Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 5 juli 2023, over woningbouwopgave en koopsector
32 847 Integrale visie op de woningmarkt
Nr. 1077 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 23 augustus 2023
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft op 5 juli 2023 overleg gevoerd met
de heer De Jonge, Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, over:
– de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening d.d. 27 juni
2023 inzake voortgang programma Wonen en zorg voor ouderen (Kamerstukken 29 389 en 32 847, nr. 119);
– de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening d.d. 20 juni
2023 inzake uitkomsten vijfde tranche Woningbouwimpuls (Kamerstuk 32 847, nr. 1050);
– de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening d.d. 19 juni
2023 inzake modernisering van het grondbeleid (Kamerstukken 34 682 en 27 581, nr. 164);
– de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening d.d. 16 juni
2023 inzake contouren startbouwimpuls en aanbieding handreiking regionale versnellingstafels
(Kamerstuk 32 847, nr. 1049);
– de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening d.d. 2 mei
2023 inzake voortgang programma Versnelling Tijdelijke Huisvesting (Kamerstuk 32 847, nr. 1037);
– de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening d.d. 8 februari
2023 inzake aanpak wooncoöperaties (Kamerstuk 29 453, nr. 556);
– de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening d.d. 7 februari
2023 inzake voortgang woningbouwlocaties (Kamerstuk 32 847, nr. 997);
– de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening d.d. 7 februari
2023 inzake meer kansen voor koopstarters (Kamerstuk 32 847, nr. 996);
– de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening d.d. 23 mei
2023 inzake bijlagen woondeals bij brief Doorbouwen in veranderende omstandigheden
(Kamerstuk 32 847, nr. 1041);
– de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening d.d. 17 mei
2023 inzake beter benutten van de bestaande voorraad (Kamerstuk 32 847, nr. 1038);
– de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening d.d. 22 mei
2023 inzake doorbouwen in veranderende omstandigheden (Kamerstuk 32 847, nr. 1040).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Hagen
De waarnemend griffier van de commissie, Honsbeek
Voorzitter: Hagen
Griffier: Kling
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Beckerman, Boulakjar, Inge van Dijk,
Grinwis, Peter de Groot, Van Haga, Hagen en Nijboer,
en de heer De Jonge, Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.
Aanvang 14.02 uur.
De voorzitter:
Een hele goede middag. Hartelijk welkom bij het commissiedebat Woningbouwopgave en
koopsector. Wij gaan vandaag van 14.00 uur tot 18.00 uur met elkaar in debat. Alle
fracties hebben vijf minuten spreektijd. U krijgt vier interrupties, mits ze kort
zijn; anders ga ik ze natuurlijk meteen weer reduceren. Allereerst is het woord aan
meneer Van Haga voor zijn eerste termijn.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Voorzitter. «Hugo de Jonge is gewoon niet geschikt voor deze functie.» Aan het woord
is Jochem Agterberg, een makelaar uit Den Haag die uit pure frustratie over de plannen
van deze Minister de vraagprijs van een woning verhoogde van € 299.000 naar € 355.100.
Dit deed hij om een statement te maken tegen de laatste proefballon, die gelukkig
al snel uit de lucht werd geschoten. Wat zou de Minister willen zeggen tegen deze
makelaar, die symbool staat voor de hele huurmarkt?
Voorzitter. Met dank aan het Hugo-effect stort de Nederlandse woningmarkt volledig
in. De bouw ligt stil, verkopen dalen, financieringen worden niet meer verstrekt en
investeerders vluchten naar het buitenland. Beleggers, huurders, kopers, woningzoekenden,
iedereen lijdt schade. Door stupide socialistisch beleid, bedacht en uitgevoerd door
incompetente bestuurders, wordt de markt vakkundig gesloopt. Vindt alleen BVNL dat?
Nee, ook Capital Value, Colliers, Cushman & Wakefield, DTZ Zadelhoff, de NVM, Vastgoed
Belang, IVBN en WoningBouwersNL vinden dit. De Minister heeft in een vorig debat echter
al laten weten geen boodschap te hebben aan de mening van experts, omdat zij zogenaamd
belangen zouden hebben.
Voorzitter. De kern van het probleem is dat vraag en aanbod dankzij jarenlang wanbeleid
en ingrepen in de markt niet meer in balans zijn. Daarom eerst de vraagzijde. In 2022
bedroeg het nettomigratiesaldo maar liefst 228.000 mensen, waardoor de vraag naar
woningen is geëxplodeerd. BVNL wil daarom zo snel mogelijk een asielstop, omdat Nederland
de grens van het absorptievermogen heeft bereikt.
Dan het aanbod, voorzitter. Dat bleef ver achter door onder andere de stikstofbouwstop,
de CO2-paniek, de duurzaamheidseisen, verplichte warmtepompen, gasloos bouwen en de ridicule
verplichting om 40% sociale woningen te bouwen, waardoor er geen droog brood meer
te verdienen is voor ontwikkelaars. Vervolgens kwam dit afbraakkabinet met een frontale
aanval op box 3-beleggingen door het afschaffen van de leegwaarderatio en het invoeren
van een fictief rendement van 6,17%, waardoor particuliere beleggers massaal stopten
met investeren. Maar de doodsteek kwam door de regulering van de middenhuur in combinatie
met de WOZ-cap, waardoor beleggers, financiers en bouwers stopten met ontwikkelen.
Een totaal infarct van de woningmarkt is het resultaat.
Hiermee is de ambitie om 900.000 woningen te bouwen tot en met 2030 hallucinant. Je
hebt geen telraam nodig om uit te rekenen dat als je meer dan 200.000 mensen per jaar
binnenlaat, je ook meer woningen nodig hebt. Het is dieptriest dat dit kabinet de
consequenties van zijn wanbeleid presenteert alsof het een natuurverschijnsel is,
want dit zijn gewoon politieke keuzes.
De botsproeven laten zien dat in Utrecht – lees: de hele Randstad – huurwoningen van
particuliere verhuurders maar liefst 33% minder waard worden. Hierdoor gaan de pensioenen
van 2 miljoen ondernemers die hun hele leven keihard hebben gewerkt in rook op. Kleine
ondernemers worden ronduit beroofd van hun pensioen. Wat vindt deze Minister van deze
waardedaling? Wat is zijn boodschap aan deze 2 miljoen mensen? Hoeveel beleggingswaarde
is er door deze maatregelen verdampt en hoeveel faillissementen gaat dit opleveren?
Voorzitter. De grote Canadese belegger Eres gooit 6.900 huurwoningen in de verkoop.
Hoogleraar vastgoedanalyse Marc Francke waarschuwt dat dit heel slecht is voor de
woningmarkt. Wat vindt de Minister van het feit dat Eres twee redenen aangeeft, namelijk
de regulering van de middenhuur en de earningsstrippingmaatregel? Wat gaat de aanpassing
van de earningsstrippingmaatregel voor effect hebben op de woningmarkt?
Voorzitter. BVNL heeft de volgende oplossingen die géén schade aanrichten. Stimuleer
woningcorporaties om meer sociale woningen te bouwen en geef ze de mogelijkheid om
woningen te verkopen aan huurders. Stimuleer het splitsen van grote woningen in kleine
woningen met een minimum van 30 vierkante meter. Schaf de kostendelersnorm af; ik
heb daar al heel vaak een motie over ingediend. Versnel het vergunningsproces voor
bouwvergunningen. Pak scheefwoners aan; 7% van de huurders in sociale woningen woont
nog steeds scheef. Pak woonfraude door huurders aan; gelukkig is daar laatst een motie
voor aangenomen. Pas bestemmingsplannen aan, zodat bestaande woningen opgetopt kunnen
worden. Los de stikstofdwalingen op. Sta woningdelen in studentenhuizen weer toe.
Maak het transformeren van bedrijfsruimte naar woningen dus makkelijker; er staat
nota bene 3 miljoen vierkante meter kantoorruimte leeg op dit moment. Voer een asielstop
in; dat heb ik al eerder gezegd. Bouw bejaardentehuizen en hofjes voor ouderen. Doe
ook iets aan de Wwft, zodat mensen weer financiering kunnen krijgen. Het allerbelangrijkste
is natuurlijk een betrouwbare overheid. Verhuurders, eigenaren, ontwikkelaars, beleggers,
bouwers, banken en ondernemers kunnen niet investeren als de overheid onbetrouwbaar
is.
Voorzitter. De rekening van dit wanbeleid ligt niet alleen bij miljoenen ondernemers
die bestolen worden, maar ook bij de generaties na ons, die kunnen fluiten naar een
eigen woning. Minder overheid, minder Hugo en meer vrije markt kan het tij nog keren
in het belang van Nederland.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Haga. Dan is nu het woord aan de heer Boulakjar van D66.
De heer Boulakjar (D66):
Dank u wel, voorzitter. Een stukje geschiedenis. In 1965 wist wijlen KVP-Minister
Bogaers een bouwrecord te vestigen. Hij bracht de bouwproductie met tomeloze inzet
en een onorthodoxe aanpak naar 125.000 woningen per jaar. Dat was toen hard nodig
vanwege het enorme woningtekort. Ook nu kampen we met flinke uitdagingen. Er is een
grote vraag naar betaalbare woningen. Vandaag geen betoog van D66 over wat er allemaal
mis is in de woningmarkt, want in dit debat probeer ik samen met u en anderen te kijken
naar plannen die bij kunnen dragen aan het snel realiseren van woonruimte. Dat doe
ik vandaag mezelf de vraag stellend: wat zou Minister Bogaers hebben gedaan?
Voorzitter. De Minister is met energie en ijver aan de slag. Wat dat betreft doet
hij niet onder voor Bogaers. De bouw moet worden aangejaagd; daar zijn we het allemaal
over eens. Daarom is het goed om te zien dat de Minister de startbouwimpuls voor gemeenten
in de steigers heeft gezet. Ik heb een aantal vragen hierover. Zijn gemeenten voldoende
geëquipeerd om snel aanvragen te doen voor deze bouwimpuls? Is er aandacht voor extra
ondersteuning voor de M50-gemeenten bij deze aanvraag? Want hier liggen uitdagingen
met betrekking tot ambtelijke capaciteit. Wat vindt de Minister van het idee om in
de randvoorwaarden toch ook te kijken naar een koppeling met kant-en-klare woningen?
Want we hebben snel woonruimte nodig voor die student en voor die jongere.
Voorzitter. Ik blijf het herhalen: naast nieuwbouw moeten we wat D66 betreft topprioriteit
maken van de inzet van de bestaande woningvoorraad. Wij hebben daar al meerdere voorstellen
voor gedaan. In februari heb ik samen met collega's Grinwis en Peter de Groot een
motie ingediend om grotere afspraken te maken met vastgoedeigenaren om kantoren om
te bouwen tot woningen. Deze motie is unaniem aangenomen. Ik wil graag van de Minister
weten hoe het staat met de uitvoering van dit ombouwoffensief. Want er staat inderdaad
nog 3,5 miljoen vierkante meter aan kantoorruimte leeg, 1.000 voetbalvelden. Dit kan
bijdragen aan de realisatie van betaalbare woonruimte.
De voorzitter:
Meneer Boulakjar, u heeft een interruptie van de heer Van Haga.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Het transformeren van kantoorruimte naar woningen klinkt natuurlijk iedereen als muziek
in de oren. 3,5 miljoen vierkante meter staat leeg. Dit kan makkelijk. Het loopt altijd
stuk in de gemeentes, omdat er gewoon geen vergunningen worden afgegeven. Is de heer
Boulakjar het met me eens dat het een beetje een soort Groundhog Day wordt waarbij
we hier elke keer weer dezelfde oplossingen aandragen, terwijl de oplossingen gewoon
voor het oprapen liggen en we dat gewoon in de gemeentes moeten regelen?
De heer Boulakjar (D66):
Daar ben ik het mee eens. Transformatie is niet nieuw en volgens mij doet de regering
er ook veel aan om eigenaren te stimuleren, te verleiden om inderdaad te transformeren,
door bijvoorbeeld btw-vrij te verbouwen. Denk ook aan transformatiebrigades, een motie
van D66 van een aantal jaren geleden, om gemeenten te helpen om snel aan de slag te
gaan met het ombouwen van gebouwen. Tegelijkertijd zie ik dat er inderdaad veel te
veel vierkante meters aan kantoorruimte leegstaan. Daarom ook mijn motie destijds:
oké, na verleiden, stimuleren en helpen, moeten we nu een stap verder gaan zetten,
zoals bij leegstand van woningen toch ietwat restrictiever en steviger optreden en
een stevigere afspraak maken met die vastgoedeigenaren. Want het is in verband met
de boekwaarde altijd nog voordeliger voor een vastgoedeigenaar om die kantoorruimte
leeg te laten staan, terwijl we een woningtekort hebben en we uiteindelijk heel veel
woonruimte kunnen realiseren. 1.000 voetbalvelden zijn misschien wel 100.000 studentenwoningen.
Die kun je realiseren. Dus ja, je kunt het gesprek aangaan met stimuleren en verleiden,
maar er komt een tijd dat je ook een stevig gesprek moet aangaan.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Die vingerwijzing richting de vastgoedeigenaren begrijp ik nooit zo. Een vastgoedeigenaar
wil natuurlijk ook dat daar woningen van gemaakt worden, want een woning is gewoon
veel meer waard dan kantoorruimte. Dat heeft helemaal niets te maken met afschrijving
op kantoorruimte; dat heeft te maken met het feit dat als je een vergunning aanvraagt
om te transformeren, de ambtenaar bij de gemeente zegt: nee hoor, in het bestemmingsplan
staat «bedrijfsruimte» of «kantoorruimte», dus het kan niet. Als het wél eventueel
een woning kan worden, dan loopt het weer stuk op de parkeernorm. Het loopt dus niet
stuk op de onwil van de eigenaar of de verhuurder; het loopt stuk op de onwil bij
de gemeente, en dan vaak bij de ambtenaren. Want vaak zie je dat het politiek nog
wel gewenst is. Er liggen allemaal mooie transformatienota's. Maar het gaat mis bij
de aanvraag en de afhandeling daarvan.
De voorzitter:
En uw vraag is, meneer Van Haga?
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Is D66 het met mij eens dat wij dan inderdaad centraal moeten gaan ingrijpen bij de
gemeentes of in ieder geval wat dwingender moeten gaan zijn naar gemeenteambtenaren
om dit soort plannen gewoon goed te keuren?
De heer Boulakjar (D66):
Het is en-en. Ja, de gemeenten hebben capaciteit nodig. Het is een grote uitdaging
voor gemeentes. We moeten hen daar ook bij helpen. Ik noemde net al dat het voor vastgoedeigenaren
nu mogelijk is om btw-vrij te transformeren. Dat zie ik nog te weinig. Je kijkt voor
een stukje dus wel degelijk naar de vastgoedeigenaar. Ik zie gewoon dat vastgoed nog
heel lang nutteloos leegstaat. Er ligt dus ook een verantwoordelijkheid voor de vastgoedeigenaren
zelf om zelf met een plan te komen en zelf naar de gemeenten te stappen. Als ze daar
niet uit komen, weten ze ons wel te vinden. Het is dus en-en. Ik wijs de vinger zeker
niet alleen naar de vastgoedeigenaren. Er liggen uitdagingen bij zowel de eigenaar
als bij de lokale overheid, en misschien ook wel bij de Rijksoverheid. Met een woningtekort
kunnen we elkaar niet blijven aankijken en met de vinger wijzen, maar moeten we gewoon
aan de slag. Daarom heb ik de motie ingediend.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Waarom maken we dan niet gewoon dit soort omzettingen vergunningsvrij? Dan zijn we
toch van het hele probleem af?
De heer Boulakjar (D66):
Een vergunningsvrije wereld klinkt aanlokkelijk, maar je hebt natuurlijk ook te maken
met de leefbaarheid, met wat kan en hoe de wijk eruitziet. Het moet natuurlijk ook
kunnen. Het laaghangende fruit is in de afgelopen jaren ingezet. Er wordt dus wel
wat getransformeerd. Ik kijk nog wel naar de grotere klap. Dus ik ben niet zo'n groot
voorstander van geheel vergunningsvrij, maar wel van mogelijkheden als verleiden,
stimuleren en helpen waar het nodig is, met expertteams. Soms is er weinig expertise
op het lokale gemeentehuis. Dus daarbij moeten we helpen. Dus ik vraag aan de Minister
hoe het nou met dat ombouwoffensief staat en of hij daar ook brood in ziet.
De voorzitter:
Meneer Boulakjar, u heeft ook nog een interruptie van mevrouw Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik ben het helemaal eens met de heer Boulakjar dat het eigenlijk echt krankzinnig
is dat je in zo'n diepe wooncrisis zit en er tegelijkertijd zo veel leegstand is.
Ik ben wel benieuwd hoe ver dat stevige gesprek zou gaan. In Vlaanderen hebben ze
inmiddels een leegstandsbelasting. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten pleit daar
nu ook voor. Ik ben wel heel erg benieuwd wat D66 daarvan vindt.
De heer Boulakjar (D66):
Dank voor deze vraag. Ik zag het inderdaad ook. We ontvingen een brief over het Vlaams
model, waarin ze werken met een leegstandsregister. Dat kan een eerste stap zijn.
Ik heb zelf een paar maanden geleden een achtpuntenplan gelanceerd, waarin ik spreek
over een ingebruikneemplicht. Daar was de heer De Jonge, de Minister, niet helemaal
over te spreken. Maar goed, je moet wel die kant op bewegen. Maar daarvoor zitten
nog een aantal stappen, waarin je op dat punt een aantal stevige maatregelen onderneemt.
Ik ben wel voorstander van toewerken naar zo'n mogelijk leegstandsregister. Laat maar
zien wat er leegstaat, welke kansen het biedt en welke mogelijkheden er zijn om gericht
te gaan transformeren. Ik denk dus dat we aan dezelfde kant staan, maar de Minister
moet uiteindelijk ook de snelheid met de gemeenten gaan bepalen, want uiteindelijk
hebben we die woningen inderdaad keihard nodig.
Mevrouw Beckerman (SP):
Het is 2023. In 2010 werd kraken verboden en toen die wet werd ingevoerd, werd gezegd:
tegelijk met het verbod op kraken, gaan we leegstand harder aanpakken. Het is nu dertien
jaar later en om dan nu te zeggen: geef nog even tijd, geef nog even tijd ... Ik vind
het eigenlijk al veel te lang duren en ik vind het eigenlijk midden in een wooncrisis
gewoon amoreel dat het recht op wonen, dat in de Grondwet staat, geschonden wordt
omdat mensen zaken leeg laten staan. Nogmaals, mijn pleidooi: het gaat mij niet om
het leegstandsregister, maar ik vind die leegstandsbelasting wel een heel interessante
optie. Is de heer Boulakjar het daarmee eens?
De heer Boulakjar (D66):
Ik ben het eens met het aanpakken van leegstand van woningen. Dat kan nog veel beter.
Ik vind het ook onuitlegbaar en verschrikkelijk dat er woningen leegstaan terwijl
er mensen liggen te verpieteren en zorgen hebben over een dak boven hun hoofd. Ik
wil dat gemeenten ook veel meer gaan werken met een leegstandsverordening, want te
veel gemeenten hebben die nog niet voor woningen. De volgende stap is inderdaad het
aanpakken van leegstaande kantoren. Dat gebeurt al wel, maar dat kan nog veel meer
gebeuren. Er staat 3,5 miljoen vierkante meter leeg. Daarvoor moeten een aantal flinkere
maatregelen worden ingediend. Vandaar ook mijn zorg en daarom heb ik dat punt ook
opgenomen in mijn plan. Ik kijk echt de Minister aan: ga aan de slag en ga stevige
gesprekken met de eigenaren aan.
De voorzitter:
Meneer Boulakjar, u heeft een interruptie van de heer De Groot.
De heer Peter de Groot (VVD):
Ik deel de ambitie van de heer Boulakjar van D66 om meer te transformeren, vandaar
ook die gezamenlijke motie. Ik denk dat daar kansen liggen die aangegrepen moeten
worden. Maar als we het praktisch afpellen, moet het gewoon lonen om tot transformatie
te komen. Daarbij zijn drie dingen heel erg belangrijk, ten eerste de materiaalkosten
van het transformeren, ten tweede de overdrachtsbelasting van 10,4% en ten derde veel
betaalbare woningen. Wat is volgens de heer Boulakjar nu het gouden ei? Hij vraagt
het aan de Minister, maar ik zou het graag ook van hemzelf willen horen. Aan welke
knoppen zouden we hier moeten draaien om ervoor te zorgen dat die transformatie toch
wat meer op gang komt? Registers en overzicht zijn belangrijk; dat ben ik met de heer
Boulakjar eens, maar uiteindelijk gaat het ook om de vraag wanneer het gaat lonen,
zodat het zaakje gaat lopen. Ik geloof niet dat welke eigenaar van een kantoorpand
of een bedrijfspand dan ook zijn pand leeg laat staan omdat hij dat leuk vindt.
De heer Boulakjar (D66):
En toch is het zo. Toch is het zo. Niet omdat ze het leuk vinden, maar omdat het financieel
interessanter is. Ik heb het zelf in Breda gezien bij een pand dat heel lang leeg
stond en waarvan de eigenaar helemaal niet in beweging kwam, omdat het voor de boekwaarde
interessanter was om het leeg te laten staan. Niet leuk dus, maar een strategische
keuze. We moeten eigenaren verleiden en stimuleren om toch aan de slag met het transformeren
en op die manier uiteindelijk de boel aanjagen. Ik kan het niet uitleggen aan jongeren
en studenten dat we een enorm woningtekort hebben en tegelijkertijd 3,5 miljoen vierkante
meter leeg hebben staan. Dus ja, we gaan verleiden en ja, we gaan stimuleren, maar
op een gegeven moment moet je doorpakken en dat zou de heer Peter de Groot met mij
eens moeten zijn. We hebben niet voor niets samen die motie ingediend. Aan welke knoppen
kunnen we nog draaien? Welke randvoorwaarden kunnen we nog stellen aan zowel eigenaren
als de lokale overheid? Misschien moet het inderdaad wel via parkeernormen, zoals
de heer Van Haga aangaf. De afgelopen jaren hebben we gekeken naar het laaghangende
fruit en nu moeten we kijken naar allerlei manieren om een stevige stap te zetten
richting de toekomst, zodat die miljoenen vierkante meters leegstand straks worden
gevuld door jongeren en studenten die plezierig kunnen wonen.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dit is natuurlijk een hele wezenlijke discussie. Ik was benieuwd waar het verleiden
begint en wat daaronder valt, en waar het verleiden ophoudt en de meer harde maatregelen
beginnen. Oftewel, wat moet in het mandje verleiden passen om ervoor te zorgen dat
we stappen zetten?
De heer Boulakjar (D66):
Een van die verleidingen is btw-vrij. Dus financiële prikkels geven aan eigenaren.
Ook meedenken, dus met expertteams voor de lokale overheden. Denk aan makkelijkere
parkeernormen en geen rigide parkeernormen. Op die manier kijk je naar wat er wel
mogelijk is. Als kantooreigenaren het gesprek niet willen aangaan, dan moet je op
een gegeven moment richting het Vlaamse model gaan, om te beginnen met een leegstandsregister.
Laat maar zien wat er leegstaat en waarom het leegstaat. Heeft u een plan van aanpak
voor de komende jaren? Laat maar zien. Vervolgens kunnen we toch richting een leegstandsverordening
en leegstandsboetes gaan.
De voorzitter:
Ik constateer dat er verder geen interrupties zijn. De heer Boulakjar vervolgt.
De heer Boulakjar (D66):
Ik was gebleven bij het geven van complimenten aan de Minister voor de strategie om
60 vakantieparken te transformeren in woonwijken. Een goed begin. Onze oproep is om
zo snel mogelijk concrete plannen te maken, zeker op locaties waar de natuur en de
leefbaarheid dit toelaten. Tegelijkertijd zien we bij gemeenten ook nieuwe plannen
voor luxe vakantieparken. Daar is verder niks mis mee, maar dat is niet in lijn met
de aanpak van Bogaers. Bogaers begreep namelijk dat alle bouwvakkers die vakantiewoningen
realiseren, dus niet bezig zijn met het bouwen van betaalbare huizen. Om die reden
hield hij in 1963 de bouw van 150 luxe vakantiebungalows in Limburg tegen. Is de Minister
het met ons eens dat dit het moment is om in de voetsporen van Bogaers te treden en
dergelijke maatregelen ook te overwegen? Ziet de Minister ook dat we nu al onze vakmensen,
materialen en locaties moeten inzetten voor de realisatie van betaalbare woningen?
Voorzitter. Dan studenten en Kronenburg: geen onbekend thema hier. Vandaag ontvingen
we wederom een brandbrief van bezorgde studentenorganisaties. Ik deel hun zorgen en
elk debat probeer ik die te agenderen. Ook de bouw van studentenwoningen gaat te traag
en de gevolgen daarvan zijn schrijnend. Bij de opening van het studentenjaar op 1 september
dreigen er weer veel studenten zonder kamer in de knel te komen. Dat steekt. Ondertussen
wacht ik nog steeds op de bouw van 4.000 studentenwoningen bij Kronenburg naast Amsterdam,
in potentie de grootste studentencampus in Nederland, waarmee we in één klap een aanzienlijk
deel van het huidige kamertekort kunnen oplossen. Ik kijk daarom met smart uit naar
de beloofde brief over Kronenburg. Kan de Minister deze zomer benutten om op z'n Bogaeriaans
zo snel mogelijk aan de slag te gaan met kant-en-klare, ready-to-gowoningen voor studenten?
Die zijn immers snel beschikbaar en leverbaar.
Voorzitter. Een andere uitdaging voor de woningbouwopgave is de netcapaciteit. Vorig
jaar hebben we een brief ontvangen waarin de netbeheerders de noodklok luidden. Kan
de Minister aangeven welke stappen er zijn gezet om te voorkomen dat de woningbouw
vertraging oploopt door een gebrek aan netcapaciteit?
Tot slot, voorzitter. Onder het Ministerschap van Bogaers werden goedkope en snel
te bouwen woningen geïntroduceerd. Deze zogenaamde «Bogaerswoningen» speelden een
grote rol in het terugdringen van de woningnood. We waren nog op zoek naar een nieuwe,
meer aansprekende term voor kant-en-klare woningen. Mijn voorstel zou zijn om in de
geest van wijlen Minister Bogaers de naam van onze huidige Minister aan deze woningen
te binden. Dat geeft het meer body en cachet. Wij kijken reikhalzend uit naar de grootschalige
uitrol van «De Jonge-units».
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Boulakjar. Uw bijdrage heeft gezorgd voor veel geglimlach op de
gezichten hier naast mij. Mevrouw Beckerman van de SP, aan u het woord voor uw eerste
termijn.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dank u wel, voorzitter. Laat ik beginnen met een onderwerp dat sinds Den Uyl een onderwerp
is dat wij niet bij naam mogen noemen, namelijk grondpolitiek. In Haagse kringen wordt
weleens gedaan alsof dat ongeveer het dapperste is wat je kunt doen als bewindspersoon.
Is dit de dapperste Minister, omdat hij een brief heeft gestuurd over grond, of schuift
hij vooral weer veel vooruit, terwijl nu ingrijpen noodzakelijk is? Laten we mild
zijn: van allebei een beetje, maar toch vooral het laatste. We zien in de brief vooral
heel veel inzetten op bestaande middelen en het beter gebruiken daarvan, maar dat
moeten vooral gemeenten en deels ook provincies doen. Gaat de Minister hun extra financiering
geven voor grond, maar ook voor kennis? Waarom bevat de brief geen maatregelen om
het opkopen van grond puur om te speculeren en het opknippen van percelen in heel
kleine stukjes aan te pakken? In de brief zien we dat het fundamentele debat vooruitgeschoven
wordt, terwijl de Kamer in meerderheid uitspraken heeft gedaan over grote private
winsten. Waarom niet veel sneller de premie op speculatie, de hoge inbrengwaarde,
aanpakken? Als je dat gaat verkennen in 2024, duurt het misschien wel tot 2026 voordat
je wat kunt aanpakken.
Dan de vakantieparken. Wij vroegen hier al vaker aandacht voor. Vakantieparken worden
opgekocht om er veel duurdere chalets of vakantievilla's te plaatsen. Recreanten moeten
wijken. Er is steeds minder ruimte voor mensen met een smallere beurs om vakantie
te vieren. Het landschap staat onder druk en er wordt zelfs gebouwd in en nabij Natura
2000-gebieden. Maar er was nieuws: de Minister ging er eindelijk iets aan doen. «Mijn
bekering», noemde Minister De Jonge het nogal theatraal. Op 14 november zei hij bijvoorbeeld
in het debat: «De vorige keer heb ik u al mijn bekering op dat vlak opgebiecht. Nu
zou ik u eigenlijk willen vragen om mij even de gelegenheid te geven om te kijken
hoe dat moet.» Dat was op 14 november. Toen zei de Minister: geef mij even de mogelijkheid,
even de tijd om te kijken. Nu zien we de brief van de Minister, waarin eigenlijk heel
weinig is te bekennen van een bekering. Snapt de Minister onze teleurstelling? Wij
spreken bijna dagelijks recreanten die van hun geliefde camping af moeten. Ze moeten
wijken voor de rijken, waarbij ze vaak duizenden euro's verliezen. Waarom neemt de
Minister de oplossingen van recreanten niet over? Zij hebben precies aangegeven waar
ze tegen aanlopen. Ik zie D66 wel bekeerd raken. De woordvoerder noemde de KVP-Minister
zelfs als groot voorbeeld en kaartte ook aan dat het niet zo heel zinnig is om midden
in zo'n wooncrisis bouwvakkers in te zetten voor de bouw van die vakantiewoningen.
Ik denk dat die bekering opnieuw moet plaatsvinden.
Voorzitter. Over leegstand heb ik net in een interruptiedebatje al veel gezegd. Wij
vinden dat daartegen nog meer moet gebeuren. Wil de Minister nadenken over een leegstandsbelasting,
zoals Vlaanderen die ook heeft?
Voorzitter. Een belangrijke brief voor dit debat was de brief van de Woonbond, die
gewoon heel concreet een actieplan voor nieuwbouw geeft met zeven ambitieuze maatregelen.
We zijn gewoon heel erg benieuwd wat de reactie van de Minister is op dit voorstel.
Gaat de Minister deze voorstellen overnemen? Want ze zorgen er eigenlijk voor dat
we niet opnieuw dezelfde fout maken. Na de vorige economische crisis trokken we namelijk
de conclusie dat we te lang hebben gewacht om juist corporaties te laten doorbouwen
in zo'n crisistijd. De Woonbond geeft eigenlijk van grond tot bouw en verhuur oplossingen
om dat te voorkomen.
Voorzitter. Mijn laatste puntje zou eigenlijk de kwaliteit zijn, een punt waar we
het veel over gehad hebben. De Minister zet zwaar in op onder andere optoppen en transformatie,
maar de Minister heeft daarbij wat ons betreft te weinig oog voor de kwaliteit, waaronder
de veiligheid. We hebben natuurlijk recent helaas een grote brand gezien in Amsterdam.
Nu wordt er gezegd: zorg nou dat je bij die optop, maar ook bij die verbouw, dezelfde
kwaliteitseisen hanteert als bij nieuwbouw. Dat was altijd het geval. Dat is gestopt
in de vorige economische crisis. Toen zeiden we: laten we doorbouwen. Is de Minister
bereid om die kwaliteitseisen weer te hanteren?
Mijn allerlaatste vraag gaat over de wooncoöperaties. Daarvoor hebben we ook vaak
aandacht gevraagd samen met D66. Wij zien bij deze Minister nog niet de ambitie en
de doelstellingen om dit vraagstuk echt goed aan te gaan pakken. Welke doelstelling
heeft de Minister überhaupt met betrekking tot die wooncoöperaties?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Beckerman. Dan gaan we naar mevrouw Van Dijk van het CDA.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Veel betaalbare woningen bouwen, dat is het doel van deze
Minister, van deze Kamer, maar ook van gemeenten, provincies, marktpartijen en corporaties.
We staan samen aan de lat. Samenwerken is ook de enige manier om onze doelstellingen
te halen. Terwijl de opgave groter wordt, zijn de financiële omstandigheden voor woningbouw
verslechterd. De verwachting is dat er volgend jaar een forse dip ontstaat in de woningbouw.
Dat onderschrijven zowel de Minister als marktpartijen, al is er verschil van inzicht
over de grootte van die dip. Waar de markt zegt 30% tot 60%, zegt de Minister 5% tot
50%. Kan de Minister dit verschil van inzicht toelichten?
Voorzitter. Bouwen begint met plannen maken. Er wordt gestuurd op voldoende plancapaciteit.
De volgende stap is snel van plannen naar realisatie gaan. De ingestelde regionale
versnellingstafels lijken hiervoor een mooi instrument. Wij pleiten net als de bouwcoalitie
voor een uniform monitoringssysteem met daarin de voortgang, de knelpunten en de voorgestelde
oplossingen. Graag zouden we zien dat deze gedeeld worden met ons, maar vooral ook
in de regio's, ter lering, vermaak en inspiratie.
Voorzitter. Financiën. De Minister is onder andere de mogelijkheden voor het inzetten
van een doorbouwgarantie aan het onderzoeken. Wanneer is het onderzoek klaar? Kunnen
we erop rekenen dat er voor 2024 voldoende middelen vrijgemaakt zijn om een verdere
daling van de bouwproductie tegen te gaan? Eenzelfde soort vraag heb ik over de startbouwimpuls.
Deze impuls is minimaal 250 miljoen, staat in de stukken. Dat is die minimaal, maar
hoeveel ruimte is er echt, vragen wij ons af. Om bij de financiën te blijven: uit
de recente doorrekeningen blijkt onder andere ook de middenhuuropgave voor woningbouwcorporaties
financieel alleen haalbaar met aanvullende maatregelen. Ik denk dat het randvoorwaardelijk
is voor het beperken van de dip in bouwen, voor het verleiden van bouwers, zoals de
collega van D66 het erover had, dat er op hele korte termijn antwoorden gaan komen
op deze en eventuele andere financieringsvraagstukken. Graag horen wij een reactie
van de Minister hierop.
Voorzitter. Maar bouwen is meer dan huizen neerzetten. Het is bouwen aan gemeenschappen.
Bereikbaarheid is daarin ontzettend belangrijk. Deelt de Minister de vrees van verschillende
provincies dat de infrastructurele werken voor een aantal grootschalige woningbouwlocaties
de komende jaren niet gebouwd worden? Daarnaast kondigde de Minister van IenW aan
dat de focus voorlopig naar onderhoud gaat, in plaats van naar nieuw aan te leggen
wegen. Herkent de Minister deze signalen en, zo ja, wat vindt hij van deze keuzes,
die hem niet lijken te helpen?
Voorzitter. Naast veel meer bouwen vindt het CDA het van groot belang dat de positie
van koopstarters in de huidige koopmarkt wordt verbeterd. Helaas heeft een meerderheid
van de Kamer hun onlangs een van de meest kansrijke mogelijkheden ontnomen. Daarom
heb ik drie punten. Allereerst is het fijn dat het kabinet aan de slag is gegaan met
de opzet van een Nationaal Fonds Betaalbare Koopwoningen. Gaat het lukken om dat nog
dit jaar in gang te zetten? Ten tweede noem ik het kopen van een huis door onze zogenaamde
pechgeneratie, de mensen met een studieschuld. Ik heb het nog niet helemaal uitgedacht,
maar kunnen we voor deze starters wellicht de starterslening verruimen of een stuk
starterslening in de plaats laten komen van de DUO-lening? En is de Minister bereid
om hierover mee te denken en hierover eens in gesprek te gaan met SVn, VNG en DUO?
Wanneer nemen we overigens het besluit om voortaan de actuele stand van de DUO-schuld
mee te nemen in de hypotheekberekening? Ik heb gelezen dat dat vanaf begin 2024 zou
zijn, maar ik zou graag de bevestiging willen dat dat inderdaad per 1 januari geregeld
is. Want ook dat kan een deel van deze starters helpen.
Ten derde, erfpacht. Rond de zomer komt er een handreiking voor gemeentes over hoe
we de transparantie over dit financiële product – dat is het namelijk feitelijk –
kunnen verbeteren, maar dit is een vrijblijvende handreiking. Deze zou wat ons betreft
een verplichtend karakter moeten krijgen in het kader van consumentenbescherming.
Ook vinden we het belangrijk dat de migratie naar deze transparante handreiking kostenneutraal
gaat plaatsvinden en dat de hefboomconstructie die er nu vaak in zit, er definitief
uit gaat. Het is niet uit te leggen dat je ineens naar tientallen procenten hogere
pacht zit te kijken, enkel en alleen door een hefboomconstructie die niet uit te leggen
is aan de consument. Ten slotte, wie gaat de uitvoering van deze migratie controleren?
Het is een collegebevoegdheid, dus de raad doet dat niet. Het is geen product onder
de Wft, dus de AFM doet dat ook niet. Maar wie doet dat dan wel?
Voorzitter, tot slot. Het structureel betrekken van woningzoekenden bij participatie
rondom nieuwbouw. In de huidige participatieprocessen zien we dat vooral omwonenden
gebruikmaken van hun rechten en dat woningzoekenden hierin geen plek hebben. De Woonbond
denkt graag mee over hoe woningzoekenden structureel een plek in participatie kunnen
krijgen, zodat participatie niet alleen het individueel belang dient van bestaande
bewoners, maar ook het algemeen belang van woningzoekenden. Wij vinden dit een hele
interessante gedachte. Wij horen graag of de Minister dit onderschrijft en hier eventueel
aan wil meewerken.
Dank je wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Dijk. Een interruptie van de heer Grinwis voor u.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik hoorde collega Van Dijk waarderend spreken over de doorbouwgarantie. Dat is ook
logisch, want CDA, PvdA en ChristenUnie hebben aan de Minister verzocht om dat instrument
te gaan inzetten – en snel een beetje! De Kamer heeft dat bijna unaniem gesteund,
maar dat zit uiteindelijk niet in het pakket. Mevrouw Van Dijk had het ook over onderzoek,
maar nieuwbouwprojecten vallen nú stil en niet pas aan het einde van het jaar. Hoe
denkt mevrouw Van Dijk over dit instrument? Moet dat niet alsnog worden ingezet, en
wel nu?
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dan ben ik niet helemaal duidelijk geweest. Ik heb namelijk juist drie voorbeelden
genoemd waarbij ik wil dat er snel een besluit over wordt genomen, om die ook snel
in te kunnen gaan zetten. Ik ben namelijk bang dat we anders de dip die er gaat komen
alleen nog maar verder laten dippen. Dat zou ik heel onwenselijk vinden.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dat betekent dus dat mevrouw Van Dijk tegen deze Minister zegt: benut dat instrument
zo snel mogelijk.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Benut dit instrument of benut, als je betere instrumenten hebt, een ander instrument.
Maar zorg in ieder geval dat die financiële verleiding, zogezegd, op de een of andere
manier rond gaat komen. Want nu zit iedereen naar elkaar te kijken en op elkaar te
wachten.
De voorzitter:
Meneer Nijboer, uw eerste termijn, namens de Partij van de Arbeid.
De heer Nijboer (PvdA):
Voorzitter. «Goeiemorgen! Natgeregend, fiets kapot, geen treinen en nu dus terug naar
huis, waar de stroom is uitgevallen.» De trouwe volgers van de tweets van collega
Bromet weten waar ik het over heb. Ik voer dus mede namens collega Bromet het woord
vandaag. Ik kan het overigens van harte aanbevelen om haar te volgen. Dit is even
reclame! Alle wetenswaardigheden uit het leven van mevrouw Bromet zijn te volgen,
want daarna tweet ze: «Troost met doorweekte voeten.» En dan zie je een gebakje en
een kop koffie. Het komt dus allemaal weer goed. Ik voer dus mede namens collega Bromet
het woord vandaag.
Voorzitter. Ik wil beginnen met grondpolitiek, net als mevrouw Beckerman deed. Ik
heb er al een paar keer voor gepleit om daar een fundamenteel debat over te voeren.
Ik vind dat de Minister daar met zijn brief een aanzet toe geeft. Hij stipt daarin
eigenlijk alle grote punten ten aanzien van grondpolitiek aan. Wat de PvdA betreft
gaat het ook in een richting die wij wenselijk vinden. Alleen, de echte keuzes, die
ook moeten worden gemaakt, worden een beetje doorgeschoven. Denk aan de keuzes of
er een planbatenheffing komt, of er een openruimteheffing komt en of er een bouwplicht
komt. Dat wordt allemaal onderzocht, maar ik ben er bevreesd voor of daarbij het goede
wordt behouden. Dit was de afgelopen decennia ook niet voor niks een van de grote
politieke kwesties. Het gaat namelijk om het eigendomsrecht, en deze commissie weet
als geen ander hoe zwaar dat voor sommige partijen weegt.
Voorzitter. Ik had liever gezien dat die knopen waren doorgehakt, dus ik blijf de
Minister aanmoedigen die beslissingen te nemen. De Minister wil betaalbare woningen.
Hij wil die 30% afdwingen. Als je dat echt wil, denk ik dat het nodig is om in te
grijpen op de plaats waar de baten van bestemmingsplanwijzigingen terechtkomen. Ik
zie bij de Minister de houding dat hij dat wil doen. Hij wijst ook op de instrumenten
die gemeenten al hebben. Maar ik denk dat het nodig is om die andere zaken ook echt
in te voeren en die niet alleen te onderzoeken. Is de Minister dat met mij eens? Ik
moet natuurlijk zeggen: is hij dat met óns eens? Ik zeg dit namelijk mede namens mevrouw
Bromet.
Voorzitter. We hebben eerder ook gesproken over de 900.000 woningen. Ik denk dat het
kabinet dat niet gaat halen in 2030. Dat betekent niet dat de handdoek in de ring
gegooid moet worden, maar dat betekent wel dat er meer gedaan moet worden. Ik vond
dat de Woonbond daar geweldige plannen voor presenteerde. Ik zal die niet allemaal
opnoemen, maar dat ging van het afschaffen van de brievenbusbelasting voor woningcorporaties
tot extra benodigde middelen om die betaalbare woningen te realiseren. Het betrof
ook infrastructuur. Het kabinet heeft daar een budget voor van 7,5 miljard. Ik heb
het eerder ook al gezegd: dat klinkt als veel geld, maar voor je het weet, is het
weg. Leg bijvoorbeeld maar eens twee wegen aan. Ik woon zelf vlakbij de ring Groningen.
Althans, ik woon daar nu niet meer, maar daar woonde ik. Nou, je bent het zo kwijt.
Als je dus 900.000 woningen wil bouwen, dan denk ik dat daar meer voor nodig is. Hoe
kijkt de Minister daarnaar? We willen immers die betaalbare woningen. Die doelen van
de Woonbond waren ook verstandig. Ga maar richting 40% in plaats van 30%, zeiden zij,
als je wilt dat er extra woningen bij wonen. Maar dan moet er geld bij, want anders
wordt het onbetaalbaar. Is de Minister daartoe bereid?
Voorzitter. Dan de netten. Daar hebben we het in deze commissie nog niet zo vaak over
gehad, maar zelfs sportclubs in Nieuw-Buinen kunnen geen zonnepanelen meer op het
dak leggen, laat staan dat er hele nieuwe woonwijken gebouwd kunnen worden. Ik snap
best dat dat bij andere Ministers op het bord ligt, maar ik vraag ook wat deze Minister
daaraan gaat doen. Want de bedrijven schrikken zich rot dat ze geen aansluiting krijgen,
maar woonhuizen worden ook niet meer gebouwd als ze niet op het net worden aangesloten.
Zeker bij het van het gas af gaan, wat de PvdA van harte ondersteunt, is het nodig
dat je goede elektriciteitsaansluitingen hebt. Is dat voldoende gegarandeerd?
Voorzitter. Over de doorbouwgarantie sluit ik mij aan bij de opmerkingen van de heer
Grinwis. Ik had eigenlijk gehoopt dat dat nog voor de zomer werd aangekondigd. Ik
hoopte dat dat niet zou worden onderzocht, maar dat er gewoon werd besloten: nu gaan
we het doen, want nu lopen die projecten vast. Waarom is dat niet gedaan?
Dan kom ik nog op wooncoöperaties, voorzitter. Daar hebben we allemaal een warm hart
voor. Eigenlijk iedereen in de Kamer, waaronder de Minister, is daar van gecharmeerd
en geporteerd. Er is per amendement zelfs budget voor beschikbaar gesteld door de
coalitie bij de vorige begroting. Maar de vraag is toch of dat voldoende van de grond
komt. Dan is er weer iets met het budget en dan wordt er weer gekeken, maar het blijft
gewoon een heel ding voor de mensen die dat willen beginnen om een hypotheek te krijgen.
Mensen gaan dan toch weer naar Duitsland. Daar heb ik niks op tegen, maar dan moet
je veel meer eigen geld meenemen en dat hebben die wooncoöperaties nou juist heel
vaak niet. Wanneer is dat nou gewoon een keer geregeld? Ik zou tegen de Minister willen
zeggen: zo veel banken hebben we nou ook weer niet in Nederland, dus ga een keer met
ze om tafel en spreek af onder welke voorwaarden wooncoöperaties gewoon fatsoenlijk
een hypotheek kunnen krijgen. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor microwoningen. Dat wil
de Minister ook stimuleren. Ook daar speelt dit: krijg maar eens een hypotheek als
je in een kleinere woning bij iemand in de tuin wilt gaan zitten. Althans, het is
vaak niet in de tuin, maar op de landerijen. Ik vraag de Minister dus om daar actie
op te ondernemen, en niet alleen financieel.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Nijboer. Dan de heer De Groot van de VVD.
De heer Peter de Groot (VVD):
Dank, voorzitter. De ambitie uit het coalitieakkoord is niet mals: 100.000 woningen
per jaar, waarvan twee derde betaalbaar. Dat is vooral voor de mensen die klemzitten
en niet aan een woning kunnen komen. Die afspraak staat voor de VVD als een huis.
Maar we zien minder verleende vergunningen, stoppende bouwprojecten en lagere bouwprognoses.
Bestuurlijke afspraken moeten van papier tot leven worden gebracht. De investeringen
in huurwoningen drogen op. Er zijn wethouders die wel willen maar niet mogen bouwen
of geld tekortkomen om het project rond te krijgen. Kortom, we lijken in een soort
van impasse te komen met elkaar. Als we niet uitkijken, neemt de roep om meer overheid
en minder markt voor het bouwen van huizen toe. Daar gelooft de VVD niet in, want
laat ik helder zijn: de overheid bouwt geen huizen. Dat doet de bouw. Hoe moeilijker
we het dus voor hen maken, hoe minder projecten er van de grond zullen komen.
Een aantal vragen hierover. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat de woondeals, het
bestuurlijke commitment, ook echt gaan zorgen voor woningbouw? Want het is nu nog
vrij veel praten en een beetje een stroperig proces, maar hoe gaat de Minister de
markt niet alleen overtuigen, zoals hij aan het doen is, maar ook praktisch helpen
om tot bouwen te komen?
Een van de oplossingen is het bouwen op goedkope gronden, vooral buiten de stad. Ik
heb daar al veel en vaak initiatief op getoond. Mijn motie over het bundelen van goedkope
gronden is afgedaan, maar wat de VVD betreft was dat echt onvoldoende. Is de Minister
bereid om hiervoor een bouwversnellingsteam voor te stellen? Dat zorgt dan dat goedkope
gronden buiten de stad worden gebundeld. Dan stop je het in een soort van grondbalans.
Dan zorg je dat de gemiddelde grondprijs laag is. Daardoor komt er meer betaalbare
grond beschikbaar om die 40% aan woningen voor de middenklasse te kunnen bouwen.
Voorzitter. Dan kom ik op het Nationaal Fonds Betaalbare Koopwoningen. Collega Inge
van Dijk heeft daar ook al over gesproken. Voor de VVD is het zaak dat er goedkopere
koopwoningen worden gerealiseerd voor starters, jonge gezinnen en alleenstaanden.
Dat is gewoon een speerpunt. Als alles goed gaat, komt dit fonds inderdaad aan het
einde van dit jaar beschikbaar. Maar de vraag van de VVD is: wat moet er daarna gebeuren?
Daar moeten we juist nú over nadenken. Want zoals het er nu uitziet, kunnen er in
beginsel 1.200 huishoudens geholpen worden en ondanks dat het geld in het fonds terugkomt,
duurt het lang voordat meer huishoudens geholpen kunnen worden. Dus ik heb de volgende
vragen aan de Minister. Hoe kan het fonds sneller groeien? Welke andere partijen kunnen
er, naast gemeenten en corporaties, aansluiten om het fonds te vullen? Tot welke omvang
moet het fonds eigenlijk groeien om de jaarlijkse bouw van betaalbare koopwoningen
te garanderen?
Voorzitter. Dan kom ik op het benutten van de huidige ruimte. Ik ben in Gouda bij
een microwoning geweest. Dat is een prachtig mooi concept, maar het plaatsen gaat
moeizaam. Er is veel creativiteit van de gemeenten voor nodig rondom vergunningen.
Is de Minister bereid om te kijken naar meer vergunningsvrij plaatsen van microwoningen,
eigenlijk net als mantelzorgwoningen? De Minister heeft daarover ook wat in de brief
gezegd. Kan de Minister in gesprek gaan met de Nederlandse Vereniging van Banken om
te kijken hoe het nou eigenlijk met de hypotheek zit als er bijvoorbeeld op een perceel
al verpanding is? Dat is hetzelfde verzoek als dat van de heer Nijboer.
Voorzitter. Als laatste wil ik graag een punt maken over wonen en recreatieparken,
nu de woningnood zo nijpend is. Tien maanden na mijn motie heeft het ministerie 60
parken gevonden die mogelijk in aanmerking komen voor woonwijken. Dat is een mooi
begin, maar als het aan de VVD ligt, is dit aantal te laag en gaat het omhoog. Het
moet naar een realistisch getal als het gaat om welke parken hiervoor in aanmerking
komen.
Mijn tweede vraag hierover gaat over de eerdere wetswijziging naar aanleiding van
de motie-Koerhuis/Van Eijs en de verruiming van de mogelijkheid tot permanente bewoning
van recreatiewoningen, het Bor. De Minister heeft dit voorstel begin 2022 teruggetrokken
uit de Eerste Kamer, omdat dit al mogelijk zou zijn in de aanstormende Omgevingswet.
Dat is anderhalf jaar geleden. U weet hoe het op dit moment staat met de Omgevingswet.
Met het intrekken van deze wijziging en het feit dat de Omgevingswet dus nog een tijdje
op zich laat wachten, is het voor mensen wonend op een park heel onduidelijk op het
moment, maar zij hebben wel te maken met handhaving die op de stoep staat. Daarom
heb ik de vraag aan de Minister hoe hij nu tegen deze handhaving aankijkt, ook vooruitlopend
op de Omgevingswet die er nu aankomt. Het levert namelijk op dit moment een veelvoud
aan schrijnende gevallen op. Ik wil graag van de Minister weten hoe hij aankijkt tegen
een nulmeting voor mensen die nu moeten wonen op een recreatiepark en, in het verlengde
daarvan, tegen het opschorten van deze handhaving, omdat deze mensen nu letterlijk
nergens heen kunnen.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer De Groot. U heeft een interruptie van mevrouw Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
De onzekerheid voor de mensen die recreëren op zo'n park is evenzogoed heel erg groot.
Ik weet dat de heer De Groot ook op bezoek was bij camping Sandevoerde, de laatste
familiecamping van Zandvoort. Dat is een van de campings die bedreigd worden, doordat
ze worden opgekocht omdat er veel duurdere chalets of woningen komen. Vervolgens moeten
de recreanten wijken, terwijl zij daar vaak al heel lang komen. Ik ben eigenlijk heel
erg teleurgesteld in de brief van de Minister en ik zou de heer De Groot willen vragen
wat hij vindt van het punt dat we juist ook die recreanten beter moeten beschermen.
De heer Peter de Groot (VVD):
In mijn betoog gaat het natuurlijk vooral over de kansen benutten waar het kan om
recreatieparken te transformeren naar wonen. Dat zijn dan ook vooral parken die weinig
uitzicht hebben op recreatie. Daar hebben we in de Kamer al vaker over gesproken en
daarover ging mijn motie ook al. Ik snijd nu een tweede punt aan en dat gaat eigenlijk
over de schrijnende gevallen van mensen die vastzitten op zo'n park. De gemeenten
en ook die mensen zelf zitten daarbij nu in een soort vacuüm, zo van: wat heb ik nou
aan mijn fiets hangen?; ik heb handhaving op de stoep staan, maar ik kan eigenlijk
ook nergens heen. Dat zijn dus de twee punten waarvoor ik me hard maak.
Het derde punt – dat is waar u naar vraagt – gaat over die familiecampings. Ik heb
zelf in het verleden ook op zo'n familiecamping gestaan en ik zie wat er gebeurt.
Ik denk juist dat het heel erg belangrijk is dat we zoeken naar waar de ruimte voor
het uitbreiden van recreatie er wel is – dat is namelijk ook de vraag vanuit de sector –
maar dat we ook heel zuinig zijn op dit soort mooie concepten die er in Nederland
al tientallen jaren zijn. In dat geval ondersteun ik de oproep van mevrouw Beckerman
aan de Minister om daar wat meer duiding op te geven. Want in de brief is eigenlijk
niet duidelijk welke kant dat nu opgaat.
Mevrouw Beckerman (SP):
Wij hebben met die recreanten gezamenlijk een manifest gemaakt, waarin we niet alleen
best grote dingen vragen, maar ook best redelijke dingen. Bescherm mensen en zorg
dat ze geen duizenden euro's verlies lijden wanneer zo'n camping wordt opgekocht.
Bescherm natuur en landschap. Want het is echt vrij bizar: er worden soms in en nabij
Natura 2000 luxe vakantievilla's gebouwd, terwijl we in een enorme wooncrisis zitten.
Ik vind het ook wel tijd om ... Nou ja, «hom of kuit» is misschien een beetje besmet
sinds het landbouwdebat, maar het is een beetje jammer om nu weer te zeggen dat de
Minister moet gaan kiezen, want hij beloofde in november al bekeerd te zijn en nu
zitten we nog steeds met lege handen. Ik ben wel benieuwd of de heer De Groot het
ongeduld deelt dat wij inmiddels hebben en dat een beetje begint om te slaan in toch
wat boosheid.
De heer Peter de Groot (VVD):
Laat ik helder zijn. Wat de VVD betreft zijn het twee losse onderdelen. U haalt de
wooncrisis erbij. Het ene gaat over wonen, dus over transformeren naar wonen en mogelijk
ook wonen op zo'n park, als je daar vastzit. Maar achter een andere voordeur waar
ik ben geweest, ging het niet over wonen. Daar ging het over gedeeltelijk gebruik
als familiecamping. Dat is natuurlijk ook aan de hand op het moment dat zo'n park
wordt getransformeerd naar een vakantiepark van een keten of anderszins. Het gaat
dus echt over de recreatiefunctie en de bescherming van die familiecampings. Zoals
ik aangeef, denk ik dat de oplossing daarvan veel meer zit in – dat wil de Minister
ook – meer regie voeren over de functie van familiecampings, ten opzichte van de omvang
van de recreatiesector en deze parken in Nederland. Ik denk dat daar de oplossing
ligt.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer De Groot. Dan gaan we ten slotte in de eerste termijn naar de heer
Grinwis van de ChristenUnie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Begin dit jaar spraken we al uitvoerig met deze Minister over
de woningbouwopgave. Toen zagen we de problemen waar we nu middenin zitten natuurlijk
al lang en breed met elkaar aankomen. Het is ook geen hogere wiskunde. Projecten die
niet kunnen rondrekenen door hogere bouwkosten, en kopers met begrijpelijke koudwatervrees
die niet te lang dubbele lasten kunnen betalen in combinatie met de onzekerheid over
het goed kunnen verkopen van hun huidige woning, zorgen voor het uitvallen van nieuwbouwprojecten.
De Minister kreeg in februari huiswerk mee, onder andere met een bijna unaniem aangenomen
motie van de collega's Geurts, Nijboer en mijzelf over duidelijkere maatregelen. Er
werden er twee expliciet genoemd: een doorbouwgarantie, die al drie jaar op de plank
lag bij het Ministerie van BZK, en meer inzet van de corporaties op de bouw van niet-DAEB-woningen.
De Minister is de afgelopen maanden druk bezig geweest. Er ligt een pakket maatregelen.
Er is echt niet stilgezeten, maar tot mijn verbazing ontbreken toch juist deze twee
elementen in de aanpak van de Minister, terwijl de Kamer daar zo duidelijk om had
gevraagd. De Minister haalt de doorbouwgarantie dus niet van de plank af, maar komt
met een startbouwimpuls. Dat roept vragen op.
Allereerst: waarom is er niet gekozen voor een doorbouwgarantie? Een doorbouwgarantie
maakt het mogelijk dat de bouw kan starten als bijvoorbeeld, laten we zeggen, 50%
van een project verkocht is in plaats van de gebruikelijke 70%. De Staat geeft de
garantie af de resterende voorraad te kopen als er onverhoopt onverkochte woningen
resteren. Die kans is overigens klein, want als de woning eenmaal gebouwd is, wordt
die zo verkocht; dat is nu toch wel de algemene gedachte in de markt. Het is niet
ondenkbaar dat deze garantie dus alsnog in 100% verkoop resulteert, waardoor deze
afnamegarantie onbenut blijft. Dit is een even schone als eenvoudige oplossing. De
Minister kan gewoon op zijn geld blijven zitten; de garantie doet zijn werk. Ik vind
het dus nogal bijzonder dat dit niet wordt gedaan. Waarom niet? Ziet de Minister het
niet zitten of ligt de Minister van Financiën dwars? Het middel doorbouwgarantie is
in de huidige bouwcrisis immers superieur ten opzichte van een startbouwimpuls van
de Minister.
Op die startbouwimpuls ga ik nou maar eens even inzoomen.
De voorzitter:
Meneer Grinwis, ik had de heer De Groot nog helemaal niet het woord gegeven, maar
toch. Meneer De Groot heeft een interruptie op de heer Grinwis.
De heer Peter de Groot (VVD):
De heer Grinwis, de ChristenUnie, is heel enthousiast over de doorbouwgarantie. Ik
heb al vaker in debatten aandacht gevraagd voor bouwprojecten die om dreigen te vallen.
Dat zit ’m er vaak ook in dat er minder geïnvesteerd wordt in de huur, dus dat juist
de huurwoningen niet gefinancierd kunnen worden. Het gaat om opdrogende financiering.
Ik heb de Minister daar ook weleens over bevraagd. Maar daar werkt die doorbouwgarantie
niet voor. Hoe kijkt de heer Grinwis daartegen aan?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Als ik mijn oor te luisteren leg bij ontwikkelaars, bij aannemers, bij makelaars,
bij woningbouwers, bij allerlei partijen in de markt die dagelijks werk maken van
het bouwen van huizen, en dan niet alleen van individuele huizen, maar ook van hele
projecten met allerlei soorten huizen, dan is dat niet het eerste wat ik hoor. Het
eerste wat ik hoor is dat de extreem snelle verandering in de rente en andere omstandigheden
ervoor hebben gezorgd dat mensen koudwatervrees hebben om in te schrijven op nieuwbouwprojecten,
waardoor te veel procent onverkocht blijft, waardoor zo'n nieuwbouwproject uiteindelijk
stilvalt en niet tot ontwikkeling, niet tot realisatie komt. Daarbij heb ik veel minder
problemen gehoord over de regulering van de huren, die eraan schijnt te komen en waar
de heer De Groot van de VVD de nadruk op legt, of over andere zaken. Dit is punt één.
Daarnaast zijn er nog heel veel andere issues die natuurlijk niet helpen het klimaat
te verbeteren. Zo hebben sommige mensen bijvoorbeeld inderdaad iets over de huurregulering
en denken anderen: o, stikstof! Dat zijn allemaal geen zaken die behulpzaam zijn,
maar punt één is de combinatie van die veranderde marktomstandigheden, met als gevolg
dat hele projecten niet tot ontwikkeling dreigen te komen. De startbouwimpuls van de Minister pakt daar slechts een segment uit en kan dat dus verder helpen,
maar helpt die samengestelde projecten nog niet direct vooruit.
De heer Peter de Groot (VVD):
Ik heb nog een aanvullende vraag. Ik herken ook het beeld, hoor, dat het soms moeilijk
is om koopwoningen weggezet te krijgen. Laten we dus niet tegen elkaar opbieden, wat
mij betreft. Ik hoor ook veel signalen dat het gaat om het investeringsvolume in huurwoningen,
zowel van corporaties als van investeerders in de middenhuur. Ik heb het dan niet
over de huurregulering. Ik heb het echt over dit moment, want zij hebben ook te maken
met de hogere rente. Zou het niet slimmer zijn – ik heb daar vaker in debatten voor
gepleit – om gewoon een lijst te maken met welke projecten er dreigen uit te vallen
en daar geld in te stoppen? Zijn we dan niet sneller thuis? Want we hebben tenslotte
ook een woningbouwimpuls.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Met geld zwaaien is altijd makkelijk. Dat is ook het eenvoudigst. Ik denk dat het
slimmer is om een garantie te bouwen die zo aantrekkelijk is dat bouwprojecten die
nu stilvallen, alsnog in beweging komen, maar zo onaantrekkelijk is dat die niet daadwerkelijk
wordt benut. Ik denk dat dat de uitdaging is. Ik zeg dit zo omdat er onderliggend
sprake is van een groot woningtekort, maar er ook nog wel in veel segmenten van de
samenleving veel koopkracht is, waardoor veel woningen die dankzij zo'n garantie alsnog
in ontwikkeling komen en worden gebouwd, uiteindelijk toch wel zullen worden afgenomen.
Daarbij gaat het er natuurlijk wel om dat je zorgt voor een goede betaalbaarheidsmix
et cetera, et cetera. Mijn analyse leidt er dus gewoon toe dat ik op dit moment dit
instrument het eerste zou inzetten. Dat is geen diskwalificatie van andere zorgen
of diskwalificatie van andere instrumenten. Ik ga de startbouwimpuls hier dus niet
helemaal afkraken, maar ik denk toch gewoon dat het beter had gekund.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter. Over die startbouwimpuls heb ik gelijk al wat gezegd: bijpassen van wat
geld bij bouwprojecten waarbij de businesscase niet helemaal rondrekent. Maar ik vind
het toch een vrije dure grap, waarbij een beperkt aantal woningen voor die 250 miljoen
kunnen worden gebouwd. Mijn vraag aan de Minister is: zou hij dat toch niet iets herprioriteren
en daarmee nog meer bouwprojecten een zetje kunnen geven en in beweging kunnen krijgen?
Het tempo is daarbij ook essentieel. Oktober is voor veel projecten te ver weg. Dan
zijn er alweer projecten verdampt. Hoe voorkomt de Minister dat? Vervolgens moet het
eisenpakket zo helder mogelijk zijn, ook omdat gemeenten niet veel capaciteit hebben
om dit soort aanvragen te doen. Wat kan de Minister deze gemeenten bieden?
Voorzitter. Dan ga ik door naar een volgende vraag, namelijk over de overdrachtsbelasting.
In de jaren na 2008 is die op een tamelijk succesvolle manier ingezet. Nou moet ik
het goed zeggen. Het gaat erom dat een ontwikkelaar bij de bouw van nieuwbouwwoningen
de bestaande woning tijdelijk koopt en de nieuwbouwwoning na oplevering doorverkoopt.
Dat was dus tamelijk succesvol in de jaren na 2008, maar wordt nu verhinderd door
de overdrachtsbelasting en de termijn van zes maanden waarbinnen deze niet dubbel
afgedragen hoeft te worden. Als een woning niet binnen zes maanden verkocht wordt,
moet de ontwikkelaar het volle pond aan overdrachtsbetaling betalen. Zo'n ontwikkelaar
krabt zich dus wel twee keer achter de oren voor dit te doen. Ziet de Minister er
brood in om deze faciliteit in tijd uit te breiden naar zeg 12, 24 of misschien wel
36 maanden?
Dan de niet-DAEB-operatie door corporaties. Ook daar is door de Kamer expliciet om
gevraagd. Waarom is het daar zo stil? Wat is de stand van zaken? Krijgen corporaties
genoeg ruimte om die middenhuur te realiseren? Waar zit het nou op vast? Is dat Brussel
of is het gewoon een kwestie van prioriteiten?
Om een starter een kans te geven, is vorig jaar 40 miljoen euro beschikbaar gesteld
voor een koopstartfonds. Wat mij betreft wordt het dé premie A-woning van de eenentwintigste
eeuw. De gestelde voorwaarden lijken me prima: max. € 355.000, een korting van € 50.000
daarop en een huishoudinkomen tot anderhalf à twee keer modaal, die we daarmee kunnen
helpen. Ik zou zeggen: waar wachten we nog op? Wanneer kunnen de eerste starters zich
melden, is mijn vraag aan de Minister. Ik benadruk ook nog maar even de revolverende
systematiek van dit fonds. Het moet wel echt gaan werken en daarmee ook het prijsopdrijvende
effect dat hier latent onder zit, voorkomen. Komt dat nou voldoende uit de verf, is
mijn vraag. Op welke termijn gaan we dat effect zien? Is die 40 miljoen die we nu
hebben vrijgespeeld, niet zo opgesoupeerd? Gaat de Minister op zoek naar ruimte om
te zorgen dat dit motortje structureel gaat draaien? Dan heb je misschien een opbouw
van een jaar of drie nodig, en dan kan het wel structureel gaan draaien, denk ik.
Ben ik door mijn tijd heen, voorzitter, of nog niet? Ik hoorde wat geroezemoes.
De voorzitter:
Nu wel.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Nu wel? Jajajajaja.
De voorzitter:
Een slotzin, meneer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Over dat grondbeleid moeten we dan echt maar een ander debat voeren, want daar wou
ik eigenlijk nog een enorme preek over gaan geven.
De voorzitter:
U heeft ook nog een tweede termijn.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Wat betreft de coöperatieve woonvormen sluit ik me aan bij de vraag van collega Nijboer.
De rest komt vast wel weer in een volgend debat.
De voorzitter:
U heeft nog een tweede termijn, meneer Grinwis. Ik kijk even naar de klok. Complimenten,
u heeft het met elkaar gepresteerd om de eerste termijn binnen een uur te doen. Dat
is dus heel fijn en een voorbeeld, denk ik, voor de andere zijde van de tafel. Ik
stel voor dat wij twintig minuten schorsen, tot 15.20 uur.
De vergadering wordt van 14.58 uur tot 15.31 uur geschorst.
De voorzitter:
Het woord is aan Minister De Jonge.
Minister De Jonge:
Voorzitter, dank u wel. Ik zou mijn verhaal als volgt willen indelen. Allereerst woningbouw
algemeen, met een aantal algemene vragen over de dip en wat we doen om de woningbouw
weer te versnellen. Dan de regelingen, en alle financiële regelingen, die daarbij
moeten helpen. Dan het beter benutten van de bestaande voorraad, inclusief de vakantieparken.
Daarna het grondbeleid en tot slot het blokje overig, waar ik alle overige vragen
zou willen bespreken.
Ik begin met woningbouw algemeen. Ik dank de heer Boulakjar voor zijn referentie aan
de heer Pieter Bogaers, een van mijn verre, verre voorgangers. Het is inderdaad buitengewoon
inspirerend wat die man voor mekaar heeft gebokst op eigenlijk relatief korte termijn.
Hij heeft twee kabinetsperiodes gediend, is met een ongelofelijke energie aan de slag
gegaan en heeft de wederopbouw daadwerkelijk vaart gegeven. Er zijn wel verschillen
tussen toen en de huidige tijd, bijvoorbeeld dat het procedureel toen nog een stuk
minder ingewikkeld was. Dat scheelt echt aanzienlijk. Een ander verschil is dat hij
bijvoorbeeld wél een departement had, terwijl ik in ieder geval bij mijn start nog
geen departement tot mijn beschikking had, omdat we dat tien jaar geleden hadden afgeschaft
met de gedachte dat het ook zonder departement wel kon. Dat is natuurlijk een erg
slecht idee gebleken en gelukkig hebben we dat ook weer gecorrigeerd. Maar dat betekent
wel dat de start gepaard ging met het ook weer opnieuw inrichten, zij het binnen BZK,
van een departement om daadwerkelijk een volwaardig directoraat-generaal Volkshuisvesting
en een volwaardig directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening te hebben.
Dat is waar we nu staan. We hebben het departement inderdaad heringericht, zij het
binnen BZK, inhuizend bij BZK, met een programmatische aanpak voor Volkshuisvesting
op werkelijk alle mogelijke fronten. Ondertussen heeft u mij een opdracht meegegeven
in het regeerakkoord, waarbij u heeft gezegd: er zullen ruim 900.000 woningen worden
gebouwd, waarvan twee derde betaalbaar. Een jaar na het sluiten van dat regeerakkoord
zien we dat de opdracht eerder groter dan kleiner is geworden. U kent allen de migratiecijfers
van het CBS. Die laten echt zien dat die opdracht aanmerkelijk groter is geworden.
Ik hoop op korte termijn te komen met een doorrekening daarvan door ABF, dat heeft
uitgerekend wat dit voor de volkshuisvestelijke opgave betekent. Dat is niet gering.
Het tweede is dat het gesternte waaronder die opdracht moet worden gerealiseerd, natuurlijk
aanmerkelijk ingewikkelder is geworden. We hadden al een hele hoop tegenwind – stikstof,
een krappe arbeidsmarkt en eindeloze procedures – maar sinds de oorlog in Oekraïne
zijn daar sterk gestegen bouwkosten en met name, en dat is echt de grote showstopper,
de snel gestegen rente bij gekomen. Niet tot een niveau waar je erg van moet schrikken,
maar bij een snelle stijging moeten huizenprijzen zich snel aanpassen en dat gebeurt
natuurlijk niet. Dat gaat altijd langzamer dan je eigenlijk zou willen, en dat betekent
dat kopers, particuliere kopers en beleggers, gewoon niet meer kunnen kopen. Die snel
gestegen rente zorgt daarmee dus voor een enorme rem.
Nou zie je ook wel ontwikkelingen waarvan je denkt: hé, dat zou dan toch ook wel weer
een beetje kunnen helpen in de komende periode. Je ziet bijvoorbeeld dat de woningprijzen
in de bestaande voorraad snel zijn gedaald, maar dat die daling enigszins aan het
stabiliseren is. Dat helpt. Ook zie je dat de stijging van de hypotheekrente heel
snel is gegaan, maar dat die rente nu toch alweer een tijdje op hetzelfde niveau blijft.
Dat helpt natuurlijk ook, want dat brengt weer een beetje zekerheid terug, waardoor
die koper weer durft te verkopen en durft te kopen. Dat is wat we nodig hebben om
projecten weer op gang te krijgen. Niettemin kost dat altijd meer tijd, zeker voordat
de prijzen van de nieuwbouw zich weer gezet hebben. Daar waar partijen nog kunnen
inschikken, zal dat ook gebeuren. Als partijen niet kunnen inschikken, moeten ze nieuwe
plannen maken; nieuwe plannen maken met een andere programmering, minder dure woningen,
want er waren natuurlijk veel te veel dure woningen geprogrammeerd. Dat betekent wel
weer: terug naar de tekentafel, en dus ook weer nieuwe procedures en meer tijd nemen.
Wat ons te doen staat – dat heb ik ook in de vorige debatten met u gewisseld – is
dat we datgene wat al vergund is, een zetje geven en zorgen dat dat snel gebouwd gaat
worden, en dat we datgene wat eventueel op korte termijn gebouwd zou kunnen worden,
heel snel gaan vergunnen en dus naar voren gaan halen. Dat zal ook de basis zijn van
het betoog vandaag.
Inmiddels hebben we heel erg veel in gang gezet bij Volkshuisvesting. We hebben het
fundament gelegd waarop we de komende jaren verder kunnen bouwen. We hebben die 900.000
woningen toebedeeld op basis van de taak van de provincies, we hebben ze toebedeeld
op basis van de taak binnen die provincies voor de regio's, en we hebben regionale
woondeals afgesloten waarbij we precies hebben bepaald hoeveel woningen ze zullen
moeten bouwen, voor wie ze zullen moeten bouwen – dus: wat zijn de betaalbaarheidssegmenten? –
en ook waar die woningen gebouwd zullen moeten worden.
Vervolgens hebben we te maken met die woondeals, die – daar heeft de heer De Groot
gelijk in – van papier ook nog werkelijkheid moeten worden. Daarbij sturen we eigenlijk
met name via die versnellingstafels. Mevrouw Van Dijk refereert daar ook aan. Waarom
doen we dat op die manier? Omdat we willen dat in iedere regio overheden, dus provincie
en gemeenten, met marktpartijen en corporaties om tafel zitten om te kijken waar versnelling
mogelijk en nodig is. We weten gewoon dat er locaties zijn die naar achteren zullen
gaan schuiven, wat betekent dat je andere locaties naar voren zult moeten halen. Dus
aan die versnellingstafels moet dat gaan plaatsvinden. De locaties zoals die nu in
beeld zijn, zijn natuurlijk de locaties waarmee je gaan werken, maar het is goed mogelijk
dat een aantal locaties daarvan gaat afvallen of wordt uitgesteld, wat betekent dat
je andere locaties naar voren haalt.
Wat betekent dit eigenlijk voor dit jaar, voor volgend jaar en het jaar daarna? Mijn
aanname is dat het dit jaar nog enigszins meevalt met het terugvallen van de bouw.
Dat is omdat de bouw die dit jaar wordt opgeleverd al vorig jaar begonnen is, dus
eigenlijk onder het nog wat gunstiger gesternte begonnen is. Ik denk dat je de eerste
echte dip volgend jaar gaat zien en ook het jaar daarna. Dat heeft alles te maken
met de lange bouwtijd. Dus datgene wat er aan vergunningen minder is afgegeven in
het afgelopen jaar, ga je het komende jaar en het jaar daarna merken. Wat er nu aan
bouwprojecten op pauze wordt gezet, ga je het komend jaar en het jaar daarna merken.
Dus er zal een dip aankomen, en die is onvermijdelijk. Onze taak is het om die dip
zo beperkt mogelijk te houden.
Mevrouw Van Dijk vraagt naar het verschil in inzicht over die dip. De markt zegt 30%
tot 60%, de Minister zegt 5% tot 50%. Dat zijn geen eigen getallen. Die 5% kwam van
het EIB, die 50% kwam van NEPROM. Ergens daartussenin zal het liggen, maar ik heb
geen glazen bol. Zij hebben die overigens ook niet, maar iedereen ziet natuurlijk
wel wat er gebeurt in eigen huis en maakt zich daarover grote zorgen. Hoe het ook
zij, onze taak blijft dezelfde, namelijk zorgen dat we de bouw op gang helpen en daar
waar we kunnen een duw geven. Dat is ook wat we doen.
De heer De Groot vraagt hoe de woondeals dan gaan bijdragen aan de woningmarkt. Die
woondeals maken helder wat de taak is, wat de opdracht is. Dat geeft voorspelbaarheid
en zekerheid; dat helpt. Dat geeft voorspelbaarheid en zekerheid over de aantallen,
de betaalbaarheidssegmenten en de locaties. Om van papier naar werkelijkheid te komen
zul je daadwerkelijk die vergunning moeten afgeven en moeten zeggen: daar gaan we
wél bouwen, ook al is daar gesteggel over geweest in de afgelopen periode. Daar wil
ik op alle mogelijke manieren aan meehelpen.
De heer De Groot had ook nog gevraagd of je dan geen versnellingsteam moet opzetten
voor goedkope buitenstedelijke locaties. Dat wil ik eigenlijk als volgt doen. Wat
ik al heb gedaan is aan alle regio's die een woondeal hebben, vragen om deze maand
tot een versnellingstafel te komen. Dat moet dus echt over de zomer heen geregeld
zijn. In iedere regio moet er een versnellingstafel zijn. Dat is één. Zorg dat je
daar de goeie partijen aan zet, dus ook de grondeigenaren, de ontwikkelende bouwers
en de ontwikkelaars. Die horen daar aan tafel omdat zij er goed zicht op hebben op
welke locatie er eventueel versneld zou kunnen worden en op welke locatie de inbrengwaarde
helemaal niet zo hoog is, zodat je daar wel degelijk snel tot betaalbaar bouwen kunt
komen. Kortom, we hebben die kennis en dat mandaat ook echt aan tafel nodig.
Het tweede wat ik heb gedaan, is aan ontwikkelaars vragen: kom met je locaties waarvan
je denkt dat je daar kunt versnellen en breng die in aan die versnellingstafel. Dat
moet dus ook helpen.
Het derde wat ik doe, en dat is anders dan in het verleden, is zélf vanuit ons eigen
departement bij die regionale versnellingstafels aan tafel gaan zitten. Dus ik wil
daar zelf mee kunnen sturen, dus ook de problemen kunnen signaleren en kunnen duwen
waar het moet. Dat betekent dat ik op het departement in aansluiting op de directie
Woningbouw, die binnen dat directoraat-generaal Volkshuisvesting zit, een programmadirectie
aan het inrichten ben die gaat over de realisatie van de woningbouw in de regio's.
Daar moeten dus de mensen zitten die namens ons, vanuit het departement, aan die regionale
versnellingstafels aanzitten. Daarmee ben ik uw wens aan het uitvoeren, zij het op
een net iets andere manier, maar wel door echt aanwezig te zijn aan die tafel vanuit
het departement. Dat is een beetje Bogaers-achtig. Bogaers belde zelf met aannemers
omdat hij vond dat de bouwsom te hoog was, bijvoorbeeld. Een beetje dat idee, dus
vanuit het departement mee kunnen sturen in de regio.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van de heer De Groot.
De heer Peter de Groot (VVD):
Ik ben niet ontevreden met het antwoord van de Minister, in die zin dat we het stuk
daarvoor, namelijk rente en bouwkosten, natuurlijk heel erg kennen. Als we niet uitkijken,
zien we nu de eerste heistellingen en betonproducenten stilstaan. Vanuit dat punt
maak ik me zorgen. Mijn vraag gaat over de opbouw van die kosten. Want het gaat natuurlijk
over materiaalkosten en er wordt heel veel gesproken over de rente, maar een heel
groot deel is grond. Als we dat via de huidige structuur van woondeals en versnellingstafels
doen, dan komen we niet tot de bundeling van die misschien wel goedkopere gronden,
waar wellicht 300.000 woningen gebouwd kunnen worden, ten opzichte van de dure gronden
die er nu zijn. Die moeten dus nog worden geherwaardeerd, zoals de Minister zelf ook
aangaf. Je zou eigenlijk willen dat die goedkope gronden naar voren komen. Dat gaat
dan alleen maar gefragmenteerd via versnellingstafels, dus ik ben op zoek naar een
soort overkoepelende structuur. Dat hoeft helemaal geen nieuwe structuur te zijn,
maar dat kunnen gronden zijn van het Rijksvastgoedbedrijf, gemeenten en projectontwikkelaars,
die gewoon goedkoper zijn. Want ik ben het eens met de Minister. Er moet een soort
van settling plaatsvinden rondom die dure gronden en daarom moet je dit naar voren
halen. Ik ben er dus nog niet van overtuigd dat het via alleen die versnellingstafels
lukt. Daar ging de vraag over.
Minister De Jonge:
Dat snap ik. Het is ook een beetje een gelaagd antwoord. Ten eerste. Als we kijken
waar die businesscases niet meer lukken, dan zien we dat dat met heel veel factoren
te maken heeft, maar je ziet ook situaties waarin er een te hoge inbrengwaarde is
van grond. Die hoge inbrengwaarde heeft bijvoorbeeld te maken met de hele lage rente
van de afgelopen jaren. Door die hele lage rente heeft men gedacht: hé, misschien
kunnen gewone mensen wel woningen van vierenhalve ton betalen. Toen zijn er heel veel
woningen van vierenhalve ton geprogrammeerd. Inmiddels kunnen gewone mensen geen woningen
van vierenhalve ton meer betalen, dus moet je naar een andere programmering toe. Als
je naar een andere programmering toe gaat, dan is het zeer de vraag of de inbrengwaarde
waarmee je aan het rekenen bent gegaan, datgene wat je ook ooit voor die grond hebt
betaald, überhaupt nog uit kan in de gebiedsontwikkeling. Dat zijn de gebiedsontwikkelingen
waar een rem op gaat. Ik kan dat ook niet compenseren en ik wil dat eigenlijk ook
niet compenseren, omdat ik vind dat de grondeigenaar moet afboeken. Dat kost wel tijd.
Dat snap ik ook. Maar dat betekent dus dat je andere gronden die dat probleem niet
hebben, dan naar voren moet halen. Ik denk dus dat we dezelfde analyse maken.
Welke gronden zijn dat dan bijvoorbeeld? Gronden die al een hele tijd geleden zijn
gekocht, waar dit soort verwachtingswaarde nooit op is geprojecteerd. Die kan gewoon
van marktpartijen zijn. Er zijn ook echt heel veel marktpartijen die tegen ons zeggen
dat zij wel degelijk grond hebben. Maar ja, zeggen ze dan, dat was een locatie die
ofwel pas veel later in beeld was bij jullie of zelfs terzijde is geschoven de afgelopen
periode door bijvoorbeeld de provincie of de gemeente. Ik hoor dat dan zelf en wat
ik daarmee doe, is dat ikzelf of onze mensen nu gewoon gaan bellen met de regio om
te vragen of ze daar nog eens welwillend naar willen kijken. Dat ga ik dus eigenlijk
formaliseren. Dat ga ik opnieuw structureren. Van de mensen die zich bezighouden met
individuele casuïstiek en het naar voren halen van individuele locaties, maken we
gewoon een stevige club om daar beter op te kunnen sturen.
Wel is het zo dat dat uiteindelijk het beste in de regio kan plaatsvinden. Een heel
goed voorbeeld is de regio Alkmaar. Die hebben dat echt op een geweldig mooie manier
voor elkaar, waarbij marktpartijen, gemeenten en de provincie echt in gezamenlijkheid
kijken hoe ze dat het beste zouden kunnen doen. Ook weten ze van elkaar welke locatie
nu even in de verdrukking gaat omdat een belegger zich terugtrekt of omdat het even
niet meer uit kan, en welke andere locatie er dus naar voren kan. Dat is een heel
open gesprek daar. Dat is gewoon echt nog niet in iedere regio aan de hand op dit
moment en ook nog niet met een vingerknip in iedere regio zomaar even tot stand te
brengen. We zullen dus aan al die dingen tegelijkertijd moeten werken en zeer openstaan
voor grondeigenaren die zeggen: op mijn locatie kan het eigenlijk wel.
Dan speelt er nog één ander ding. Dat is een andere wens die u in een eerder debat
heeft geuit. Dat gaat over het buitenstedelijk bouwen. Daar wil ik meer ruimte voor
bieden. Een straatje erbij; dat noemt mevrouw Van Dijk van de CDA-fractie ook vaker.
Ik heb het EIB gevraagd om alle mogelijkheden voor straatjes erbij in kaart te brengen.
Dat hebben ze nu alleen voor Noord-Holland gedaan. Dat wil ik voor de rest van het
land ook in kaart hebben, als input voor die versnellingstafels om achteraan te gaan,
en ik wil kijken waar die ladder voor duurzame verstedelijking nou in de weg zit als
het gaat over straatjes erbij, omdat die een enorme motiveringsplicht met zich meebrengt.
Dat is ook nog iets wat in aansluiting hierop stimulerend zou kunnen werken.
De voorzitter:
Meneer De Groot, kunt u uw interruptie kort houden? Dan kan ik de interruptie ook
een beetje vrijgeven. Anders zou ik dat moeten gaan inperken en dat zou toch zonde
zijn.
De heer Peter de Groot (VVD):
We zijn lekker op streef met elkaar, maar ik zal deze kort houden. Er mist eigenlijk
nog één ding. Dat gaat over de bundeling der krachten bij die goedkope gronden. Het
Rijksvastgoedbedrijf heeft misschien gronden van 1, gemeenten van 2 en ontwikkelaars
van 2; bij elkaar is dat 1 komma zoveel. Die kun je dan voor die prijs inzetten om
goedkoop te bouwen, versnelling aan te brengen en de bouwproductie langjarig te garanderen.
Ik ben op zoek naar de overkoepelende regie daarop. Pak daar wat meer regie op en
zet dat tegenover die dure gronden.
Minister De Jonge:
U heeft die vraag al eens een keer eerder gesteld in het debat dat ging over het RVB.
Ik weet nog dat ik uw vraag aanvankelijk niet goed begreep. Daarom weet ik nu wel
wat u toen had willen vragen. Ik ben er ook achteraan gegaan, maar dat is organisatorisch
heel erg ingewikkeld. Neem zo'n gebiedsontwikkeling in Flevoland. In Flevoland hebben
we drie grote gebiedsontwikkelingen. Dat is allemaal RVB-grond. Daar gaan we voor
twee derde betaalbaar bouwen. Daar is de grond heel goedkoop, want dat is ook onze
eigen grond. Die staat helemaal niet voor een enorme waarde in de boeken, dus dat
is goed te doen. Wat u eigenlijk vraagt is: kun je geen soort gezamenlijke grex openen,
dus een gezamenlijke grondexploitatie maken van die plot en een ander plot? Het punt
is dat die andere plot een andere eigenaar heeft, dus eigenlijk ook echt een andere
grex. Dan heb je dus een andere grondexploitatie te openen. Wij krijgen het qua structuur
of organisatie gewoon niet bij elkaar gebracht om dat te doen. Dus u stelt een vanuit
de inhoud begrijpelijke vraag, maar het is razend ingewikkeld om daar vorm en inhoud
aan te geven. Wij krijgen dat gewoon niet goed bij elkaar gebracht.
De voorzitter:
Meneer De Groot, wilt u daar nog op reageren? Nee? En RVB staat voor Rijksvastgoedbedrijf.
Minister De Jonge:
Zeker.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Even terug naar die versnellingstafels. Ik hoor de Minister zeggen: we gaan meesturen
om het samen voor elkaar te krijgen. Ik leg dat meer uit als faciliteren. We hebben
inderdaad een debatje gehad over leegstaande panden. Dat zijn soms best wel koppijndossiers
voor gemeentes in de zin van: hoe gaan we dit nou aanpakken en oplossen? Het zijn
ook vaak grotere projecten. Zou het een idee zijn om dergelijke projecten op die tafels
neer te leggen, zodat je daar ook samen met de provincies een mooie methodiek voor
kunt bedenken of daar keuzes in kunt maken en elkaar wat meer kunt helpen?
De voorzitter:
Een combinatie met het derde blokje.
Minister De Jonge:
Ja, met het derde blokje; ik kom zo terug op de bestaande voorraad. Maar dit vraag
ik me af, omdat het vaak gaat om individuele transformatieprojecten. Je hebt in gemeentes
inderdaad weleens rotte kiezen in een wijk. Hoe breng je die tot transformatie? Dan
zoom je wel heel erg in op één wijk. Eigenlijk gaat dit meer over nieuwbouw en over
woningbouwlocaties, het aanwijzen van locaties, dus meer de planologische kant ervan.
Dat is weer net een ander chapiter. Overigens willen we ook graag in transformatieprojecten
meewerken en meedenken. Daar hebben we ook ondersteuning voor. Daar kom ik zo nog
wel eventjes op terug.
U vraagt: is het niet meer faciliteren in plaats van meesturen? Hoe moet ik dat nou
eens vriendelijk zeggen? Kijk, neem een locatie als de Gnephoek, zomaar een hele willekeurige
locatie. Ik heb ooit als kind in Alphen aan den Rijn gewoond. Daar had je toen wethouder
Van As. Toen was ik een jaar of vijf, zes, zeven. Die wethouder Van As wilde heel
graag bouwen in de Gnephoek, maar de provincie vond dat niet zo nodig. Ik ben inmiddels
45. In Alphen aan den Rijn heb je nog steeds wethouder Van As – dat is echt waar;
dat is geen grap – en die vindt nog steeds dat je moet bouwen in de Gnephoek en de
provincie vindt eigenlijk nog steeds van niet. Dat type locaties gaat niet als vanzelf
goed komen. Dat gaat niet als vanzelf tot een succes worden. Daar is dus echt een
beetje hulp bij nodig. Laat ik het gewoon zo zeggen: meedenken, hulp bij nodig. Ook
bij zo'n locatie als Kronenburg staan de hakken al zo lang aan allerlei kanten in
het zand dat er echt een beetje hulp en ondersteuning nodig is om dat vlot te trekken.
Zo hebben we echt een hele lange lijst met locaties waar echt een beetje hulp en ondersteuning
bij nodig zijn. Daar wil ik vorm en inhoud aan geven. Dat is ietsje meer dan alleen
faciliteren. Dat is eigenlijk ook meedenken, meehelpen, soms ook meebetalen. Je zou
het «regie voeren» kunnen noemen. Dat is daar gewoon nodig.
Dan een uniform monitoringssysteem – ik hoorde daar een verkiezingsleus uit voorbije
tijden voorbijkomen – voor de regionale versnellingstafels. Ja, dat moet er komen,
want het is echt nodig dat we goed zicht hebben op locaties, voortgang, knelpunten,
eenduidig gebruik en eenduidige definities. Dat ben ik op dit moment met verschillende
regio's aan het afspreken om ervoor te zorgen dat dat er komt, maar ik wil datgene
wat er is, ook niet weggooien. Dus ik probeer het wel te uniformeren, maar ik ga niet
één systeem opleggen. Zo ga ik het niet doen.
Dan werd er verwezen naar infra, onder andere door de PvdA. Denkt de Minister ook
niet dat er meer nodig zal zijn, vroeg onder andere de VVD. Er zijn inderdaad wel
een hoop inframiddelen beschikbaar. Voor het eerst is er bij de vorming van een kabinet
geconstateerd dat als je meer grootschalige woningbouw wilt, het niet gaat zonder
dat er ook meer aan infra wordt uitgegeven. Dat is ook hard nodig, overigens. We hebben
inmiddels alleen nog maar tot en met 2030 zeventien grootschalige woningbouwlocaties
aangewezen waar we 250.000 van de 900.000 woningen willen opleveren en na 2030 op
diezelfde locaties nog eens zo'n 300.000. Dat is de potentie van de optelsom van alle
woningen die er op die zeventien grootschalige woningbouwlocaties kunnen.
Van de 7,5 miljard hebben we alleen al voor de infra daar 6 miljard uitgetrokken.
Daarnaast hebben we 1,5 miljard bestemd voor woningbouw die versneld zou kunnen worden
als je een weg doet, een tunneltje doet, als je ook een aantal inframaatregelen neemt.
Dat zijn er best veel geworden. Dus we hebben 6 miljard voor de grootschalige locaties
en 1,5 miljard voor de versnellingsprojecten met infra. Daarnaast hebben we voor het
dekken van de publieke tekorten op de gebiedsontwikkeling voor die zeventien grootschalige
locaties nog bijna een half miljard toebedeeld in de afgelopen periode. Onder andere
Arnhem hebben we daar een heel stevige impuls mee kunnen geven.
Ik denk niet dat het genoeg is als je kijkt naar wat de woningbouwontwikkeling zou
moeten zijn op weg naar 2050. Ik denk dat daarmee wel een enorme impuls aan met name
woningbouw is gegeven. Laten we even terug denken aan de Vinex-tijd. Dat is die andere
leerzame periode. Ik vind Bogaers en de Vinex-periode twee heel leerzame periodes
voor hoe wij ook ons werk zouden kunnen doen. Wat er in een aantal Vinex-gebieden
echt niet goed is gegaan, is dat daar eerst de wijk is gebouwd en daarna de weg ernaartoe.
Dat is echt de verkeerde volgorde. Dit helpt om een gebied daadwerkelijk te ontwikkelen.
Is het genoeg? Ik denk het niet, maar voor de gebieden die we tot en met 2030 nodig
hebben voor grootschalige woningbouw denk ik van wel. Na deze kabinetsperiode is er
ook weer gewoon een volgende kabinetsperiode waarin weer meer geld voor infra ter
beschikking gesteld zou kunnen worden.
Dan hebben we de financiële regelingen; dat is een mooi bruggetje naar alle andere
financiële regelingen. Misschien eerst de Startbouwimpuls. Daar is een aantal dingen
over gezegd en gevraagd. Weer even terug naar mijn introductie, waarin ik zei dat
we ervoor moeten zorgen dat de projecten die vergund zijn, zo snel mogelijk daadwerkelijk
gebouwd gaan worden. We zien dat businesscases gewoon niet meer dichtlopen. Dan zou
je kunnen zeggen: dan programmeer je maar anders, zet je er maar een paar verdiepingen
bovenop of maak je de woningen wat kleiner; dan kan het opeens weer wel uit. Dat zou
je kunnen doen, maar als je al een vergunning hebt die al bij de Raad van State is
geweest en je eigenlijk gewoon kunt gaan bouwen, is dat doodzonde, want dan moet je
dat hele traject weer opnieuw doen. Dat zou enorm vertragend zijn. Daarom hebben we
gezegd: de projecten die gewoon een zetje nodig hebben, gaan we helpen.
Daarvoor hebben we nu 250 miljoen uitgetrokken. Dat zou nog ietsje meer kunnen worden,
maar nu is dat in ieder geval 250 miljoen. Wij verwachten daarmee ongeveer 30.000
uit de dip te kunnen helpen, dus door de dip heen te kunnen trekken. Dat zou echt
serieus helpen, ook in de getallen, zeg ik maar richting de heer Grinwis, die wat
zuiniger was in zijn enthousiasme over deze regeling. Dat betekent dat we tot aan
het zomerreces beter inzicht willen krijgen in de opgave. Dus wij hebben aan gemeenten
een concrete groslijst gevraagd van kansrijke projecten die toch dreigen te sneuvelen.
De deadline voor het insturen is 21 juli, dus dat is op heel korte termijn. Dan gaan
we kijken hoe de Startbouwimpuls die projecten daadwerkelijk zou kunnen helpen. In
de zomer gaan we aan de slag met het voorbereiden van de aanvragen. Dat doen we dus
eigenlijk allemaal gelijk optrekkend: de aanvragen door gemeenten, provincies en marktpartijen.
In september start het formele proces van indiening. Dat kan tot 1 oktober. Mijn doelstelling
is om in oktober besluiten te nemen over de voorstellen en daadwerkelijk tot uitkering
te komen. Dat is echt een heel snel proces, omdat we allerlei dingen parallel schakelen.
Ik denk dat dit heel erg behulpzaam is.
Ik snap wel iets van de aarzeling van de heer Grinwis, want die had ik zelf ook. Volgens
mij heeft de heer De Groot die aarzeling eerder ook al op tafel gelegd. Want in zo'n
situatie met zo'n dip moet eigenlijk iedereen een beetje indikken en inschikken. Als
wij dan hier vanuit Den Haag telkens lonkende grote zakken geld op tafel zetten, gaat
iedereen achteroverleunen. Stel dat je denkt: mijn businesscase is nu negatief en
ik hoef ook niet per se morgen op dat project te verdienen, want ik heb ook wel tijd
tot volgend jaar of het jaar daarna. Waarom zou je dan niet wachten tot die grote
zak geld daadwerkelijk tot uitkering is gekomen? Ik vind ook niet dat wij hier moeten
uitstralen dat wij wel eventjes met geld van de belastingbetaler – dat is namelijk
het enige geld waarmee wij kunnen werken – alle pijntjes van de markt gaan repareren.
Dat klinkt badinerend en dat bedoel ik niet zo, want er wordt echt ook serieus financieel
pijn genomen. Maar wij kunnen hier niet alles repareren op kosten van de belastingbetaler.
Het zou ook echt onverstandig zijn om dat te doen.
Maar deze projecten vind ik zeer verdedigbaar, want hierbij gaat het namelijk over
projecten die al helemaal voor het poortje liggen, die al langs de Raad van State
zijn geweest en die net negatief draaien in de businesscase. Die wil je een zetje
geven om daadwerkelijk gebouwd te worden. Dat wordt namelijk het verschil tussen volgend
jaar wel of niet die opgeleverde woning. Volgens mij is uw opdracht aan mij om ervoor
te zorgen dat we zo veel mogelijk door die dip heen bouwen.
D66 vraagt naar extra aandacht voor de M50. Je hebt de VNG, de G4 – Eindhoven kruipt
daar vaak nog bij en dan is het eigenlijk de G5 – de G40, waarvan inmiddels ruim 50
gemeenten lid zijn, de M50, waartoe zich ondertussen ongeveer 60 gemeenten zich verhouden
en je hebt ook nog de P10, de minigemeenten. Dat is allemaal heel verwarrend. O, jullie
vinden het wel overzichtelijk? Prima! Hoe gaan we die M50 helpen? We weten natuurlijk
dat bij kleinere gemeenten op dat ro-domein echt te weinig capaciteit is. We helpen
dus sowieso met die capaciteit. Provincies doen dat overigens ook. We trekken zelf
90 miljoen uit om te helpen.
De formele aanvraag voor de Sbi loopt via de gemeenten, maar ook marktpartijen en
woningcorporaties hebben een belangrijke rol bij de totstandkoming ervan. Die kunnen
dus ook meehelpen en meeschrijven. Dan vindt er op landelijk niveau een inventarisatie
plaats van projecten in een vergevorderd planologisch stadium. Dat geeft al een beeld
van de behoeften van zowel grotere als kleinere gemeenten. Eind augustus zijn er dan
weer regionale sessies gepland waarbij de gemeenten nader worden geïnformeerd en ondersteund.
Elke gemeente kan zich daarvoor aanmelden, ook de M50-gemeenten. Er wordt dan ondersteuning
geboden doordat er ook experts beschikbaar zijn voor de gemeente om mee te helpen
bij een aanvraag, zodat die dat ook kan halen. Daarmee denk ik die M50 echt wel voldoende
te ondersteunen en als er meer ondersteuningsbehoefte is, zou ik zeggen: als u ze
nog eens spreekt, moedig ze aan om het dan ook gewoon te vragen, want dan kunnen we
kijken wat we kunnen doen.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van mevrouw Van Dijk.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Een kort vraagje, want personeel is natuurlijk overal echt wel een heel groot probleem.
Jullie zijn dus wel in staat om voldoende mensen aan te trekken om vervolgens onze
gemeentes en provincies te faciliteren?
Minister De Jonge:
Het eerlijke verhaal is dat personeel voor iedereen een groot probleem is. Het eerlijke
verhaal is ook dat marktpartijen de afgelopen jaren met grote hartstocht goede ambtenaren
hebben weggehaald bij gemeenten en provincies, en trouwens ook bij het Rijk. Dat zie
je eigenlijk in elke sector waarin er een tekort is. Je ziet het in de jeugdzorg en
je ziet het in het onderwijs; overal gebeurt het. Twee schalen meer en een dienst-
of leaseauto, en vervolgens kan je dus weer voor een serieus bedrag worden ingehuurd
voor die plek waarvoor dus een vacature is ontstaan, die niet meer is in te vullen.
Dat zie je dus overal gebeuren. Als u daarvoor een lumineuze oplossing heeft, ga ik
daar graag mee aan de slag, want dat is echt iets wat iedereen, denk ik, in het publieke
domein vreselijk stoort.
Maar given these circumstances lukt het wel om via een flexpoolregeling gemeenten
in ieder geval beter in staat te stellen om mensen aan te trekken. Provincies hebben
vaak ook een aantal ondersteunende mensen of richten samen met gemeenten zo'n flexpool
in. Wij hebben inderdaad een expertteam ingericht. Wij hebben soms ook moeite om vacatures
te vullen, maar proberen dat wel zo goed mogelijk te doen. Maar inderdaad, de concurrentie
is fors en het aantal mensen in het ruimtelijk domein is in de afgelopen pak ’m beet
tien jaar niet heel erg toegenomen, zeker niet aan de overheidskant. Met name aan
de marktkant is dat fors toegenomen. Wat ook echt helpt, is als gemeenten wat meer
openstaan om marktpartijen mee te laten werken aan de klus die geklaard moet worden.
Dat helpt echt. Heel veel ontwikkelaars willen daar namelijk echt graag in meedenken.
Dus de markt een beetje meer ruimte bieden om daarin mee te helpen, helpt echt. Dat
ontspant.
Zou er eventueel ook meer ruimte dan die minimaal 50 miljoen beschikbaar kunnen komen?
Het woord «minimaal» suggereert dat er eventueel nog meer zou kunnen worden gevoteerd.
Ik wil eerst even die landelijke inventarisatie afwachten. Als daaruit echt een enorme
overvraag blijkt, ben ik best bereid om te kijken of we bijvoorbeeld een deel van
de niet benutte Woningbouwimpulsmiddelen daarvoor ter beschikking kunnen stellen.
Dat zouden we kunnen doen, maar ik wil het even laten afhangen van het aantal projecten
dat die hulp daadwerkelijk nodig heeft.
De ChristenUnie vroeg: waarom wel die Sbi, maar waarom nog geen opkoopfonds? Dus waarom
komt die Startbouwimpuls er wel, maar komt er nog geen opkoopfonds? Ook de heer Nijboer
stelde die vraag. Ik heb geprobeerd te doen wat het snelst ingezet zou kunnen worden.
De Startbouwimpuls is sneller dan een opkoopfonds, een opkoopgarantie of een doorbouwgarantie.
U zegt in koor «garantie». Een fonds en een garantie verschillen net iets qua vormgeving,
maar zijn er eigenlijk wel voor hetzelfde doel, namelijk het volgende. Daar waar je
die 70%, dat voorverkooppercentage, niet haalt, zou je daarvoor eigenlijk een soort
overheidsgarantie in de plaats kunnen zetten, zodat je die 70% wat vaker aantikt.
Want die 70% is wat afbouwverzekeraars en hypotheekverstrekkers vragen van de bouwer,
voordat die gaat bouwen. Het valt nog niet mee om dat vorm te geven. Laten we maar
eerlijk zijn: de techniek ervan is echt heel erg ingewikkeld, dus dat vergt om te
beginnen al meer tijd.
Het tweede is dat ik uit de markt heel wisselende verhalen hoor over of dit een verstandig
idee is. De zorg of je als overheid niet te veel op de stoel van de markt gaat zitten
en of je de markt daar niet ook een beetje lui mee maakt, speelt zeker ook bij een
opkoopfonds of een doorbouwgarantie. Wat je bijvoorbeeld ziet – vanochtend stond daarover
een mooi artikel in het FD – is dat partijen zelf inmiddels ook bij een veel lager
voorverkooppercentage durven te bouwen. Stel dat we dit voorjaar gelijk al waren begonnen
met een opkoopfonds of een doorbouwgarantie. Hadden zij dat dan ook gedaan? Ik denk
het niet. Ik denk dat ze dan hadden gedacht: laten we dan maar het vangnet van de
overheid afwachten. Kortom, laten we niet te snel in de hulpstand springen, want als
je dat doet, maak je de markt ook een beetje lui. Ze mogen dus best zelf wat meer
in beweging komen. Dat zie je eigenlijk ook gebeuren. Dat laat onverlet dat ik het
met u eens ben dat dit een hele interessante optie is.
Ik heb de vorige keer betoogd dat dit onderdeel is van het interdepartementaal beleidsonderzoek
dat ik samen met Minister van Financiën deed. Ik zei toen dat ik die Startbouwimpuls
nu al deed en het opkoopfonds daar onderdeel van maakte. Daar was u toen weinig enthousiast
over. U zei: haal dat dan naar voren. Toen heb ik gezegd: ik zal voor de zomervakantie
nog even een stand van zaken melden en in het najaar zorg ik dan voor een soort tussenstand
van zaken over het ibo. Interdepartementaal beleidsonderzoek, ibo dus, duurt altijd
langer. Ik wilde met een soort tussenstand komen van het interdepartementaal beleidsonderzoek,
zodat ik daarover eerder een besluit kan nemen, namelijk in het najaar. Daar wil ik
het ook wel graag bij houden. Het najaar is dus de termijn waarop ik uw Kamer kan
informeren over wel of niet, en in het geval van wel, hoe we het dan vormgeven.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Wat ik nog niet helemaal begrijp, is het volgende. Bij een Startbouwimpuls is het
Rijk het geld sowieso kwijt; het is een subsidie. Je kunt er een aantal woningen mee
lostrekken, 30.000. Ik ga daar niet badinerend over doen, want dat is geen gering
aantal. Zeker als je kijkt naar de bouwproductie dit jaar en wat ervanaf gaat ten
opzichte van een aantal jaren terug, is dat geen gering aantal. Maar de verwachting
is toch dat er met zo'n garantie veel meer woningen los te trekken zijn en dat je
dat geld niet gegarandeerd kwijt bent, juist omdat het de vorm heeft van een garantie.
En het ministerie heeft het drie jaar geleden, toen er aan het begin van de coronacrisis
nog hele andere verwachtingen waren over de impact daarvan op korte termijn, helemaal
doordacht, uitgewerkt et cetera. Dus al veel eerder dan de Startbouwimpuls er was,
lag dit huiswerk al op de plank bij het ministerie.
De voorzitter:
Uw vraag?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik begrijp niet waarom dit is omgekeerd, omgedraaid.
Minister De Jonge:
Ondanks de beleidsmatige uitwerking – dat is namelijk allemaal goed te doen – vergt
dit natuurlijk veel meer tijd in de daadwerkelijke totstandbrenging. Het vraagt namelijk
een uitgebreidere beoordeling van projecten. Het is een project waarvan je de garantie
afgeeft dat als een koper het niet koopt, de overheid het dan zal kopen. Dat is het
namelijk. Dan moet je wel even weten wat je dan koopt. Het vraagt dus een veel uitgebreidere
beoordeling.
Twee. Het gaat alleen over de koopkant. Het gaat dus niet over de huurkant, wat bij
de Startbouwimpuls wel zo kan zijn. Het gaat echt alleen over de koopkant. De vraag
is dus, ook in het kader van twee derde betaalbaar, of dat precies het segment is
waarop je zou willen mikken.
Drie. Het fonds moet ook beheerd worden. Je moet echt iets oprichten, een stichting
of zo, wat in staat is om vastgoed te beheren. Want stel je nou eens voor dat die
woning daadwerkelijk niet verkocht wordt en je wel die garantie hebt afgegeven, dan
is die vanaf dat moment voor jou. Dan geef je het geld uit en is die voor jou, maar
dan moet je die woning ook gaan beheren, verhuren en zo. Dat is geen sinecure. Dat
is niet iets wat we zomaar eventjes zouden kunnen doen. Ondanks dat het denkwerk beleidsmatig
best al wel gebeurd was, vergt dat inderdaad tijd.
Dan de budgettaire kant ervan. Als de aanname is dat er in bijvoorbeeld de helft van
de gevallen geen aanspraak zal zijn op het fonds, maar dat er in de andere helft van
de gevallen wel een aanspraak zou kunnen zijn op het fonds ... Je moet die aannames
van tevoren goed doen. Gelooft u mij, daar zit het Ministerie van Financiën niet soepeltjes
in of zo. Dat weet ik vanwege het flexfonds. Ik heb inmiddels een garantiefonds op
flexbouw. We hebben bijna driekwart jaar vergaderd voordat dat garantiefonds uit de
grond getrokken was. Als je die aannames met elkaar hebt vastgesteld, dan levert dat
wel degelijk een serieus budgettair beslag op. Daar moeten we ook niet geringschattend
over doen. Dat budgettair beslag zul je wel degelijk moeten reserveren. Dat kan zo
maar in de honderden miljoenen lopen. Je hebt dan niet een gering bedrag nodig. Het
is niet zo dat er geen budgettair beslag zou zijn, omdat men denkt: dat hoef je pas
later te betalen en de kans is ook weer niet zo heel erg groot. Nee, dat budgettair
beslag is juist heel fors en dat geld zet je wel vast op de begroting, ook al ga je
het niet uitgeven. Het moet dus ook een dekking hebben. Ook begrotingstechnisch is
dit dus niet zomaar een easy dingetje om even te regelen. Het is serieus geld.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Kijk: «Een mens lijdt dikwijls 't meest door 't lijden dat hij vreest, doch dat nooit
op komt dagen. Zo heeft hij meer te dragen dan God te dragen geeft.» Dat is een beetje
wat hier aan de orde is. Dat is wat de Minister hier zegt. Hij gaat hier helemaal
het worstcasescenario van zo'n garantie uitpluizen, maar gezien de fundamentals onder
de woningmarkt, is de verwachting juist dat de garantie waarschijnlijk nauwelijks
benut gaat worden, als je die slim inregelt, maar dat de garantie wel een positieve
rol zou kunnen vervullen. Een subsidie is simpel uit te voeren. Dat snap ik. Je doet
een subsidieregelingetje, een SPUK, en hup het geld gaat naar de gemeenten en klaar
is Kees: je hebt 30.000 woningen; nou, mooi, dat hebben we geregeld! Iets van de risicoperceptie
even uit de markt nemen en een veel grotere duw geven, is inderdaad misschien iets
ingewikkelder, maar kan weleens een veel groter effect hebben. Daarom ben ik nog steeds
enthousiaster over de beleidsmatige uitwerking van drie jaar geleden van het ministerie
dan over wat hier op tafel ligt. Ik ben inderdaad bang dat de Minister tussen neus
en lippen door de aap uit de mouw liet komen, namelijk dat het Ministerie van Financiën
garanties heel ingewikkeld vindt, dat al heel veel garanties op de begrotingen staan,
her en der, en dat het wel genoeg is geweest. Ik ben er bang voor dat dat de echte
reden is.
De voorzitter:
En uw vraag was dan specifiek?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Klopt dat? Ziet de Minister ook wel de potentie van deze aanpak? Ziet hij dat die
in wezen veel groter is dan die van een beperkte subsidieregeling?
De voorzitter:
Voordat de Minister het woord neemt. Dit was ongeveer drie keer de omvang van één
interruptie. Als we het met elkaar wat korter houden, wordt het debat een stuk spannender
en hoeft u ook niet de hele tijd met z'n allen te appen met uw beleidsmedewerkers,
want er wordt veelvuldig geappt.
Minister De Jonge:
De heer Grinwis, zeg ik via de voorzitter, preacht een beetje to the converted. Ik
snap heus wat hij zegt. Het is natuurlijk niet voor niets dat dit ook gewoon op het
lijstje staat van wat we allemaal zouden kunnen doen. Niet voor niets is het al eerder
een uitgewerkt ding geweest op het departement. Niet voor niets zeg ik tegen u: het
zou zomaar weleens kunnen werken. Ik zette er alleen een aantal kanttekeningen bij.
Eén. Het is veel werk om zo'n ding niet alleen beleidsmatig uit te denken, want dat
is de makkelijkste kant ervan, maar ook om het daadwerkelijk vorm te geven. Twee.
Als we het rollenspel zouden doen waarbij u de Minister van Financiën zou zijn, dan
zou u toch ook zeggen: als het allemaal zo profijtelijk is en zo weinig risico oplevert,
waarom doet de markt het dan eigenlijk niet zelf? Natuurlijk gaat de Minister van
Financiën daar niet heel gemakkelijk in mee. Dat hoort de Minister van Financiën ook
niet te doen van onze belastingcenten. Natuurlijk word ik erop bevraagd: weet je wel
zeker dat dit nodig is en wat is eigenlijk de toegevoegde waarde? Daarbij komt dat
je tegelijkertijd ook ziet dat marktpartijen, als je als overheid niet onmiddellijk
in de hulpstand springt, toch zelf ook wel in staat blijken te zijn om het gat van
70% dicht te leggen en een lager percentage voorverkoop. We gaan er gewoon mee door.
Eigenlijk ga ik vanwege uw enthousiasme gewoon door met de uitvoering ervan, maar
wel met begrip voor de taak die de Minister van Financiën heeft om netjes op de staatskas
te passen. Zo gaan wij de uitwerking verder vormgeven. In het najaar meld ik me terug
bij uw Kamer en dan mag u zeggen of u het met mijn of onze conclusie vanuit het kabinet
eens bent of niet. Uiteindelijk bent u de baas aan het einde van de dag. Dat is ook
een geruststelling. U kunt dus altijd weer anders besluiten dan het kabinet heeft
gedaan.
De voorzitter:
Dank u wel. Is er nog een interruptie? Nee, o toch, de heer Nijboer.
De heer Nijboer (PvdA):
De Minister heeft een boel energie en veel plannen, maar ik ben er nog niet van overtuigd
dat dit snel genoeg van de grond komt. De Minister zegt zelf dat de woningbouw volgend
jaar enorm inzakt. Dat ding moet er dus echt zijn. Eigenlijk had het er al moeten
zijn, want waar nu garanties voor worden verleend, kan volgend jaar worden gebouwd.
Dat staat er ook niet direct. Je kunt als Kamer niet met terugwerkende kracht zo'n
instrument in de lucht krijgen, maar ik vind dat het wel lang duurt. Is het dit najaar
dan ook klaar? Kan het dan ook per 1 januari ingaan of moet dan nog worden besloten
dat er per volgend jaar nog een stichting moet worden gemaakt? Dan is straks de crisis
voorbij en hebben we de doorbouwgarantie. Dan komen de risico's die de Minister schetst,
wel op ons af.
De voorzitter:
De vraag is of het er in het najaar ook ligt.
Minister De Jonge:
Als we dat doen, moeten we dat ook zo snel mogelijk van de grond krijgen. Dat is zo.
Zoals ik zojuist heb toegelicht, gaan we gewoon aan de slag. Ik hoor ook uw enthousiasme
daarvoor. Maar ik doe dat wel met begrip en oog voor de kanttekeningen die daar ook
bij te maken zijn. Misschien ook even ter geruststelling: kijk ook echt even naar
Het Financieele Dagblad van vanmorgen. Je ziet dat marktpartijen echt zelf in de benen
komen en voor eigen risico bouwen, omdat woningen die tijdens zo'n enorm woningtekort
gebouwd worden, verkocht zullen worden. De heer Grinwis heeft daar voor een deel een
punt en de heer Nijboer zegt dat eigenlijk ook. Als dat nou een zekerheid is, is het
de vraag of de overheid die zekerheid moet geven of dat je dat ook als ondernemer
zou kunnen doen. Niet alle ondernemers kunnen dat. Want ook van ondernemers vergt
dat een budgettair beslag en een financiële positie waarbij ze het natuurlijk ook
niet alleen voor het zeggen hebben, maar soms ook gewoon afhankelijk zijn van financiers.
Niet alle marktpartijen kunnen dat dus. Wellicht is het om die reden dus toch wel
nodig. Dat zou zomaar kunnen. Maar het is ook niet zo dat er helemaal niks gebeurt,
omdat die 70% voorverkoop moeilijk te halen is. Ook dat is niet zo.
De heer Nijboer (PvdA):
Ik vind een van de grootste fouten van tien jaar geleden dat we in crisistijd niet
hebben doorgebouwd. Mede daarom zitten we nu met een enorme woningnood. Ik ben ertoe
bereid om heel veel maatregelen te nemen. Dit gaat natuurlijk niet over het overnemen
van alle risico's. Het gaat om tussen de 50% en 70%. Het grootste risico ligt natuurlijk
nog bij de bouwers en de projectontwikkelaars. De Staat kan dat stukje op zich nemen
vanwege de woningnood en het belang van doorbouwen, werkgelegenheid in de bouw behouden
en zo meer. Ik ben wel bereid om de nadelen daarvan, die er zeker zijn, te nemen.
Minister De Jonge:
Ik snap die afweging en zo zit ik er eigenlijk ook in. Zo'n zelfde redenering kun
je namelijk ook voor de start-bouwimpuls geven. Maar we moeten juist door de crisis
heen zien te bouwen, omdat de backlash van niet bouwen vele malen groter is en nog
jaren bij ons blijft. Ik deel dus dezelfde afweging. We hebben er volgens mij nu genoeg
over gezegd. Ik meld me in het najaar terug en dan beoordeelt u of ik mijn huiswerk
goed genoeg heb gedaan.
Het helpt dat ik nu door heel veel vragen heen kan bladeren. Ik kom op het Nationaal
Fonds Betaalbare Koopwoningen. De ontwikkeling van dat nationale fonds is in volle
gang. Mevrouw Van Dijk vroeg daarnaar. De afgelopen maanden hebben we via meerdere
routes verkend hoe we dat zouden kunnen vormgeven. Vele experts, met name de Stichting
OpMaat, hebben ons heel erg hierbij geholpen. De technische uitwerking van die regeling
is niet eenvoudig, maar over de zomer heen komen we tot een gedegen uitwerking. Na
de zomer informeer ik u over de uitwerking van het nationaal fonds en hoe dat moet
gaan werken.
De ChristenUnie vroeg of het nog sneller kan gaan groeien. Wat wordt de omvang? De
budgettaire ruimte waarvoor uw Kamer heeft gevoteerd, is 40 miljoen. Daar moet ik
mee starten. Ik vind wel dat het interessant kan zijn dat ook andere partijen daarbij
aanhaken, want waarom zou dit alleen de overheid zijn? Dit zouden ook echt wel andere
partijen kunnen zijn. Dat brengt dan wel weer met zich mee dat er ook een zekere rendementsverwachting
is. Daar moet je dan weer een goede afspraak over maken, want marktpartijen zullen
pas meedoen op het moment dat er een rendementsverwachting is. Revolvering is zeker
interessant. Omdat er een zekere tijd overheen gaat voordat dit revolveren daadwerkelijk
plaatsvindt, moet je goed berekenen hoe dat gedaan zou kunnen worden. We onderzoeken
momenteel dus de participatie van derden in dit fonds. In 2021 hebben we samen met
NEPROM een verkennend onderzoek gedaan naar een nationaal koop-startfonds. In die
verkenning, die samen met een afvaardiging van projectontwikkelaars heeft plaatsgevonden,
is voor ontwikkelaars een vergelijkbare rol weggelegd zoals ik die heb aangegeven
in de Kamerbrief van februari. Dan heb ik het dus over 50% cofinanciering op de korting
door ontwikkelaars of gemeenten, en dat is ook een vorm van participatie. Dat ontwikkelaars
die cofinanciering zien zitten, blijkt uit de huidige toepassing van KoopStart en
uit de eerdere verkenning van het KoopStart-fonds. Dat deze interesse actueel is,
hebben ontwikkelaars onlangs bevestigd. Behalve ontwikkelaars kunnen natuurlijk ook
gemeenten financieel participeren. Ik kom daar na de zomer op terug.
De voorzitter:
Ik kom hierna bij het CDA terug, want die heeft over de vorige vraag nog een vervolgvraag.
Eerst de heer De Groot.
De heer Peter de Groot (VVD):
Dat revolverende fonds moet natuurlijk nog gaan lopen en dan komt er inderdaad geld
terug. Maar ik had gevraagd welk tijdbeslag dat heeft. Als de Minister daar nog op
moet studeren, dan hoor ik dat heel graag in het najaar.
We hebben nu nog zevenenhalf of acht jaar voor die 900.000 woningen. Maar om hoeveel
woningen zou het dan gaan in de tijd die we nog hebben? Hoeveel huizen zouden daar
nog onder gebouwd moeten worden en wat zou de omvang van het fonds dan moeten zijn?
Hoeveel moet het dus nog groeien? Ik ben een beetje van de doelredenatie, want dat
helpt denk ik partijen die zich zouden willen aansluiten heel erg. Wat mij betreft
mogen dat ook andersoortige partijen zijn dan ontwikkelaars, bijvoorbeeld SVn en NHG.
We moeten breed kijken om dat fonds goed te kunnen vullen. Maar om hoeveel woningen
en om hoeveel geld gaat het dan? Daar zou ik graag uitsluitsel over krijgen.
Minister De Jonge:
Het startbedrag vanuit de Rijksoverheid is die 40 miljoen. Daar moet ik mee beginnen
en dat zal dus ook het begin zijn. De participatie zoals nu voorzien bestaat eruit
dat je een deel doet uit het Nationaal Fonds Betaalbare Koopwoningen en het KoopStart-fonds.
Zo is het in het verleden ook uitgewerkt. Een ander deel laat je doen door de ontwikkelaars
en de gemeenten. Het gebeurt in de vorm van een lening die terugbetaald moet worden
bij verkoop. Die revolveert dus bij verkoop. Als mensen een jaar of vijf in een starterswoning
wonen, dan duur het dus vijf jaar voordat het revolveert en voordat je weer een nieuwe
lening uit dat fonds kunt verstrekken.
Een ander type participatie zou daadwerkelijk participeren in het fonds kunnen zijn.
Daar zeg ik wel bij dat als je dat doet, het dat op enig moment wel bemoeilijkt, want
dat zal ook een rendementsverwachting met zich mee brengen. Ik ben niet per se tegen
die rendementsverwachting, hoor, want zo zit ik er niet in, alleen zul je daar dan
wel goede afspraken over moeten maken. De overheid hoeft geen rendement te maken,
behalve als het revolveert. Het doel moet namelijk wel revolveren zijn.
Hoeveel woningen je daar daadwerkelijk mee zou kunnen bouwen, is iets wat we mee moeten
nemen in de uitwerking. Ik denk dat ik daar nu geen getal op zou kunnen plakken.
Oké, ik begrijp nu van mijn ondersteuning dat we bij de start uitgaan van 2.500. Maar
wat we moeten doen, is na de zomer een gedegen uitwerking aan u voorleggen, waarbij
we kunnen zeggen: bij de start gaan we uit van zoveel woningen.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer De Groot.
De heer Peter de Groot (VVD):
Kort, voorzitter. De systematiek en hoe het bedoeld is, is glashelder. Daar bestaat
geen misverstand over; ik heb het allemaal gelezen. Het gaat de VVD om de vraag wat
we te doen hebben tot 2030. Moet die 40 miljoen daarvoor misschien wel groeien naar
250 miljoen? Ik heb daar gewoon geen beeld bij. Zouden partijen die als een soort
van garantiepot op vast geld zitten daar een goede bijdrage aan kunnen leveren? Dan
heb je ook dat probleem van het rendement niet. Als u daarnaar zou willen kijken en
daar in het najaar op terug zou willen komen, dan is dat voldoende.
Minister De Jonge:
Zeker. Dat doe ik heel graag, want dan kan ik in het najaar ook gewoon betere antwoorden
geven.
De voorzitter:
Dan gaan we nu nog even naar het Nationaal Fonds Betaalbare Koopwoningen, want daar
had het CDA een vraag over. O, de heer Grinwis heeft ook nog een vraag over het revolverende
fonds.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Of collega Van Dijk moet eerst ...
In het najaar komt de Minister erop terug. Daar word ik een beetje ongerust van, want
de Minister mag er dan op terugkomen, maar wanneer gaat dat fonds nu van start? Dat
is eigenlijk de crux, want ik ben een beetje bang dat we studeren, praten en brieven
schrijven, terwijl het erom gaat dat dit echt ook weer een bouwmotortje wordt dat
jongere starters een kans geeft.
De voorzitter:
Mevrouw Van Dijk geeft aan dat dat ook haar vraag is. Dan heeft u die meteen meegenomen
als u deze vraag beantwoordt.
Minister De Jonge:
Mooi is dit. Dit vind ik echt iets moois.
Ik zei niet «najaar». «Najaar» zei ik in antwoord op uw punt, meneer Grinwis. Hier
zei ik «na de zomer» en dat is een wezenlijk verschil, want het najaar loopt van de
zomer tot de kerst en «na de zomer» is echt wel met Prinsjesdag afgelopen. Dus daar
zit echt een wezenlijk verschil. «Na de zomer» is «na de zomer». Een lichtpuntje!
Het tweede lichtpuntje is dat het nog dit jaar moet worden ingesteld. En «voor het
einde van het jaar» betekent «voor het einde van het jaar», dus december.
Dan het overnemen van de starterslening of de studielening. Kunnen we de starterslening
verruimen of een stuk van de starterslening in plaats laten komen van de DUO-lening?
Dat was een vraag van mevrouw Van Dijk. Zou ik daar met de SVn, de VNG en DUO over
na kunnen denken? Laat ik voorzichtig zijn, maar mijn initiële reactie is dat ik niet
weet of het daadwerkelijk helpt. De specifieke voorwaarden voor een starterslening
verschillen op dit moment per gemeente. Als je zou verruimen, zou ik daar dus met
hen over moeten overleggen en daar met hen naar moeten kijken. Maar het oprekken van
de leencapaciteit van starters heeft ook als nadeel dat het een prijsopdrijvend effect
heeft als je het heel breed doet. Daar waarschuwen financiële instellingen altijd
voor: als je het te groot en te breed doet, dan heeft het een prijsopdrijvend effect.
De studieschuld en hypotheken. Kijk, consumenten moeten natuurlijk niet in problemen
komen door een te hoge hypotheek. Daarom is het van belang dat de maandelijkse lasten,
waaronder de studieschuld, wel goed mee worden genomen bij het bepalen van de maximale
hypotheek. Een studieschuld kent specifieke sociale voorwaarden als een lange aflosperiode,
gunstige rente en draagkrachtberekening. Daarom is het voor oud-studenten vaak het
gunstigst om die studielening gewoon te houden, want zo gunstig als bij DUO is het
eigenlijk nergens. Het overnemen van die starterslening geeft bovendien niet meer
leenruimte. Het leidt alleen maar tot een ingewikkeldere aflossing.
Dan de actuele stand van het besluit van DUO om de schuld mee te nemen in de hypotheekberekening.
Dat kan een deel van de starters helpen en dat besluit geldt vanaf 1 januari. Dan
wordt de actuele maandlast van de studielening bepalend voor de hypotheekberekening
en dat geeft inderdaad veel meer ruimte aan oud-studenten om een hypotheek te nemen.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Een van de uitdagingen is dat de aflossing op de DUO-lening nu wordt meegenomen in
de leencapaciteit. Dat vind ik op zich terecht, maar bij een starterslening ligt dat
heel anders. Dan wordt het eigenlijk geherfinancierd en ga je pas aflossen op het
moment dat je inkomen dat toelaat. Vandaar dat ik conceptueel dacht: misschien is
hier wel een oplossinkje te bedenken en valt er toch binnen de Wft-voorwaarden te
blijven. Ik vind verstandig financieren ook een groot goed, maar zo kun je wel op
een andere manier naar financieren kijken. Ik ben tegen prijsopdrijving en ik snap
die zorg dus ook, maar de andere kant is dat ze er op dit moment gewoon niet tussenkomen.
Dat vind ik wel een serieuze zorg. Vandaar ook dat ik dacht: misschien moeten we toch
eens kijken naar die twee producten. Die hebben specifieke eigenschappen, maar verzin
een list zodat we toch een slimme koppeling kunnen maken.
Minister De Jonge:
Ik ben een beetje beducht om hier al te ferm op te antwoorden, omdat ik weet dat dit
het werk van mevrouw Van Dijk is geweest. Zij heeft dit jarenlang gedaan en wie ben
ik dan om te zeggen dat het volgens mij niet werkt als zij zegt dat dit wel zou kunnen
werken? Laat ik het met die voorzichtigheid benaderen.
Ik bedoelde te zeggen dat de voorwaarden waaronder je kunt lenen, eigenlijk nergens
in de markt zo gunstig zijn als bij DUO. Het herfinancieren van een lening die je
als student bent aangegaan, opgeteld bij een starterslening of herfinanciering via
een starterslening, leidt bijna nooit tot vergelijkbare voorwaarden. Maar u zegt:
misschien zit er muziek in het combineren van alle schulden in de vorm van een starterslening,
waarbij een deel van die lening ook pas weer later hoeft te worden terugbetaald en
het net als bij een starterslening vormgegeven wordt naar draagkracht. Laat ik u toezeggen
dat ik er met de genoemde afkortingen, VNG, SVn en DUO, even op ga studeren of hier
eventueel muziek in zou kunnen zitten. U heeft denk ik mijn aarzeling geproefd, maar
ik geef mij ook graag gewonnen op kennis, zeker in uw geval, want u heeft vaker met
dit bijltje gehakt dan ikzelf.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik denk dat het goed is om het in die combinatie gewoon eens met elkaar te bespreken.
Misschien komt er helemaal niks uit, maar ik ben gewoon op zoek naar iets waarmee
we op een financieel verantwoorde manier iets kunnen doen om die pechgeneratie te
helpen.
De voorzitter:
Heeft u een idee wanneer u daarop terugkomt? Een toezegging?
Minister De Jonge:
Voorzitter, ik zou bijna «het najaar» willen zeggen.
De voorzitter:
Maar ik heb net begrepen dat dat heel lang is.
Minister De Jonge:
Dat is ook zo. Wilt u dat specificeren?
De voorzitter:
Misschien kunt u het meenemen in een verzamelbrief.
Minister De Jonge:
Voor de begrotingsbehandeling.
De voorzitter:
Voor de begrotingsbehandeling. Wij noteren het. Gaat u verder met de beantwoording.
Minister De Jonge:
Dat klinkt heel indrukwekkend, maar ik weet alleen niet wanneer u die heeft gepland.
In het najaar, hoor ik zeggen. Ik denk inderdaad dat het toch een maandje winst oplevert.
De voorzitter:
Oké.
Minister De Jonge:
Dan gaan we naar de overdrachtsbelasting. Ik begrijp goed wat de heer Grinwis bedoelt.
Kijk, ik was het oneens met ongeveer de gehele bijdrage van de heer Van Haga, maar
op één punt zie ik wel zijn zorg en dat is de stapeling van de marktsituatie, de regulering
en de fiscaliteit. Dat is natuurlijk zeker wel een zorg, want dat is allemaal verschillend
en ook bij iedere ondernemer weer verschillend. Daar kun je moeilijk de stevige conclusies
uit trekken die de heer Van Haga wel trekt, maar de combinatie van al die dingen bij
elkaar is wel degelijk ook onderdeel van de remmende factoren waarmee de marktpartijen
op dit moment te maken hebben. Een heel ingewikkelde daarin is inderdaad de overdrachtsbelasting.
Ik zal even de geschiedenis van de overdrachtsbelasting geven. Die was 6%. Toen kwam
er een differentiatie van de overdrachtsbelasting om overigens een heel goede reden.
Die ging toen naar 2% voor particulieren en naar 8% voor marktpartijen, met als gevolg
dat starters daardoor wel degelijk meer mogelijkheden hebben gekregen. Dat zie je
gewoon werken. Dat is iets heel moois, zeker in combinatie met de opkoopbescherming.
Dat is echt iets heel erg moois. Toen maakte het coalitieakkoord er 9%, en nog twee
nachtelijke onderhandelingen verder waren we opeens op 10,4% beland. Dat is wel echt
heel hoog. Zeker in combinatie met andere fiscale maatregelen is dat voor heel veel
marktpartijen soms de reden waarom het sommetje net niet meer uit kan. Dat is echt
zo. Daar moet je oog voor hebben.
Tegelijkertijd, als ik nu tegen u zou zeggen «prima, we draaien dat percentage weer
omlaag», dan is dat een zinnetje dat in potentie ook gewoon opeens honderden miljoenen
kan kosten. Dat moet je altijd wel in het geheel bezien. Over de stapeling als geheel,
waar het gaat over box 3, de overbruggingswetgeving en de nieuwe regeling box 3 waarin
het ook gaat over andere fiscale maatregelen, ben ik samen met Van Rij in gesprek.
Het resultaat daarvan zult u zien in het Belastingplan dat wordt ingediend bij de
begroting. U heeft daar eigenlijk een subtiele variant op. U zegt eigenlijk: daar
waar de vrijstelling nu voor zes maanden bestaat, zou die vrijstelling eventueel voor
iets langer kunnen bestaan. Dat heeft natuurlijk ook gewoon een budgettair beslag,
want de vrijstelling als crisismaatregel betekent ook gewoon een vrijstelling van
het betalen van overdrachtsbelasting. Als je daarmee dingen vlot kunt trekken die
anders überhaupt niet gebouwd hadden kunnen worden, zou je daar ook wel weer van kunnen
zeggen dat het zelfs leidt tot meer inkomsten voor de Staat. Zo zou je het ook nog
wel kunnen zien. Maar ik denk toch dat je ook boekhoudkundig wel rekening moet houden
met het inboeken van kosten. Die kosten zullen in dezelfde plaat moeten worden verwerkt
als waar alle belastingmaatregelen in worden verwerkt, dus ook daar moet je gewoon
kiezen in wat je uiteindelijk gedenkt kunt krijgen. Nogmaals, ik snap dat u de overdrachtsbelasting
noemt. Ik deel dat die echt aan de hoge kant is. Ik deel ook dat die bij een aantal
projecten op dit moment echt als showstopper werkt. Maar ik kan niet vooruitlopen
op de besluitvorming van dit najaar.
De voorzitter:
Ik kijk even. Voordat u het woord krijgt, meneer Grinwis, vraag ik de Minister of
hij het stukje regelingen inmiddels heeft afgerond. Dat is het geval. Mooi.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik dacht even: waar gaat de Minister heen? Maar inderdaad, mijn specifieke vraag ging
erover dat we de termijn tussen een particuliere verkoper en een nieuwe particuliere
koper even overbruggen met een extra schakeltje, zo'n ontwikkelaar die ertussen gaat
zitten. Je zou kunnen betogen dat dit helemaal geen inkomsten bij het Rijk derft,
omdat dat extra stapje er zonder die extra ruimte niet zou zijn geweest. Maar ik weet
hoe de begrotingsregels werken. Dit is in eerste orde wel degelijk een derving. Kan
ik uit het antwoord van de Minister destilleren dat hij zich bij de Minister of de
Staatssecretaris van Financiën gaat inspannen om dit wel voor elkaar te krijgen en
om hem ook fijntjes te wijzen op de tweede-orde-effecten? Want misschien brengt dit
netto helemaal geen inkomstenderving teweeg, omdat je eigenlijk iets tot stand brengt
dat zonder die extra ruimte niet tot stand zou zijn gebracht. Als Rijk gaan we dus
eigenlijk helemaal niks missen. Ik weet dat ik nu iets zeg dat tegen mijn natuur van
financieel woordvoerder ingaat.
Minister De Jonge:
Daar wilde ik net aan refereren. Het is goed dat u dat doet. Ik heb gewoon mijn portefeuille:
Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. U heeft heel erg veel portefeuilles, waaronder
de portefeuille Financiën. Ik denk dat u zelfs nog meer dan ik in staat zou kunnen
zijn om op dit punt tot een wijziging te komen. Als ik me gewoon even beperk tot waar
ik wel over ga, dan zeg ik: ik snap dat u überhaupt de stapeling van de fiscaliteit,
de regulering en de marksituatie problematiseert. Dat doet u niet alleen. Ook de heer
De Groot doet dat met enige regelmaat. De heer Van Haga deed het net ook, terecht
ook. U zegt daarnaast dat de ovb, dus de overdrachtsbelasting, daarin wel echt een
hele ingewikkelde is, omdat die zo de lucht in is gejubeld; die zit wel echt klem,
zeker in combinatie met de marktsituatie. Dat snap ik. U weet dat ik met Van Rij kijk
wat er in de optelsom van de fiscale behandeling en de regulering te verrichten zou
kunnen zijn. De heer Van Rij komt vervolgens met de uitkomsten op het fiscale terrein
bij u terug. Daar neemt u dan kennis van als financieel woordvoerder. Vervolgens gaat
u vurig het debat aan met mijn collega. Ik kom vervolgens terug met de uitkomsten
van deze discussie ten aanzien van de regulering. Daar gaat op z'n minst de heer De
Groot met mij vurig het debat over aan, en ik denk heel veel anderen ook. Zo zullen
we het dus doen dit najaar.
De voorzitter:
Ik zie dat er nog een interruptie is van de heer Van Haga.
Minister De Jonge:
Was het maar vast het najaar. Ik heb opeens zo'n zin in het najaar.
De voorzitter:
Nou, laten we het reces voorlopig nog niet overslaan.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Ik kreeg volgens mij zowaar een compliment van de Minister.
Minister De Jonge:
Dat is geheel ten onrechte.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Misschien heb ik dat verkeerd begrepen, maar ik ben wel blij dat nu eindelijk op de
kaart staat dat de Minister die stapeling aan maatregelen nu in het vizier heeft.
Dat is goed. Ik hoor hem alleen nu weer de scheiding maken tussen de fiscale maatregelen
en de maatregelen die hij zelf doorvoert. Ik zou zo graag zien dat die in combinatie
bekeken worden, want heel veel beleggers, bouwers en financiers worden juist horendol
van die aanval van twee kanten, zowel fiscaal, zonder ontsnappingsmogelijkheid en
zonder overgangstermijn, als door al die ingrepen in de verhuurmarkt. Kan ik er ook
op rekenen dat dat in gezamenlijk nog eens een keer wordt bekeken?
Minister De Jonge:
Misschien eerst nog even over dat compliment. Ik zei eigenlijk juist – ik ga dat toch
onderstrepen – dat ik het oneens was met ongeveer alles wat u zei. De enige erkenning
die ik gaf, is een erkenning die ik al veel eerder heb gegeven, namelijk dat de optelsom
van de huidige marktsituatie, de regulerende maatregelen en de fiscale wijzigingen,
inderdaad soms ingewikkeld uit kan komen voor projecten. Specifiek over de regulering
van de middenhuur – daar hebben we het vaker over gehad – moeten we het echt hebben
in het najaar. Daarom heb ik ook zo'n zin in dat najaar. Ik denk eerlijk gezegd dat
we die regulering echt op zo'n manier doen dat de nieuwbouw nog gewoon uit kan. U
weet ook dat we nou juist goed kijken naar wat er nodig is aan opslag voor het bouwen
in 2025; dat bespreek ik ook met verschillende ondernemers. Want de plannen die al
op tafel liggen, moeten gewoon gebouwd kunnen worden. Daarom heb je dus die opslag
nodig, want de tijd om al die plannen aan te kunnen passen is er niet. Die opslag
gaat echt helpen, ook als crisismaatregel, om te zorgen dat we die projecten in de
middenhuur kunnen bouwen.
Als de middenhuur inderdaad door sommige ondernemers wordt aangegrepen om te zeggen
dat het niet de rente maar echt de middenhuur is die hen het meeste dwarszit, dan
zeg ik: dat kan niet! Het marktsegment is veel te klein om ervoor te zorgen dat het
allemaal in het gedrang zou komen. Ik snap wél dat ondernemers zeggen dat het de optelsom
is van de marktsituatie, dus ook die oplopende rente, én de regulering én de fiscaliteit,
die op dit moment nadelig kunnen uitpakken voor businesscases. Daarom bekijk ik de
fiscaliteit en de regulering inderdaad ook in gezamenlijkheid. Dat doe ik met Van
Rij. In het najaar, dus bij de begroting, komt Van Rij terug met een belastingplan
met de uitkomsten van de fiscale ideeën omtrent die stapeling. Ik kom met het wetsvoorstel
Betaalbare huur. Daarin ziet u de uitkomst in de reguleringskant van die stapeling.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Dan ben ik toch blij, want dan zijn we het inderdaad gewoon op alles oneens. Dat klopt
ook wel, want ik zie gewoon wat er in de markt gebeurt. Mensen stemmen met hun voeten.
Er wordt niet meer gebouwd. Er wordt niet meer gefinancierd. Mensen stoppen er gewoon
mee. Het wordt dus uitgepond en de hele particuliere verhuurmarkt is aan het verdwijnen.
Dat komt inderdaad door die stapeling van maatregelen. Maar het winstpunt van deze
middag is wel als volgt. Tot voor kort zei de Minister: het komt door de rente en
de gestegen bouwkosten. Nu geeft hij in ieder geval toe dat het ook door hemzelf komt.
Dat is fijn.
Dan heb ik toch nog een vraag. Die gaat over de earningsstrippingmaatregel. Ik weet
niet of daar nog apart op teruggekomen wordt.
Minister De Jonge:
Volgens mij, ook gegeven de omvang van uw fractie, bent u ook fiscaal woordvoerder.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Nou nee, dat is Olaf Ephraim.
Minister De Jonge:
Ik denk dat het goed is om dat gesprek gewoon te hebben met collega Van Rij. Dat lijkt
me gewoon het beste, want anders ga ik ook alle fiscale dingen doen.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Nou, oké.
Minister De Jonge:
Mijn collega's in het kabinet vinden al dat ik vrij veel meningen heb over allerlei
andere portefeuilles, dus ik denk dat u deze gewoon echt eventjes met collega Van
Rij moet doen.
De voorzitter:
En ik zou het wel fijn vinden om hiertussen te blijven zitten. Gaat uw gang meneer
Van Haga.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
De Minister brak in op mijn betoog. Respect voor u als voorzitter. Laat ik de vraag
dan anders stellen. Als een grote Canadese belegger opeens zegt «sorry, maar in dit
neomarxistisch landje wil ik niet meer investeren; we stemmen met onze voeten en gaan
weg», wat voor effect heeft dat dan op de huurmarkt? Er verdwijnt gewoon kapitaal
uit Nederland. Er is een exodus van miljarden euro's die naar het buitenland verdwijnen.
Dat moet de Minister toch zorgen baren. Of ik die vraag dan fiscaal moet gaan stellen
of hier, ik denk dat de Minister goed in beeld heeft wat deze exodus aan kapitaal
en mensen voor gevolgen heeft voor zijn plannetjes. Die gaan, voor zover ik het kan
zien, niet waar worden.
Minister De Jonge:
Laat ik op heel veel dingen niet reageren, maar op één ding wel. Dat is die Canadese
belegger. Natuurlijk was dat verhaal heel groot in de krant. Het werd ook gretig aangegrepen
door de tegenstanders van de regulering van de middenhuur om te zeggen: zie je nou
wel, het is de regulering van de middenhuur die heeft gezorgd dat deze belegger zich
terugtrekt. Daar verdiep je je vervolgens in: is dat nou eigenlijk echt zo? Ik ga
daar niet alles over zeggen, want dat moet het bedrijf ook zelf maar naar buiten brengen,
maar dat is natuurlijk niet zo. Het is natuurlijk niet zo dat de regulering van de
middenhuur doorslaggevend zou zijn in de beslissing van zo'n investeerder. Overigens
moet het besluit nog definitief worden genomen. Sowieso: als je de hele portefeuille
in de verkoop zet, stellend dat het niet meer uit kan, waarom zou er dan een koper
in geïnteresseerd zijn? Ook dat is al zo'n wonderlijke aanname. Volgens mij is het
goed om dit soort berichten altijd even te lezen voor wat ze zijn. Begrijp me niet
verkeerd: ik wil juist dat beleggers geïnteresseerd blijven in Nederland. Dat gaat
over Nederlandse institutionele beleggers, grote beleggers, maar ook internationale.
We hebben heel veel kapitaal nodig om de enorme bouwopgave waar te maken. Maar het
simplistische idee dat de regulering van de middenhuur een Canadese belegger doet
besluiten om z'n hele portefeuille in de verkoop te doen, is echt gewoon niet waar.
De voorzitter:
Kort, meneer Van Haga, want we hebben nog drie onderdelen.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Dit is echt te simpel, hè, dat het gewoon niet waar is dat het niet meer uit kan.
Is de Minister het met me eens dat als je plotseling de middenhuur gaat reguleren,
je gewoon dekapitaliseert voor iedere kleine woning die niet boven de 187 punten komt,
wat dus een effect heeft op al die pensioenen van die mkb'ers, en dus ook op dit soort
portefeuilles, en dat het dan inderdaad voor heel veel mensen niet meer uit kan? Heeft
de Minister in beeld hoeveel er in totaal dekapitaliseert vanwege deze regulering
van de middenhuur?
Minister De Jonge:
Nee. Laten we dat debat over de regulering van de middenhuur trouwens ook gewoon in
het najaar doen. Het gaat mij even om dat bericht over die Canadese belegger, Eres.
Die heeft het bericht zelf genuanceerd. Die heeft alleen een strategic review willen
doen, dus een onderzoek naar wat ze met hun portefeuille willen gaan doen. Het is
dus geen verkoop, maar een aankondiging dat ze hun eigen portefeuille willen reviewen.
Ze gaan dus eerst de opties in kaart brengen, wat ze zouden kunnen doen. Ze wachten
dat onderzoek eerst af. Pas daarna zullen zij een beslissing nemen. Het verhaal was
anders, hè? Het verhaal was dat een Canadese belegger omwille van de middenhuur zijn
hele portefeuille in de verkoop ging doen. Ja, dat is een wonderlijk verhaal, a omdat
het niet zo is en b omdat je dan dus aanneemt dat het voor deze belegger allemaal
verliesgevend is geworden en dat als ze het zouden overdragen aan een ander, met een
overdrachtsbelasting van 10,4%, het ineens heel rendabel zou worden voor die ander.
Dat is toch een rare gedachte? Als je de krant las, moest je zelf toch ook al denken
dat dit verhaal gewoon niet kon kloppen? Nou, het blijkt dus ook niet te kloppen.
Overigens is de gestegen rente de belangrijkste reden voor de review, zegt ook deze
vastgoedbelegger. Het is dus de gestegen rente en niet de regulering. Dat kan ook
niet, want dat is maar een veel kleiner deel van de potentiële verslechtering van
de businesscase. Nou ja, punt.
De voorzitter:
Volgens mij gaat u er nog over in debat in het prachtige najaar. Mijn verzoek, ook
gegeven de tijd ... We hebben nog drie blokjes.
Minister De Jonge:
Was het maar vast het najaar, hè?
Dan het beter benutten van de bestaande voorraad, want dat is ook belangrijk. We zullen
toe moeten werken naar die 900.000. Een beetje op z'n Jan de Konings, een andere grootheid
uit het verleden: als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan.
Daar levert de bestaande voorraad ons echt een mogelijkheid op, bijvoorbeeld via splitsen.
De splitsingspotentie is echt groter dan wat er op dit moment wordt benut. Optoppen
gebeurt nog op hele kleine schaal, maar is wel degelijk een heel interessante aanpak.
Via transformatie, een heel terecht punt van Boulakjar, kan er veel meer. In de aanpak
zoals we die neerzetten, heb ik ook goed gekeken naar het achtpuntenplan van de heer
Boulakjar. Dat wil ik daar ook graag in meenemen.
Optoppen, om die er eventjes uit te pakken, is misschien wel de interessantste. We
zien namelijk dat een aantal dingen heel erg urgent zijn, zoals het verduurzamen van
de oude stadswijken en de slechte labels, overigens uit de periode van Pieter Bogaers.
De woningen staan er wel, maar de woningen zijn er ook al een tijdje geleden neergezet.
Je ziet dat het energiegebruik in die woningen torenhoog is. Het zijn geen energiezuinige
woningen. Je ziet dat er een heel seriematige aanpak is gekozen, waarbij hele wijken
hetzelfde type woningbouw hebben. Dat biedt dus enorm veel mooie mogelijkheden voor
het seriematig verduurzamen. Wat is nou het mooie aan dat hele optopconcept? Dat je
er een of twee verdiepingen bovenop kunt zetten. Ze waren toen nogal kwistig met beton,
dus die gebouwen zijn echt stevig zat. Van de revenuen van die twee woningen kun je
ook meteen de verduurzamingsopgave betalen. Je kunt dat seriematig doen, op zo'n manier
dat je meteen verder stedelijk verdicht. Dat is heel erg nodig, want die wijken kennen
vaak een hele ruime opzet en zijn nog heel erg vanuit de gescheiden functies bedacht.
Meer verdichten biedt dus ook weer mogelijkheden om nieuwe functies in die wijken
aan te brengen. Kortom, je zou zo'n hele wijk kunnen aanpakken met een programmatische
optopaanpak, geïndustrialiseerd, meteen ook de verduurzaming meepakkend en daadwerkelijk
meer woningen toevoegend.
Onderzoek van Stec heeft uitgewezen dat daar een potentie zit van 100.000 woningen.
Iedereen die ik spreek zegt eigenlijk dat dat een lage inschatting is, maar laten
we nou eens uitgaan van die lage inschatting. Hoe fantastisch zou het zijn om de komende
periode 100.000 woningen op te toppen? Zelfs al zouden we de helft doen, dan nog hebben
we een gigantische bijdrage geleverd. Die optoppotentie vind ik dus misschien nog
wel het mooist, eigenlijk mooier nog dan ieder ander voorstel voor het benutten van
de bestaande voorraad. Ik geloof erg in die optopaanpak. Met de gemeenten die dat
ook zien zitten, met de bouwers die dat ook zien zitten en met de corporaties die
dat ook zien zitten, wil ik graag aan de slag om na de zomer een programmatische aanpak
uit te werken.
Wil je dan de kwaliteitseisen voor transformatie en optoppen gelijktrekken met die
voor nieuwbouw? Dat zegt mevrouw Beckerman. In het Bouwbesluit 2012 is bewust een
keuze gemaakt om bij verbouw een andere systematiek van eisen te hanteren dan in het
Bouwbesluit 1992 en het Bouwbesluit 2003. Dat is gebeurd om de verbouw en transformatie
van woningen eenvoudiger te maken. Tot 2012 moest men bij verbouw voldoen aan de eisen
voor nieuwbouw, tenzij de gemeente hiervoor ontheffing tot een lager niveau verleende.
In de praktijk leidde dat tot een situatie waarin bij verbouw in het algemeen aan
nieuwbouweisen moest worden voldaan, omdat gemeenten terughoudend waren in het verlenen
van die ontheffing. Dat werd breed ervaren als een belemmering voor de verbouw en
de transformatie. Mede op verzoek van grote gemeenten is in 2012 besloten om uit te
gaan van een landelijk verbouwniveau. Dat verbouwniveau ligt tussen het niveau voor
bestaande bouw en nieuwbouw in. Het gaat er in de basis van uit dat het bestaande
kwaliteitsniveau van een bouwwerk door de verbouw niet mag verslechteren. Ook in het
Bbl is het verbouwniveau overgenomen, omdat daarvoor breed draagvlak was. Voor mij
is er nu geen aanleiding om die eisen heel erg op te schroeven, omdat ik toch wel
beducht ben dat dat tot een nieuwe rem gaat leiden. Ik denk dat we dat niet moeten
doen.
Mevrouw Beckerman (SP):
Wij hebben een motie hierover in voorbereiding voor morgen, voor het tweeminutendebat
Bouwregelgeving. Wij denken eigenlijk dat dit wél heel noodzakelijk is. Dat denkt
de Vereniging van Nederlandse Gemeenten ook, want zij pleit daar ook voor. Zij zegt:
als je wilt optoppen, zorg dan dat de kwaliteit wel goed is. Die kwaliteit moet niet
alleen goed zijn, maar moet ook op nieuwbouwniveau zitten. We kunnen bijvoorbeeld
verwijzen naar de brand van enkele weken geleden, waarbij bleek dat je wel degelijk
een probleem kunt hebben als je dat niet doet. Ik snap dat de Minister tempo wil maken,
maar als je niet nu al zegt dat je het heel goed gaat doen, kan het juist weleens
zijn dat je helemaal niet zo veel tempo kunt maken omdat er veel bezwaar tegen komt.
Gemeentes zeggen niet voor niets nu al nee.
Minister De Jonge:
Dat punt snap ik, hoor. Ik snap zeker dat u dat vraagt, omdat die brand natuurlijk
ook gerelateerd was aan optoppen. We hebben daar ook een debat over gehad. We moeten
vooral weten of het te maken had met het niet-houden aan eisen die wel gelden, of
dat het te maken had met eisen die te laag geformuleerd waren en die hoger geformuleerd
zouden moeten zijn. Ik heb u al gezegd dat ik dat onderzoek echt wil afwachten om
die keuze goed te maken. Als je namelijk generiek de eisen verhoogt, betekent dat
ook generiek meer kosten, generiek een langere bouwtijd et cetera. Je moet je altijd
goed bewust zijn van de implicaties van het generiek verhogen van eisen en wat dat
doet voor ieder project waarin de kosten moeten worden doorberekend. Dat laat onverlet
dat gebouwen natuurlijk gewoon brandveilig moeten zijn. Daarom wil ik dat onderzoek
ook afwachten. Als dat onderzoek aanleiding geeft om de eisen te verhogen, dan is
dat prima en dan gaan we dat doen, maar wel even in die volgorde. Ook betekent dat
dan nog niet generiek dat nieuwbouweisen all over the place moeten gelden, dus in
de volle breedte. Ook daar moeten we nog wel een onderscheid in willen maken, denk
ik.
De voorzitter:
In één zin het liefst, mevrouw Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
Maar dit kan ook duurkoop worden. Het nu goedkoop doen omdat dat lekker geld scheelt,
kan op de lange termijn echt een hele dure koop worden. Ik zou de Minister toch willen
vragen om hier heel stevig met de VNG over te spreken, want zij zegt niet voor niets
dat we die eisen tot 2012 hadden. We hebben die toen in een crisis losgelaten, maar
dat is echt niet slim.
Minister De Jonge:
Zeker, natuurlijk willen we met de VNG spreken. Als ik dat niet wil, dan willen zij
met mij spreken, dus dan heb ik ze alsnog aan de lijn. Dat is dus niet zo moeilijk.
Het punt is wel dat dat loslaten van die eisen destijds, toen er voor alle transformaties
nieuwbouweisen zouden moeten gelden, juist op verzoek van gemeenten is gebeurd. Nieuwe
inzichten moeten kunnen en bekeringen maken we allemaal door – daar kom ik zo nog
op – maar er was echt wel reden om ervan af te stappen. Ik ga er ook niet zomaar weer
naar terug, omdat het echt kostenverhogend is voor alle projecten, voor alle transformaties.
Meneer Boulakjar wil nou juist dat we meer transformaties gaan doen. Nou, vergeet
maar dat het er meer gaan worden als we de eisen gaan verhogen. Het zullen er dan
juist minder worden. Volgens mij moeten we dat ook in ogenschouw nemen. Overigens
moet het brandveilig zijn, dus daarover is geen discussie. Dat betekent niet generiek
all over the place de eisen verhogen.
Dan ga ik naar de leegstand toe, want ook dat gaat over de bestaande voorraad. Allereerst
noem ik de getallen. Ik heb een briljante administratie, maar nu ben ik ze weer kwijt.
O ja, daar heb ik ze. Bij leegstand worden vaak hele grote getallen genoemd. Als je
dan weer inzoomt, blijken het toch weer minder panden te zijn. Overigens is dit heel
verschillend in de verschillende grote steden. Amsterdam heeft er bijvoorbeeld vrij
veel last van, maar andere steden echt heel veel minder. Het CBS zegt dat er naar
verwachting zo'n 60.000 woningen langdurig leegstaan. Maar het CBS zegt ook dat ze
niet zeker weten of die 60.000 daadwerkelijk leegstaan, want in de helft van die woningen
is er nog wel energieverbruik meetbaar. Dan staan ze misschien niet zo leeg, maar
zijn ze als leegstaand in de CBS-administratie terechtgekomen. Op dit moment wordt
dus nader onderzoek gedaan of het er wel 60.000 zijn. Een deel van die 60.000 betreft
renovatieleegstand, dus langdurige renovatieleegstand. Daar kun je niet wonen, want
daar lopen bouwvakkers rond. Ik denk dus dat we niet op het netvlies moeten hebben
dat daar een enorm grote oplossing ligt voor het woningtekort van dit moment, omdat
mijn aanname is dat er veel minder daadwerkelijk langjarig leegstaande woningen zijn
dan we wellicht zouden willen om te kunnen inzetten. Dat is één.
Het tweede is wat we op dit moment hebben. We hebben een Leegstandwet, die gemeenten
echt hele mooie mogelijkheden geeft om met leegstaand vastgoed om te gaan. Amsterdam
gebruikt die mogelijkheden en gebruikt die ook fors. Er is een meldplicht om leegstaand
vastgoed na minimaal zes maanden te melden bij de gemeente, met een boete tot € 9.000
als dat niet wordt gedaan. Daardoor krijgt de gemeente dus inzicht in leegstaand vastgoed.
Er is een verplicht gesprek tussen eigenaar en gemeente op basis van die melding over
de vraag of de leegstand verklaarbaar is of niet. Als uit dat gesprek blijkt dat de
eigenaar geen legitieme reden heeft voor de leegstand, kan de gemeente een huurder
voordragen in een beschikking. Dat is nogal stevig. Sommigen zouden het wellicht een
inbreuk op het eigendomsrecht kunnen noemen, als ik het debat van vorige week op mijn
netvlies heb. Ik denk dat dit in ieder geval een veel fermere inbreuk op het eigendomsrecht
is dan de wet die we vorige week aan de orde hadden, maar misschien moeten we dat
nog een keer overdoen. Dit mag dus al. Dit heeft uw Kamer al goed gevonden. Dit mag
dus allemaal al. Dat gaat heel ver. Bij de Crisis- en herstelwet kan de meldplicht
zelfs worden verkort tot melden binnen drie maanden en kan het leegstandsgesprek sneller
plaatsvinden. De gemeente kan ook nog een huurprijs vaststellen – tjonge, wat een
inbreuk op het eigendomsrecht – als er een gebruiker wordt voorgedragen. Kortom, er
zijn heel veel dingen mogelijk voor een gemeente als ze met leegstand aan de slag
zou willen. Ik zou gemeenten willen aanmoedigen, zoals eerder door mevrouw Beckerman
aan mij is gevraagd, om daarvan gebruik te maken.
Zou ik dan ook nog een leegstandsbelasting kunnen invoeren? Ja, dat kan ook, maar
zouden we niet gewoon gebruikmaken van de wet die er is? Dat is gewoon een goede wet,
een ferme wet, waarmee je als gemeente eindeloos veel mogelijkheden hebt om leegstand
terug te dringen, nota bene tot het voordragen van een huurder en het bepalen van
de huurprijs aan toe. Me dunkt dat als je leegstand hebt in je gemeente, je daar als
gemeente ook goed mee aan de slag kunt. Ik heb hier ook nog een hele beschouwing over
leegstandsbelasting in relatie tot het eigendomsrecht, maar ik denk dat ik u die bespaar.
Ik ga door met de vraag van de heer Boulakjar over het ombouwen van woningen naar
kantoren. De heer Boulakjar zegt nu: van kantoren naar woningen. Dat lijkt mij ook
logischer eigenlijk. Dat staat hier ook, trouwens, en dat vroeg u ook! Wij maken natuurlijk
gebruik van de instrumenten die al bestaan en die ook succesvol zijn. We hebben 10.000
transformaties per jaar, dus dat is niet gering. Van de 90.000 woningen vorig jaar
waren er 10.000 transformaties. De transformatiefaciliteit die we hebben, dus de financieringsfaciliteit,
hebben we opgehoogd. Die hebben we afgelopen jaar met 20 miljoen opgehoogd. Daarnaast
hebben we recent een City Deal binnensteden gesloten, waarmee mijn voorganger Kajsa
Ollongren nog was begonnen, die ingaat op de transformatie van winkelgebieden. Je
ziet dat heel veel winkelgebieden toch wat desolaat beginnen te worden. We gaan daar
kijken of we winkels kunnen ombouwen tot woningen.
Dat sluit ook aan bij de vraag die mevrouw Van Dijk stelde, want juist in die winkelgebieden
zie je vaak dat er een rotte plek zit waar je je als gemeente al de hele tijd aan
ergert en waar je het maar niet voor elkaar krijgt om het daadwerkelijk gedaan te
krijgen. In die transformatiefaciliteit zit geld. In het landelijk expertteam zit
kennis op het gebied van transformatie. Ook dat kan allemaal helpen om meer te transformeren
en zelfs die rotte plekken beet te pakken. Mevrouw Van Dijk voegde daaraan de vraag
toe of je in de woondeals en de versnellingstafels die daarbij horen, afspraken kan
maken om de transformatie te versnellen. Ik denk dat dat sowieso kan op het transformatiepotentieel.
Ik denk dat ik dan aan uw beider vragen tegemoetkom. Misschien kan het zelfs wel tot
op het niveau van daadwerkelijk te transformeren locaties, maar ik zal nader moeten
bekijken of ik daar ook in kan helpen. Daar kom ik dan later in het jaar op terug.
Dat wordt in het najaar, voor de begroting.
Dan de microwoningen.
De voorzitter:
Meneer De Groot, ik ga u niet nu het woord geven, maar pas aan het einde van dit blokje.
Vindt u dat goed? Dank u wel. Gaat u verder, Minister.
Minister De Jonge:
Nou wordt het heel spannend!
Ben ik bereid om te kijken naar het vergunningvrij plaatsen van microwoningen? Kan
ik in gesprek gaan met de Nederlandse Vereniging van Banken over hypotheken? Het plaatsen
van microwoningen is echt een mooi initiatief; niet zozeer om de bestaande voorraad
beter te benutten, maar wel om de tuinen van die bestaande voorraad te benutten, bijvoorbeeld
voor mantelzorg. Ook voor wonen en zorg is dit dus een hele interessante optie. Niet
iedereen heeft natuurlijk zo'n grote tuin dat er een microwoning in zou passen en
evenmin heeft iedereen een schoonmoeder die graag in een microwoning zou willen wonen,
maar er zit wel degelijk potentieel in. We zorgen er in ieder geval voor dat de huidige
bouw- en gebruiksmogelijkheden voor mantelzorgwoningen ook onder de Omgevingswet in
stand worden gehouden. Daarmee blijft het plaatsen van mantelzorgwoningen onder bepaalde
voorwaarden inderdaad vergunningvrij. Daarnaast wordt het onder de Omgevingswet mogelijk
dat gemeenten in het omgevingsplan meer mogelijkheden bieden voor vergunningvrij bouwen.
We zijn al in gesprek met aanbieders van microwoningen om te kijken op welke wijze
we het plaatsen van microwoningen verder kunnen stimuleren. Het contact tussen de
aanbieders van microwoningen, de Nederlandse Vereniging van Banken en de Nationale
Hypotheek Garantie is al gelegd. Wij zullen waar nodig ook aansluiten bij die gesprekken.
Ik liet even een plechtige stilte vallen. Ik dacht: nu is het moment. Maar u heeft
helemaal gelijk, voorzitter. Ik zal me voegen naar uw orde.
Dan de transformatie van de vakantieparken. De heer De Groot zei dat hij hoopt dat
er straks veel meer transformatiepotentieel is dan de 60. Dat hoop ik zelf eigenlijk
ook, maar dit is het resultaat dat ik nu heb op basis van de inventarisaties die zijn
gedaan. De cijfers zijn gebaseerd op de inventarisatie die is uitgevoerd door de provincies,
ook omdat zij er meer kennis van hebben en ook verantwoordelijk zijn voor die afweging.
In mijn brief over de vervolgaanpak heb ik aangegeven dat ik inzet op registratie
en monitoring van de vakantieparken. Daar trekken we ook extra geld voor uit. Daardoor
neemt het inzicht in mogelijk te transformeren parken toe. Dat leidt mogelijk ook
tot een groter potentieel.
Inzicht krijgen in de situatie op alle parken in Nederland is een forse klus die heel
veel inzet vraagt aan de kant van het Rijk, omdat ik mevrouw Beckerman heb beloofd
dat ik mijn bekering ook daadwerkelijk in actie zal omzetten, maar zeker ook aan de
kant van gemeenten en provincies. Ik ben met gemeenten en provincies in gesprek om
te komen tot de efficiëntste manier om te ondersteunen bij die opgave, zodat we echt
van ieder vakantiepark weten of er toekomstig recreatief potentieel is, of er transformatiepotentieel
is en of er ook iets speelt met een andere opgave, namelijk of er inmiddels veel kwetsbare
bewoners zijn met wie je echt iets moet. Via de woondealoverleggen sturen we op de
vervolgstappen na de inventarisatie om te komen tot afspraken voor de parken die geschikt
zijn gebleken om te transformeren.
Dan ga ik toch even naar de vragen van mevrouw Beckerman. Zij zegt eigenlijk dat ze
er meer van had verwacht. Ze had meer verwacht van wat we nu doen. Volgens mij ben
ik altijd wel transparant geweest over wat ik van plan was te doen. Aanvankelijk heb
ik gezegd dat ik helemaal niet van plan was om on top of alles wat we al moeten doen
en alles waarmee we zijn gestart in deze kabinetsperiode, ook nog een aanpak van vakantieparken
te hebben, gewoon omdat dat ook weer heel veel vergt aan personele ondersteuning vanuit
het departement. Je moet het ook allemaal waar kunnen maken. Dat leidde tot grote
teleurstelling aan uw kant, maar ook aan de kant van de heer De Groot. U beiden heeft
mij overtuigd om toch wel wat te doen. Daar heb ik het de vorige keer met u over gehad.
Ik vind dat u terecht aandacht heeft gevraagd voor een rijksbemoeienis met de vakantieparken,
eigenlijk om een drietal redenen. Dat is met name omwille van de transformatie naar
woningen. Dat is niet zozeer uw inzet geweest, maar dat is meer de inzet van de heer
De Groot geweest. Twee is een aanpak van ondermijning. Ik denk dat dat alweer dichter
in de buurt komt van uw inzet. Drie is kijken of we betere zorg en ondersteuning kunnen
bieden, met name aan kwetsbare bewoners. Dat is uw inzet geweest. U heeft daarover
gezegd dat er sprake is van een roompottisering – dat was uw woord – van de vakantieparken,
waarbij vakantieparken worden opgekocht en bewoners van die vakantieparken het nakijken
hebben omdat zij daardoor in de knel kunnen komen. Dat hoort natuurlijk bij de derde
lijn die ik schets in de brief. Daarbij heb ik ook altijd gezegd dat ik het niet kan
tegenhouden als de ene eigenaar iets verkoopt aan de andere eigenaar. Dat wil ik ook
niet, want dat zou een hele bijzondere manier van inmenging in het privaatrecht zijn.
Tegelijkertijd speelt wel dat bestaande bewoners van vakantieparken in de knel kunnen
komen. Daar zullen we wel degelijk iets mee moeten. De gemeente is daar natuurlijk
eerst aan zet, maar dit is vaak iets wat de gemeente overstijgt, omdat er ook veel
inwoners van andere gemeenten op zo'n park wonen. We zullen dus in gezamenlijkheid
moeten kijken wat daarin de beste aanpak is. Er was een bestaande aanpak vakantieparken,
die is geëvalueerd. Er komt nu een nieuwe aanpak vakantieparken met deze drie loten
aan de stam. Daar gaan we mee aan de slag.
De voorzitter:
Ik snap dat men wil interrumperen. Ik vind dit ook vervelend, want het slaat het debat
een beetje dood, maar we hebben nog maar een uurtje en we hebben nog een tweede termijn
te gaan. Ik stel dus voor dat we toch even het blokje afmaken. Dan geef ik u daarna
het woord, nadat meneer De Groot het woord heeft gekregen over microwoningen. Oké?
Gaat u verder, Minister.
Minister De Jonge:
Ik ben wel bijna gereed. We kijken dus hoe we met een brede groep partijen, dus ministeries,
provincies, gemeenten en maatschappelijke organisaties, de vervolgaanpak vakantieparken
kunnen vormgeven. Daarbij wordt ook een actie uitgevoerd met betrekking tot het opkopen
en uitponden van vakantieparken. Ik kom er bij de Kamer op terug hoe we dat gaan doen.
Daarnaast werken we samen met HISWA-RECRON aan het beter voorlichten van recreanten
en huurders over hun rechtspositie op dit type parken.
De heer Boulakjar vroeg: zou je niet ook in de voetsporen van Bogaers kunnen treden
door te stoppen met de bouw van vakantieparken? Ik ben bereid om in heel veel voetsporen
van Bogaers te treden, maar deze wil ik even aan me voorbij laten gaan. Ik denk dat
vakantieparken prima gebouwd moeten kunnen worden. Ik geloof ook niet dat dat onze
grootste showstopper is in het versnellen van de reguliere woningbouw.
De voorzitter:
Allereerst de heer De Groot over de microwoningen.
De heer Peter de Groot (VVD):
Ik heb inmiddels al drie vragen, want ik heb ook twee vragen over de vakantieparken.
Ik zal kort beginnen met de microwoningen. Ik snap het pleidooi dat de Minister houdt
voor de mantelzorgwoningen en hoe het georkestreerd is rondom de vergunningverlening.
Ik ben in Gouda geweest. Daar ging het echt niet om een grote tuin, maar het was wel
heel mooi. Het zag er echt prachtig uit, en het zorgt voor een woning. In Gouda is
er ontzettend veel creativiteit nodig geweest om dit te organiseren met elkaar. Juist
daar ben ik op zoek naar iets meer ruimte of meer vastigheid voor andere gemeenten,
want die hikken daar gewoon tegenaan. Ik heb u niet heel expliciet horen zeggen dat
u dat ging doen, of ik heb niet goed geluisterd. Het kan dus ook echt aan mij liggen.
Minister De Jonge:
Of ik had het beter moeten zeggen. In Gouda is de wethouder trouwens zo enthousiast
geraakt over microwoningen dat hij er zijn werk van heeft gemaakt. Dat is inderdaad
een hele mooie showcase, maar kennelijk was het ook zo ingewikkeld dat hij er zijn
fulltimewerk van moest maken om die microwoningen voor elkaar te krijgen. Ik denk
dus dat we juist van de Goudse casus veel kunnen leren. Ik ben zeer bereid om met
gemeenten samen op te trekken om te kijken hoe je dit meer ruimte kunt geven. Nogmaals,
ik denk niet dat het dé oplossing is voor ons tekort, maar dé oplossing bestaat misschien
gewoon niet. Het is in ieder geval een oplossing die kan bijdragen aan zowel het verbeteren
van de situatie van wonen en zorg voor ouderen als het daadwerkelijk toevoegen van
woningen. Ik ben dus zeer bereid om de handschoen op te pakken en samen met de aanbieders
van microwoningen en de banken te kijken wat ik aan belemmeringen kan helpen wegnemen.
De voorzitter:
Mevrouw Beckerman, u was eerder in het rijtje. Ik dacht: ik doe het even op volgorde.
Mevrouw Beckerman (SP):
Oké. Toch is dit geen bekering. De Minister zegt dat hij er aan het begin van zijn
regeerperiode niks mee wilde, maar toch tot een bekering kwam. Nu is hij met de HISWA
aan het praten over beter voorlichten en ondersteunen van gemeenten. Het gaat wel
degelijk om een groot probleem. Dat raakt ook sterk aan de ruimtelijke-ordeningsportefeuille
van deze Minister. We hebben het over de bouw in en nabij Natura 2000-gebieden. We
hebben het over de bouw van luxe vakantievilla's, die ook een behoorlijke impact hebben
op het landschap. Daar moet wel degelijk ook een ideologische keuze worden gemaakt.
Deelt de Minister die mening?
Minister De Jonge:
Ja, maar ook daar speelt dat de gemeenten daar gewoon een wettelijke taak hebben en
dat provincies daar gewoon een wettelijke taak hebben. Ik zeg het toch even precies,
want anders gaan we er te anekdotisch over spreken en doen we ook nog alsof het grappig
is, terwijl het dat helemaal niet is. Het gaat hier over vakantieparken, waarvan ik
aanvankelijk inderdaad heb gedacht: bij alles wat we ook nog te doen hebben, laat
ik deze gewoon even aan gemeenten en provincies en maak ik hier eventjes niet mijn
werk van. U zei daarvan: dat kan niet; je kunt het niet alleen aan gemeenten en provincies
laten, want er spelen meer problemen op de vakantieparken. Het eerste is dat door
de opkoop van die vakantieparken er gewoon bewoners in de knel komen. Heel vaak worden
in vakantieparken, soms na jaren van leegstand, mensen gehuisvest die elders niet
terechtkunnen. Ze kunnen niet terecht in de sociale voorraad en hebben geen woning
in de gemeente, en verblijven daarom maar op een vakantiepark.
Daar zijn overigens verschrikkelijke voorbeelden van geweest. Fort Oranje is wel het
allerergste, denk ik, maar er zijn meerdere parken die heel erg aan het verloederen
zijn geraakt maar waar mensen wel hun woonruimte hadden. Als je zo'n park laat opkopen
en als zo'n park dan daadwerkelijk weer wordt gepimpt tot vakantiepark, betekent dat
wel dat een serieus aandeel van de mensen geen plek meer heeft. Kan de gemeente dan
zomaar voorzien in herhuisvesting? Nee, dat is vaak een hele grote klus. Ik weet dat,
want bij Fort Oranje ben ik zelf nog als wethouder van Rotterdam betrokken geweest,
hoewel dat absoluut geen Rotterdams grondgebied was. Er woonden wel heel veel mensen
uit Rotterdam op Fort Oranje. Er is een hele groep gemeenten bij betrokken geweest.
Daarbij hebben we destijds zelfs samengewerkt met de Rijksoverheid, omdat het een
vraagstuk was dat te groot was voor de gemeenten an sich. Op dat punt heb ik tegen
u gezegd: ja, u heeft mij overtuigd dat er inderdaad wel een noodzaak is tot rijksinzet.
Dat is één.
Twee is het punt van de heer De Groot: zou hier ook niet een transformatiepotentieel
zitten dat je onbenut laat als je er niet meer aandacht aan geeft, ook vanuit de Rijksoverheid?
Ja, daar ben ik het ook mee eens. Ook om die reden geloof ik wel degelijk toch in
een follow-up van de aanpak vakantieparken uit de vorige kabinetsperiode. Een derde
reden is – ook mijn collega is daar volop mee bezig – dat dit soort vakantieparken
vaak een magneet zijn voor allerlei ondermijnende activiteiten. Ook vanuit de aanpak
ondermijning zou je er dus eigenlijk iets mee moeten willen. Die drie redenen heb
ik u toegelicht in de brief. Die drie redenen zijn voor mij aanleiding om met een
aanpak te komen. Ik heb u de stand van zaken bij transformatie geschetst. Ik ben samen
met mijn collega Yeşilgöz bezig om de aanpak van ondermijning verder vorm en inhoud
te geven. Ten aanzien van parken met kwetsbare bewoners ben ik nog niet gereed met
het daadwerkelijk komen tot een landelijke aanpak, omdat ik die nu aan het uitwerken
ben met gemeenten en provincies, met maatschappelijke organisaties die daarbij betrokken
zijn, maar bijvoorbeeld ook met het departement van VWS en het departement van Sociale
Zaken, omdat het mede hun klandizie is, zou ik maar willen zeggen. Ik ben dus nog
niet gereed met die aanpak. Ik vind wel dat ik er iets mee moet, dus ik ben het in
die zin juist eens met mevrouw Beckerman. Ik hoop ook dat ik in de loop van dit jaar
met een aanpak voor dit deel kan komen waarover u enthousiast bent.
Op één punt ga ik niet met u mee, namelijk dat ik een taak zou hebben in het voorkomen
dat vakantieparken verkocht kunnen worden aan Roompot, dus in het tegengaan van de
roompottisering. Dat vind ik een veel ingewikkelder vraagstuk om mee om te gaan, omdat
ik dan eigenlijk zou treden in het privaatrecht en zou zeggen: u mag dit niet verkopen
aan die partij. Dat vind ik een rol die ik niet heb. Die kan ik ook niet hebben. Wel
kan ik ervoor zorgen dat de rechten van mensen serieus worden genomen, dat mensen
kunnen opkomen voor hun rechten, dat anderen ook in de bres kunnen springen voor huurders,
kwetsbare huurders in dit geval, die met hun rug tegen de muur staan en zien dat ze
van hun vakantiepark af worden geduwd. Daar wil ik me voor inzetten. Ik wil kijken
wat ik op dat punt zou kunnen bereiken. Ik kom in uw richting terug met een aanpak
waarvan ik hoop dat u er ook enthousiast over kunt zijn.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik blijf dit heel lastig vinden. Voor die kwetsbare bewoners moet inderdaad een oplossing
komen, maar we hebben een groter probleem dan alleen dat. Dat is dat bijvoorbeeld
de laatste familiecamping in Zandvoort verdwijnt. Maar we zien ook dat veel mensen
hiertegen in actie komen, bijvoorbeeld op Leekstermeer, waar bewoners nu hun camping
hebben teruggekocht van zo'n investeerder. In Hoek van Holland hebben recreanten – het
zijn geen bewoners maar recreanten – hun camping teruggekocht. We zien ook dat steeds
meer gemeenten hiervoor pleiten, niet alleen dat recreanten dat kunnen maar ook dat
gemeenten dat kunnen via het voorkeursrecht, omdat die roompottisering helemaal niet
zo'n gewenste trend is. Dat kaarten wij aan, maar wij kaarten ook de positie van de
recreanten aan. Die is heel erg zwak. Ze verliezen vaak duizenden euro's. Dat kan
niet worden opgelost met alleen een aanscherping van de HISWA-RECRON-voorwaarden,
al was het maar omdat die op heel veel parken niet eens van toepassing zijn. Deelt
de Minister die opvatting?
De voorzitter:
Voordat ik de Minister het woord geef, constateer ik dat de heer De Groot ook nog
vragen heeft staan. Of zijn die inmiddels al beantwoord? Nee. Ik ga die zo bij u ophalen,
maar ik wil u er ook even op attenderen dat het 17.10 uur is en dat we nog een stuk
grondbeleid hebben en een stuk overig. Dit gaat over een brief, die overigens niet
geagendeerd stond voor deze vergadering. U heeft op 27 september nog steeds de kans
om hier uitgebreid met elkaar over in debat te gaan. Dat gaat u ongetwijfeld ook doen.
Wellicht is dat een nog iets beter moment om het er met elkaar over te hebben. Toch
ga ik, voordat de Minister reageert op mevrouw Beckerman, nog even kijken of de heer
De Groot zijn vraag kan meegegeven. Dan kan de Minister die meenemen in zijn beantwoording.
De heer Peter de Groot (VVD):
Ik heb uw aanmoediging gehoord, voorzitter. Ik zal het kort houden. 60 parken komen
mogelijk in aanmerking voor transformatie. Ik denk dat de Minister best z'n best heeft
gedaan, maar als je het niet aan de vve van een park of aan de eigenaar van een park
vraagt, en de gemeente zegt «voor ons is dit een recreatiecluster», dan blijf je een
beetje in die discussie met elkaar zitten. Ik denk dus dat daar nog veel werk te verzetten
is. Daar hoeven we het verder niet over te hebben nu, want er komt een vervolg aan.
Ik heb nog een openstaande vraag liggen over de motie-Koerhuis/Van Eijs en de wetswijziging
die voorlag. Ik heb vragen gesteld over de handhaving.
Minister De Jonge:
Ik meen dat u de vraag over die motie ook schriftelijk heeft gesteld, of niet?
De voorzitter:
Meneer De Groot, even ter verduidelijking. U heeft dit in uw eerste termijn gevraagd,
toch? Maar heeft u het ook schriftelijk gevraagd?
De heer Peter de Groot (VVD):
Nee. Ik heb in de schriftelijke vragen niet gevraagd of de Minister bereid is om een
nulmeting te doen. Het duurt nog even voordat de Omgevingswet er is, met de mogelijkheid
voor gemeenten om nu al te handelen.
Minister De Jonge:
Excuus, ik had ’m even niet scherp. U deed zelf een suggestie, voorzitter. De brief
is nu niet geagendeerd. Op 27 september is dat wel het geval. Volgens mij heeft mevrouw
Beckerman, maar ook de heer De Groot, mij weer eens extra aangemoedigd om hier op
27 september tot de tanden toe bewapend te verschijnen en dan ook echt weer een stap
verder te zijn in de uitwerking hiervan. Dat lijkt mij eigenlijk goed, gegeven wat
mevrouw Beckerman ermee wil, maar ook wat de heer De Groot ermee wil. Ik heb in die
brief de stand van zaken van nu geschetst. Daarmee is het niet klaar; daarmee zijn
we net begonnen. Wij hebben nog meer te doen op het punt van de vakantieparken. Daar
zou ik het voor nu eerlijk gezegd bij willen laten, als u het goedvindt.
De voorzitter:
Ik kijk mevrouw Beckerman en de heer De Groot even specifiek aan. Bent u het ermee
eens om dat debat dan uitvoerig te voeren?
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik heb een voorstel van orde, want daarom liep ik even langs bij collega's. Ik heb
niet per se noodzaak voor een tweede termijn, dus wat mij betreft kunnen we een tweeminutendebat
aanvragen – dat is mijn voorstel – en de Minister gewoon laten antwoorden, waarna
we heel even heropenen voor een aanvraag. Maar ik hoef niet per se een tweede termijn.
Gewoon antwoorden vind ik prima.
De voorzitter:
Maar wilt u het dan nog steeds over de vakantieparken hebben, of zullen we dat op
27 september wat volwaardiger doen? Het is een beetje het eind van het debat.
De heer Peter de Groot (VVD):
Het staat ons hier natuurlijk vrij om ook vragen te stellen aan de Minister over zaken
die niet op de agenda staan, wat mij betreft. U noemde 27 september, maar bij dit
punt gaat het erom – en dat is wel belangrijk – dat er gewoon mensen zijn die tot
27 september elke dag handhaving op de stoep hebben staan. Daar gaat deze vraag over.
Het is een serieuze vraag voor vandaag. Wij kunnen zeggen «nou, wij gaan lekker met
vakantie», maar die mensen voelen dat niet zo, want zij hebben de handhaving op de
stoep staan. Daarom stel ik de vraag vandaag.
De voorzitter:
Het was ook meer een technisch voorstel, gegeven de tijd en omdat u normaal gesproken
een tweede termijn wilt. Dan heb ik nog een kwartier voor grondbeleid en overige vragen.
Dan kijk ik nog steeds naar mevrouw Beckerman. Wilt u dit nu verder behandelen of
wilt u er op 27 september over spreken? Ik heb vernomen dat ook de Minister dan tot
de tanden toe bewapend is.
Mevrouw Beckerman (SP):
Mijn voorstel was meer dat de Minister gewoon antwoord geeft op de vragen van de heer
De Groot. Dan hoeven we geen tweede termijn voor de Kamer. Eventueel kunnen we er
dan – dat is een eigen afweging – bij een tweeminutendebat op terugkomen.
De voorzitter:
En u beantwoordt dan wel in de tweede termijn de handhavingskwesties, Minister?
Minister De Jonge:
Die vraag wordt even uit de stapel getrokken. Daar kom ik op terug in de richting
van de heer De Groot. Voor het overige zeg ik dat zowel de heer De Groot als mevrouw
Beckerman andermaal de urgentie van dit onderwerp heeft benadrukt. Juist omdat ik
weet dat het u ernst is, heb ik een brief geschreven over de aanpak van de vakantieparken
en over wél een rijksbetrokkenheid, daar waar ik dat eigenlijk niet van plan was.
U vindt ook dat het nog niet klaar is. Nou, dat vond ik zelf ook, want we zijn eigenlijk
pas net begonnen. Wat mij betreft voeren we daar op 27 september verder het debat
over. De vraag die de heer De Groot stelde, trekken we uit de stapel en daar komen
we op terug.
Dan ga ik naar grondbeleid. Ik heb u een brief gestuurd over het grondbeleid. De heer
Grinwis deed overigens de suggestie om daar nog eens apart over door te spreken. Uiteraard;
als u mij daartoe roept, zal ik er zijn. Vrij lang geleden, namelijk in het jaar dat
ik geboren ben, zelfs nog voor mijn geboorte, is er een kabinet gevallen over het
grondbeleid. Volgens mij was dat het kabinet-Den Uyl/Van Agt. Dat ging heel erg over
de vraag hoe je daar met een publieke en een private bril naar moet kijken. Is het
systeem waarin de baten met name privaat worden geïnd en de kosten met name publiek
moeten worden gemaakt, nou een systeem dat voor de lange termijn kan blijven gelden?
Sinds de val van dat kabinet zou je kunnen zeggen dat het devies is geweest: hou je
mond over grond. Eigenlijk is er op dat punt nooit meer daadwerkelijk beleid gemaakt.
Sterker nog, er is in 2010, 2011, 2012 een crisis geweest, waardoor gemeenten heel
erg moesten bezuinigen en ook al hun grondposities moesten afwaarderen. Ze hebben
hun afdelingen grond ook daadwerkelijk gesaneerd, waardoor maar op een hele geringe
manier invulling is gegeven aan actief grondbeleid vanuit gemeenten.
Ik denk dat het in het kader van het weer gaan voeren van regie over de volkshuisvesting
en over de ruimtelijke ordening, echt de moeite waard is om het hele thema grondbeleid
weer ter hand te nemen, daar waar we alle andere tegels al hadden opgelicht en omgedraaid.
Dat heeft geleid tot een kloek stapeltje moties van uw hand en tot een kloeke brief
van mijn hand, die daarop het antwoord zijn. Ik denk dat het echt gelukt is om de
analyse te maken op een manier waardoor experts ook zeggen: ja, dit is inderdaad hoe
het zit. Ook gemeenten zeggen: dit is inderdaad hoe het zit, dit is inderdaad wat
ons parten speelt.
Het is vervolgens gelukt om een aanpak te maken waarin we de dingen die we op korten
termijn kunnen doen in dat eerste spoor, namelijk het ondersteunen van gemeenten bij
een veel actiever grondbeleid, ook daadwerkelijk gaan doen, bijvoorbeeld het beter
inzetten van de Wvg en het beter inzetten van de mogelijkheden voor onteigening. Die
zijn echt belangrijk om te zorgen dat we actiever grondbeleid voeren vanuit gemeenten
en om te zorgen dat we een deel van de traagheid die nu het gevolg is van het grondbeleid
dat tot op heden gevoerd is, kunnen oplossen. Dat kan grosso modo met de huidige wetgeving.
Een tweede spoor is het verbeteren van het kostenverhaal. Daarbij kom je al een beetje
op dat domein uit 1977, namelijk het domein waarin je zegt: is de manier waarop de
kostenontwikkeling van grond wordt verdeeld op dit moment nou eerlijk? Zijn de kosten
niet al te vaak voor de publieke kant en zijn de winsten, de baten niet al te vaak
voor de private kant? In dat tweede spoor is dat met name op het kostenverhaal gericht.
Ik denk dat dat een heel belangrijk spoor is. Dat gaan we ook nog gewoon in deze kabinetsperiode
doen. Het beeld dat we alles naar de toekomst toe duwen, herken ik in dat opzicht
dus niet, omdat we dat kostenverhaalvraagstuk – dat is een ingewikkeld vraagstuk –
nou juist op een betere manier willen doen. Dat heeft er natuurlijk alles mee te maken
dat we heel vaak de woorden «onrendabele top» horen. Dat hoort u waarschijnlijk ook
heel vaak. Maar die top wordt ergens onrendabel door. Een deel van de reden dat die
onrendabel wordt, is dat op het moment dat er aan kostenverhaal kan worden gedaan,
de inbrengwaarde van grond al dusdanig is dat er heel weinig ruimte is om aan kostenverhaal
te kunnen doen.
Hoe komt dat nou? Dat komt omdat vaak de verwachtingswaarde veel te hoog was bij de
taxatie of bij de verkoop van grond omdat er heel veel tussenstappen zijn geweest
waarbij gedacht is: daar zou je misschien weleens heel veel hele dure woningen kunnen
bouwen. Dan leidt dat tot een verwachtingswaarde, een inbrengwaarde die eigenlijk
niet meer reëel is, zeker niet als je voor twee derde betaalbaar wil bouwen. Dat is
de opdracht uit het coalitieakkoord. Dat maakt dat ik denk dat er op kostenverhaal
een hele hoop te verbeteren valt door veel duidelijker te zeggen aan de voorkant dat
twee derde betaalbaar gebouwd moet worden en dat er wel degelijk kosten in rekening
gebracht zullen worden, die dan aan de voorkant ingeprijsd moeten worden. Laat ik
het zo zeggen.
Een derde is: hoe kun je nou omgaan met de waardestijging als gevolg van gebiedsontwikkeling?
Kun je daar nou een deel van afromen en in het gebied houden? Daar heb je de baatbelasting
voor, maar die werkt natuurlijk niet goed genoeg. Het is een bestaande mogelijkheid,
dus die moeten we juridisch verbeteren. Maar dat is ook niet echt wat er wordt bedoeld.
Er wordt dan vaak meer gehint op de planbatenheffing; er zouden overigens meerdere
vormgevingen zijn. Daarvan heb ik inderdaad gezegd dat het meer tijd kost dan we in
deze kabinetsperiode hebben om dat daadwerkelijk te gaan doen. Dat heeft er ook mee
te maken dat dit gegeven alle wijzigingen die we al hebben in deze kabinetsperiode,
niet het allerbeste moment is om die te introduceren. Die zou ook niet morgen helpen
om het kostenverhaal te verbeteren of om gebiedsontwikkelingen te versnellen. Eerder
andersom, het heeft juist eerder een risico op het vertragen van gebiedsontwikkelingen.
Ik wil dat wel onderzoeken, maar het al dan niet invoeren daarvan laat ik inderdaad
aan een volgende kabinetsperiode. Dat wil niet zeggen dat we op al die andere fronten
in het grondbeleid niet gewoon de stappen zetten die noodzakelijk zullen zijn.
De SP vraagt: waarom geen maatregelen om het opknippen van grond en speculatie te
voorkomen? Ik denk dat er juist wel veel maatregelen in zitten die de speculatieve
grondhandel juist indammen. Sowieso maakt het gaan werken met twee derde betaalbaar
bouwen in heel Nederland al heel erg uit voor de verwachtingswaarde waarmee men denkt
te kunnen gaan rekenen. Het kostenverhaal verbeteren betekent echt dat je aan de voorkant
al moet inprijzen dat er uiteindelijk zal worden afgerekend op kostenverhaal. Dat
betekent dus allemaal wel dat die prijsopdrijvende handel aan de voorkant er veel
minder is. Het veel beter inzetten van de Wvg helpt bijvoorbeeld heel erg om speculatieve
grondhandel te voorkomen. Ook het helpen van gemeenten om die Wvg in te kunnen zetten,
helpt. Als je bijvoorbeeld een wat kleinere gemeente bent, je een hele grote gebiedsontwikkeling
wil doen en je daarvoor de Wvg in wil zetten, betekent dat dat je op je kleine begroting
hele grote kosten moet maken bij de aankoop van grond als van de Wvg daadwerkelijk
gebruikgemaakt gaat worden. Ik ga gemeenten er juist bij helpen om samen financieringsconstructen
uit te werken om te kijken of ze dan toch die gebiedsontwikkeling kunnen doen.
Kortom, ik denk dat er juist heel veel maatregelen in zitten die echt helpen om die
speculatieve grondhandel tegen te gaan. Ik heb ook in deze brief aangekondigd de verkenning
te doen naar een heffing ter voorkoming van speculatieve grondhandel. Dat sluit weer
aan bij die andere discussie die we hadden over het opknippen en verkopen van landbouwgrond.
Dat is overigens een breder ding. Dat gaat eigenlijk over consumentenbescherming.
De heer Boulakjar heeft ook om een brief daarover gevraagd. Die brief zit in de pen.
Die hoop ik deze week of volgende week gereed te hebben. Dat vergt afstemming met
de Minister van Financiën. Die is daar de eerste penvoerder op, omdat het met name
gaat om de relatie met consumentenbescherming, de AFM et cetera.
Gaat de Minister ook helpen in de financiering? Ik heb zojuist twee dingen aangegeven.
Het ene is: daar waar we van gemeenten verwachten dat ze actiever grondbeleid gaan
voeren en we van gemeenten, ook kleinere gemeenten, verwachten dat die de Wvg, de
Wet voorkeursrecht gemeenten, vaker gaan inzetten, moeten we kleine gemeenten met
grote gebiedsontwikkelingen helpen om die Wvg daadwerkelijk te kunnen effectueren.
Je moet wel het geld hebben om die grond op te kunnen kopen als je er beslag op hebt
gelegd. Als je er voorkeursrecht op hebt gevestigd, moet ik zeggen. Dat is dus één
ding. Twee: we helpen nu natuurlijk op alle mogelijke manieren om onrendabele grondexploitaties
alsnog rond te krijgen. De Startbouwimpuls, waar we het net over hebben gehad, is
voor een deel zo'n instrument. De Woningbouwimpuls, die we hebben, is voor een deel
zo'n instrument om onrendabele toppen in gebiedsontwikkeling publiek af te dekken.
Ik zou het alleen naar de toekomst toe verstandig vinden als dat in mindere mate noodzakelijk
is.
Een deel van het onrendabel zijn van een top in een gebiedsontwikkeling komt namelijk
bijvoorbeeld omdat in de programmering onvoldoende rekening is gehouden met wat er
daadwerkelijk betaald kan worden. Er is dan dus te duur geprogrammeerd. Er is bij
grond vaak in de verwachtingswaarde al uitgegaan van een te dure programmering. Daardoor
is de inbrengwaarde van die grond eigenlijk al heel hoog en kan er in geringe mate
sprake zijn van kostenverhaal. Daardoor moet er publiek te veel worden aangelengd.
Voor de langere termijn zou je natuurlijk eigenlijk willen dat de gebiedsontwikkeling
veel meer zichzelf bedruipt, dus dat zowel de lusten als de lasten in een gebiedsontwikkeling
veel eerlijker verdeeld worden tussen publiek en privaat. Daarvoor zijn eigenlijk
alle instrumenten in de grondbrief bedoeld, zoals ik die neerzet.
Dan het CDA. Dat heeft eigenlijk een beetje een afgeleide vraag, namelijk over de
erfpacht. Ik meen dat het een in de herkomst Amsterdamse vraag is. Althans, dat vermoed
ik omdat de hele discussie over consumentenbescherming eigenlijk een hele Amsterdamse
discussie is. Dat is natuurlijk ook de gemeente waar de meeste erfpacht is. Ik heb
deze vraag al eens eerder op mijn bord gekregen. Toen heb ik gezegd dat ik eigenlijk
zou vinden dat de consumentenbescherming als het gaat over erfpacht aan de gemeenteraad
is. Het college stelt namelijk het beleid vast en de gemeenteraad controleert het
college in het vaststellen van beleid. Daarbij moet die er eigenlijk rekening mee
houden of het belang van de betalers van erfpacht voldoende is meegewogen. Ik denk
dat daarin voorzien is in de rol die de gemeenteraad eigenlijk al heeft.
Er is een handreiking in de maak die bedoeld is om gemeenten te ondersteunen bij het
opnieuw vormgeven van erfpacht of voor wanneer zij erfpacht als beleid willen invoeren.
In april is er ook een rondetafel geweest met erfpachtspecialisten en stakeholders.
Erfpacht is natuurlijk in de basis een privaatrechtelijke overeenkomst, maar het erfpachtbeleid
is wel degelijk vastgesteld in de gemeenteraad. Dat is dus wel degelijk publiekrechtelijk
vastgesteld, zou je kunnen zeggen. Het aanpassen van bestaande contracten kan alleen
met wederzijdse instemming. Een gemeente kan een aanbod doen aan erfpachters van bestaande
contracten, maar de erfpachter beslist of die dat aanbod accepteert. Erfpacht is inderdaad
een collegebevoegdheid, maar een gemeente controleert het college. Het gemeentebestuur
bepaalt het erfpachtbeleid.
De voorzitter:
Mevrouw Van Dijk, daar wilt u wat over zeggen.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Het is breder dan de Amsterdamse discussie, want er komen steeds meer gemeentes op
de lijn over dit onderwerp, onder andere de gemeente Den Haag. De bevoegdheid ligt
bij het college. Vaak ziet de raad het niet eens en weet hij helemaal niet wat hier
gebeurt. Daar zit voor mij een punt. Wie controleert degene die het opstelt? Het zou
misschien al helpen als we iets met die bevoegdheid zouden kunnen doen. Dan die wederzijdse
instemming. Als ik als consument niet instem, wat dan? Wat zijn mijn rechten? Waar
kan ik op de trom slaan? Wie beschermt mij? Ik vind echt dat we hier een probleem
hebben dat we niet moeten onderschatten.
Minister De Jonge:
Ik denk dat het verstandig is als ik er bij u op terugkom. Als het beleid door het
college wordt bepaald, is het dus altijd de raad die het beleid van het college moet
vaststellen en controleren. Als er een indexatieparagraaf «meelopend met de inflatie»
in het beleid zit, bijvoorbeeld op de CPI-index, dan is het aan de gemeenteraad om
te zeggen: dat vind ik een goed of slecht idee. Als de gemeenteraad het een goed idee
vindt en vervolgens ziet wat het doet bij erfpachters, kan hij zeggen: hé, dat gaat
wel heel hard omhoog. Als die erfpachter dan vraagt wie er nou eigenlijk voor zijn
recht opkomt, dan is het antwoord: de gemeenteraad, die de indexatiepercentages moest
controleren die door het college zijn vastgesteld. Ik zou denken dat het zo in elkaar
zit. Maar u kijkt mij aan alsof ik iets over het hoofd zie. Het is misschien beter
als ik er eventjes op afstudeer en er bij u op terugkom.
De voorzitter:
De Minister heeft toegezegd dat het terugkomt. Misschien heeft u een extra vraag om
mee te geven.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Misschien zie ik het over het hoofd, maar omdat ik die signalen van meerdere kanten
krijg, vind ik het wel de moeite waard om precies met elkaar te weten hoe het zit,
voordat we conclusies trekken die misschien te voorbarig zijn. Het zou fijn zijn om
er nog even op terug te komen.
De voorzitter:
Wanneer komt u erop terug bij mevrouw Van Dijk, Minister?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Er ligt ook een opdracht/verzoek van de Kamer van anderhalf jaar geleden op grond
van de motie-Geurts/Grinwis over een betere consumentenbescherming. Er ligt dus wel
degelijk een verzoek bij de regering om te kijken hoe die consumentenbescherming verbeterd
kan worden. Ik verwacht dus meer dan alleen maar een verwijzing naar de gemeenteraad.
De voorzitter:
De Minister komt erop terug. Ik hoor dat het goed komt.
Minister De Jonge:
Er is een motie-Geurts/Grinwis ingediend en er loopt op dit moment een onderzoek.
Er is ook de initiatiefnota-Koerhuis. Zijn naam zij geloofd en geprezen, alhamdulillah.
Wij komen er na de zomer op terug, want dan zal dat onderzoek zijn afgerond. In mijn
beleidsreactie kom ik terug op de vraag waarvan ik zojuist aan mevrouw Van Dijk heb
beloofd erop af te studeren.
De voorzitter:
Mevrouw Van Dijk.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dan zou het misschien mooi zijn als er ook gewoon concreet antwoord kan komen op de
vraag: wie beschermt deze consument?
De voorzitter:
Helder.
Minister De Jonge:
Helder, I will.
De voorzitter:
Dan het blokje overig.
Minister De Jonge:
Het blokje overig. Allereerst Kronenburg. In het commissiedebat in mei heb ik uw Kamer
geïnformeerd dat ik samen met Harbers een onafhankelijk adviseur heb aangesteld om
te kijken wat er mogelijk is om een doorbraak te creëren en tot een gezamenlijk gedragen
oplossingsrichting te komen. Dat zit daar best al een aantal jaren muurvast. Die onafhankelijk
adviseur is echt nodig om met verschillende belanghebbenden te kijken wat er mogelijk
is. Hij heeft dat onderzoek inmiddels afgerond. Die conclusie bespreek ik nog voor
de zomer – ik weet uit betrouwbare bron, namelijk mijn eigen agenda, dat het morgen
is – met Harbers. En daar kom ik dan in uw richting op terug. Vervolgens wordt er
natuurlijk eerst een gesprek gevoerd met de gemeente Amstelveen, zodat een gezamenlijke
koers bepaald kan worden. Voor alle partijen is het dan wenselijk om dat proces snel
te doorlopen, zodat er snel duidelijkheid komt. Ik wil uw Kamer echt zo snel mogelijk
informeren, maar u bent telkens weer sneller dan ik kan werken. Ik kom er in uw richting
op terug.
Kunnen daar ook met prioriteit kant-en-klare woningen aan jongeren worden toegewezen?
Ik had wat aarzeling bij die motie, maar zij is wel aangenomen. Kortom, uw motie heeft
meer indruk gemaakt dan mijn aarzelingen. Daar zal ik dus wat mee moeten in de uitvoering.
Ik ga deze zomer eens eventjes kijken wat daarmee zou kunnen.
Dan de netcongestie. Het is gewoon waar dat dat echt wel een groot probleem is bij
heel veel locaties. Ik hoor het op allerlei fronten terug. Was het maar waar dat er
een snelle oplossing voor was. Die is er niet vanwege de beperkte netcapaciteit, maar
ook soms vanwege de investeringscapaciteit. Ik denk aan personeel, materiaal, ruimte.
Het kiezen voor het een betekent automatisch dat het kiezen voor het andere niet kan.
Dat moet dan weer langer wachten. Recent is het Landelijk Actieprogramma Netcongestie
opgestart. Dat zet in op drie sporen, namelijk het sneller bouwen van energie-infrastructuur,
het stroomnet slimmer gebruiken en de flexibele capaciteit vergroten. Dat moet gaan
leiden tot meer aansluitcapaciteit en een snellere uitbreiding van het energienet.
Collega Jetten is daar uiteraard in de lead en wij werken weer met collega Jetten
samen. Maar ook met deze inspanningen zal de vraag naar elektriciteit voorlopig de
capaciteit overschrijden en daarom wordt er tegelijkertijd ingezet op het prioriteren
van energie-infra en het programmeren van energie-infra. Binnenkort volgt er een brief
van collega Jetten waarin de Kamer wordt geïnformeerd over de situatie op dit moment
en ook de inspanningen die worden geleverd om de schaarste aan transportcapaciteit
te verminderen. Voor de hele korte termijn voorzien wij geen problemen met de aansluiting
van de locaties die op dit moment in aanbouw zijn. Maar goed, je komt zeker projecten
tegen, bijvoorbeeld flexprojecten, waarbij het op korte termijn niet lukt.
Een heel interessante ontwikkeling heb ik pas bezocht: een batterij in de wijk. Dat
is wel een heel interessante oplossing om een beetje om de netcapaciteitproblematiek
heen te werken. Het zijn allemaal zonnepanelen op de daken en een batterij in de wijk
om zelf te voorzien in elektriciteit. Dat type innovatie moeten we vooral blijven
aanmoedigen.
De voorzitter:
Meneer Nijboer, wilde u daar nog op reageren? Ik zag u net als eerste een hand opsteken.
De heer Nijboer (PvdA):
Minister Jetten zal er wel mee bezig zijn, maar het gaat allemaal wel een beetje stroef,
als ik kijk naar de verdeling, de capaciteit en wie voorrang heeft. Ik wil de Minister
en het kabinet op het hart drukken om wonen wel echt prioriteit te geven. Ik wil niet
zeggen dat scholen en ziekenhuizen niet voorgaan, maar het grote energieverbruik zit
vooral in economische sectoren, zoals de industrie. Als wonen prioriteit krijgt bij
de netverdeling, vrees ik niet zo, maar volgens mij is dat nog niet goed geregeld.
Minister De Jonge:
Maar daar zit natuurlijk ook wel weer een grens aan. U zegt het zelf: scholen en ziekenhuizen
moeten immers ook worden aangesloten. Over grote aansluiters in het bedrijfsleven
heeft u gelijk; die zou je achteraan kunnen zetten, hoewel je daardoor natuurlijk
geen investeringen wilt mislopen. Die wil je wel graag hebben. Het is economisch dus
erg onverstandig als je ze allemaal achteraan in de rij zet. Maar u heeft gelijk;
prioriteren doet altijd pijn en je moet kiezen. Woningen wil je zo veel mogelijk naar
voren halen, maar daar zitten ook weer grenzen aan. Collega Jetten gaat u daarover
informeren en wij trekken daarin samen op.
Ik ga naar de corporaties en de eventuele financiering van corporaties voor de middenhuur.
De heer Grinwis vroeg daarnaar en ik dacht ook mevrouw Van Dijk. Even over die middenhuur.
Wij moeten sowieso een regeling maken voor de middenhuur, zodat het uit kan, zodat
nieuwbouw uit kan; heel belangrijk. Als het uit kan voor marktpartijen, kan het daarmee
ook uit voor corporaties. Dat is gewoon zo. Dat is de basis van waaruit we moeten
denken en werken. Het tweede is dat het waarschijnlijk makkelijker uit kan voor het
duurdere deel van de middenhuur en dat het moeilijker uit kan voor het goedkopere
deel van de middenhuur. Je wilt echter wel dat dat goedkopere deel wordt gebouwd.
Voor de doorstroming is het namelijk erg belangrijk dat de goedkoopste helft van de
middenhuur gewoon gebouwd kan worden. Dat zou weleens kunnen betekenen dat je daar
de ruimte in de DAEB zou willen benutten. Daar was ambtelijk altijd de waarschuwing
«don't mention the war»: begin er niet over in Brussel, want voor je het weet hebben
we überhaupt ons hele stelsel van woningcorporaties op de tocht gezet, en dat moet
je niet willen. Maar inmiddels denkt men ook in Brussel wel anders, omdat uit meerdere
lidstaten geluiden komen dat dit deel van de markt eigenlijk onvoldoende bediend kan
worden.
Ik wil best dat gesprek voeren met Brussel. Dat doe ik ook al. Maar Brusselse molens
draaien ook weer niet zo snel dat het onmiddellijk tot een regeling leidt van «ja
hoor, prima, we verhogen even de DAEB-grens». Overigens weet ik nog niet of dat de
beste oplossing is. Je moet eigenlijk bij de sociale sector zijn. Dat is echt een
sector waar de DAEB-grens met name woningcorporaties bedient in het kunnen neerzetten
van sociale huurwoningen. Daar waar middenhuurwoningen eigenlijk ook een wat gunstiger
regime nodig zouden hebben, dus meer garantstelling, opdat je goedkoper kunt leveren
en beter kunt financieren, is het de vraag of dat alleen voor corporaties zou moeten
gelden. Waarom dan ook niet voor marktpartijen die in hetzelfde segment bouwen? Ik
wil dus wel met een iets opener blik kijken naar hoe we met die DAEB-discussie omgaan.
Ik kan ook geen beloftes doen over of die ruimte er in Brussel uiteindelijk blijkt
te zijn. Als uw vraag is of er gesprekken worden gevoerd, is het antwoord: jazeker
worden er gesprekken gevoerd, niet alleen door Nederland maar ook door een aantal
andere lidstaten. Daar waar Brussel eerst helemaal niet zo ontvankelijk was voor dat
gesprek, is men dat nu wel. Ik wil dat op een behoedzame, voorzichtige manier in de
Nederlandse situatie bespreken, omdat ik denk dat het niet alleen over corporaties
gaat, maar eigenlijk ook over marktpartijen die dezelfde financieringsbehoefte zouden
kunnen hebben. Dus laat de kip even broeden, zou ik willen zeggen. Dat was een veel
korter antwoord geweest, en misschien ook wel een beter antwoord. Dit was in ieder
geval completer.
Welke doelstelling heeft de Minister voor de coöperaties? Wooncoöperaties kunnen wel
degelijk een mogelijkheid bieden. Ideologisch vind ik het in ieder geval iets heel
moois, want dit is een manier waarop een initiatief uit de samenleving ook daadwerkelijk
de ruimte zou kunnen krijgen om tot ontplooiing te komen. Waarom zou het allemaal
via de instituties moeten en zou het niet gewoon vanuit het eigen initiatief van mensen
kunnen? Veel initiatieven komen maar moeilijk tot realisatie, dus ik wil de kans van
slagen van veelbelovende initiatieven vergroten. Er is vorig jaar een amendement ingediend
dat daar 10 miljoen voor vrijmaakt. Die wil ik inzetten om tot een goede aanpak te
komen. Er is een partij nodig die veelbelovende initiatieven die in aanmerking komen
voor financiering kan selecteren. Met banken spreek ik ook over hun bijdrage aan de
financiering, en met gemeenten spreek ik over locaties en ondersteuning. In het najaar
moet u geïnformeerd kunnen worden over een aanpak op dit vlak. Ik ben voor. Het is
taai. Het gaat ook niet leiden tot de grote getallen die we nodig hebben. Maar het
gaat wel leiden tot het beter kunnen omarmen van maatschappelijk initiatief, en dat
hebben we hard nodig. Punt. Daarmee ben ik gereed, volgens mij.
De voorzitter:
Ik zie nog een aantal leden die vragen hebben, dus u bent er nog niet helemaal, denk
ik. Meneer Boulakjar, u was eerst.
De heer Boulakjar (D66):
Ik heb een korte vraag. Dank voor het antwoord met betrekking tot de wooncoöperaties.
Mevrouw Beckerman en ik hebben een rondetafelgesprek geïnitieerd in het inmiddels
heilige najaar. Ik verzoek de Minister om zijn stukken en brieven voor dat rondetafelgesprek
naar de Kamer te sturen. Daar hebben we volgens mij nog geen exacte datum voor, maar
de griffie zal dat even nakijken.
Minister De Jonge:
Dat ga ik proberen.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik had nog een vraag over het structureel betrekken van woningzoekenden bij participatie
rondom nieuwbouw.
Minister De Jonge:
Ja, daar ben ik het zeer mee eens. De Omgevingswet moedigt dat aan en geeft daar eigenlijk
ook alle ruimte voor. Participatie is voor het eerst ook echt een wettelijke plicht,
zij het vormvrij. Ik denk dat dat ook wel belangrijk is. Waar ik me groen en geel
aan erger, is dat we in Nederland procedureland met name de mensen die al een woning
hebben en de boze buurman de ruimte geven om eindeloos in het geweer te komen tegen
woningbouw die gewoon nodig is. Daarbij hebben we het recht op uitzicht eigenlijk
belangrijker gemaakt dan het recht op het hebben van een woning. Dat onderdeel van
de Wet versterking regie volkshuisvesting krijgt veel aandacht. Dat gaat de komende
tijd ook veel aandacht krijgen in uw Kamer, denk ik. Na de zomer gaan we met elkaar
deze wet behandelen om te kijken of we die procedures meer in balans kunnen brengen.
Daarbij gaat het om de balans tussen het belang van de mensen die een woning hebben
en vooral hun uitzicht aan het verdedigen zijn, en het belang van de mensen die nog
een woning nodig hebben en voor wie veel te weinig wordt opgekomen. Die willen we
weer een beetje in evenwicht gaan brengen. Dat zit in de Wet versterking regie volkshuisvesting.
Maar ik ben het helemaal met u eens: als je aan de voorkant de participatie veel beter
vormgeeft en daarbij ook al in staat bent om woningzoekenden veel meer een stem te
geven, dan helpt dat wel om evenwicht te brengen in de discussie in de gemeenteraad.
Want ook op de gemiddelde tribune van de gemeenteraad zitten doorgaans de mensen die
nee zeggen en zeer zelden de mensen die zeggen: ja, alsjeblieft, kom maar door met
die woningen, want mijn kinderen hebben ze nodig, of ik heb er zelf een nodig. De
woningzoekende is ook in zo'n gemeenteraadsvergadering niet heel erg in beeld. Verschillende
gemeenten pogen dat echt wel, maar daar moet echt veel meer vorm en inhoud aan worden
gegeven, want zonder dat zal de balans uit beeld blijven. Ik ben het dus zeer met
u eens.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Ik had nog een vraag gesteld over die botsproeven in Utrecht. Ik vroeg wat de nevenschade
wordt van de regulering van de middenhuur, hoeveel beleggingswaarde daardoor verdampt
en hoeveel faillissementen dat gaat opleveren. Is dat in kaart gebracht?
Minister De Jonge:
Volgens mij is dat uw lievelingsonderwerp, maar ook mijn lievelingsonderwerp. Het
gevaar is dat we daar de rest van de middag en de avond mee zouden kunnen vullen.
Maar we hebben ook gewoon een wetsbehandeling die gaat over de Wet betaalbare huur
en de implicaties daarvan en van de regulering van de middenhuur. Ik denk dus dat
we dat moment naar hartenlust moeten aangrijpen om alle disputen op dit punt te beslechten.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Het lijkt mij heel goed om dan eens goed de degens te kruisen.
De voorzitter:
Dat is een mooie belofte.
De heer Nijboer (PvdA):
Mevrouw Beckerman en ik hadden nog een vraag gesteld over de plannen van de Woonbond.
Wij waren benieuwd naar de reactie van de Minister daarop. Wij waren er razend enthousiast
over, dus ik hoop dat de Minister dat ook is.
Minister De Jonge:
Ik probeer het even uit mijn hoofd te doen. Met het doel van de aanpak van de Woonbond
ben ik het zeer eens. Toen ik de plannen zag, dacht ik: ik herken een hele hoop. Ik
heb bij een aantal elementen natuurlijk ook wel aarzeling. Om één aarzeling te noemen:
men ziet voor zich dat de financiering met name vanuit de overheid moet komen. Ik
denk dat dat echt onverstandig is. Je hebt namelijk juist heel veel privaat kapitaal
nodig om aan die enorme financieringsbehoefte tegemoet te komen. Met de bouw van 900.000
woningen zijn honderden miljarden gemoeid. Het idee dat je dat vanuit de overheid
zou kunnen financieren, is voor de belastingbetaler in ieder geval geen goed idee.
Het beperkt ook weer de uitgavemogelijkheid op andere fronten, waar we natuurlijk
ook belastinggeld aan uit willen blijven geven met elkaar. Dat is dus één element
waar ik echt wel aarzeling bij heb. Overigens komt er ook 7,5 miljard aan inframiddelen
en ruim een miljard voor de afschaffing van de verhuurderheffing. Dat is heel erg
veel geld. Er gaan ook miljarden naar verduurzaming. Me dunkt dat we al behoorlijk
veel van rijkswege financieren. Dat moet allemaal worden opgebracht door belastingbetalers.
Ik wil dus niet zeggen dat ik daar onmiddellijk enthousiast over ben.
Het tweede waarvan ik niet weet of dat nou de verstandigste keuze is, is het volgende.
Men zegt: je zou met de sociale voorraad eigenlijk niet moeten mikken op 30%, maar
op 40%. Ik denk dat dat ten koste gaat van de woningen die je kunt bouwen voor middengroepen.
Je zult namelijk ook altijd een vrij segment nodig hebben om aan kruisfinanciering
te kunnen doen voor die twee derde betaalbare woningen. Binnen die twee derde betaalbaar
naar 40% sociaal gaan betekent een kleiner aandeel voor middengroepen. Ik denk eerlijk
gezegd dat we voor middengroepen juist het meest zullen moeten bouwen. Ik ben dus
meer voor een net iets andere keuze binnen die twee derde betaalbaar. Ik zeg: je moet
focussen op 40% voor middengroepen en 27% sociaal. Die 27% sociaal moet je dan zo
verdelen dat je die sociale woningen met name bouwt in gemeenten die dat de afgelopen
jaren veel te weinig hebben gedaan. Dat lijkt mij een verstandiger keuze. Maar nou
loop ik allemaal dingen te noemen waarbij ik een ander accent zou plaatsen, terwijl
ik de hele gedachte van de Woonbond, namelijk veel meer inzetten op meer overheidsregie
en meer betaalbaar bouwen, juist heel erg deel. Aan de richting van de keuze van de
Woonbond wil ik dus zeker niet afdoen. Ik wil alles op alles zetten om nu juist door
de dip en door de crisis heen te bouwen. Daar ben ik van harte voor, want als we dat
niet doen en de bouw echt inzakt, hebben we daar nog jarenlang last van. Daar wees
u net ook op. Met name de mensen met de kleinste portemonnee hebben daar dan het meest
last van. Ik snap die inzet van de Woonbond dus heel erg goed.
De heer Nijboer (PvdA):
Ik denk dat het verschil tussen de Woonbond en de Minister ook wel het verschil tussen
de PvdA – ik zal niet voor de SP spreken, maar mevrouw Beckerman heeft geen interruptie
meer – en de Minister is. Als je zo veel publieke doelen hebt, is er ook wel publiek
geld nodig. Ik vroeg hem naar meer geld voor wegen, maar ik denk dat alleen de verhuurderheffing
ook niet genoeg is voor de woningcorporaties, ook gezien de winstbelasting waar ze
mee kampen en zeker als we de komende jaren ook nog huurmatiging willen, waar ik voorstander
van ben. Ik denk dat dit nog wel echt een verschil is. We zagen dat net ook bij de
vragen van de heer Grinwis over het betalen van de garantie. Er is ook nog wel een
verschil tussen de doorrekeningen van de programma's van PvdA en GroenLinks en die
van de plannen van het kabinet. Ik denk dat we het met dit budget niet redden.
Minister De Jonge:
Ik snap dat u dat zegt. Alleen, voorlopig redden we het daarmee natuurlijk wel. We
hebben die doorrekening onlangs weer gedaan. Het economisch gesternte is inderdaad
flink veranderd, maar we hebben afgesproken dat we de nationale prestatieafspraken,
althans de doorrekening daarvan, eens in de zoveel tijd gaan herzien. Eens per jaar
maken we een nieuwe doorrekening. Die doorrekening laat juist zien dat de opdracht
voorlopig uit kan. Die laat ook zien dat het voor latere jaren inderdaad begint te
knellen, zeker in een aantal regio's. Dat moeten we gewoon eerlijk onder ogen zien.
Na de zomer kom ik bij u terug over de vraag hoe we de solidariteit binnen de sector
adequaat kunnen vormgeven, bijvoorbeeld met projectsteun, binnen de gemeente, de regio,
de provincie et cetera en uiteindelijk zelfs landelijk. Daar kom ik dus op terug.
Maar ook de herziene doorrekening laat juist zien dat het voorlopig uit kan. Laat
dit voor corporaties vooral een aanmoediging blijven en geen ontmoediging worden om
juist alles op alles te zetten om te blijven bouwen of om te gaan bouwen. Dat laatste
moet ik eigenlijk zeggen. Dat zie je corporaties eerlijk gezegd ook wel doen. Dat
is dus het goede nieuws daar weer van, denk ik.
De voorzitter:
Ik kijk nog even naar de andere leden. Er zijn geen vragen. Dan ga ik eerst meneer
Van Haga het woord geven voor wat niet zijn tweede termijn is.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Nee, alleen voor het aanvragen van een tweeminutendebat. Bij dezen.
De voorzitter:
Dan heb ik een lijst met toezeggingen. O, meneer De Groot.
De heer Peter de Groot (VVD):
Ik zat nog op het antwoord op mijn vraag over de handhaving te wachten. Ik dacht dat
de Minister misschien nog wilde schorsen. Daarom zat ik net even te twijfelen. We
hebben nog een heel kwartier.
Minister De Jonge:
Gewoon in alle eerlijkheid: ik geef u het antwoord dat ik zojuist aangereikt kreeg.
Mocht u aan het einde van het antwoord denken: nou, ik heb weleens een doorleefder
antwoord van deze Minister gehoord, dan snap ik waarom u dat zou zeggen en dan maak
ik op 27 september alles goed. Ik denk dat we het zo moeten doen.
Uw vraag was: hoe kijkt de Minister nu aan tegen de handhaving op permanente bewoning
van recreatiewoningen? Zo hebben wij die vraag tenminste geregistreerd. In recreatiewoningen
wordt doorgaans alleen tijdelijk en recreatief verblijf toegestaan. Een locatie die
geschikt is voor recreatie, is namelijk niet automatisch ook geschikt voor permanente
bewoning. Dat kan bijvoorbeeld te maken hebben met de ligging, de bouwkundige staat
of de bereikbaarheid. In de gevallen dat permanente bewoning van een recreatiewoning
wel mogelijk en wenselijk is, beschikken gemeenten over verschillende instrumenten
om dit ook juridisch mogelijk te maken. Onder de Omgevingswet, die op 1 januari 2024
in werking treedt, zullen hiervoor meer mogelijkheden zijn. In andere gevallen zijn
gemeenten in beginsel verplicht om handhavend op te treden. Ik heb gemeenten opgeroepen
om hierbij de menselijke maat centraal te stellen en in acht te nemen, bijvoorbeeld
door bewoners de tijd te geven om andere woonruimte te vinden en hen daarbij hulp
te bieden. Gemeenten hebben daarop ook gewoon het beste zicht. Afzien van de handhaving
is alleen toegestaan in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als er zicht is op legalisering
of als handhaving onevenredig is. De beoordeling van de wenselijkheid en mogelijkheid
van legalisering en handhaving blijft een kwestie van maatwerk waarop gemeenten op
lokaal niveau en de provincies op provinciaal niveau het beste zicht hebben. Daarnaast
kunnen besluiten natuurlijk worden getoetst bij de bestuursrechter.
De heer Peter de Groot (VVD):
Het was zo'n mooi debat, maar dit is toch erg teleurstellend, want hierover ging mijn
vraag niet. Ik stelde de vraag in relatie tot de wetswijziging die al voorlag en de
ruimte die daarin geboden moest worden aan mensen die een recreatiewoning hebben om
daarvoor ook een objectgebonden vergunning te kunnen krijgen. Anderhalf jaar geleden
is dat voorstel uit de Eerste Kamer teruggetrokken en we wachten natuurlijk al heel
lang op die Omgevingswet. Die was namelijk het argument. Maar de mensen die daar nu
zitten, kunnen niet wachten op dat ding en ook niet op 27 september. Het was dus echt
een serieuze vraag of de Minister nu zou willen kijken naar een nulmeting en of hij
die handhaving ten minste op wil schorten tot de Omgevingswet er is.
Minister De Jonge:
Ik moet nou heel erg graven in mijn geheugen. Volgens mij heb ik u hierover namelijk
een brief geschreven. Ik heb u heel veel brieven geschreven. Dit was een van de honderden
brieven die u heeft gekregen. Volgens mij heb ik daarin betoogd dat de Omgevingswet
ingaat per 1 januari 2024 en dat het, gewoon gegeven de snelheid van wetgevingsprocessen,
niet mogelijk is om in de tussentijd een wet te maken die mensen eerder zou kunnen
helpen dan het ingaan van de Omgevingswet per 1 januari 2024. Een wetstraject zou
dus niet eerder tot een oplossing kunnen leiden voor deze mensen dan dat de Omgevingswet
dat zou kunnen doen.
U heeft de subsidiaire vraag gesteld of er dan in de tussentijd iets mogelijk zou
zijn om de tijd naar de Omgevingswet te overbruggen. Die vraag neem ik gewoon even
mee terug, want anders ga ik freestylen en dat moet ik niet doen. Die neem ik gewoon
eventjes terug en daar kom ik apart, schriftelijk bij u op terug, opdat u dat ook
kunt toetsen.
De voorzitter:
Dan ga ik mijn best doen om uw toezeggingen allemaal goed te verwoorden, want de laatste
heb ik in ieder geval nog niet genoteerd. Dan zeg ik tegen de leden: de Woonbond heeft
u natuurlijk wel een brief gestuurd, maar die stond nog niet in de procedurevergadering
en daarop heeft u ook nog geen reactie van de Minister kunnen vragen per brief. Ik
geef u maar de tip mee voor een volgende procedurevergadering na het reces. O, die
is morgen. Nou, dan kunnen we het wellicht dan tegemoetzien.
Het tweeminutendebat is aangevraagd door meneer Van Haga. Hij zal dus de eerste spreker
zijn. Het zal uiteraard na het reces plaatsvinden.
Dan de toezeggingen:
– De Kamer ontvangt in het najaar een stand-van-zakenbrief inzake het interdepartementaal
beleidsonderzoek, ibo, over de Startbouwimpuls.
– De Kamer ontvangt na de zomer een brief inzake de uitwerking van het Nationaal Fonds
Betaalbare Koopwoningen.
Minister De Jonge:
Na de zomer is dus eerder dan in het najaar, hè? Dat zeg ik zodat daar geen verwarring
over bestaat.
De voorzitter:
Voor Prinsjesdag is na de zomer, toch? Ja. Na de zomer registreren we nu als «voor
Prinsjesdag».
– De Kamer ontvangt voor 19 september 2023, dus voor Prinsjesdag, een brief over de
instelling van het revolverend fonds.
Minister De Jonge:
Dat is hetzelfde. U heeft twee toezeggingen over hetzelfde geregistreerd. Het Nationaal
Fonds Betaalbare Woningen is namelijk een revolverend fonds.
De voorzitter:
Er zijn specifieke, aparte vragen over gesteld, namelijk enerzijds over dat het een
revolverend fonds is – daar hadden we net ook al een ding over, maar ik ga het dan
nu alsnog even verduidelijken – en anderzijds over het Nationaal Fonds Betaalbare
Koopwoningen überhaupt. Maar als u dat samenvoegt, vind ik dat ook goed.
Minister De Jonge:
Het is echt hetzelfde. We hebben één nationaal fonds.
De voorzitter:
En dat is sowieso revolverend. Oké, waarvan akte.
Minister De Jonge:
Dat ene nationale fonds is sowieso revolverend. Dus twee en drie zijn één toezegging.
Dat scheelt weer.
De voorzitter:
Er werd wel door twee verschillende mensen naar gevraagd, maar goed, we gaan het daarmee
doen.
– De Kamer ontvangt na de zomer een brief inzake de participatie van gemeenten.
Dat klinkt heel obligaat.
Minister De Jonge:
Dat ging allemaal over hetzelfde, namelijk de mate waarin gemeenten of marktpartijen
inderdaad zouden kunnen participeren in dat nationaal fonds. Dat hoort allemaal bij
die ene toezegging.
De voorzitter:
Uitstekend. Het is allemaal geregistreerd. Dit wordt allemaal door de redactie vastgelegd.
Mooi. Zo wordt het geregistreerd. Toezegging vijf.
– De Kamer ontvangt voor de begrotingsbehandeling een terugkoppeling op het gesprek
van de Minister met de VNG en DUO om ervoor te zorgen dat starters met een DUO-lening
aan een hypotheek kunnen komen.
Minister De Jonge:
Ja. Het was wel iets verkennender dan dit, maar als u het zo opschrijft, begrijpen
wij prima wat u bedoelt, volgens mij. Ik ga met de opdracht van mevrouw Van Dijk aan
de slag.
De voorzitter:
Mooi. Dan punt zes.
– De Kamer ontvangt in het najaar een brief over de te transformeren locaties vanuit
de woondeals en de versnellingstafels.
Minister De Jonge:
Excuus. In het najaar komt er inderdaad een brief over de manier waarop we transformatie
onderdeel kunnen maken van de woondeals en de versnellingstafels. De vraag was ook
of ik daar ook op het niveau van locatie op kan duwen.
De voorzitter:
Oké. Ik zie allemaal instemmend geknik aan de overkant, dus dat is mooi. Zeven.
– De Kamer ontvangt na de zomer een brief inzake erfpacht en consumentenbescherming
met daarin antwoord op de vraag wie de consument beschermt.
Minister De Jonge:
Ja, met daarin het onderzoek waartoe uw Kamer mij heeft opgeroepen.
De voorzitter:
Uitstekend. Punt acht.
– De Kamer ontvangt de brief inzake wooncoöperaties voorafgaand aan het rondetafelgesprek
over wooncoöperaties.
Het rondetafelgesprek zal overigens vermoedelijk in oktober gepland gaan worden. Dus
dan weet u alvast ...
Minister De Jonge:
... wanneer de brief vermoedelijk af moet zijn.
De voorzitter:
... wanneer dit verwacht wordt. Dan heb ik de laatste toezegging nog niet. Die was
gedaan aan Peter de Groot. Weet u die uit uw hoofd, meneer De Groot? Kunt u die herhalen?
De heer Peter de Groot (VVD):
De Minister stuurt een briefje – misschien doet hij dat nog wel voor het reces, wie
zal het zeggen, want over de termijn hebben we niet gesproken – over de oproep om
tussen nu en de invoering van de Omgevingswet wellicht te komen tot een opschorting
van het handhaven op wonen op recreatieparken.
De voorzitter:
Kunt u zich hierin vinden?
Minister De Jonge:
Ik vind dat de heer De Groot mijn toezegging zeer adequaat weergeeft. Wij kunnen het
dus de volgende keer ook gewoon andersom doen. Dan doet u het gewoon op mijn plaats,
meneer De Groot.
De voorzitter:
Dan rest mij u te danken. Het was me een genoegen om uw laatste commissiedebat van
het politieke jaar voor te zitten. U heeft morgen nog een tweeminutendebat Bouwregelgeving.
Dat zal ik niet voorzitten. Dan rest mij niks anders dan u te bedanken voor de aanwezigheid,
en uiteraard ook de Minister en zijn ondersteuning, de mensen op de publieke tribune,
de bode en de redactiedienst. Ik wens u een hele genoeglijke avond.
Sluiting 17.56 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.B. Hagen, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
G.C. Honsbeek, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.