Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Krul en Van den Berg over het bericht 'Provincie: 'Wijzig wet om nieuw Zeeuws OV-systeem mogelijk te maken''
Vragen van de leden Krul en Van den Berg (beiden CDA) aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht «Provincie: «Wijzig wet om nieuw Zeeuws OV-systeem mogelijk te maken»» (ingezonden 16 juni 2023).
Antwoord van Staatssecretaris Heijnen (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 13 juli
2023).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht van de PZC «Provincie: «Wijzig wet om nieuw Zeeuws OV-systeem
mogelijk te maken»»1 en zou u op de verschillende bevindingen willen reflecteren?
Antwoord 1
Ja, hiermee ben ik bekend. Ik voel me zeer betrokken bij de regionale bereikbaarheidsopgaven
en ondersteun het initiatief van de provincie Zeeland en andere regio’s van harte.
Samen met mijn collega in Zeeland werk ik aan een routekaart voor de bereikbaarheid
van Zeeland conform de motie Van Ginneken en De Graaf2. Conform de motie Van Ginneken, Minhas en Krul brengen we ook de belemmeringen in
kaart bij het tot stand brengen van gecombineerd publiek en/of openbaar vervoer3. Onderdeel van die analyse is de vraag of huidige nationale regelgeving hier ook
(deels) een belemmering vormt. Ik voer deze acties uit in overleg met de provincie
Zeeland en de samenwerkende decentrale vervoersautoriteiten. Het onderwerp publiek
vervoer is onderdeel van de actieagenda Mobiliteitsvisie 2050, die ik voor de begrotingsbehandeling
in het najaar aan uw Kamer zal sturen. Daarbij worden ook initiatieven in andere provincies
meegenomen.
Vraag 2
Deelt u de opvatting dat provincies de ruimte en mogelijkheden moeten hebben tot het
invoeren van innovatieve vervoerssystemen zoals beschreven in bovengenoemd artikel?
Antwoord 2
Ja, ik ondersteun provinciale initiatieven die zich richten op innovatieve vervoerssystemen.
Het combineren van verschillende vervoersvormen ten behoeve van verschillende doelgroepen
is hierbij een interessante ontwikkeling. Ik volg in dit kader met interesse de ontwikkeling
van de Zeeuwse Mobiliteitscentrale en stel daarvoor expertise ter beschikking. Binnen
het kabinet ga ik de mogelijkheden bespreken om hieraan ook een financiële bijdrage
beschikbaar te stellen.
Vraag 3
Gaat u alles op alles zetten om mee te werken aan dit innovatieve vervoerssysteem,
gezien de urgentie en het belang van bereikbaarheid voor heel Nederland?
Antwoord 3
Ja, sociale inclusie, toegankelijkheid voor reizigers met een beperking, bereikbaarheid
van voorzieningen en brede maatschappelijke welvaart zijn belangrijke thema’s voor
mijn ministerie. Het doet me deugd dat verscheidene instanties en organisaties zich
sterk maken voor het behalen van deze doelen, ieder vanuit zijn of haar eigen verantwoordelijkheid.
Vraag 4
Zou u inzicht willen geven in de status van de genoemde wetswijziging?
Antwoord 4
Eind dit jaar rond ik een verkenning af naar de noodzaak om de Wet personenvervoer
2000 of lagere regelgeving aan te passen. Hierbij betrek ik de provincies, vervoerregio’s,
gemeenten, bedrijven en belangenorganisaties. Belangrijk doel hierbij is het vaststellen
of de huidige regelgeving voldoende up-to-date is om de gewenste ontwikkelingen op
een effectieve manier tot wasdom te laten komen.
Vraag 5
Deelt u de urgentie om de genoemde wetswijziging zo snel mogelijk te laten plaatsvinden?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke acties gaat u in gang zetten om deze wetswijziging
zo snel mogelijk te laten plaatsvinden?
Antwoord 5
Afhankelijk van de uitkomsten van de onder antwoord 4 beschreven verkenning, ga ik
bepalen of, en zo ja, op welke wijze een aanpassing van de relevante regelgeving kan
worden vormgegeven. Uit de verkenning dient te blijken of deze eventuele wijzigingen
in lagere regelgeving kunnen worden gerealiseerd. Het aanpassen of opstellen daarvan
vergt ook minder tijd dan een wetswijziging. Ook wordt onderzocht of het zinvol is
om gebruik te maken van het experimenteer artikel uit de Wet personenvervoer 2000,
uiteraard in lijn met het huidig kabinetsbeleid rondom experimenten.
Vraag 6
Welke mogelijkheden tot financiële steun zijn er om het genoemde openbaar vervoerssysteem
een vliegende start te laten maken?
Antwoord 6
Zoals ik aangaf in antwoord op vraag 1 brengen we nu de belemmeringen in kaart bij
het tot stand brengen van gecombineerd publiek en/of openbaar vervoer en mocht blijken
dat financiële steun gewenst is zal ik dit in het kabinet aan de orde stellen.
Vraag 7
Zou u inzicht willen geven in welke wetswijzigingen er nog meer nodig zijn om het
genoemde openbaar vervoerssysteem in te voeren? Zou u daarbij ook willen ingaan op
de genoemde aanpassingen bij het studentenreisproduct en de scheiding tussen openbaar
vervoer (OV) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), en in overleg willen
treden met de hiervoor verantwoordelijke Ministeries?
Antwoord 7
Zoals aangegeven in antwoord op de vragen 4 en 5 verken ik of een aanpassing van de
relevante regelgeving noodzakelijk is. Ik betrek hierbij een mogelijke samenwerking
tussen OV, doelgroepenvervoer, leerlingenvervoer en het studentenreisproduct en bespreek
dit met mijn collega’s van VWS en OCW.
Vraag 8
Zou u voor elke wetswijziging afzonderlijk inzicht willen geven in de status van die
wetswijziging, welke acties er nog nodig zijn voor invoering van de wetswijziging
en welke acties het kabinet van plan is te ondernemen?
Antwoord 8
Momenteel verken ik of een aanpassing van de relevante regelgeving noodzakelijk is.
Vraag 9
Deelt u de opvatting dat er een recht op gemotiveerd maatwerk zou moeten zijn dat
invoering van dergelijke innovatieve vervoerssystemen mogelijk zou moeten maken? Zo
nee, waarom niet gezien het belang van bereikbaarheid voor heel Nederland? Zo ja,
welke stappen bent u van plan om te ondernemen om een dergelijk recht op gemotiveerd
maatwerk te borgen en er op toe te zien dat dit goed functioneert?
Antwoord 9
In het Actieprogramma Mobiliteitsvisie geeft het kabinet uitwerking aan integrale
bereikbaarheidsdoelen en zal worden aangegeven welke bijdrage het innovatief publiek
vervoerssysteem daaraan kan leveren en welke eventuele stappen hiertoe vervolgens
gezet zullen worden.
Vraag 10
Hoe werken de bereikbaarheidsnormen die het kabinet als gevolg van de aangenomen motie
Krul c.s.4 gaat invoeren in op de mogelijkheden voor dit soort innovatieve vervoerssystemen,
de benodigde wetswijzigingen en het recht op gemotiveerd maatwerk?
Antwoord 10
Zoals ik u eerder heb bericht5, ben ik bezig met het uitwerken hoe (met welke indicatoren, streefwaarden, normen)
en op welk niveau (nationaal, gebiedsgericht en/of per doelgroep) integrale bereikbaarheidsdoelen
het beste geformuleerd kunnen worden. Ik laat enkele inhoudelijke varianten uitwerken.
Deze varianten laat ik beoordelen door een aantal inhoudelijk deskundigen. Tevens
wil ik deze varianten bespreken met andere ministeries, medeoverheden en maatschappelijke
stakeholders. Ik streef ernaar het resultaat hiervan als een «eerste proeve» van bereikbaarheidsdoelen
voor het begrotingsdebat 2023 aan de Kamer voor te leggen en daarbij inzicht te geven
in de gemaakte afwegingen van varianten en in de te zetten vervolgstappen. Bij de
uitwerking van een voorkeurvariant komt de rol van verschillende vormen van mobiliteit
in beeld. Dit laat onverlet dat ik de hierboven genoemde acties nu al in gang heb
gezet.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.