Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Westerveld en Werner over toezicht op Persoonsgebonden Budget (PGB)-wooninitiatieven
Vragen van de leden Westerveld (GroenLinks) en Werner (CDA) aan de Minister voor Langdurige Zorg en Sport over toezicht op Persoonsgebonden Budget (PGB)-wooninitiatieven (ingezonden 8 mei 2023).
Antwoord van Minister Helder (Langdurige Zorg en Sport) (ontvangen 22 juni 2023).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2711.
Vraag 1
Heeft u de uitzendingen van Undercover in Nederland op 23 en 30 april jongstleden
bekeken?
Antwoord 1
Ja, ik heb beide uitzendingen bekeken.
Vraag 2
Hoe verhoudt uw antwoord op de vorige schriftelijke vragen waarin u stelde dat de
Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) voor het eerst op de hoogte werd gesteld
van misstanden bij Aurora Borealis op 3 oktober 2022 door een van de bestuurders,
zich tot de uitzending van Undercover in Nederland waaruit blijkt er in 2020 en in
het voorjaar van 2022 al melding was gemaakt van mishandeling (waaronder waterboarding)?
Zijn er buiten deze meldingen andere meldingen of signalen binnengekomen bij een van
de betrokken instanties of het Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport?1
Antwoord 2
Op 3 oktober 2022 nam één van de bestuurders van Aurora Borealis contact op met de
IGJ en meldde dat de heer Stegeman heimelijk opnames had gemaakt. Dit was voor de
IGJ het eerst bekende signaal. Op 8 november 2022 legde Alberto Stegeman contact met
de IGJ. Hij informeerde de IGJ dat hij informatie aan de politie had gegeven over
misstanden bij Aurora Borealis.
In de periode na het ingrijpen bij Aurora Borealis door de IGJ heeft de IGJ vernomen
dat er twee melders zijn geweest die in november 2020 respectievelijk juni 2022 meldingen
gedaan zouden hebben bij de IGJ. Contacten met de IGJ worden door de IGJ geregistreerd.
De genoemde meldingen zijn echter niet teruggevonden. Het zorgkantoor en het Ministerie
van VWS ontvingen niet eerder meldingen of signalen over Aurora Borealis.
Vraag 3 en 5
Wat zijn de mogelijke verklaringen dat eerder gedane meldingen niet in het systeem
van de IGJ staan, zeker waar het zeer ernstige mishandelingen betreft bij kwetsbare
cliënten? Hoe kan het dat op meerdere momenten (2020 en voorjaar 2022) meldingen over
mishandelingen bij de IGJ niet zijn opgeslagen en opgevolgd?
Wat is de tijdsplanning van het onderzoek van de IGJ naar het niet kunnen terugvinden
van meldingen in de systemen? Wanneer kunnen de uitkomsten worden verwacht? Wat gaat
de IGJ doen om ervoor te zorgen dat eenzelfde situatie zich niet meer zal voordoen?
Antwoord 3 en 5
De IGJ heeft grondig in de systemen gezocht naar de twee meldingen die gedaan zouden
zijn op of rond 18 november 2020 en 6 juni 2022. Hierbij is gebruik gemaakt van vele
zoektermen. Daarnaast zijn álle telefonische en digitale contacten met de IGJ in een
periode rond genoemde data bekeken.
Onlangs is alleen een telefoonnotitie teruggevonden over iemand die op 16 november
2020 de IGJ anoniem belde en uitleg vroeg over het doen van een anonieme melding over
«een zorgboerderij», zonder dat daarbij de naam Aurora Borealis of de vestigingsplaats
Wedde is genoemd. De uitleg over het doen van een anonieme melding is gegeven, maar
een daaropvolgende melding is niet teruggevonden. Ook is niet duidelijk of het telefoongesprek
betrekking had op Aurora Borealis.
De andere melding zou gedaan zijn op 6 juni 2022 (Tweede Pinksterdag); die dag was
de IGJ gesloten. De meldkamer van het Ministerie van VWS fungeerde die dag als achtervang
van de IGJ voor spoedgevallen. Ook daar is geen telefoongesprek teruggevonden dat
betrekking zou kunnen hebben op Aurora Borealis. Bij de IGJ is ook geen digitale melding
hierover teruggevonden.
Het onderzoek naar het niet terug kunnen vinden van deze twee meldingen is afgerond.
De meldingen zijn op basis van de verstrekte informatie niet gevonden. Er is geen
verklaring gevonden voor het niet terug kunnen vinden van de meldingen die in november
2020 en juni 2022 gedaan zouden zijn, ervan uitgaand dat die meldingen daadwerkelijk
zijn verzonden naar de IGJ. De IGJ is altijd bezig
haar systemen en werkprocessen verder te verbeteren als daar aanleiding toe
blijkt.
Vraag 4
Zijn eerdere situaties bekend waarbij meldingen van mishandeling of (seksueel) grensoverschrijdend
gedrag niet goed in de systemen terecht zijn gekomen en er later alsnog is ingegrepen
door de IGJ? Zo ja, hoe vaak is dit gebeurd?
Antwoord 4
Nee, zulke situaties zijn bij de IGJ niet bekend.
Vraag 6
Erkent u dat de IGJ op basis van het telefoontje van de bestuurder op 3 oktober 2022
al actie had kunnen ondernemen? Waarom is dit niet gebeurd? Erkent u dat dit de schijn
heeft van een gebrek van gevoel van urgentie?
Antwoord 6
Op 3 oktober 2022 nam één van de bestuurders van Aurora Borealis contact op met de
IGJ en meldde dat de heer Stegeman heimelijk opnames had gemaakt. De door de bestuurder
verstrekte informatie betrof niet de omvang en ernst van de situatie zoals die later
met de bestuurlijke rapportage en de undercover filmbeelden duidelijk werd. In retrospectief
had de IGJ op basis van het contact met de bestuurder het toezichtsproces kunnen opstarten.
Echter, dit zou waarschijnlijk niet sneller tot de overdracht van cliënten uit Aurora
Borealis hebben geleid. Immers, voor het opleggen van het bevel en de aanwijzing heeft
de IGJ gebruik gemaakt van de ernst en omvang van de situatie zoals die duidelijk
werd uit de bestuurlijke rapportage en de filmbeelden die de IGJ ontving van politie
en OM, in combinatie met de ernstige bevindingen uit het onaangekondigde inspectiebezoek.
Zonder de informatie van de politie en het OM had de IGJ eerst zelf meer informatie
moeten verzamelen voordat zij kon overgaan tot deze maatregelen; nu heeft zij gebruik
gemaakt van de informatie van politie en OM. Hierbij is in de tijd afgestemd met het
OM dat op 19 december 2022 tot aanhoudingen overging.
Om te zien waar nog verbeteringen mogelijk zijn, kijkt de IGJ ook naar de manier van
werken bij meldingen.
Vraag 7, 8 en 9
Hoe verhoudt uw antwoord op vraag 6, 7 en 8 in bovengenoemde vragen, waarin u stelt
dat de IGJ «geen nadere informatie over de ernst en omvang van de situatie [heeft]
gekregen», zich tot de zinnen ervoor waarin u aangeeft dat de heer Stegeman op 8 november
2022 al telefonisch aangaf dat hij misstanden had ontdekt en er sprake was van mishandeling?
Deelt u de mening dat het dan al volstrekt helder moet zijn dat er sprake is van een
ernstige situatie waarnaar op z’n minst meteen een fysiek bezoek nodig is? Waarom
is dat niet gebeurd?
Erkent u dat op basis van de telefonische melding van de heer Stegeman vastgesteld
had kunnen worden dat de situatie dermate ernstig was en dat een zo spoedig mogelijk
beëindiging van de situatie moest worden nagestreefd?
Waarom is naar aanleiding van het telefoontje van de heer Stegeman op 8 november 2022
alleen aan de politie verzocht om meer informatie te geven? Is door de IGJ of het
Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport geprobeerd om van de heer Stegeman/de
redactie van Undercover in Nederland meer informatie te krijgen, gegeven de situatie
waarin deze kwetsbare cliënten mogelijk verkeerden? Is in tussentijd contact gezocht
met familieleden of wettelijk vertegenwoordigers? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7, 8 en 9
De heer Stegeman informeerde op 8 november 2022 de IGJ dat hij informatie en filmbeelden
aan de politie had gegeven. Hij vermeldde daarbij dat hij geen melding deed bij de
IGJ en met de IGJ geen verdere informatie deelde. Hierop heeft de IGJ onmiddellijk
contact opgenomen met de politie. Omdat het ging om een gelijktijdig onderzoek van
eenzelfde feitencomplex, hebben IGJ en politie hierover onderling afgestemd. De politie
deed onderzoek en informeerde de IGJ hierover. Dit leidde tot de bestuurlijke rapportage
van de politie die de IGJ op 30 november 2022 ontving. Op 9 december 2022 kreeg de
IGJ van de politie ook filmbeelden van Undercover in Nederland. Na afstemming met
het Openbaar Ministerie bracht de IGJ op 14 december 2022 een niet-aangekondigd toezichtbezoek
aan Aurora Borealis.
Op 19 december 2022 hield de politie twee bestuurders van Aurora Borealis aan. Dezelfde
dag gaf de IGJ het bevel aan Aurora Borealis om de zorg aan twee cliënten blijvend
te stoppen en mee te werken aan de overdracht van deze cliënten. Op 11 januari 2023
gaf de IGJ aan Aurora Borealis de aanwijzing ook de zorg aan de overige cliënten te
stoppen en mee te werken aan de overdracht van deze cliënten aan (een) andere zorgaanbieder(s).
Voorafgaand aan deze aanwijzing was op 22 december 2022 het «voornemen» tot deze aanwijzing
verzonden, conform de procedure die hiervoor geldt. Op 19 december 2022 hebben de
politie, het zorgkantoor en de IGJ op een bijeenkomst voor ouders of wettelijk vertegenwoordigers
informatie gegeven over de situatie. Het zorgkantoor richtte die dag direct een crisisteam
in om cliënten snel en zorgvuldig te begeleiden naar een passende alternatieve plek.
Ook onafhankelijke cliëntondersteuners hebben daarbij een cruciale rol gespeeld, waarvoor
ik hen zeer erkentelijk ben. Op 19 december heeft de IGJ ook het Ministerie van VWS
ingelicht over de misstanden.
Vraag 10
Zijn er tussen 14 en 29 december 2022 meldingen binnengekomen bij de IGJ? Zo ja, wat
is er met deze meldingen gedaan?2
Antwoord 10
In de periode van 14 december 2022 tot en met 29 december 2022 zijn er diverse contacten
geweest tussen de IGJ en betrokkenen bij Aurora Borealis. Dit heeft in die periode
tot één aanvullende toezichtsmelding geleid op 29 december 2022. Deze melding is meegenomen
in het handhavingstraject. In de eerdere beantwoording van de Kamervragen van het
lid Westerveld3 antwoordde ik dat tussen 29 december 2022 en 23 januari 2023 de IGJ in totaal drie
meldingen heeft ontvangen over Aurora Borealis. De melding van 29 december 2022 is
ook in deze telling meegenomen.
Vraag 11
Hoe kan het dat uit de uitzending bleek dat de mishandelingen op papier zijn gezet
in dagrapporten, maar die dagrapporten kennelijk nooit door externen zijn gelezen?
Wat zegt dit over het toezicht?
Antwoord 11
De IGJ ziet cliëntdossiers/patiëntdossiers en bijvoorbeeld dagrapportages in tijdens
een inspectiebezoek. Dat is tijdens het inspectiebezoek van de IGJ aan Aurora Borealis
op 14 december 2022 ook gebeurd. De dagrapportages zijn voor de zorgverleners, de
cliënten en hun vertegenwoordigers. De IGJ ontvangt geen dossiers of rapportages van
alle zorgaanbieders in Nederland op reguliere of regelmatige basis. Dat zou van zo’n
45.000 zorgaanbieders in Nederland ook niet werkbaar zijn; noch voor de zorgaanbieders,
noch voor de IGJ. Overigens heeft de zorgaanbieder zelf ook een verantwoordelijkheid
als het gaat om het leveren van goede zorg en het voorkomen van misstanden.
Vraag 12
Hoe ziet de meld- en klachtenprocedure over PGB-wooninitiatieven er bij de IGJ uit?
Hoe worden meldingen geregistreerd? Wordt onderscheid gemaakt tussen telefonische
meldingen en meldingen via de mail? Vindt er altijd een terugkoppeling plaats?
Antwoord 12
Het toezicht van de IGJ op pgb-gefinancierde wooninitiatieven is op dezelfde wijze
georganiseerd als het toezicht op andere zorgaanbieders. De IGJ houdt op alle instellingen
toezicht die onder de instellingsdefinitie van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen
zorg (Wkkgz) vallen, ongeacht de financieringsvorm. Melders kunnen schriftelijk en
mondeling melden. In de regel wordt inhoudelijke informatie gevraagd aan melders,
om er zeker van te zijn dat het verhaal wat de IGJ beoordeelt ook het verhaal is wat
zij willen melden. Het melden met betrekking tot pgb-gefinancierde wooninitiatieven
is niet anders dan het melden ten behoeve van een andere financieringsvorm. Alle signalen
en meldingen die de inspectie ontvangt worden geregistreerd. Indien de inhoud summier
is of onvoldoende aanleiding geeft voor een mogelijk onderzoek dan wordt dit als signaal
meegenomen in het signaaloverzicht. Van een signaal krijgen melders geen terugkoppeling.
Van een melding ontvangen melders een schriftelijk bericht over hoe de inspectie omgaat
met hun melding. Als een melding volledig anoniem is gedaan, dan is een terugkoppeling
niet mogelijk.
Vraag 13 en 14
Deelt u de mening dat het absurd is om de nadruk te leggen op proactief wanneer het
om mensen gaat die een (meervoudige) beperking hebben, en zodoende vaak minder mobiel
zijn, moeite hebben om zich te uiten en niet zelfstandig een computer of telefoon
kunnen bedienen? Zo ja, waarom wordt telkens dit aspect benadrukt in de communicatie
vanuit de IGJ en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport? Zo nee, hoe
gaat u zorgen dat deze mensen zelf aan de bel kunnen trekken?
Deelt u de mening dat het toezicht anders georganiseerd dient te worden, aangezien
mensen met een (meervoudige) handicap vaak niet zelf aan de bel kunnen trekken? Vindt
u ook dat juist deze groep mensen die volledig afhankelijk is van anderen, extra bescherming
nodig heeft om misstanden te voorkomen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit
regelen?
Antwoord 13 en 14
Mensen met een meervoudige beperking kunnen vaak niet zelf een melding doen. Zij hebben
daarom (wettelijke) vertegenwoordigers die hun belangen behartigen. De IGJ roept iedereen
op misstanden te melden: cliënten en patiënten als zij daartoe in staat zijn, maar
ook familie, wettelijk vertegenwoordigers, zorgverleners en andere werknemers. Naast
de inspectie spelen ook wettelijke vertegenwoordigers, cliëntenraden (niet verplicht
bij kleine zorginstellingen), klachtenfunctionarissen, cliëntenvertrouwenspersonen
(cvp’en) en familieleden een belangrijke rol bij het bewaken van de kwaliteit van
zorg. Voor zorgaanbieders geldt dat het doen van een melding over bepaalde feiten
wettelijk verplicht is. Dit geldt onder meer voor geweld in de zorgrelatie (incl.
seksueel grensoverschrijdend gedrag), een calamiteit of een ontslag van een zorgverlener
wegens disfunctioneren. De waarborgen zijn er dus wel, maar hebben rond Aurora Borealis
onvoldoende gefunctioneerd. Ik wil beter begrijpen hoe dat komt. Daarom ben ik voornemens
na de zomer met betrokken partijen twee leersessies te organiseren over het functioneren
van alle waarborgen in dit geval.
Vraag 15
Deelt u de mening dat onafhankelijke en gespecialiseerde cliëntvertrouwenspersonen,
met regelmaat een bezoek zouden moeten brengen aan mensen met een (meervoudige) handicap
die in instellingen of PGB-wooninitiatieven verblijven? Zo ja, hoe gaat u dit vormgeven?
Zijn er voldoende vertrouwenspersonen om dit op te kunnen pakken?
Antwoord 15
Er zijn instellingen die ervoor kiezen om zelf een vertrouwenspersoon zorg in dienst
te nemen. Daarnaast is in de Wet zorg en dwang (Wzd) vastgelegd dat alle cliënten
die te maken krijgen met onvrijwillige zorg recht hebben op advies en bijstand van
een cliëntvertrouwenspersoon (cvp). Dat geldt ook voor cliënten die vrijwillig verblijven
in een accommodatie die de Wzd toepast (een «Wzd-locatie»). De cvp is onafhankelijk
van de zorgaanbieder. Het is echter niet de taak van de cvp om regelmatig op bezoek
te gaan, bij wijze van toezicht. Het is de taak van de IGJ om toezicht te houden op
het voldoen aan de verplichtingen van de Wzd.
Aurora Borealis was een geregistreerde Wzd-locatie. Op grond van de Wzd was de zorgaanbieder
daarom verplicht de cliënt en diens vertegenwoordiger te informeren over mogelijkheden
tot bijstand van de cvp. Het lijkt erop dat Aurora Borealis deze verplichting niet
kende of niet is nagekomen.
In het algemeen is er gelukkig steeds meer bewustwording over onvrijwillige zorg,
ook bij kleinschalige (pgb-gefinancierde) wooninitiatieven. De brancheorganisaties
van kleinschalige zorgaanbieders zetten sinds de inwerkingtreding van de Wzd in op
voorlichting en het verspreiden van kennis over onvrijwillige zorg, waaronder het
recht op advies en bijstand van een cvp. Ik heb geen signalen dat er op dit moment
onvoldoende cvp’en zijn om vragen van cliënten en vertegenwoordigers op te pakken
als zij een beroep doen op de cvp.
Vraag 16
Heeft het zorgkantoor ook driejaarlijkse gesprekken gevoerd over de kwaliteit van
de zorg met de budgethouders, zoals verplicht is blijkens uw antwoorden op de eerdere
vragen? Wat waren de conclusies van die gesprekken en hoe is er aan die conclusies
vervolg gegeven?
Antwoord 16
Het zorgkantoor kent het pgb toe aan de individuele budgethouder. Daarmee bestaat
er een (contract)relatie tussen de budgethouder en het zorgkantoor. Het zorgkantoor
toetst op het individuele niveau van de budgethouder, via o.a. de huisbezoeken, of
de budgethouder (of diens vertegenwoordiger) zorg van goede kwaliteit inkoopt en het
pgb passend beheert. Het zorgkantoor heeft dus geen (contract)relatie met de zorgaanbieder
en controleert daarom ook niet op het niveau van de organisatie.
In 2018 en 2019 heeft zorgkantoor Menzis huisbezoeken afgelegd bij budgethouders op
de locatie van Aurora Borealis. In alle verslagen van de gesprekken komt naar voren
dat de zorg naar tevredenheid verloopt. In de huisbezoeken zijn geen punten naar voren
gekomen die aanleiding gaven tot een vervolg.
Vraag 17
Hoe worden die kwaliteitsgesprekken vormgegeven als de cliënt de financiële zaken
niet zelf regelt? Deelt u de mening dat medewerkers van het Zorgkantoor dan zowel
met de budgethouder als de cliënt zou moeten spreken?
Antwoord 17
De budgethouder is de cliënt. Als de budgethouder (cliënt) niet zelf zijn pgb kan beheren, dan worden
de gesprekken met de gewaarborgde hulp gevoerd. Een gewaarborgde hulp staat voor de
budgethouder in voor de aan het pgb verbonden taken en verantwoordelijkheden. Ook
kan er sprake zijn van een wettelijk vertegenwoordiger, als de budgethouder handelingsonbekwaam
is. Bij de huisbezoeken («kwaliteitsgesprekken») is de budgethouder zelf aanwezig
als dit, gezien de beperking van budgethouder, haalbaar is. Ook de gewaarborgde hulp/
wettelijk vertegenwoordiger is aanwezig bij de huisbezoeken.
Vraag 18
Hoe kan het, dat terwijl uit jaarverslagen van de IGJ blijkt dat de gehandicaptensector,
samen met de jeugdzorg, de meeste meldingen binnenkomen over (seksueel) grensoverschrijdend
gedrag, dit niet heeft geleid tot meer toezicht, óók bij (kleinschalige) wooninitiatieven?4
Antwoord 18
Het aandeel meldingen over (seksueel) grensoverschrijdend gedrag dat over de gehandicaptenzorg
bij de IGJ binnenkomt blijft hoog. Sinds 2021 heeft het toezicht op (seksueel) grensoverschrijdend
gedrag binnen de IGJ meer aandacht gekregen. De IGJ vraagt in het toezicht meer aandacht
voor preventie van (seksueel) grensoverschrijdend gedrag. De Leidraad Veilige Zorgrelatie
wordt door de IGJ bij zorgaanbieders onder de aandacht gebracht.
Vraag 19
Bent u op de hoogte van het rapport en de aanbevelingen van Commissie de Winter, die
onderzoek heeft gedaan naar misstanden in de jeugdzorg vanaf 1945?
Antwoord 19
Ja, ik ken het rapport van de Commissie De Winter.
Vraag 20
Deelt u de mening dat het wenselijk is om ook voor de gehandicaptenzorg een grootschalig
onderzoek in het leven te roepen naar de aard en omvang van misstanden in de gehandicaptenzorg,
in de wetenschap dat het aantal meldingen bij de IGJ vergelijkbaar is en het om een
doelgroep gaat die afhankelijk is van anderen? Zo nee, waaruit maakt u op dat de misstanden
in de gehandicaptenzorg een minder forse omvang zouden hebben?
Antwoord 20
Dit onderwerp is door de toenmalige Minister voor Medische Zorg eerder met uw Kamer
besproken tijdens het debat over het eindrapport van Commissie De Winter over het
onderzoek naar geweld in de jeugdzorg van 16 december 2020. Op basis van dit debat
is een motie ingediend door het lid Hijink (SP), die vraagt een onderzoek in te stellen
naar lichamelijk en geestelijk geweld in de gehandicaptenzorg.5
Mijn ambtsvoorganger heeft in haar reactie op deze motie benadrukt dat dit thema permanent
aandacht verdient. In het kader van haar toezicht houdt de IGJ het aantal meldingen
van lichamelijk en geestelijk geweld in de gehandicaptenzorg bij. Over de meldingen
rapporteert de IGJ jaarlijks op haar website. De meldingen die in 2017–2019 zijn binnen
gekomen heeft de IGJ nader geanalyseerd; zij heeft daarover begin 2021 gerapporteerd.6 De gehandicaptensector kiest op basis hiervan voor een aanpak waarbij bewustwording,
preventie en het bespreekbaar maken centraal staan. Mijn ambtsvoorganger heeft voorgesteld
aan de motie uitvoering te geven door in samenspraak met aanbieders, cliënten en naasten
een kwalitatief onderzoek vanuit het cliëntperspectief te laten verrichten naar de
effectiviteit van het huidige instrumentarium (het kwaliteitskader, de meldingsplicht,
het gebruik van de leidraad) en de mogelijkheden om die effectiviteit te vergroten.
Zoals ik u in mijn brief van 4 februari 20227 heb gemeld, is het onderzoek met name toegespitst op seksueel misbruik; niet alleen
komen daar de meeste meldingen vandaan, ook vanuit cliëntperspectief wordt dit als
belangrijkste aspect aangedragen. In deze brief heb ik tevens aangegeven een aantal
trajecten in samenhang te willen bezien om daarop mijn beleidsreactie aan de Kamer
te kunnen geven: de conclusies en aanbevelingen van het rapport van Tiresias en Rutgers
dat ik u reeds heb toegezonden, het onderzoek in het kader van ZonMw programma «Gewoon
Bijzonder» naar mensen met een verstandelijke beperking in zorginstellingen en hun
behoefte rondom seksualiteit en het vervolgonderzoek voor het uitvoeren van de motie
Hijink. Ik heb u toegezegd mijn beleidsreactie op dit thema kort na de zomer te zullen
toezenden.
Vraag 21
Hoe is het toezicht op PGB-wooninitiatieven georganiseerd als deze niet geregistreerd
zijn en dus niet allemaal in het zicht zijn van de IGJ? Betekent dit dat er alleen
toezicht is op de PGB-wooninitiatieven die zijn ontstaan vanaf 1 januari 2022, zoals
blijkt uit de antwoorden op de eerder gestelde vragen en dus onder de meldplicht voor
nieuwe toetreders vallen? Als dat het geval is, hoe werd het toezicht dan voor 2022
uitgevoerd? Was dat puur op basis van meldingen?
Antwoord 21
Het toezicht van de IGJ op pgb-gefinancierde wooninitiatieven is op dezelfde wijze
georganiseerd als het toezicht op andere zorgaanbieders. De IGJ houdt toezicht op
alle instellingen die onder de instellingsdefinitie van de Wkkgz vallen, ongeacht
de financieringsvorm. Ook kleinschalige (pgb-gefinancierde) wooninitiatieven vallen
onder de Wkkgz-definitie.
Zoals in de eerdere beantwoording van de Kamervragen van het lid Westerveld is aangegeven
heeft de IGJ nog geen zicht op alle pgb-gefinancierde wooninitiatieven.8 Voorheen kwamen pgb-gefinancierde wooninitiatieven vooral via meldingen en signalen
in beeld bij de IGJ. Door wijziging van de wetgeving wat betreft de meldplicht en
de uitbreiding van de plicht tot jaarverantwoording heeft de IGJ de pgb-gefinancierde
wooninitiatieven nu beter in beeld. De nieuwe regelgeving voor jaarverantwoording
geldt ook voor reeds bestaande pgb-wooninitiatieven.
Vraag 22
Ziet u mogelijkheden om alle PGB-wooninitiatieven de verplichting op te leggen om
zich aan te melden, niet alleen nieuwe initiatieven? Zeker als het wooninitiatieven
betreft met kwetsbare cliënten, zoals bij zorgboerderij Aurora Borealis het geval
was? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 22
Bestaande pgb-gefinancierde wooninitiatieven hadden op grond van de Wtza de verplichting
zich voor 1 juli 2022 te melden indien zij onder het instellingsbegrip van de Wkkgz
vallen. Alle pgb-wooninitiatieven vallen onder dit instellingsbegrip. Zij waren alleen
van deze meldplicht uitgezonderd als ze al waren opgenomen in het openbare Landelijk
Register Zorgaanbieders (LRZa) of indien ze de jaarverantwoordingsplicht over 2021
tijdig waren nagekomen. Op deze manier zouden wooninitiatieven via één van deze routes
in beeld moeten zijn als zorgaanbieder, zij het dat het LRZa niet apart vermeldt of
een zorgaanbieder een wooninitiatief is. De IGJ kan het LRZa raadplegen. Het is niet
te garanderen dat alle kleinschalige wooninitiatieven in het LRZa zijn opgenomen.
Ik ben op dit moment niet voornemens alsnog een meldplicht op te leggen aan al vóór
2022 bestaande wooninitiatieven.
Vraag 23
Waarom is het aantal onaangekondigde Inspectiebezoeken flink gedaald, zoals blijkt
uit de cijfers van de IGJ?9
Antwoord 23
Een inspectiebezoek is slechts één van de vele instrumenten die de IGJ inzet in haar
toezicht. Op basis van het effect van deze keuzes passen de afdelingen van de IGJ
hun werkwijze voortdurend aan. Dat maakt dat de cijfers van opeenvolgende jaren niet
één-op-één te vergelijken zijn. Bovendien kan het zijn dat in sommige sectoren minder
en in andere sectoren juist meer inspectiebezoeken worden gedaan.
Ook andere factoren spelen een rol: vanaf 2022 bundelt de IGJ haar toezichtactiviteiten
op een andere manier en de coronajaren hebben tot de nodige (deels tijdelijke, deels
blijvende) aanpassingen in het toezicht geleid.
Vraag 24
Hoe verhoudt uw antwoord waarin u stelt dat de korting van vijf miljoen euro geen
effect heeft op het aantal inspecteurs, zich tot het werkplan van de IGJ waarin de
volgende passage staat: «De IGJ wordt geconfronteerd met een korting van € 5 miljoen.
Dit betref een algemene korting, waarvoor scherpe keuzes gemaakt zullen moeten worden.
Concreet betekent dit dat er voor het toezicht minder inspecteurs zullen zijn»?10
Antwoord 24
Deze algemene, niet geoormerkte korting had minder inspecteurs kunnen betekenen. De
IGJ heeft dit jaar een groot deel van deze korting echter kunnen opvangen door gebruik
te maken van een loonkostencompensatie. De rest kon de IGJ zonder personele consequenties
binnen de begroting oplossen.
Vraag 25
Hoeveel inspecteurs waren er in het bezoek-team van de afdeling gehandicaptenzorg
werkzaam in 2021, voor de bezuiniging van € 5.000.000? Hoeveel zijn dat er nu?11
Antwoord 25
Eind december 2021 waren er 17 inspecteurs in het bezoekteam van de afdeling gehandicaptenzorg
werkzaam. In mei 2023 waren er 23 inspecteurs in het bezoekteam van de afdeling gehandicaptenzorg
werkzaam.
Vraag 26
Waarom wordt er structureel vijf miljoen euro bezuinigd terwijl slechts incidenteel
en met redenen de kosten tijdens de coronaperiode lager uitvielen voor de IGJ?
Antwoord 26
De korting van 5 miljoen euro vloeit voort uit de onderuitputting op de begroting
van de IGJ. Ook in 2022, na de coronaperiode, is er sprake van onderuitputting op
de begroting van de IGJ.
Vraag 27 en 28
Wat is de door de IGJ verwachte afname van het aantal inspecteurs door de vijf miljoen
euro korting?
Waarom kiest u ervoor om de algemene korting ten koste te laten gaan van het aantal
inspecteurs, terwijl het toezicht door de IGJ op PGB-wooninitiatieven door capaciteitsbeperkingen
reeds uitsluitend plaatsvindt naar aanleiding van meldingen van misstanden?12
Antwoord 27 en 28
De IGJ heeft de korting dit jaar kunnen opvangen door gebruik te maken van een loonkostencompensatie.
Zij kon de korting zonder personele consequenties binnen de begroting oplossen.
Vraag 29
Hoe schat u in dat de extra capaciteit van zes inspecteurs voor de jaren 2023–2026
zich verhoudt tot de hoeveelheid te verwerken meldingen? Kan overal op bezoek worden
gegaan als dit wenselijk wordt geacht?
Antwoord 29
De inspectie houdt risico-gericht toezicht. De beschikbare capaciteit maakt dat er
ook na de uitbreiding nog altijd keuzes gemaakt moeten worden.
Vraag 30
Waarom wordt het aantal inspecteurs tijdelijk en niet structureel uitgebreid? Waarom
verwacht u dat het aantal inspecteurs na 2026 weer kan worden teruggeschroefd?
Antwoord 30
Voor de periode 2023–2026 wordt € 1 miljoen (2023 en 2024) en € 1,2 miljoen (2025
en 2026) vanuit VWS beschikbaar gesteld voor intensivering van het toezicht op de
gehandicaptenzorg. Dit op grond van de «Toekomstagenda Gehandicaptenzorg: zorg en
ondersteuning voor mensen met een beperking». Voor deze toekomstagenda zijn bij de
Voorjaarsnota 2022 meerjarig, voor de periode tot en met 2026, middelen aan de begroting
van VWS toegevoegd. De extra middelen voor het toezicht door de IGJ lopen gelijk met
de programmaperiode van de toekomstagenda. Na deze programmaperiode evalueer ik de
effecten van de acties in de toekomstagenda en bezie ik welk vervolg daarop nodig
en wenselijk is.
Vraag 31
Gaat u deze «extra» capaciteit ook inzetten om bezoeken af te leggen bij PGB-wooninitiatieven?
Gebeurt dat alleen naar aanleiding van meldingen, of vindt u dat het bij PGB-wooninitiatieven,
die door iedereen opgericht kunnen worden, in ieder geval wenselijk is dat de IGJ
eens langsgaat? Deelt u de mening dat dit bij Aurora Borealis, ook zonder registratie
van eerder genoemde meldingen, veel sneller had kunnen leiden tot een einde van de
mishandelingen, aangezien de mishandelingen stonden beschreven in de dagverslagen?
Antwoord 31
De extra capaciteit wordt door de IGJ risico-gericht ingezet op toezicht in relatie
tot onderwerpen uit de «Toekomstagenda gehandicaptenzorg: zorg en ondersteuning voor
mensen met een beperking». Daarmee wordt de extra capaciteit onder andere gebruikt
om toezicht te houden op zorgaanbieders die zorg leveren aan cliënten met een hoog
zorgprofiel (complexe zorg), waaronder kleinschalige woonzorgvoorzieningen (inclusief
pgb-gefinancierde wooninitiatieven). In het toezicht maakt de IGJ geen onderscheid
tussen pgb-gefinancierde wooninitiatieven en anders-gefinancierde zorg.
In haar toezicht moet de IGJ keuzes maken in hoe zij haar capaciteit inzet. Het gegeven
dat het gaat om een pgb-gefinancierd wooninitiatief hoeft op zichzelf geen aanleiding
te zijn voor een bezoek. In mijn reguliere overleg met de IGJ vraag ik in het bijzonder
aandacht voor kleinschalige wooninitiatieven, waaronder pgb-wooninitiatieven.
Vraag 32
Waarom zijn slachtoffers en naasten zelf verantwoordelijk voor juridische bijstand,
zoals u aangeeft in de beantwoording van de vragen? Deelt u de mening dat het voor
mensen met een meervoudige beperking onmogelijk is om zelf op zoek te gaan naar rechtsbijstand
en dat datzelfde kan gelden voor familieleden/naasten die in een zeer complexe en
emotioneel zware situatie zijn terechtgekomen?
Antwoord 32
Iemand met een meervoudige beperking is niet in staat zijn eigen budget te beheren
en niet kan overzien wat de beste zorg is die hij/zij nodig heeft. Daarom is er wettelijke
vertegenwoordiging en bestaat er voor pgb specifiek de (eerder genoemde, zie vraag13 gewaarborgde hulp. De gewaarborgde hulp is vaak een naaste; in elk geval iemand die
nauw betrokken is bij de cliënt. Bij handelingsonbekwaamheid is er sprake van een
wettelijk vertegenwoordiger die de belangen van de cliënt behartigt. Verder verwijs
ik nu naar mijn antwoord op eerdere Kamervragen14, waarin ik aangeef dat er alles aan is gedaan om cliënten en hun vertegenwoordigers
door te verwijzen naar partijen die hen kunnen helpen met/richting juridische bijstand.
Vraag 33
Hoeveel ouders/wettelijk vertegenwoordigers hebben een advocaat of een andere vorm
van juridische hulp gevonden?
Antwoord 33
Deze gegevens zijn niet bekend. Ik vind het te belastend voor familieleden/naasten
om hier specifiek navraag naar te doen.
Vraag 34
Deelt u de mening dat helpen met van financieringsmogelijkheden voor een civielrechtelijke
zaak of een slachtofferadvocaat het minste is dat voor hen geregeld zou moeten worden?
Zo ja, wat gaat u doen?
Antwoord 34
Ik begrijp uw vraag heel goed, alleen ben ik niet de aangewezen partij om hierin te
voorzien. In Nederland kennen we een wettelijk systeem voor deze ondersteuning. Ouders
of andere naasten van de slachtoffers kunnen voor juridische bijstand of advies mogelijk
een vergoeding krijgen voor de kosten van een bemiddelaar of advocaat. De overheid
subsidieert deze vormen van rechtsbijstand onder voorwaarden, als betrokkenen geen
advocaat kunnen betalen. Ik adviseer betrokkenen hierover contact te zoeken met het
Juridisch Loket. Voor meer informatie verwijs ik u naar www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/rechtspraak-en-geschiloplossing/gesubs….
Daarnaast hebben ouders /andere naasten de mogelijkheid om een zogenaamde «no cure,
no pay» advocaat in te schakelen. Of en welke advocaat het beste kan worden ingeschakeld
is afhankelijk van het gewenste soort procedure alsook de vraag tegen wie een procedure
aanhangig wordt gemaakt.
Vraag 35
Wat is er gedaan om (psychische) nazorg aan cliënten en hun naasten te regelen?
Antwoord 35
Slachtofferhulp is direct ingeschakeld op 19 december. Zorgkantoor Menzis heeft ook
een onafhankelijke clientondersteuner ingeschakeld voor de directe contacten met de
families. Tevens heeft het zorgkantoor zich ingespannen om een vervangende woonplek
te organiseren. Direct op de dag van de inval is er een crisisinterventieteam aanwezig
geweest om de zorg te continueren.
Vraag 36
Hebben alle slachtoffers nu een passende plek met goede en liefdevolle zorg gevonden?
Antwoord 36
Alle slachtoffers hebben een ander, veilig onderkomen gevonden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.