Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van lid Minhas over berichtgeving in de Telegraaf over de economische schade van knelpunten in de weg-, vaarweg- en spoorweginfrastructuur
Vragen van het lid Minhas (VVD) aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht «Goederenvervoer loopt massaal vast: economische schade naar recordhoogte» (ingezonden 23 juni 2023).
Antwoord van Minister Harbers (Infrastructuur en Waterstaat) mede namens de Staatssecretaris
van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 13 juli 2023).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Goederenvervoer loopt massaal vast: economische
schade naar recordhoogte»?1
Antwoord 1
Ja, daar hebben wij kennis van genomen.
Vraag 2
Wat is uw reactie op het feit dat de economische schade door vertragingen in het goederenvervoer
op de weg, vaarwegen en het spoor in 2022 is gestegen naar een recordhoogte van 1,7
miljard euro?
Antwoord 2
Vertragingen in ons mobiliteitssysteem leiden tot maatschappelijke en economische
schade. Het onderzoek dat de Logistieke Alliantie heeft laten uitvoeren, laat dit
maar weer eens zien. Het maakt ook duidelijk dat voor ons mobiliteitssysteem een goede
infrastructuur belangrijk is. Samen met vele partners wordt daaraan gewerkt.
Vraag 3
Kunt u reflecteren op de uitkomsten van het onderzoek dat is uitgevoerd door Panteia
in opdracht van de Logistieke Alliantie en dit tegen het licht houden van zowel het
huidige goederenvervoerbeleid, als uw brief over visie op de toekomst van het spoorgoederenvervoer
d.d. 7-4-2023?
Antwoord 3
De knelpunten die in het rapport van Panteia worden geïdentificeerd, zijn herkenbaar.
De knelpunten voor wegen zijn ontleend aan de bij het ministerie bekende filetop.
Voor vaarwegen zijn de knelpunten voortkomend uit wachttijden en stremmingen bij sluizen
en bruggen bekend. Deze komen op hoofdlijnen overeen met knelpunten benoemd in de
Integrale Mobiliteitsanalyse (IMA; Kamerstuk 31 305, nr. 328).
Voor spoorwegen benoemt de rapportage knelpunten voortkomend uit vertragingen op – met
name – de Brabantroute. Daarbij geeft men aan dat deze samenhangen met doorvoer tussen
België en Duitsland en met het omleiden van treinen die vanwege de bouw van een derde
spoor tussen Zevenaar / Emmerich en Oberhausen geen gebruik kunnen maken van de Betuweroute.
Alhoewel deze bouwwerkzaamheden nog enige jaren voortduren, mag verwacht worden dat
de noodzaak om treinen om te leiden op termijn zal verminderen.
Omtrent de becijfering van de economische schade valt op dat bij de schadeberekening
voor wegen ook allerlei gerelateerde kosten (onder andere van uitwijken en onbetrouwbaarheid)
en indirecte kosten worden meegenomen. Bij vaar- en spoorwegen is daartoe geen poging
gedaan. Daarmee is er enige disbalans in de becijfering van de economische schade
tussen de beschouwde modaliteiten.
Meer specifiek in het perspectief van de brief over de visie op de toekomst van het
spoorgoederenvervoer laat de analyse de urgentie zien van de noodzaak om goederenvervoer,
waar mogelijk meer dan nu gebeurt, over spoor te doen plaatsvinden dan over de weg.
Met een dergelijke «modal shift» kan de druk op sommige knelpunten in het wegennet
enigszins verminderd worden. In het Toekomstbeeld spoorgoederenvervoer wordt bezien
binnen welke kaders groei van het spoorgoederenvervoer mogelijk is en wat hiervoor
nodig is.
Vraag 4
Kunt u toelichten waarom er binnen de huidige beleidsaanpak voor het toekomstbestendiger
maken van het spoorgoederenvervoer knelpunten ontstaan op belangrijke goederencorridors?
Antwoord 4
Niet alles kan tegelijk. De huidige beleidsaanpak richt zich op het verbeteren van
de Havenspoorlijn, de uitrol van ERTMS, het mogelijk maken van een treinlengte van
740 meter en studie naar een Goederenroutering Noordoost Europa (GNOE). Deze dossiers,
die elk een eigen tijdshorizon kennen, creëren nieuwe kansen voor het spoorgoederenvervoer.
Voor het wegnemen van knelpunten op de door de onderzoekers benoemde goederencorridors
geldt dat hiervoor op dit moment geen middelen beschikbaar zijn.
Voor de Goederenvervoercorridor Oost is de aanleg van het Derde spoor tussen Zevenaar
/ Emmerich en Oberhausen van groot belang. Onze Duitse partners zijn hier volop mee
aan de slag. In voortgangsrapportages omtrent het spoorgoederenvervoer wordt uw Kamer
regelmatig hierover geïnformeerd.
Vraag 5
Heeft u in beeld of de noodzakelijke herstelwerkzaamheden deze knelpunten zullen opheffen?
Zo ja, op welke termijn? Zo nee, welke investeringen zijn hier nog meer voor nodig?
Antwoord 5
Voor zover de beschreven knelpunten op belangrijke goederencorridors herstel vergen,
zijn deze gelegen op de Havenspoorlijn. ProRail heeft de daarvoor benodigde herstelwerkzaamheden
in uitvoering. Naar verwachting zijn deze in de loop van volgend jaar afgerond.
Vraag 6
Kunt u toelichten hoe u gaat waarborgen dat het investeringsprogramma van het Rijk
– het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) – zo snel mogelijk
wordt uitgevoerd om te voorkomen dat de kosten voor het goederenvervoer in de toekomst
nog verder zullen stijgen?
Antwoord 6
Voorafgaand aan het Commissiedebat Strategische Keuzes Bereikbaarheid op 30 maart
jl. en in de MIRT-brief aan de Kamer van 23 juni jl. is de Kamer geïnformeerd over
de noodzakelijke herprioritering binnen het Mobiliteitsfonds als gevolg van een opeenstapeling
van problematiek (Kamerstuk 36 200 A, nr. 65 en Kamerstuk 36 200 A, nr. 78). Dit heeft als consequentie dat 17 MIRT-projecten voorlopig gepauzeerd worden; andere
projecten blijven doorgang vinden. De gepauzeerde opgaven blijven, gelet op hun belang
voor de bereikbaarheid, behouden in het MIRT-overzicht en mijn inzet is erop gericht
deze projecten zo snel als mogelijk weer op te starten. Dat kan op het moment dat
er voldoende ruimte is: financiële, personele en stikstofruimte. In samenwerking met
de regio’s bezien we op welke wijze gepauzeerde projecten goed voorbereid kunnen worden
op een toekomstige herstart. Voor de komende jaren wordt prioriteit gegeven aan de
grote instandhoudingsopgaven van de netwerken. Op die manier kunnen we blijven doorwerken
aan de bereikbaarheid in Nederland.
Voor spoor geldt dat de instandhoudingsbehoefte momenteel herijkt wordt en extern
gevalideerd. Over het basiskwaliteitsniveau en te maken afwegingen die hieruit kunnen
volgen, is te verwachten dat de Kamer begin volgend jaar geïnformeerd wordt.
Vraag 7
Kunt u toelichten hoe u een potentiële kostenstijging voor het goederenvervoer in
de toekomst uiteindelijk maximaal gaat proberen te dempen?
Antwoord 7
De inzet is uiteraard om de economische schade voor het goederenvervoer zoveel mogelijk
te beperken. Dit begint echter bij het handhaven van een basiskwaliteitsniveau voor
alle netwerken. Pas daarna is de aanpak van knelpunten aan de orde. Daarbij moeten
we realistisch zijn. Op dit moment is er binnen het Mobiliteitsfonds geen financiële
ruimte voor beleidsintensiveringen. Op het moment dat er weer voldoende financiële,
personele en stikstofruimte is, is mijn inzet om nu gepauzeerde (vaar-)wegprojecten
weer zo snel als mogelijk is op te starten.
Vraag 8
Hoe rijmt u de conclusie van het onderzoek dat naast investeringen in onderhoud, er
ook nog steeds een grote behoefte is aan aanpassingen en uitbreidingen van de infrastructuur
met het feit dat de beschikbare middelen en capaciteit door uw ministerie alleen zullen
worden ingezet voor onderhoudsprojecten?
Antwoord 8
De noodzaak dat naast investeringen in onderhoud ook investeringen in aanpassingen
en uitbreiding van infrastructuur nodig zijn, onderschrijven wij. De aanlegprojecten
die nu gepauzeerd worden, zijn van belang om huidige knelpunten op te lossen en gelet
op de groei van mobiliteit zullen deze projecten ook in de toekomst nodig blijven.
De opeenstapeling van diverse problematiek heeft echter geleid tot het moeten maken
van scherpe en pijnlijke keuzes, namelijk het pauzeren van een deel van het aanlegprogramma
bij wegen en vaarwegen. Er is echter geen sprake van afstel van deze projecten: op
het moment dat er weer sprake is van voldoende financiële, personele en stikstofruimte,
zullen de projecten weer gefaseerd opgestart worden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.