Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Vedder en Van Campen over het bericht 'Uitspraak gebruik pesticiden bij lelieteelt slaat in als een bom'
Vragen van de leden Vedder (CDA) en Van Campen (VVD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht «Uitspraak gebruik pesticiden bij lelieteelt slaat in als een bom» (ingezonden 19 juni 2023).
Antwoord van Minister Adema (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 29 augustus
2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 3350.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Uitspraak gebruik pesticiden bij lelieteelt slaat in
als een bom»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u bevestigen dat de rechter in het kort geding, dat tegen de lelieteler is aangespannen,
de omwonenden gelijk gaf en hiermee het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen door
de lelieteler per direct verbiedt?
Antwoord 2
De rechter heeft – in kort geding – een uitspraak gedaan in de vorm van een voorlopige
voorziening waarbij de teler op een bepaald perceel geen gewasbeschermingsmiddelen
meer mocht gebruiken. Inmiddels heeft de rechter in hoger beroep echter het vonnis
van de rechtbank vernietigd en uitgesproken dat de teler weer vier – door het College
voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) toegelaten – middelen
mag gebruiken die hij nodig heeft voor zijn huidige teelt van lelies2. Beide vonnissen betreffen een voorlopig oordeel dat geldt tot de rechter in een
eventuele vervolgprocedure een definitief oordeel geeft.
Vraag 3
Kunt u een samenvatting geven van het vonnis en daarbij aangeven op welke wet- en
regelgeving dit is gebaseerd?
Antwoord 3
De rechter in kort geding baseert het vonnis op het feit dat niet is voldaan aan het
voorgeschreven Europese criterium dat een gewasbeschermingsmiddel geen schade mag
toebrengen aan mensen (artikel 4, derde lid, van Verordening (EG) nr. 1107/2009).
En dat niet kan worden uitgesloten dat zij onaanvaardbaar schadelijk effect kunnen
hebben op mensen, omdat uit beschikbare onderzoeken zou blijken dat er een mogelijk
verband is tussen het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en de ziekte Parkinson.
In hoger beroep acht het Gerechtshof Arnhem het aannemelijk dat op dit moment nog
niet goed getest wordt of kan worden of het gebruik van een gewasbeschermingsmiddel
een verhoogd risico op neurodegeneratieve ziektes met zich brengt. In zoverre lijkt
het in Verordening EG 1107/2009 en de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden neergelegde
stelsel van toezicht op de toelating en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
volgens het Hof onvolkomen te zijn en geen volledige zekerheid te bieden op de afwezigheid
van een verhoogd risico op neurodegeneratieve ziekten voor omwonenden. Het voorzorgsbeginsel
brengt mee dat daarom zo nodig beperkende maatregelen zouden kunnen worden getroffen.
Desondanks bestaat er naar het oordeel van het Hof in dit geval geen aanleiding om
de lelieteler het gebruik van alle bestaande gewasbeschermingsmiddelen op de bewuste
percelen voor het jaar 2023 te verbieden. Hierbij weegt het Hof mee dat de lelieteler
aannemelijk heeft gemaakt veel te doen om de gevolgen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
voor de omwonenden tot een minimum te beperken. Het Hof weegt ook mee dat zowel de
Gezondheidsraad als het RIVM niet tot ingrijpen heeft geadviseerd. Het RIVM concludeerde
eerder dat uit het door hem uitgevoerd verkennend gezondheidsonderzoek niet naar voren
is gekomen dat er gezondheidsproblemen onder omwonenden zijn die samenhingen met de
bollenteelt.
Vraag 4
Gaat de rechter hiermee in tegen het oordeel van het College voor de toelating van
gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb), dat juist als taak heeft om te beoordelen
of gewasbeschermingsmiddelen veilig zijn voor mens, dier en milieu?
Antwoord 4
De uitleg die de rechtbank aan Verordening (EG) nr. 1107/2009 geeft, lijkt op gespannen
voet te staan met systematiek van de verordening. De criteria van artikel 4 derde
lid, moeten namelijk bij de goedkeuring van werkzame stoffen en de toelating van gewasbeschermingsmiddelen
in acht worden genomen. De norm is bedoeld voor de betrokken autoriteiten en niet
voor de gebruiker van een toegelaten gewasbeschermingsmiddel die dat middel gebruikt
overeenkomstig het wettelijk gebruiksvoorschrift. Ik heb uw Kamer daar eerder over
geïnformeerd (Kamerstuk 27 858, nr. 619)
Het Hof heeft het vonnis van de rechtbank echter vernietigd en is tot een andere afweging
gekomen.
Vraag 5
Welke status heeft de beoordeling van gewasbeschermingsmiddelen en biociden door het
Ctgb volgens u?
Antwoord 5
Het Ctgb is de in Nederland aangewezen beoordelingsautoriteit die bepaald of een middel
veilig voor mens, dier en milieu kan worden toegepast. De grondslag daarvoor is de
Verordening (EG) nr. 1107/2009, waar een belangrijk uitgangspunt is het waarborgen
van een hoog niveau van bescherming van de gezondheid van mensen, dieren en van het
milieu.
Vraag 6
Waarom is het Ctgb dan in het leven geroepen als blijkt dat een rechter het oordeel
van deze organisatie teniet kan doen?
Antwoord 6
De beide uitspraken maken duidelijk dat een rechter onder specifieke omstandigheden
in een concrete situatie aanleiding zag om het gebruik van toegelaten gewasbeschermingsmiddelen
met een beroep op het voorzorgsbeginsel te beperken of te verbieden vanwege mogelijke
nadelige effecten voor de gezondheid van omwonenden. Dit vergt een zorgvuldige afweging
van geval tot geval. Het vonnis in hoger beroep maakt daarbij duidelijk dat er niet
te lichtvaardig tot een verbod mag worden besloten.
Vraag 7
Kan uit deze uitspraak worden opgemaakt dat de rechtbank zelf een oordeel velt over
wat goed is voor mens, dier en milieu in plaats van dat het oordeel van het Ctgb hierin
leidend is?
Antwoord 7
Zie het antwoord bij vraag 6.
Vraag 8
Twijfelt u aan de zorgvuldigheid van het Ctgb als het gaat om de beoordeling van gewasbeschermingsmiddelen
en biociden?
Antwoord 8
Nee, Het Ctgb is een gerenommeerde beoordelingsautoriteit die in de EU en door de
Europese Commissie hoog staat aangeschreven. In onafhankelijke audits wordt dat beeld
bevestigd.
Vraag 9
Bent u ervan op de hoogte dat het Ctgb bij de uitgebreide beoordeling van gewasbeschermingsmiddelen
en biociden gebruikmaakt van proeven in laboratoria en dat bij de beoordeling wordt
uitgegaan van één honderdste van de gevonden veilige waarde?
Antwoord 9
Het Ctgb hanteert de normen, criteria en veiligheidsfactoren die in EU wetgeving (Uitvoeringsverordeningen)
is vastgelegd. Het gebruik van veiligheidsfactoren is gebruikelijk om onvoorziene
risico’s te minimaliseren. Denk daarbij tussen variatie in gevoeligheid tussen (proef)dieren
en tussen proefdier en mens.
Vraag 10
Wat betekent de uitspraak van de rechter voor andere, soortgelijke zaken? Dreigen
ondernemers met andere teelten nu ook het risico te lopen dat het gebruik van, door
het Ctgb goedgekeurde, gewasbeschermingsmiddelen als gevolg van een kort geding wordt
verboden?
Antwoord 10
Daarover heb ik de Kamer geïnformeerd in mijn brief van 6 juli 2023 (Kamerstuk 27 858, nr. 619)
Vraag 11
Wat gaat u doen om bezorgde omwonenden, ook buiten Dwingeloo, te informeren over het
gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en het onderzoek dat het Ctgb ernaar doet?
Antwoord 11
Een extern bureau heeft een digitaal document opgesteld: Nabuurschap bij het gebruik
van gewasbeschermingsmiddelen. Deze brochure heb ik uw Kamer eerder gestuurd (Kamerstuk
27 858, nr. 611). De handreiking biedt praktische mogelijkheden voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
in goed nabuurschap voor omwonenden, telers, gemeentelijke- en provinciale overheden.
In de brochure wordt onder meer het toelatingsbeleid voor gewasbeschermingsmiddelen
toegelicht
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.