Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op op vragen van het lid Boswijk over het bericht ‘Hans en Amarjit zouden 2,5 ton subsidie krijgen, tot ze één foutje maken: provincie is onverbiddelijk’
Vragen van het lid Boswijk (CDA) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht «Hans en Amarjit zouden 2,5 ton subsidie krijgen, tot ze één foutje maken: provincie is onverbiddelijk» (ingezonden 12 juni 2023).
Antwoord van Minister Adema (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 6 juli
2023).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Hans en Amarjit zouden 2,5 ton subsidie krijgen, tot
ze één foutje maken: provincie is onverbiddelijk»?1
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met dit artikel.
Vraag 2
Vindt u het een proportioneel besluit dat ondernemers met een innovatief, kansrijk
plan geen subsidie meer krijgen omdat zij een kleine fout hebben gemaakt, maar deze
zelf hebben gemeld?
Antwoord 2
Voor het plan is een subsidie aangevraagd in het kader van het Plattelandsontwikkelingsprogramma
2014–2020 (POP3) als onderdeel van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Omdat
de subsidie vooral een stimulerend effect moet hebben mag niet al gestart zijn met
het project voordat de subsidie is aangevraagd. Uitgangspunt daarmee is dat alleen
subsidie wordt verleend aan projecten die zonder subsidie niet zouden worden uitgevoerd.
Een dergelijke bepaling is ook opgenomen in artikel 1.8 sub e van Verordening subsidies
POP3 2014–2020 Provincie Utrecht2 waarin subsidie wordt geweigerd als de activiteiten, niet zijnde voorbereidingshandelingen,
al zijn opgestart. Uit het krantenartikel maak ik op dat het project zonder subsidie
is gestart. Hoewel het slechts om enkele dagen na de eerste betaling ging, konden
zij op basis van de Europese regels niet meer in aanmerking komen voor subsidie. Dit
is voor de aanvragers zeer vervelend en ik kan mij dan ook goed voorstellen dat zij
dit als een grote teleurstelling ervaren. Deze bepaling staat overigens los van het
gegeven dat het hier mogelijk om een innovatief, kansrijk project gaat.
Vraag 3
Wat wordt exact verstaan onder «de start van het project»? Klopt het dat een aanbetaling
voor iets wat pas vier maanden later wordt geleverd, maakt dat een project officieel
«gestart» is?
Antwoord 3
Om een project te kunnen uitvoeren mogen bepaalde activiteiten wel worden uitgevoerd
voordat de subsidie daadwerkelijk wordt aangevraagd. Het gaat dan veelal om handelingen
en kosten die daarvoor gemaakt worden zonder welke het projectplan niet zou kunnen
worden opgesteld. Voorbeelden zijn kosten voor de inhuur van adviseurs, architecten,
ingenieurs, kosten van adviezen over duurzaamheid op milieu en economisch gebied of
haalbaarheidsstudies.
Activiteiten die verder gaan dan het alleen treffen van voorbereidingen en waarmee
echt een verplichting wordt aangegaan, worden gezien als de echte start van de uitvoering
van het project. Dergelijke handelingen worden in zo’n situatie voor eigen rekening
en risico gedaan en komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Vraag 4
Bent u van mening dat regels een doel dienen en geen doel op zichzelf zijn? Hoe verhoudt
dat zich tot de betreffende casus in Utrecht?
Antwoord 4
Ja, ik ben het eens dat regels een doel dienen en geen doel op zich zijn. In de Verordening
subsidies POP3 2014–2020 staan de bepalingen waaronder in de provincie Utrecht subsidie
kan worden aangevraagd. Daarmee is vooraf voor aanvragers duidelijk met welke regels
men rekening moet houden. Daarnaast dienen de regels om afwegingen door de bestuursorganen
rond het verkrijgen van een subsidie te maken waarbij gelijke gevallen gelijk worden
behandeld. Met betrekking tot de casus in Utrecht, waarbij is geconstateerd dat al
met het project was gestart voordat de subsidieaanvraag was ingediend, bleek dat niet
aan alle subsidievoorwaarden is voldaan. Daarmee moet de subsidieaanvraag worden afgewezen
zoals dit in vergelijkbare situaties ook zou worden gedaan. Wanneer wel subsidie zou
worden verstrekt ontstaat anders een oneigenlijke precedentwerking met een glijdende
schaal welke regels al dan niet van toepassing zijn. Dit laatste levert dan op zich
weer onduidelijkheid naar toekomstige aanvragers van een subsidie.
Vraag 5
Is er in uw ogen genoeg flexibiliteit getoond bij het zoeken naar een oplossing voor
deze ondernemers? Kunt u dit toelichten?
Antwoord 5
Ja, bij navraag bij de provincie Utrecht is mij gebleken dat het POP3 Subsidieloket
van de provincie en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) in eerste instantie
hebben verkend of er binnen de kaders van de regeling een oplossing kon worden gevonden.
Dit bleek niet het geval te zijn. Vervolgens is de uitkomst van dit onderzoek besproken
met de aanvragers van de subsidie. Daarna is binnen de provincie Utrecht tevergeefs
gezocht naar een andere financieringsmogelijkheid. Nadat bleek dat dit ook niet mogelijk
was heeft de commissaris van de Koning contact gezocht met de aanvragers om hen dit
resultaat mee te delen.
Vraag 6
Bent u bekend met de soortgelijke casus in Zuid-Holland, waar gedeputeerde staten
(GS) de subsidie uiteindelijk wél heeft toegekend?
Antwoord 6
Ja, maar deze casus is niet vergelijkbaar. Er was geen sprake van een te vroege start
van het project.
Vraag 7
Waarom kan de redenering die GS van Zuid-Holland heeft gebruikt, waarin zij onder
andere stellen dat zij het onredelijk vinden om de gevraagde subsidie te weigeren,
niet bij de casus in Utrecht worden gehanteerd?
Antwoord 7
De redenering op grond waarvan de provincie Zuid-Holland de subsidie heeft verstrekt
kan niet worden gebruikt voor de casus in Utrecht. Bij de casus in Zuid-Holland gaf
RVO aan dat de investeringen, die onderdeel uitmaakte van het project niet werden
gebruikt om een innovatie te ontwikkelen en daarom niet paste binnen de Europese kaders
van de betreffende subsidieregeling. De provincie Zuid-Holland was van mening dat
zonder deze investeringen in mindere mate invulling kon worden gegeven aan de doelstellingen
en ambities van de provincie rond de Innovatieagenda Duurzame Landbouw. Met gebruikmaking
van de hardheidsclausule van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013 is
daarop afgeweken van de subsidievoorwaarden uit het provinciale openingsbesluit.
Vraag 8
Bent u bereid om deze optie samen met GS van de provincie Utrecht te verkennen voor
de casus die nu voorligt?
Antwoord 8
Hiervoor verwijs ik naar het antwoord op vraag 5 met betrekking tot de inspanningen
van de provincie Utrecht en de commissaris van de Koning. Momenteel bevindt de casus
zich in de fase van bezwaar. Ik wil niet vooruitlopen op de uitkomst daarvan.
Vraag 9
In welke andere wetten en regels binnen de landbouw zit ook geen hardheidsclausule,
waardoor initiatieven of ontwikkelingen niet van de grond komen?
Antwoord 9
In veel gevallen is er geen specifieke hardheidsclausule in de wetgeving opgenomen.
Wel moeten bestuursorganen ook zonder hardheidsclausule bij hun besluiten de algemene
beginselen van behoorlijk bestuur respecteren, waaronder het motiveringsbeginsel en
het evenredigheidsbeginsel. Bij veel subsidies moet rekening worden gehouden met Europese
steunkaders. Omdat Europese regelgeving voorrang heeft op nationale regelgeving zal
ook een eventuele hardheidsclausule niet in alle gevallen soelaas kunnen bieden.
Vraag 10
Wat gaat u eraan doen om dergelijke situaties in de toekomst te voorkomen en meer
ontwikkelingen en initiatieven mogelijk te maken?
Antwoord 10
De inspanningen van het Ministerie van LNV, provincies en andere partijen richt zich
er op om zoveel mogelijk initiatieven die bijdragen aan verduurzaming en innovatie
te stimuleren. Hiervoor wordt een breed arsenaal aan instrumenten ingezet, waarmee
in alle gevallen, net als in dit geval, wordt gezocht naar oplossingen als de toepassing
van regelingen in de praktijk tot vragen leidt. Overigens staat het aanvragers daarbij
vrij om bezwaar en eventueel beroep aan te tekenen als besluiten niet tot het gewenste
resultaat leiden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.