Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ephraim over ZZP’ers in het onderwijs
Vragen van het lid Ephraim (Groep Van Haga) aan de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs over ZZP’ers in het onderwijs (ingezonden 12 mei 2023).
Antwoord van Minister Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 4 juli
2023).
Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van het bericht: «Minister wil meer vastigheid en minder ZZP’ers
in het onderwijs, VO-raad boos»1?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Heeft u cijfers en data die aantonen dat docenten problemen hebben met het aangaan
van tijdelijke contracten?
Antwoord 2
We weten dat een vast contract de kans op uitval van beginnende leraren verkleint.2 Uit de Trendrapportage arbeidsmarkt Leraren po, vo en mbo 2022 blijkt dat het aandeel
leraren met een vast contract in het funderend onderwijs in de periode 2011–2021 is
afgenomen.3 Daarom wil ik voorkomen dat veelvuldig tijdelijke contracten worden aangeboden en
dat (beginnende) leraren geen baanzekerheid hebben en om die reden uiteindelijk het
onderwijs de rug toekeren.
Vraag 3
Zou het kunnen dat door deze zzp’ers een vast contract aan te bieden ze eerder weggejaagd
dan behouden worden, als zij vaak op zoek zijn?
Antwoord 3
Het uitgangspunt van het kabinet is dat structureel werk in principe wordt georganiseerd
op basis van arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd. In het primair en voortgezet
onderwijs is vaak sprake van structureel werk, dat in vaste contracten zou moeten
worden uitgevoerd. Er zijn geen signalen dat het aanbieden van een vast contract aan
zzp’ers ertoe zou leiden dat zij het onderwijs verlaten. Scholen zijn gelukkig over
het algemeen al terughoudend in het inzetten van zzp’ers, onder andere omdat dat de
continuïteit van het onderwijs aan kan tasten.4 Bijvoorbeeld wanneer zzp’ers bepaalde taken niet uitvoeren, en die taken vervolgens
terechtkomen bij personeel dat wel in loondienst is. Het wetsvoorstel strategisch
personeelsbeleid heeft tot doel de groei van externe inhuur, waaronder zzp’ers, af
te remmen, door te bepalen dat scholen daar nog maximaal 5% van hun budget aan mogen
besteden.
Vraag 4
De VO-raad heeft aangegeven dat hun inzet van zzp’ers komt doordat de subsidiestroom
van de laatste twee jaar nu is stopgezet, waardoor vaste contracten niet haalbaar
zijn, zou daarom de subsidie voor scholen op lange termijn verhogen geen betere oplossing
zijn?
Antwoord 4
De daling van het aandeel vaste contracten en de toename van de uitgaven aan personeel
niet in loondienst (PNIL) is sinds 2012 al ingezet.5 Dit was al voordat de subsidies van het Nationaal Programma Onderwijs van de afgelopen
twee jaar voor het funderend onderwijs beschikbaar kwamen. Er staan veel vacatures
open in het onderwijs. Waar mensen worden ingezet op vacatures voor structureel werk
moeten zij in principe een vast contract krijgen.
Vraag 5
Keuze op de markt zorgt voor concurrentie en kwaliteit, wat denk u dat er met de kwaliteit
van onderwijs zal gebeuren als deze keuze voor scholen wordt verminderd?
Antwoord 5
In tijden van schaarste is het belangrijk dat scholen structureel werk door vast personeel
laten uitvoeren. Als personeel zekerheid heeft op werk en inkomen, kan worden geïnvesteerd
in duurzame arbeidsrelaties. Dit draagt bij aan de continuïteit en dus de kwaliteit
van het onderwijs.
Vraag 6
Wat is de redenering achter de 80% van docenten die een vast contract moet hebben?
Antwoord 6
Het aandeel vaste contracten voor leraren en ondersteunend personeel in het funderend
onderwijs laat al enige tijd een daling zien. Het is van belang om die trend te keren.
In het onderwijs is over het algemeen sprake van structureel werk, dat in vaste dienstverbanden
zou moeten worden uitgevoerd. In het wetsvoorstel strategisch personeelsbeleid wordt
daarom voor het funderend onderwijs voorgesteld dat scholen minimaal 80% van de personeelsleden
in vaste dienst hebben. Dit geldt niet uitsluitend voor leerkrachten. Het op peil
houden en verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs kan het beste in duurzame
arbeidsrelaties tussen de school en het personeel. Werknemers die zo veel mogelijk
zekerheid hebben in de vorm van een vast dienstverband zorgen bovendien voor continuïteit
voor de leerlingen. Hetzelfde gezicht voor de klas zorgt ervoor dat leraren een relatie
kunnen opbouwen met de leerlingen en met de school en daarmee bijdragen aan goed onderwijs.6
Vraag 7
Hoe is de 80% bepaald?
Antwoord 7
Het percentage van 80% vaste contracten geeft personeel zekerheid op werk en inkomen
en laat tegelijkertijd voldoende flexibiliteit voor de werkgever. Dit percentage sluit
aan bij het landelijk gemiddelde en is daarmee een haalbare norm. Dit percentage in
het wetsvoorstel betreft expliciet een ondergrens per schoolbestuur. Bovendien zien
we dat het aandeel vaste contracten in het funderend onderwijs de afgelopen jaren
is gedaald.7 De voorgestelde maatregel beoogt voor het funderend onderwijs een impuls te geven
aan schoolbesturen die nu nog onder het gemiddelde van die 80% zitten, om over te
gaan tot het bieden van vaste contracten. Het beoogt daarnaast te voorkomen dat het
aandeel vaste contracten in het funderend onderwijs verder daalt.
En hoewel het landelijk gemiddelde voor het funderend onderwijs op of boven de 80%
zit voor leraren (po: 88%, vo: 80%), ligt het percentage vaste contracten voor onderwijsondersteunend
personeel lager, met name in het primair onderwijs (po: 72%, vo: 80%).8 Ook voor het ondersteunend personeel geeft deze maatregel een impuls voor meer vaste
contracten.
Vraag 8
Is het toevoegen van deze regels voor het inzetten van zzp’ers niet het verzwaren
en compliceren van de regeldruk in een sector die daar al last van heeft?
Antwoord 8
Het is onderdeel van goed personeelsbeleid dat scholen zicht hebben op de rechtspositie
van het personeel en de verhouding tussen personeel dat in vaste of tijdelijke dienst
is en andere werkenden in de school. Het is ook belangrijk dat de regeldruk in de
sectoren primair en voortgezet onderwijs beheersbaar blijft voor schoolbesturen. Het
wetsvoorstel strategisch personeelsbeleid wordt voorgelegd aan het Adviescollege Toetsing
Regeldruk (ATR). Zij brengen advies uit over de regeldruk van het voorstel. In de
memorie van toelichting bij het wetsvoorstel zal ik reageren op het advies van de
ATR. U wordt daarover geïnformeerd bij het indienen van het wetsvoorstel bij uw Kamer.
Dit zal naar verwachting in de eerste helft van 2024 zijn.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.