Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Mohandis over het bericht 'Minder theatervoorstellingen door hoge kosten en personeelstekorten'
Vragen van het lid Mohandis (PvdA) aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «Minder theatervoorstellingen door hoge kosten en personeelstekorten» (ingezonden 12 mei 2023).
Antwoord van Staatssecretaris Uslu (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 22 juni
2023).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Minder theatervoorstellingen door hoge kosten en personeelstekorten»1 in het NRC van donderdag 11 mei?
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Vraag 2
Wat vindt u ervan dat de theaters die worden besproken in het artikel hun programmering
met zo’n 10 tot 15% hebben uitgedund?
Antwoord 2
Ik ben mij er van bewust dat de druk op theaterinstellingen en podia op dit moment
hoog is. De coronacrisis heeft zijn sporen nagelaten en in een tijd van inflatie en
arbeidsmarktkrapte staat de cultuursector voor aanzienlijke uitdagingen. De extra
coronasteun, die de theaterinstellingen in de basisinfrastructuur (bis) hebben ontvangen,
heeft veel kunnen opvangen. Ik constateer evenwel dat, ondanks deze financiële steun,
gezelschappen en podia voor nieuwe uitdagingen zijn komen te staan. Dat podia gedwongen
zijn delen van hun programmering te annuleren, betreur ik dan ook ten zeerste. Ik
heb waardering voor het feit dat zij uiteindelijk scherpe keuzes hebben gemaakt om
ook de werkdruk het hoofd te bieden.
Het is voor mij van cruciaal belang dat de theatersector op een gezonde manier kan
blijven opereren. Hierbij ligt voor wat betreft de podia ook een belangrijke verantwoordelijkheid
bij de gemeentes. Zoals ik in mijn Uitgangspuntenbrief ook aangeef, zet ik mij de
komende periode verder in voor een sterke en gezonde creatieve sector. Ik wil werken
vanuit vertrouwen, met als uitgangspunt een eerlijke beloning voor iedereen die werkzaam
is in de culturele en creatieve sector. Dit staat voor mij boven het aantal producties
dat een instelling maakt. Om de prestatiedruk te verminderen, breng ik de komende
bis-periode voor de grote theatergezelschappen het in de regeling opgenomen aantal
grotezaalproducties terug van drie naar twee. Ook door in de verantwoording minder
de nadruk te leggen op kwantitatieve prestaties bied ik instellingen ademruimte en
meer vrijheid om binnen de kaders eigen keuzes te maken.
Vraag 3
Acht u de extra investeringen in cultuur voldoende, als het merendeel van de theatergezelschappen
in 2022 en 2023 geen sluitende begroting heeft? Is het daarnaast niet zorgwekkend
dat bijvoorbeeld Het Nationaal Theater (HNT) aangeeft volgende jaar een tekort te
verwacht vanen 2,5 miljoen euro?
Antwoord 3
Het coronavirus heeft grote gevolgen gehad voor de cultuursector. Toen in 2022 de
theaters na diverse lockdowns weer hun deuren openden, startte een periode van herstel.
Dat veel podiumkunstinstellingen het jaar 2022 hebben afgesloten met een tekort, vind
ik in het licht van de gevolgen van de coronapandemie op zich niet direct zorgwekkend.
Ik houd er rekening mee dat instellingen in 2023 ook nog te maken zullen hebben met
tekorten. Dat deze situatie voor de betreffende gezelschappen spanningen met zich
meebrengt, is uiteraard meer dan begrijpelijk. Ik zie echter dat de tekorten vooralsnog
veelal kunnen worden opgevangen door de coronasteun die instellingen hebben ontvangen
en de reserves die zijn opgebouwd. Wel wil ik de druk op de culturele en creatieve
sector verlagen door nog meer uit te gaan van vertrouwen. Zo wil ik minder nadruk
leggen op kwantitatieve prestaties en instellingen meer rust en vrijheid gunnen om
binnen een aantal kaders eigen keuzes te kunnen maken.
Vraag 4
Acht u het financieel haalbaar voor culturele instellingen om naast stijgende kosten
voor verwarming en elektra komende jaren ook meerkosten te hebben aan fair pay? Gezien de noodzaak van het verbeteren van de arbeidsmarktpositie van zzp’ers en medewerkers
in loondienst in de culturele sector; zou het niet logischer zijn dat de Ministeries
van Onderwijs, Cultuur en Media & Sociale Zaken en Werkgelegenheid hieraan bij zullen
dragen, omdat culturele instellingen anders onvermijdelijk moeten bezuinigen op productiekosten?
In hoeverre houdt het kabinet rekening met de stijgende loonkosten en de bestaanszekerheid
van medewerkers in de culturele sector in haar beleid?
Antwoord 4
Het verstevigen van de arbeidsmarkt in de culturele en creatieve sector is een van
de speerpunten van mijn beleid. Zoals aangegeven in mijn Meerjarenbrief cultuur – De Kracht van Creativiteit2 heb ik verschillende maatregelingen genomen om de arbeidsmarkt te verbeteren. Zo
voeg ik vanaf de nieuwe bis-subsidieperiode 2025–2028 onder andere structureel € 34,1
miljoen toe om een impuls te geven aan fair pay.
Inmiddels heeft de Kamer de Voortgangsbrief arbeidsmarktbeleid culturele en creatieve sector3 ontvangen. Hierin maak ik de verdere invulling van de plannen voor het verbeteren
van de culturele en creatieve arbeidsmarkt kenbaar.
Vanaf 2023 is er structureel 1 procent extra prijsbijstelling beschikbaar ter compensatie
voor de hoge inflatie en energiekosten voor instellingen. Deze extra prijsbijstelling
komt bovenop de prijsbijstelling van circa 4 procent en de loonbijstelling van 3,55
procent die in 2022 is uitgekeerd. Daarnaast ontvangen alle culturele instellingen
in 2023 ook een loon- prijsbijstelling van beiden rond de 6 procent over hun subsidie
vanuit OCW.
Vraag 5
Hoe rijmt u deze zaken met het voornemen dat u de komende periode in het teken wilde
laten staan van herstel, vernieuwing & groei en om het culturele leven weer te laten
bloeien? Vindt u dat dit is gelukt als u deze berichtgeving leest? Bent u bereid het
beleid aan te passen, door bijvoorbeeld meer rekening te houden met stijgende loon-
en energiekosten, om de culturele instellingen financieel niet kopje onder te laten
gaan?
Antwoord 5
Mijn voornemen om het cultuurbeleid in het teken te laten staan van herstel, vernieuwing
en groei blijft ongewijzigd. Het verstevigen van de arbeidsmarkt is daarin één van
mijn prioriteiten. Ik realiseer mij terdege dat de culturele sector onderhevig is
aan de grilligheid van de huidige situatie op de arbeidsmarkt en de stijging van kosten.
De daaruit voortvloeiende onzekerheden waar instellingen mee te maken krijgen, zal
ik niet volledig kunnen wegnemen. Wel zet ik me ervoor in om instellingen te ondersteunen
en een perspectief te bieden. In mijn Meerjarenbrief heb ik reeds diverse maatregelen
aangekondigd. Zo zal er vanaf 2025 € 34,1 miljoen structureel beschikbaar zijn voor
fair pay en wil ik in de nieuwe bis-periode verplicht stellen dat instellingen collectieve
tariefafspraken maken en zich hieraan verbinden. In mijn Uitgangspuntenbrief en Voortgangsbrief
arbeidsmarktbeleid wordt dit verder geconcretiseerd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
G. Uslu, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.