Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Paulusma over de dalende vaccinatiegraad
Vragen van het lid Paulusma (D66) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de dalende vaccinatiegraad (ingezonden 26 juli 2023).
Antwoord van Staatssecretaris Van Ooijen (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen
30 augustus 2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 3352.
Vraag 1
Bent u bekend met de berichten «Zorgen om dalende vaccinatiegraad Rijksvaccinatieprogramma»
en «De vaccinatiegraad van Nederland loopt achter op de rest van de wereld»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de ernstige zorgen die inzake de dalende vaccinatiegraad, zoals de vaccinatiegraad
bij baby’s voor mazelen die voor het eerst in jaren onder de 90% is?
Antwoord 2
Ja. De ontwikkeling van een dalende vaccinatiegraad is zorgelijk. Een daling van de
vaccinatiegraad maakt dat de kans op uitbraken van infectieziekten toeneemt. Wereldwijd
is er bijvoorbeeld een toename van mazelenuitbraken te zien, ook in Europa. Tegelijkertijd
betekent een lagere vaccinatiegraad van een bepaald geboortecohort niet dat de vaccinatiegraad
van de gehele bevolking meteen daalt. De kans op een landelijke uitbraak doet zich
vooral voor als de vaccinatiegraad flink daalt gedurende een aantal jaar in een groot
deel van de bevolking. Zover is het nog niet.
Vraag 3
Wat is uw reactie op het feit dat de vaccinatiegraad van Nederland achter blijft op
de rest van de wereld? Terwijl juist in landen waar de vaccinatiegraad eerder achterbleef
deze nu weer toeneemt?
Antwoord 3
Zoals gedeeld in mijn Voortgangsbrief op de aanpak «Vol vertrouwen in vaccinaties»
van 29 juni jl.2, bevestigen de meest recente cijfers over de vaccinatiegraad van het RIVM dat de
vaccinatiegraad voor alle vaccinaties verder is gedaald. Dat is zorgelijk. Door de
diversiteit aan methodologieën van het meten van de vaccinatiegraad wereldwijd is
een vergelijking maken gecompliceerd, maar er kan wel gesteld worden dat de vaccinatiegraad
in Nederland nog altijd hoog ligt.
Vraag 4
Bent u bereid om, zoals beschreven door het RIVM, belemmeringen voor ouders en tieners
weg te nemen door meer mogelijkheden te creëren waar en wanneer ze vaccinaties kunnen
halen? Bijvoorbeeld door mobiele prikpunten met vrije inloop op plekken waar de vaccinatiegraad
laag is, gecombineerd met goede informatievoorziening?
Antwoord 4
Zoals gedeeld in mijn voortgangsbrief op de aanpak «Vol vertrouwen in vaccinaties»,
zet ik in op het versterken van het vertrouwen in vaccinaties en het verhogen van
de vaccinatiegraad. Dit wordt onderbouwd met onderzoek naar: (1) vaccinatiegraad naar
subgroepen en regio’s/(deel-)gemeenten, en (2) drijfveren achter al dan niet vaccineren.
Hiervoor heb ik het RIVM gevraagd nader onderzoek te doen. Met de uitkomsten van deze
onderzoeken kan aanvullende inzet gericht op het verbeteren van de vaccinatiegraad
volgen. In mijn volgende voortgangsbrief zal ik uw Kamer hierover informeren.
Vraag 5
Bent u bereid om, zoals beschreven door het RIVM, ouders meer gelegenheid te geven
om in gesprek te gaan met professionals, bijvoorbeeld door het breder inzetten van
de twijfel telefoon? Of door informatie te delen op plekken waar (aankomende) ouders
komen, inclusief commerciële locaties zoals winkels waar babyspullen verkocht worden?
Antwoord 5
Zoals gedeeld in de voortgangsbrief van 29 juni jl., zet ik samen met het RIVM en
de jeugdgezondheidszorg (JGZ) in op zogenaamde veegacties. Hierin krijgen jongeren,
die zich nog niet hebben laten vaccineren, alsnog de mogelijkheid om gemiste vaccinaties
in te halen.
Daarnaast wordt de recente inzet tijdens de «Mis «m niet» week in het kader van HPV-campagne
voor jongvolwassenen geanalyseerd om te bekijken of de daar ingezette acties ook van
toegevoegde waarde kunnen zijn voor het RVP. Ik informeer uw Kamer hierover nader
in mijn volgende voortgangsbrief.
Vraag 6
Bent u bereid om de grootschalige campagne voor de HPV-vaccinatie versneld te evalueren
en de successen te gebruiken voor een campagne om de vaccinatiegraad in het algemeen
te verhogen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u de Kamer hier zo snel mogelijk over
informeren?
Antwoord 6
Voor intensiveren van gesprekken met twijfelaars sta ik zeker open, dit is eerder
ook in beleidsaanpakken verwerkt. Enkele jaren geleden zijn er structurele middelen
aan het gemeentefonds toegevoegd om de JGZ meer tijd te bieden om het gesprek aan
te gaan met ouders met vragen over vaccinatie. Het is belangrijk om duidelijk te krijgen
of nogmaals hierop inzetten zal leiden tot een verhoging van de vaccinatiegraad. Ik
hecht eraan om de beschikbare middelen voor de meest effectieve maatregelen in te
zetten. Of commerciële locaties daarbij wél in beeld komen, betwijfel ik.
Het onderzoek van het RIVM zal leiden tot meer inzicht in welke inspanningen op effectieve
wijze kunnen worden ingezet of ontwikkeld om de vaccinatiegraad te verhogen en onvoldoende
bereikte groepen beter te bedienen. Op basis van dit onderzoek zal ik bekijken wat
gewenste aanvullende inspanningen kunnen zijn.
Vraag 7
Bent u bereid om, gezien de alarmerende situatie, extra inzet te doen en/of daarvoor
middelen vrij te maken om de vaccinatiegraad te verhogen?
Antwoord 7
Het RIVM voert in samenwerking met de GGD’en de campagne voor de HPV-vaccinatie uit.
Deze campagne wordt doorlopend geëvalueerd, en geleerde lessen worden geïmplementeerd
in het vervolg van de campagne. Zoals aangegeven in mijn antwoord bij vraag 6, wordt
er ook geanalyseerd welke acties ook van toegevoegde waarde kunnen zijn voor het RVP.
Vraag 8
Kunt u deze vragen zo snel als mogelijk en en in zijn geheel beantwoorden?
Antwoord 8
Zoals gedeeld in mijn voortgangsbrief op de aanpak «Vol vertrouwen in vaccinaties»
van 29 juni jl., zet ik op verschillende manieren in op het bereiken van een zo hoog
mogelijke vaccinatiegraad. Met de huidige middelen is extra inzet mogelijk tot en
met 2026. Boven op deze al ingezette acties en maatregelen zijn er op dit moment geen
extra middelen beschikbaar voor extra inzet om de vaccinatiegraad te verhogen.
Vraag 9
Kunt u deze vragen zo snel als mogelijk en in zijn geheel beantwoorden?
Antwoord 9
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.