Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Graaf over het bericht ‘En weer is een muziekschool failliet gegaan. Wie kan er nog naar muziekles?’
Vragen van het lid Van der Graaf (ChristenUnie) aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «En weer is een muziekschool failliet gegaan. Wie kan er nog naar muziekles?» (ingezonden 26 juni 2023).
Antwoord van Staatssecretaris Uslu (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 4 september
2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 3154.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat vindt u ervan dat veertienhonderd kinderen in Drenthe geen muziek-, theater-,
dans- of tekenles meer krijgen?
Antwoord 2
Dat vind ik zorgelijk en heeft mijn aandacht. Alle kinderen moeten zich cultureel
kunnen ontwikkelen, binnen en buiten de school. Vaak begint dit op de basisschool,
waar kunstzinnige oriëntatie één van de negen leergebieden is. Ook buitenschools moeten
kinderen die kans hebben. In mijn brief «De kracht van creativiteit»2 heb ik aangegeven dat de voorzieningen voor amateurkunstbeoefening (waaronder muziekscholen)
kwetsbaar zijn en heb ik aangekondigd welke maatregelen ik wil nemen. Ik zet in op
een Nationaal Akkoord Amateurkunst en maak hiervoor afspraken met gemeenten en provincies.
Afgelopen juli heb ik aan de Kamer toegezegd om onderzoek te doen hoe kan worden voorzien
in professioneel muziek-en kunstvakonderwijs voor jongeren en hoe de doorstroming
van talent naar kunstvakopleidingen kan worden gestimuleerd.3
Vraag 3
Vindt u dat kunstcentra of muziekscholen volledig zonder subsidie moeten kunnen bestaan?
Antwoord 3
Er zijn kunstcentra en muziekscholen die worden gesubsidieerd via gemeenten. Daarnaast
bestaan er particuliere instellingen die lessen aan leerlingen aanbieden. Ik zie ook
dat de lokale infrastructuur onder druk staat, maar hecht er waarde aan om aan te
geven dat het ondersteunen van lokale culturele voorzieningen, zoals muziekscholen
en kunstencentra, een taak is van gemeenten. Zij bepalen zelf hoe zij de lokale infrastructuur
rondom kunst en cultuurbeoefening ondersteunen. Elke gemeente maakt daar eigen afwegingen
in en bepaalt zelf of zij kiest voor het subsidiëren van instellingen of dat zij dit
aan de markt over laat. Ik werk nauw samen met gemeenten en provincies als het gaat
om de culturele infrastructuur. In de gesprekken die ik met hen voer is dit een onderwerp
van gesprek.
Vraag 4
Hoeveel kunstencentra en muziekscholen hebben er sinds 2000 jaarlijks hun deuren moeten
sluiten? Hoeveel daarvan moesten er sluiten door de afbouw van financiële ondersteuning
vanuit de overheid?
Antwoord 4
Hierover zijn geen gegevens bekend. Uit het onderzoek Kunst- en cultuureducatie van
het CBS4 is op te maken dat het aantal grotere aanbieders van kunst- en cultuureducatie tussen
2007 en 2022 is afgenomen en dat het aantal zelfstandige aanbieders van kunst- en
cultuureducatie is toegenomen. Ook het aantal leden van de Cultuurconnectie (voorheen
Kunstconnectie) is tussen 2004 en 2023 gedaald van 231 naar 130 leden.5 De afname van het aantal grotere aanbieders van kunst- en cultuureducatie heeft verschillende
redenen die niet in de statistiek zijn vastgelegd. Bezuinigingen kunnen een rol spelen,
maar bijvoorbeeld ook fusies en overnames. Het is niet bekend wat deze ontwikkelingen
betekenen voor het aanbod van cultuureducatie. De beschikbare cijfers duiden niet
op een sterke afname van het aantal mensen dat actief is als cultuurbeoefenaar en
de mate waarin zij lessen volgen, zoals de onderzoekers ook aangeven in het NRC-artikel.
Vraag 5
Herkent u de geschetste geleidelijke neergang in buitenschoolse muziek- en kunstenonderwijs?
Wat vindt u van de gaten die er vallen in de brede culturele vorming onder jongeren?
Antwoord 5
Hoewel er geen concrete cijfers bekend zijn, snap ik de zorg. Het is echter aan gemeenten
om te bepalen hoe zij de lokale infrastructuur rond kunst- en cultuurbeoefening ondersteunen.
Ik ondersteun de sector op verschillende manieren. Zo werk ik samen met het IPO en
de VNG om een Nationaal Akkoord Amateurkunsten op te zetten. Aan het Fonds voor Cultuurparticipatie
heb ik de opdracht gegeven om een regeling te ontwikkelen die gericht is op samenwerking
tussen koepels en de provinciale en gemeentelijke amateurkunstinstellingen. De komende
twee jaar worden vanuit deze regeling pilots uitgevoerd die gericht zijn op vernieuwing
en ontwikkeling in de amateurkunsten. Het akkoord en de versterking van de infrastructuur
zijn in lijn met de aanbevelingen uit het BMC-rapport Revitalisering Amateurkunsten6. In mijn adviesaanvraag aan de Raad voor Cultuur over het cultuurbestel van de toekomst7, heb ik de raad gevraagd om mij te adviseren over de taakverdeling tussen rijk, provincie
en gemeente als het gaat om cultuurbeoefening vanaf 2029. Daarnaast zet ik mij ook
in voor goed cultuuronderwijs op school. Bijvoorbeeld via het programma Cultuureducatie
met Kwaliteit en met de Cultuurkaart voor het VO en MBO.
Vraag 6
Waarom heeft u destijds het onderzoek naar Kunst- en Cultuureducatie door het CBS
laten beëindigen en heeft u de aanbevelingen voor toekomstig onderzoek naar Kunst-
en Cultuureducatie door het CBS niet overgenomen?
Antwoord 6
Correcte gegevens zijn van belang. Het onderzoek van het CBS waar u op doelt, is beëindigd
op advies van het CBS zelf. Het bureau constateerde dat de kwaliteit van het onderzoek
ondermaats was, onder meer door de lage respons op enquêtes. Hierdoor ontstond een
onjuist beeld over kunst- en cultuureducatie.
Om een beter beeld te krijgen van de stand van zaken, heb ik aan het Landelijk Kennisinstituut
Cultuureducatie en Amateurkunsten (LKCA) gevraagd om beschikbare informatie over actieve
cultuurbeoefening op een rij te zetten. Het gaat dan om een synthese, op basis van
reeds uitgevoerde onderzoeken, publicaties en rapporten. Daarbij hoort ook informatie
over de aanbieders van buitenschoolse cultuureducatie. Op basis van dit overzicht
zal ik besluiten over het al dan niet laten uitvoeren van een vervolgonderzoek naar
aanbieders van buitenschoolse cultuureducatie.
Vraag 7
Bent u bereid om de aanbevelingen van het CBS voor een doorstart van het CBS-onderzoek
Kunst- en Cultuureducatie alsnog ter harte te nemen en het onderzoek weer op te starten?
Antwoord 7
Zoals ik heb aangegeven bij mijn reactie op vraag 6, heb ik aan het LKCA de opdracht
gegeven om op basis van bestaand onderzoek een kennissynthese uit te voeren. Informatie
over kunst- en cultuureducatie maakt daar onderdeel van uit. Aan de hand van de resultaten
van de kennissynthese die door het LKCA wordt uitgevoerd zal ik vervolgstappen bepalen.
Vraag 8
Hoe geeft u invulling aan artikel 31 uit het Verdrag inzake de Rechten van het Kind
waarin de staat de verwezenlijking van het recht van kinderen om volledig deel te
nemen aan het culturele en artistieke leven dient te bevorderen?
Antwoord 8
Ieder kind moet zich cultureel moeten kunnen ontwikkelen, zowel op school als daarbuiten.
Dit begint vaak op de basisschool, waar kunstzinnige oriëntatie één van de negen leergebieden
is. Via deze weg komt elk kind in aanraking met kunst en cultuur. Met programma’s
als School en Omgeving wordt gewerkt aan een rijk buitenschools aanbod zodat alle
kinderen, ongeacht in welke omstandigheden zij opgroeien, zich kunnen ontwikkelen.
Cultuureducatie is een belangrijk onderdeel van dit aanbod. Ik stimuleer cultuureducatiebeleid
op verschillende manieren, zoals via het programma Cultuureducatie met Kwaliteit.
Ook investeer ik in de CJP cultuurkaart voor het voortgezet onderwijs en het middelbaar
beroepsonderwijs, hiermee kunnen leerlingen culturele activiteiten bezoeken, zowel
klassikaal als individueel. Daarnaast ondersteun ik via de culturele basisinfrastructuur
(bis) in de periode 2021–2024 dertien jeugdpodiumkunstgezelschappen die aanbod voor
kinderen en jongeren ontwikkelen. Ook stel ik via het Jeugdfonds Sport en Cultuur
kinderen uit minimagezinnen in staat om lessen op cultureel gebied te volgen. Dit
fonds ondersteun ik samen met de Minister van VWS. In 2023 zijn er in opvolging van
de motie Mohandis8 extra middelen aan het fonds toegevoegd, waarmee het totaalbedrag voor 2023 uitkomst
op € 1.000.000. Tevens heb ik de Brede Regeling Combinatiefuncties verlengd en verhoogd
tot circa € 2,8 miljoen per jaar in de periode 2023–2026. Dankzij deze regeling zijn
zo’n 1.600 cultuurcoaches actief op het snijvlak van cultuur, onderwijs en welzijn.
Hierdoor verbetert de afstemming tussen de cultuursector, welzijn en jongerenwerk
binnen en buiten de school. En dan is er nog de versterking van de lokale bibliotheken
waar ik de komende jaren op inzet, dit biedt kansen voor een sterkere verbinding tussen
cultuur, educatie en participatie.
Vraag 9
Wat doet u om ook de infrastructuur die het culturele en artistieke leven mogelijk
maakt overeind te houden en te versterken?
Antwoord 9
Dat gebeurt op veel verschillende manieren. In mijn antwoorden op de vragen 5 en 8
heb ik diverse maatregelen genoemd. Ik ondersteun cultuur door het verstrekken van
subsidies in het landelijke subsidiestelsel (de culturele basisinfrastructuur9), maar ook door het uitvoeren van programma’s op het gebied van cultuureducatie en
participatie. Ook zijn er zes Rijkscultuurfondsen die subsidies verstrekken aan instellingen, kunstenaars en makers. Naast het Rijk
spelen provincies en gemeenten een belangrijke rol in de publieke financiering van
cultuur, omdat zij de verantwoordelijkheid dragen voor de regionale en lokale infrastructuren.
Zij zijn belangrijke samenwerkingspartners in de ondersteuning van cultuur. Met hen
maak ik bestuurlijke afspraken, zoals binnen het Bestuurlijk Kader Cultuur en Onderwijs.
In mijn antwoord op vraag 5 heb ik verduidelijkt hoe ik de sector ondersteun en daarmee
samenwerk: als het gaat om amateurkunst, werk ik samen met het IPO en de VNG om een
Nationaal Akkoord Amateurkunsten op te zetten. Aan het Fonds voor Cultuurparticipatie
heb ik de opdracht gegeven om een regeling te ontwikkelen die gericht is op samenwerking
tussen koepels en de provinciale en gemeentelijke amateurkunstinstellingen. De komende
twee jaar worden vanuit deze regeling pilots uitgevoerd die gericht zijn op vernieuwing
en ontwikkeling in de amateurkunsten. Met zowel het akkoord als de opdracht aan het
FCP geef ik opvolging aan aanbevelingen uit het rapport Revitalisering Amateurkunsten
dat door BMC is uitgevoerd.
Vraag 10
Wat vindt u van het in het artikel geopperde idee om de positie van gesubsidieerd
kunstenonderwijs wettelijk te verankeren?
Antwoord 10
Ik ken het idee en snap de wens. Iedereen heeft recht op cultuur. Verankering in de
wet is één van de manieren om dit mogelijk te maken. Ik wil dit bekijken in samenhang
met de herziening van het cultuurbestel in 2029 en de uitkomsten van de evaluatie
van het cultuureducatiebeleid. Ik sta open voor verschillende opties en ga hierover
graag in gesprek met mijn medebestuurders.
Vraag 11
Bent u ermee bekend dat Nederland een rijke koortraditie kent, die voor concerten
ook afhankelijk is van jeugdige zangers, bijvoorbeeld bij uitvoeringen van de Matthäus-Passion?
Bent u er tevens van op de hoogte dat er op dit moment is een tekort is aan jeugdige
zangers die op professioneel niveau kunnen zingen?
Antwoord 11
Nederland heeft een rijke koortraditie die we moeten koesteren. Koorscholen en jeugdkoren
in het algemeen, vormen een belangrijk onderdeel in de talentontwikkelingsketen. Ik
heb uw signaal getoetst bij het Koornetwerk Nederland. Het Koornetwerk geeft aan dat
jeugdkoren en de kwalitatieve scholing voor jonge zangers onder druk staan. Het signaal
dat er een acuut tekort is een jeugdige zangers, wordt vanuit het Koornetwerk niet
direct herkend. Wel geven zij aan dat er sinds de coronacrisis sprake is van een inhaalslag
op producties zoals de Matthäus-Passion. Jeugdkoren hebben moeten passen en meten
om aan verzoeken te kunnen voldoen, omdat jeugdige zangers vanwege de Arbeidstijdenwet
niet avond aan avond op een podium mogen staan. Met het Koornetwerk Nederland heb
ik de afspraak gemaakt dat we alert blijven op dit vraagstuk.
Vraag 12
Bent u, het voorgaande indachtig, van mening dat het van groot belang is dat jonge
koorzangers toegang kunnen hebben tot passend muziekonderwijs? Wat vindt u in dezen
van de diverse koorscholen die Nederland rijk is? Welke mogelijkheden ziet u om stichtingen
en verenigingen die op deze wijze zorgdragen voor de continuïteit en kwaliteit van
de culturele sector te ondersteunen?
Antwoord 12
Scholen zijn verplicht om aandacht te besteden aan cultuureducatie. Dat er scholen
zijn die zich expliciet richten op koorzang is waardevol. Er zijn meer voorbeelden
te noemen van scholen die bewust kiezen voor een cultuurprofiel, bijvoorbeeld de cultuurprofielscholen.
De Wet op het primair onderwijs (WPO) voorziet in de bekostiging van koorscholen die
naast regulier onderwijs ook zangonderwijs verzorgen. Het is van belang dat jong talent
zich kan ontwikkelen. Dat geldt voor alle cultuurdisciplines en -genres. Tal van organisaties
en professionals zetten zich hier dagelijks voor in. Ook als het gaat om zangonderwijs
zijn er vele stichtingen, verenigingen en docenten actief om zangonderwijs aan kinderen
en jongeren aan te bieden.
Vraag 13
Klopt het dat de Belastingdienst recent bij diverse Nederlandse koorscholen de culturele
ANBI-status heeft ingetrokken omdat deze organisaties in de ogen van de Belastingdienst
geen culturele instellingen zouden zijn, waardoor giften aan dergelijke koorscholen
niet langer voor 125% aftrekbaar zijn?
Antwoord 13
Het is mij bekend dat voor sommige culturele organisaties de culturele ANBI-status
is ingetrokken. De branchevereniging CultuurConnectie heeft dit onder mijn aandacht
gebracht. Naar aanleiding van hun oproep heb ik gesproken met de Staatssecretaris
van Financiën Fiscaliteit en Belastingdienst. Van hem begrijp ik dat het om circa
60 intrekkingen gaat. In sommige gevallen gaat het om alleen het intrekken van de
culturele ANBI-status en in een incidenteel geval ook om het intrekken van de algemene
ANBI-status. Om hoeveel koorscholen het gaat, is niet bekend. De consequentie van
het intrekken van de culturele ANBI-status is dat de culturele multiplier niet meer
van toepassing is. De overige fiscale voordelen zijn nog wel van toepassing als een
instelling de reguliere ANBI-status behoudt. Bij het intrekken van de algemene ANBI-status
zijn er geen fiscale voordelen meer van toepassing.
Vraag 14
Klopt het dat om aangemerkt te worden als culturele instelling, een instelling ofwel
primair en rechtstreeks cultuur scheppende activiteiten ontplooit of deze voor 90%
ondersteunt in daad, woord en geld?
Antwoord 14
Om in aanmerking tot komen voor een ANBI-status is het uitgangspunt dat er sprake
moet zijn van activiteiten waarmee uitsluitend of nagenoeg uitsluitend (>90%) het
algemeen nut wordt beoogd. Voor de culturele ANBI-status geldt daarbij dat het gaat
om hoogwaardig cultuuraanbod dat voor zoveel mogelijk mensen toegankelijk is, waarbij
het particulier belang dient te worden overstegen en/of de cultuursector dient te
worden versterkt. In de memorie van toelichting bij de Geefwet wordt cultuur verder
gedefinieerd, waardoor ook verenigingen die het particulier belang overstijgen en
instellingen die de cultuursector versterken in aanmerking komen voor een culturele
ANBI-status.10
Ik wil graag benadrukken dat hoewel de wettekst voor de culturele ANBI-status spreekt
van een «culturele instelling», het wel of niet hebben van deze status niets zegt
over het zijn van een culturele instelling of over het belang van de organisatie voor
de culturele sector. Ik hoop dat anderen, bijvoorbeeld financiers, zich niet door
deze wettelijke term laten leiden.
Vraag 15
Bent u van mening dat de kennisoverdracht die plaatsvindt op koorscholen cultuur scheppende
activiteiten ondersteunt? Zouden koorscholen om die reden in uw ogen in aanmerking
dienen te komen voor de status «culturele instelling»?
Antwoord 15
De toekenning van een ANBI-status valt niet onder mijn bevoegdheid. De beoordeling
wordt gedaan door de Belastingdienst die toetst of een instelling aan de gestelde
voorwaarden voldoet. Ik kan geen toezegging doen over het (opnieuw) toekennen van
de status aan koorscholen. Omdat ik de zorgen begrijp, ben ik hierover in gesprek
met mijn collega bij het Ministerie van Financiën.
Vraag 16
Maakt u zich – gezien de financieel kwetsbare situatie waarin sommige koorscholen
zich bevinden – zorgen over de intrekking van de culturele ANBI-status van koorscholen,
en bent u bereid om hierover in gesprek te gaan met uw collega, de Staatssecretaris
van Financiën, teneinde de culturele ANBI-status opnieuw aan koorscholen toe te kennen?
Antwoord 16
Naar aanleiding van de oproep van CultuurConnectie ben ik in gesprek gegaan met de
Staatssecretaris van Financiën Fiscaliteit en Belastingdienst over de culturele ANBI-status.
Ik signaleer dat in de definiëring van wat cultuur is, in het kader van de ANBI-regeling,
soms interpretatieverschillen zitten. Bijvoorbeeld waar het gaat om instellingen die
zich bezighouden met cultuureducatie. Samen met het Ministerie van Financiën onderzoek
ik of de voorwaarden van de culturele ANBI-status kunnen worden verduidelijkt. De
aankomende tijd wordt bovendien de Geefwet geëvalueerd. Ik hoop dat de uitkomsten
van dat onderzoek ons nieuwe ideeën geven voor de verdere definiëring van het begrip
«cultuur» in het kader van de ANBI-regeling. De beoordeling of een instelling wel
of niet een culturele ANBI-status krijgt blijft een afweging van de Belastingdienst.
Ik kan dus niet toezeggen dat koorscholen de status (opnieuw) ontvangen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
G. Uslu, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.