te doen of de doelen voor natuur, stikstof, water
en klimaat gehaald worden, omdat gebiedsprogramma’s nog niet concreet genoeg zijn
uitgewerkt. De provincies hebben in gebiedsprogramma’s aangegeven in te zetten op
voortzetting van gebiedsprocessen en het gesprek in het gebied. En dat zij mede o.b.v.
inzichten uit gebiedsprocessen pas eerste concrete structurerende keuzes kunnen maken
en verdere uitwerking mogelijk is. Als in een volgende versie van het gebiedsprogramma
dit voldoende aanwezig is, kan beoordeeld worden of de doelen worden gehaald.
Gezien de demissionaire status van het kabinet zijn vervolgstappen afhankelijk van
de mogelijke controversieel verklaring door de Tweede Kamer.
Het is belangrijk dat we ondanks de demissionaire status van het kabinet vaart houden
in de gebiedsprocessen. De feitelijke staat van de natuur en het water en de opgaven
voor het klimaat kunnen geen vertraging gebruiken. Hiervoor was in het debat van 5 april
brede steun in de Tweede Kamer. En dit wordt ook ondersteund door medeoverheden en
maatschappelijke partners. Ook de dagvaarding van Greenpeace is een extra reden om
niet stil te gaan zitten. Daarom wil ik graag vanaf 2024 de uitvoering van maatregelen
voortzetten.
We zullen een balans moeten vinden tussen enerzijds korte termijn actie om verslechtering
tegen te gaan en zicht te blijven houden op het realiseren van doelen en anderzijds
een goed gedegen gebiedsproces. De meeste provincies hebben maatregelpakketten ingediend
waarvan de verwachting is dat deze in 2024 kunnen beginnen met uitvoering. Dit betekent
dat begonnen kan worden aan maatregelen die bijdragen aan de doelen voor natuur, stikstof,
water en klimaat. Provincies zullen komende tijd parallel hun gebiedsprogramma’s concretiseren
mede op basis van de uitkomsten van de gebiedsprocessen.
Ik wil toekenning van een rijksbijdrage voor 2024 echter alleen overwegen als provincies
commitment geven op een verbeterslag van de gebiedsprogramma’s. Daarom wil ik met
provincies een bestuurlijke afspraak maken dat ze in de volgende versie van de gebiedsprogramma’s,
die medio 2024 ingediend gaan worden, concretere uitwerking en structurerende keuzes
bevatten en de kosten in proportie tot de beschikbare middelen zijn terug gebracht.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.