Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het Overstapseizoen 2022-2023 (Kamerstuk 29689-1191)
29 689 Herziening Zorgstelsel
Nr. 1201 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 19 juni 2023
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over
de brief van 12 april 2023 over het Overstapseizoen 2022–2023 (Kamerstuk 29 689, nr. 1191).
De vragen en opmerkingen zijn op 12 mei 2023 aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 16 juni 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Smals
De adjunct-griffier van de commissie, Bakker
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
5
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
6
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
6
II.
Reactie van de Minister
7
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief over het overstapseizoen
2022–2023. Deze leden danken de Minister voor zijn brief en hierbij nog enkele vragen.
Zij lezen dat Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) graag een meer onderscheidend polisaanbod
ziet en dat de Minister zich hierbij aansluit. Hoe zijn de reacties van verzekeraars
op de oproep van de Minister om hun polisaanbod kritisch tegen het licht te (blijven)
houden? Is de Minister hierover in gesprek met zorgverzekeraars? Is de Minister het
met genoemde leden eens dat meer onderscheidend niet hetzelfde is als meer, oftewel
dat het doel niet moet zijn om nog meer polissen te creëren? Op welke aspecten verwacht
de Minister meer onderscheid?
De contractering tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars liep moeizamer dan voorgaande
jaren, zo lezen de leden van de VVD-fractie. Het percentage verzekerden dat is overgestapt
is hoger dan voorgaande jaren. Welke conclusies trekt de Minister uit deze gegevens?
Doordat veel contracten pas na 1 januari 2023 rond waren, was voor verzekerden – in
de periode waarin zij konden overstappen naar een andere zorgverzekeraar – niet duidelijk
of de zorgaanbieder van hun keuze gecontracteerd zou zijn in het nieuwe polisjaar.
In hoeverre hebben verzekeraars hun zorgplicht nageleefd indien de contractering in
het nieuwe polisjaar nog niet rond was? Vindt de Minister ook dat deze late contractering
voortaan voorkomen moet worden? Is hij het met genoemde leden eens dat het overgrote
deel van de inkoopcontracten voor half november (dus voor het overstapseizoen begint)
gesloten moet zijn, waardoor verzekerden die informatie hebben voor ze hun zorgverzekering
voor het opvolgende jaar afsluiten?
De NZa is van mening dat zorgverzekeraars over het algemeen voldoende transparant
zijn over de gevolgen voor verzekerden van contracten die nog niet gesloten zijn.
Wat wordt bedoeld met «over het algemeen», en welke grenzen en criteria hanteert de
NZa hierbij? Welke mening is de Minister toegedaan? In brief van de NZa over acties
van de NZa voor en tijdens de overstapperiode1 lezen deze leden dat gestart is met een verkenning naar hoe regelgeving ten behoeve
van een transparant zorginkoopproces aangepast kan worden. Wanneer worden de resultaten
van deze verkenning verwacht?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de premie – voor zowel verzekerden zonder, als
verzekerden met vrijwillig eigen risico – met 11 euro per jaar is verhoogd om de premiekorting
voor verzekerden met vrijwillig eigen risico te financieren. De Minister wacht de
resultaten van het onderzoek naar risicoverevening af alvorens hij eventuele vervolgstappen
overweegt. Een eventuele vervolgstap is het afschaffen van het vrijwillig eigen risico.
Het vrijwillig eigen risico brengt echter belangrijke voordelen met zich mee, zoals
kostenbewustzijn onder verzekerden en keuzevrijheid. Hoe borgt de Minister dat ook
deze twee elementen worden meegenomen bij vervolgstappen? In navolging hiervan vinden
genoemde leden het van belang dat verzekerden een duidelijk inzicht hebben in de kosten
van zorg. Op welke manier kunnen verzekeraars meer en beter hun rol spelen om kostenbewustzijn
te creëren bij verzekerden, zeker gezien de verwachte stijging van de zorgkosten?
Wat kan de Minister vanuit zijn rol doen om dit bewustzijn te creëren dan wel vergroten?
Is er een manier om het kostenbewustzijn onder verzekerden te meten?
Tot slot zijn de leden van de VVD-fractie benieuwd of er recent inzicht is in het
aantal mensen dat recht heeft op zorgtoeslag, maar hier geen gebruik van maakt.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over het
overstapseizoen en de onderliggende stukken. Deze leden willen benadrukken dat het
belangrijk is dat zorgverzekeraars goede en kostendekkende inkoopafspraken maken met
zorgaanbieders en dat hierover op een heldere manier gecommuniceerd wordt naar de
verzekerden. Zij vragen wat de onderliggende oorzaken zijn van de late contractafspraken
tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders en welke stappen voor dit jaar gezet kunnen
worden om voorafgaand aan het contracteren meer rekening te houden met onzekerheden,
zoals hoge energieprijzen en inflatie. Genoemde leden vinden het goed dat de NZa een
verkenning doet naar het transparanter maken inkoopprocessen en worden graag over
de uitkomsten hiervan geïnformeerd.
Ook hebben de leden van de D66-fractie met interesse kennisgenomen van de uitkomsten
van het onderzoek dat naar aanleiding van de motie van het lid Paulusma c.s.2 is uitgevoerd. Zij vinden het belangrijk dat ons zorgstelsel een solidair stelsel
is en zien de kruissubsidiering tussen verzekerden met en zonder vrijwillig eigen
risico als mogelijk kwetsbaar voor de solidariteit van het stelsel. Deze leden begrijpen
dat onderzoeken lopen naar een betere verevening via het risicovereveningssysteem
en vragen de Minister aan te geven welke knoppen er binnen dit systeem zijn om dit
effect te verminderen. Deze leden horen daarnaast ook graag van de Minister welke
andere mogelijkheden er zijn om dit effect te verminderen, zoals bijvoorbeeld het
beter informeren van verzekerden die voor een vrijwillig eigen risico kiezen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister met
betrekking tot het overstapseizoen 2022–2023. Deze leden hebben hier enkele vragen
bij. De Minister schrijft dat het Equalis-onderzoek laat zien dat het vrijwillig eigen
risico tot kruissubsidiëring van ongezonde naar gezonde verzekerden leidt en dat in
het huidige onderzoeksjaar 2022–2023 met meer innovatieve technieken juist gekeken
wordt naar de overcompensatie van de groep van gezonde verzekerden. De Minister wil
dat onderzoek eerst afwachten eer de Minister besluit om het vrijwillig eigen risico
af te schaffen. Genoemde leden vragen waarom de Minister onderzoeksgeld besteedt aan
iets dat zo makkelijk op te lossen is. Waarom schaft de Minister het vrijwillig eigen
risico niet per 2024 af?
De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister een overzicht kan geven van de winst
per verzekerde per verzekeraar over de laatste vijf jaar.
Genoemde leden vragen of de Minister van mening is dat onderzoek naar het verminderen
van de overcompensatie van gezonde verzekerden en de ondercompensatie van chronische
zieken niet meer nodig is. Zo ja, kan de Minister dit dan toelichten? Zo niet, welke
acties zet de Minister dan in? Is de Minister bereid structureel een bandbreedte af
te spreken van winst/verlies-marge (conform de aangehouden motie van het lid Van den
Berg3)?
De Minister schrijft dat hij net als de NZa graag ziet dat het polisaanbod meer onderscheidend
wordt, zodat er voor verzekerden daadwerkelijk iets te kiezen valt. Daarom roept de
Minister zorgverzekeraars opnieuw op om hun polisaanbod kritisch tegen het licht te
(blijven) houden. Genoemde leden vragen waarom de Minister conform het verzoek van
de leden van de CDA-fractie niet alleen kloonpolissen, maar ook tweelingpolissen gaat
verbieden.
De Minister schrijft dat hij verwacht de Kamer in de zomer van 2023 te kunnen informeren
over de uitkomsten van de onderzoeken in de risicoverevening. De leden van de CDA-fractie
vragen tot wanneer de Kamer daar nog op kan bijsturen. Kan de Minister hiervan een
tijdspad aangeven?
De Minister laat momenteel Zorgweb een onderzoek uitvoeren naar de ontwikkeling van
het aantal collectiviteiten in 2023. De leden van de CDA-fractie vragen of daarbij
ook wordt gekeken of de aanbieder van de collectiviteit zelf volledig de schadelast
draagt. Zo nee, waarom niet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief over het Overstapseizoen
2022–2023. Zij hebben hierover nog een aantal kritische vragen en opmerkingen. Deze
leden lezen dat het bedrag dat mensen zonder vrijwillig eigen risico extra aan premie
betalen om de premiekorting voor mensen met een vrijwillig eigen risico te financieren,
is toegenomen. Tegelijkertijd is ook het aantal mensen dat kiest voor een vrijwillig
eigen risico gestegen, voornamelijk vanwege de stijging van de premie. Hierdoor wordt
de solidariteit nog verder ondermijnd. Wanneer gaat de Minister beseffen dat dit systeem
niet werkt?
Genoemde leden vragen de Minister hoeveel het jaarlijkse overstapcircus afgelopen
jaar heeft gekost aan bijvoorbeeld reclame vanuit zorgverzekeraars en het Ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
De leden van de SP-fractie lezen dat de Minister schrijft dat het belangrijk is dat
het polisaanbod «onderscheidend is». Wat is het nut van polissen en verzekeraars die
zich van elkaar onderscheiden? Alle mensen willen immers vrijwel hetzelfde van een
zorgverzekering, namelijk betaalbaarheid, kwaliteit en dat alle noodzakelijke zorg
vergoed wordt. Waarom moeten verzekeraars zich dan alsnog onderscheiden, aangezien
dit vaak leidt tot onbegrip onder verzekerden over verschillen en een opeenstapeling
van eisen voor zorgaanbieders? Dient dit nog een ander nut dan legitimering van de
marktwerking in de zorg?
Genoemde leden lezen dat het aantal polissen met beperkende voorwaarden is gestabiliseerd.
Wat gaat de Minister eraan doen om ervoor te zorgen dat dit soort polissen worden
tegengegaan?
De leden van de SP-fractie missen concrete acties van de Minister om de chaos en onduidelijkheid
op te lossen over de vraag welke zorg gecontracteerd wordt. Hoe kunnen mensen nu een
fatsoenlijke keuze maken als ze niet weten of hun zorgaanbieder wel vergoed wordt?
Wat gaat de Minister nu concreet doen om te voorkomen dat mensen volgend jaar weer
niet op tijd weten of hun zorgaanbieder wordt vergoed? Deze leden vragen de Minister
daarnaast in hoeverre het huidige contracteerbeleid van zorgverzekeraars, waardoor
veel zorgaanbieders niet (door alle zorgverzekeraars) gecontracteerd worden, nog past
bij de huidige situatie van schaarste in de zorg. Is het niet logischer om nu alle
zorgaanbieders dekkende tarieven te bieden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over
het jaarlijks overstapseizoen op de zorgverzekeringsmarkt. Zij hebben nog wel enkele
vragen over deze brief en het onderliggende onderzoek naar het eigen risico. Deze
leden hebben al eerder hun zorgen geuit over de contractering in 2023. Zij vinden
de huidige situatie, waarin verzekerden een verzekering moeten afsluiten zonder duidelijkheid
over wat deze verzekering precies gaat inhouden, zeer onwenselijk. Hoe kijkt de Minister
naar deze situatie? Zou een overstapregeling naar een andere regeling voor verzekerden,
wanneer de uiteindelijke contractering tegenvalt, niet gepast zijn? Maakt een overstapregeling
onderdeel van de verkenning van de NZa naar tijdelijke duidelijkheid over vergoedingen?
Wat zijn de praktische obstakels die de Minister bij een dergelijke overstapregeling
ziet? Hoe ziet, naar het idee van de Minister, een nieuwe contracteercultuur eruit?
Kan de Minister verder toelichten wat genoemde leden hiervan kunnen verwachten? Vindt
de Minister het wenselijk dat het aantal restitutiepolissen terugvalt, terwijl de
populariteit voor de polissen met beperkende voorwaarden toeneemt? Betekent dit niet
samen met de moeizame contractering dat het steeds minder inzichtelijk wordt voor
mensen met welke extra kosten zij geconfronteerd kunnen worden? Hoe kijkt de Minister
naar de bandbreedteregeling? Zou de Minister willen overwegen om deze regeling te
verlengen? Zo nee, waarom niet? Is het realistisch om vooral in te zetten op een beter
risicovereveningsmodel, als er al jaren gewerkt wordt aan perfectionering van dit
model, maar het model nog steeds niet naar behoren functioneert? Waarom verwacht de
Minister dat deze verbetering binnen korte termijn alsnog zal komen?
De leden van de PvdA-fractie lezen in de brief van de NZa dat bij zestien polissen
met beperkende voorwaarden de vergoeding voor niet gecontracteerde zorg bij een of
meer aanspraken onder de 75% van het gemiddeld gecontracteerd tarief ligt. Dit vinden
genoemde leden zeer onwenselijk omdat dit botst met het hinderpaalcriterium. Kan de
Minister aangeven of in al deze gevallen de zorgverzekeraar goed heeft kunnen onderbouwen
waarom dit percentage geen feitelijke hinderpaal zal opleveren? Kan de Minister een
voorbeeld geven van een goede onderbouwing om een lager percentage te vergoeden? Wat
betekent het in praktijk dat zorgverzekeraars voor niet gecontracteerde zorg verschillende
vergoedingspercentages hanteren per zorgvorm? Kan de Minister dit nader toelichten?
De leden van de PvdA-fractie zijn al langer kritisch over het vrijwillig eigen risico.
De premiekorting voor gezonde, jonge verzekerden met een hoger inkomen wordt gefinancierd
door de andere verzekerden. Dit wordt bevestigd door het onderzoek van Equalis. De
Minister heeft meermaals genoemd dat het vrijwillig eigen risico erg belangrijk is
voor de solidariteit van ons stelsel. Daarover zegt het Equalis onderzoek: «Draagvlak
voor solidariteit lijkt beperkt beïnvloed te worden door de keuzemogelijkheid voor
een vrijwillig eigen risico.» Als laatste laat het onderzoek zien dat de afschaffing
van het vrijwillig eigen risico niet leidt tot een stijging in de zorgpremie. Daarom
zijn deze leden erg benieuwd welke argumenten de Minister nog ziet voor het behoud
van het vrijwillig eigen risico.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister
over het overstapseizoen. Zij hebben nog enkele zorgen en vragen. De eerste zorg van
genoemde leden zit in het vrijwillig eigen risico. Uit recent onderzoek, zoals ook
door de Minister wordt aangehaald, wordt wederom bevestigd dat een hoog vrijwillig
eigen risico leidt tot een premiestijging. Die premiestijging is nu becijferd op elf
euro per jaar. De reactie van de Minister is in de ogen van genoemde leden toch enigszins
teleurstellend. De Minister schrijft te onderzoeken of kruissubsidiering niet eerst
tegengegaan kan worden. Dit verbaast deze leden. Zij vragen de Minister waarom hij
het vrijwillig eigen risico niet wil verbieden, tenminste totdat er een manier is
gevonden om kruissubsidiering tegen te gaan.
Ook willen de leden van de GroenLinks-fractie de Minister vragen om op het volgende
te reflecteren. De Minister beargumenteert eigenlijk dat als er geen sprake is van
kruissubsidiëring een vrijwillig eigen risico niet onrechtvaardig is. Het is dan immers
zo dat er geen premieopslag is om de korting van het vrijwillig eigen risico te betalen.
Genoemde leden betogen dat zelfs als er geen kruissubsidiering is, het vrijwillig
eigen risico nog steeds onrechtvaardige uitkomsten kent. Zij zien namelijk dat mensen
met een slechtere gezondheid het volledig verplicht eigen risico betalen en een hogere
premie. Dit is in tegenstelling tot gezonde mensen, die geen eigen risico betalen
en een premiekorting kunnen krijgen. Het is in de ogen van deze leden dan ook niet
verassend dat, zoals ook het onderzoek blijkt, het vooral mensen uit een hogere sociale
klassen zijn, die een vrijwillig eigen risico kiezen. Dit zijn mensen met meer geld
en die vaak in goede gezondheid leven. En zij krijgen nu een extra korting. Hiermee
wordt een tweedeling gecreëerd in ons zorgstelsel. Rijke gezonde mensen nemen een
vrijwillig eigen risico en krijgen premiekorting. Mensen met minder geld of goede
gezondheid betalen een hogere zorgpremie. Het is deze uitkomst, die in de ogen van
de leden van de GroenLinks-fractie per definitie niet rechtvaardig is. Hoe verantwoordt
de Minister deze dubbele extra kosten voor mensen met een slechtere gezondheid?
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de brief van de Minister en zij
heeft hierover nog wat vragen. Uit het onderzoek blijkt dat de kruissubsidiëring is
toegenomen en dat mensen zonder vrijwillig eigen risico meebetalen aan de premiekorting
voor mensen met een hoog vrijwillig eigen risico en dikwijls weinig zorgkosten. Het
lid van de BBB-fractie hoort graag van de Minister wat er voor nodig is om het vrijwillig
eigen risico af te schaffen en per wanneer afschaffen op zijn vroegst mogelijk is.
Kan de Minister aangeven waarom hij niet alvast start met de voorbereidingen voor
afschaffing van het vrijwillig eigen risico?
Inmiddels worden er binnen het Integraal Zorg Akkoord (IZA) (Kamerstuk 31 765, nr. 655) afspraken gemaakt over het goed informeren van verzekerden en het verbeteren van
het contracteerproces tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars. Genoemd lid gaat
er vanuit dat deze verbeterplannen tijdig worden doorgevoerd en zullen leiden tot
merkbare verbeteringen voor verzekerde patiënten, maar omdat het overstapseizoen al
weer snel voor de deur staat, vindt zij het wenselijk dat de Minister de vinger aan
de pols houdt.
Het lid van de BBB-fractie vraagt de Minister alle verbetervoornemens in het kader
van het goed informeren van verzekerden en het verbeteren van het contracteerproces
tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars in kaart brengen. Verder hoort ze graag
wat de Minister gaat doen om de voortgang en resultaten van verbetervoornemens voor
komend overstapseizoen in de praktijk te monitoren.
II. Reactie van de Minister
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fracties vragen naar de reacties van zorgverzekeraars op de oproep
om hun polisaanbod kritisch tegen het licht te (blijven) houden. Deze leden willen
weten of ik hierover in overleg ben met zorgverzekeraars en of ik het ermee eens ben
dat meer onderscheidende polissen niet hetzelfde is als meer polissen. Ook vragen
ze op welke aspecten ik meer onderscheid verwacht.
Ik ben het eens met de genoemde leden dat een meer onderscheidend aanbod van polissen
niet per definitie hoeft te leiden tot meer polissen. Een onderscheidend polisaanbod
vraagt dat verzekerden daadwerkelijk keuzemogelijkheden hebben. Op dit moment blijken
polissen soms maar op zeer kleine aspecten van elkaar te verschillen. Het is bijvoorbeeld
maar de vraag in hoeverre een polis die bijvoorbeeld alleen via een iets hoger of
iets lager vergoedingspercentage voor niet-gecontracteerde zorg van andere polissen
van dezelfde zorgverzekeraar (of concern) verschilt, nu écht onderscheidend is. Ik
ben en blijf met zorgverzekeraars in gesprek over mijn verzoek om hun polisaanbod
kritisch tegen het licht te blijven houden.
Verzekeraars hebben verschillende manieren waarop zij zich kunnen onderscheiden richting
verzekerden. Zo kunnen zij zich bijvoorbeeld onderscheiden op basis van hun zorginkoop
en de service die zij leveren.
De leden van de VVD-fracties vragen naar de dit jaar moeizaam verlopen contractering
tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars. Het percentage verzekerden dat is overgestapt
is hoger dan voorgaande jaren. De leden zijn benieuwd naar welke conclusies ik trek
uit deze gegevens. Daarnaast zijn de leden benieuwd naar in hoeverre verzekeraars
hun zorgplicht hebben nageleefd indien de contractering in het nieuwe polisjaar nog
niet rond was. Er wordt gevraagd naar of ik vind dat deze late contractering voortaan
voorkomen moet worden en of ik het eens ben met de leden dat het overgrote deel van
de inkoopcontracten voor half november (dus voor het overstapseizoen begint) gesloten
moet zijn.
Dat er veel mensen zijn overgestapt geeft aan dat mensen zich bewust zijn van hun
keuzemogelijkheden. Dat vind ik positief, mensen weten dat er wat te kiezen valt.
Tegelijkertijd ben ik me er van bewust dat er veel wordt gekozen op de hoogte van
premie en dat aandacht voor andere aspecten van een polis beperkt is. Het feit dat
mensen voor een verzekering kiezen, maar nog niet weten hoe het zit met de contractering
van aanbieders en de vergoeding van zorg, baart mij wel zorgen. Ik vind het dan ook
van groot belang dat mensen beter weten waarvoor zij kiezen en dat dus in ieder geval
duidelijk is voor het komende premiejaar welke aanbieders gecontracteerd zijn en wat
de vergoeding is. In het Integraal Zorg Akkoord zijn afspraken gemaakt om het contracteerproces
te verbeteren zodat voor 2024 de informatie voor verzekerden tijdig beschikbaar is.
Partijen zijn inmiddels gezamenlijk aan de slag zijn gegaan met deze afspraken. Ik
heb uw Kamer inmiddels per brief4 geïnformeerd over de voortgang daarvan.
Het feit dat de contractering begin 2023 nog niet rond was heeft formeel geen relatie
met de zorgplicht. Er hoeft formeel namelijk niet gecontracteerd te worden om aan
de zorgplicht te voldoen. De zorgplicht gaat over het individuele recht van verzekerden
op zorg. Zolang mensen zorg hebben gekregen, en verzekeraars de rekening betalen aan
de aanbieder (bij een natura-verzekering) of aan de verzekerde (bij een restitutie-verzekering
of op grond van artikel 13 Zvw), dan is geen sprake van dat de zorgplicht niet wordt
nageleefd.
In het IZA is onder meer afgesproken dat zorgverzekeraars en zorgaanbieders zich gezamenlijk
inzetten om het inkoopproces jaarlijks vóór 12 november af te ronden. Aanvullend op
de IZA afspraken heb ik uw Kamer, met mijn brief over het verbeteren van het contracteerproces5, geïnformeerd dat de NZa ernaar streeft om begin juli in afstemming met partijen
een handreiking voor het contracteerproces vast te stellen, waarin ook normen van
het zorginkoopproces opgenomen worden. Ik vind het wenselijk dat het contracteerproces
dusdanig wordt verbeterd dat de contractafspraken op 12 november ook zoveel mogelijk
afgerond kunnen worden.
De NZa is van mening dat zorgverzekeraars over het algemeen voldoende transparant
zijn over de gevolgen voor verzekerden van contracten die nog niet gesloten zijn.
Wat wordt bedoeld met «over het algemeen», en welke grenzen en criteria hanteert de
NZa hierbij? Welke mening is de Minister toegedaan? In brief van de NZa over acties
van de NZa voor en tijdens de overstapperiode6 lezen deze leden dat gestart is met een verkenning naar hoe regelgeving ten behoeve
van een transparant zorginkoopproces aangepast kan worden. Wanneer worden de resultaten
van deze verkenning verwacht?
Het begrip «over het algemeen» heeft de NZa gebruikt om het beeld over alle zorgverzekeraars
gezamenlijk te duiden. Alle zorgverzekeraars hebben informatie gegeven over de gevolgen
van de situatie dat contracten nog niet gesloten zijn. In twee gevallen vond de NZa
dat de zorgverzekeraars duidelijker konden zijn over deze gevolgen voor verzekerden
als de contracteerstatus nog op «in onderhandeling» staat.
De NZa is tot deze conclusie gekomen na een korte uitvraag die eind december bij alle
zorgverzekeraars is gedaan. Daarbij zijn de volgende drie vragen gesteld:
1) Welke informatie verstrekt de zorgverzekeraar op dit moment over de gevolgen van het
nog niet sluiten van een contract?
2) Welke informatie wordt toegevoegd naar aanleiding van het informatieverzoek?
3) Wat zijn de overwegingen daarbij?
De reacties op de vragen zijn beoordeeld aan de hand van artikel 4 van de Regeling
informatieverstrekking ziektekostenverzekeraars aan consumenten. Dit artikel bepaalt
dat de informatie bruikbaar moet zijn voor consumenten. Daarvan is sprake als aan
de volgende eisen is voldaan:
a. de informatie is relevant voor de zorgkeuze op dat moment;
b. de informatie en de wijze waarop die wordt verstrekt sluit aan bij de informatiebehoefte
en vaardigheden van de consument;
c. de informatie is juist, niet-misleidend, vindbaar en voor zo ver van toepassing gemakkelijk
vergelijkbaar.
Ik deel de mening van de NZa dat zorgverzekeraars voldoende transparant waren over
de gevolgen voor verzekerden van contracten die nog niet gesloten zijn.
In het IZA is onder meer afgesproken dat zorgverzekeraars en zorgaanbieders zich gezamenlijk
inzetten om het inkoopproces jaarlijks vóór 12 november af te ronden. Vanwege het
belang om de IZA-doelen via de zorginkoop te realiseren én om de belangen van burgers
bij het kiezen van een nieuwe zorgpolis te beschermen, ontwikkelt de NZa momenteel
in nauw overleg met zorgaanbieders en zorgverzekeraars een handreiking met gedragsregels
voor de contractering en de informatieverstrekking aan burgers. Het is de bedoeling
dat de handreiking uiterlijk in (het begin van) de zomer gereed is en kan worden aangeboden
aan de IZA-partijen begin juli. Deze handreiking bevat specifieke gedragsregels die
deels bestaan uit bestaande regels en deels bestaan uit nieuwe gedragsregels.
De leden van de VVD-fractie geven aan dat een eventuele vervolgstap het afschaffen
van het vrijwillig eigen risico is. Zij wijzen erop dat het vrijwillig eigen risico
belangrijke voordelen met zich meebrengt, zoals kostenbewustzijn onder verzekerden
en keuzevrijheid. Hoe borgt de Minister dat ook deze twee elementen worden meegenomen
bij vervolgstappen?
Bij het bepalen van een eventuele vervolgstap (na afronding van de risicovereveningsonderzoeken)
ten aanzien het vrijwillig eigen risico dient uiteraard ook aandacht te zijn voor
de voordelen van het vrijwillig eigen risico. Voor de volledigheid merk ik verder
graag op dat de zorgverzekeraars private schadeverzekeraars zijn die onder de reikwijdte
van de EU-richtlijn Solvabiliteit II vallen. Die richtlijn schrijft voor dat de vrijheid
van de zorgverzekeraars om hun polis in te richten alleen mag worden beperkt voor
zover dit noodzakelijk is ter bescherming van het algemeen belang. Dit betekent onder
meer dat een eventuele beperking van die vrijheid objectief noodzakelijk dient te
zijn om een doel van algemeen belang te bereiken en evenredig (proportioneel) dient
te zijn met dat doel. Dit zijn allemaal belangrijke elementen die meegenomen moeten
worden bij het bepalen van de vervolgstappen.
De leden van de VVD-fractie vragen naar de rol en mogelijkheden van zorgverzekeraars
en de Minister bij het creëren van kostenbewustzijn onder verzekerden. Ook vragen
zij naar een manier om het kostenbewustzijn onder verzekerden te meten.
Het verplicht en het vrijwillig eigen risico zijn belangrijke instrumenten om verzekerden
bewust te maken van de kosten van zorg. Ook de nominale premie is een instrument om
te communiceren dat zorg duur is. Het kostenbewustzijn voortkomend uit het verplicht
respectievelijk vrijwillig eigen risico kan leiden tot een afname van zorggebruik
en de zorgkosten; dit wordt ook wel het «remgeldeffect» genoemd. Er zijn verschillende
manieren om het remgeldeffect te meten, zowel met vragenlijsten en andere kwalitatieve
methoden of kwantitatieve methoden.7
Verder dient een zorgverzekeraar een verzekerde die vraagt om informatie over de financiële
gevolgen van zijn (toekomstige) keuze voor een specifieke behandeling of dienst bij
een specifieke zorgaanbieder, alle informatie te verstrekken die een verzekerde nodig
heeft om de financiële gevolgen van zijn keuze te kunnen overzien (artikel 9.1 van
de «Regeling informatieverstrekking ziektekostenverzekeraars aan consumenten» (TH/NR022)).
De zorgaanbieder dient de verzekerde te informeren over de tarieven die voor de verzekerde
van belang zijn (artikel 4 van de «Regeling transparantie zorgaanbieders» (TH-NR-018).
Daarnaast kunnen verzekerden de rekening van een zorgaanbieder inzien via de «mijn
omgeving» van de zorgverzekeraar. Dit alles kan bijdragen aan het kostenbewustzijn
van verzekerden.
Tot slot zijn de leden van de VVD-fractie benieuwd of er recent inzicht is in het
aantal mensen dat recht heeft op zorgtoeslag, maar hier geen gebruik van maakt.
Het aantal mensen dat recht heeft op zorgtoeslag, maar hiervan geen gebruik maakt,
wordt in het IBO 1, (IBO Toeslagen) ingeschat op 10%. Dit betreft een analyse over
het jaar 2015.8
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie vragen wat de onderliggende oorzaken zijn van de late
contractafspraken tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders en welke stappen voor
dit jaar gezet kunnen worden om voorafgaand aan het contracteren meer rekening te
houden met onzekerheden, zoals hoge energieprijzen en inflatie.
Het contracteerproces 2023 kwam door verschillende oorzaken laat op gang. Een oorzaak
is de financiële onzekerheid als gevolg van de hoge inflatie inclusief de hoge energiekosten.
Daarnaast kwam het contracteerproces ook vertraagd op gang doordat tijdens het contracteerseizoen
pas in een later stadium een helder beeld kwam van de effecten van het op dat moment
net gesloten Integraal Zorgakkoord. In mijn brief van 12 juni over het verbeteren
van het contracteerproces heb ik u hierover geïnformeerd.9 In het IZA is afgesproken dat de NZa een handreiking op gaat stellen, waarin aandacht
is voor transparante informatie-uitwisseling tussen partijen en de zorginhoudelijke
gesprekken die tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders worden gevoerd. Later dit
jaar zal ik uw Kamer hierover verder informeren.
De leden van de D66-fractie vragen welke knoppen er binnen het risicovereveningssysteem
zijn om de kruissubsidiëring tussen verzekerden met en zonder het vrijwillig eigen
risico te verminderen.
Het Nederlandse risicovereveningsmodel behoort tot de beste risicovereveningmodellen
van de wereld, maar er is ruimte voor verbetering. Op dit moment worden zorgverzekeraars
voor gezonde verzekerden vaak nog overgecompenseerd en voor chronische zieken ondergecompenseerd.
Ik span me samen met ZN, zorgverzekeraars en Zorginstituut Nederland in om via verschillende
onderzoeken de resterende ondercompensatie van chronisch zieken en overcompensatie
van gezonde verzekerden in de risicoverevening aanzienlijk te verminderen. Verbeteringen
in de risicoverevening kunnen ook zorgen voor een reductie van de overcompensatie
van verzekerden met een vrijwillig eigen risico en hiermee voor een afname van de
kruissubsidiëring. De «knoppen» zijn hierbij in principe divers en kunnen betrekking
hebben op alle verschillende kenmerken van het risicovereveningsmodel, gebruik van
nieuwe data of gebruik van andere schattingsmethoden. De onderzoeken voor het model
2024 zijn nu in een afrondende fase en kunnen aanzienlijke impact hebben op de genoemde
over- en ondercompensatie. In de zomer informeer ik uw Kamer over de uitkomst van
deze onderzoeken.
Deze leden horen daarnaast ook graag van de Minister welke andere mogelijkheden er
zijn om de kruissubsidiëring te verminderen, zoals bijvoorbeeld het beter informeren
van verzekerden die voor een vrijwillig eigen risico kiezen.
De zorgverzekeraars gebruiken de kruissubsidie om extra premiekorting aan verzekerden
met een vrijwillig eigen risico aan te bieden. Zo kunnen ze gezonde verzekerden aantrekken.
Dat is financieel interessant, want gezonde verzekerden leveren voor zorgverzekeraars
onder het huidige risicovereveningssysteem (ondanks de hoge kwaliteit van dat systeem)
meer op dan ongezonde verzekerden. Het (nog) verder verbeteren van het risicovereveningsmodel
wordt daarom gezien als effectieve maatregel om de ongewenste kruissubsidiëring tegen
te gaan. Het is de vraag of het informeren van verzekerden over de ongewenste kruissubsidie
tot lagere premiekortingen vanuit zorgverzekeraars zal leiden. Hoewel circa 60% van
de door Equalis geënquêteerde verzekerden met een vrijwillig eigen risico aangaf bereid
te zijn om af te zien van het vrijwillig eigen risico als dat tot kruissubsidiëring
zou leiden, is het onzeker in welke mate ze dit ook werkelijk zouden doen. Afgezien
daarvan zou de premiekorting voor de verzekerden die nog wel voor een vrijwillig eigen
risico zouden kiezen, er niet noodzakelijkerwijs door dalen. Voor hen zou derhalve
nog steeds sprake zijn van kruissubsidiëring.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie vragen waarom de Minister onderzoeksgeld besteedt aan
iets dat makkelijk op te lossen is. Waarom schaft de Minister het vrijwillig eigen
risico niet per 2024 af?
Allereerst merk ik op dat het vrijwillig eigen risico ook voordelen heeft: keuzevrijheid
en kostenbewustzijn.
Verder geldt dat zorgverzekeraars private schadeverzekeraars zijn die onder de reikwijdte
van de EU-richtlijn Solvabiliteit II vallen. Die richtlijn schrijft voor dat de vrijheid
van de zorgverzekeraars om hun polis in te richten alleen mag worden beperkt voor
zover dit noodzakelijk is ter bescherming van het algemeen belang. Dit betekent onder
meer dat een eventuele beperking van die vrijheid objectief noodzakelijk dient te
zijn om een doel van algemeen belang te bereiken en evenredig (proportioneel) dient
te zijn met dat doel. Op dit moment is het duidelijk dat er een maatregel is die mogelijk
proportioneler is om het beoogde doel (aantasting risicosolidariteit ten gevolge van
de kruissubsidie) te bereiken, namelijk een verdere verbetering van het risicovereveningssysteem.
Dat betekent dat het nu afschaffen van het vrijwillig eigen risico Europeesrechtelijk
waarschijnlijk niet houdbaar is. Daarnaast vergt het afschaffing van het vrijwillig
eigen risico een wetswijziging. Een normaal proces van wetswijziging kost al snel
ten minste twee jaar.
De leden van de CDA-fractie vragen om een overzicht van de winst per verzekerde per
verzekeraar over de laatste vijf jaar.
Zorgverzekeraars hebben sinds de invoering van de Zorgverzekeringswet (Zvw) nog nooit
winst uitgekeerd. Wel hebben zij in sommige jaren positieve resultaten behaald. Positieve
resultaten worden gebruikt door zorgverzekeraars om te (blijven) voldoen aan hun wettelijker
reserve-eisen of worden teruggegeven in de premie. In Tabel 1 wordt een overzicht
gegeven van het resultaat op de basisverzekering per premiebetaler per verzekeraar
voor 2017 tot en met 2021. Dit resultaat wordt gepresenteerd inclusief beleggingsopbrengsten
en na inzet van het resultaat voor een lagere premie in het volgende jaar. 2021 is
het meest recente jaar waarover gegevens van alle verzekeraars bekend zijn. Uiterlijk
1 juli publiceren verzekeraars hun jaarcijfers voor het jaar 2022.
Tabel 1 Resultaat in euro’s per verzekerde
ASR
CZ
DSW
Eno
Menzis
ONVZ
VGZ
Zorg & Zekerheid
Zilveren Kruis
2017
– 7
– 49
58
– 29
19
– 97
– 58
– 10
– 62
2018
– 3
37
8
139
10
– 52
19
70
12
2019
14
43
35
37
53
14
8
75
– 6
2020
9
29
100
7
– 36
61
– 15
7
19
2021
34
– 35
25
1
– 75
– 61
– 1
– 106
– 33
Genoemde leden vragen of onderzoek naar het verminderen van de overcompensatie van
gezonde verzekerden en de ondercompensatie van chronische zieken niet meer nodig is.
Ook wordt mij gevraagd of ik bereid ben om structureel een bandbreedte af te spreken
van winst/verlies-marge (conform de aangehouden motie van het lid Van den Berg10)?
Het Nederlandse risicovereveningsmodel behoort tot de beste risicovereveningmodellen
van de wereld, maar werkt nog niet optimaal. Zoals de CDA-fractie aangeeft worden
gezonde verzekerden vaak nog overgecompenseerd en chronische zieken ondergecompenseerd.
De mate waarin dit nu nog plaats vindt, vind ik ongewenst. Op dit moment span ik me
samen met ZN, zorgverzekeraars, onderzoekers en Zorginstituut Nederland in om via
verschillende onderzoeken de resterende ondercompensatie van chronisch zieken en overcompensatie
van gezonde verzekerden in de risicoverevening aanzienlijk te verminderen. Deze onderzoeken
voor het model 2024 zijn nu in een afrondende fase en kunnen aanzienlijke impact hebben
op de genoemde over- en ondercompensatie. In de zomer informeer ik uw Kamer over de
uitkomst van deze onderzoeken.
De bandbreedte op polisniveau is voor het vereveningsmodel 2023 geïntroduceerd vanwege
onvolkomenheden in de risicoverevening in combinatie met een mogelijk druk overstapseizoen
vanwege het afschaffen van de collectiviteitskorting en de hoge inflatie. De ACM en
NZa hebben mij om deze twee redenen geadviseerd om eenmalig voor het jaar 2023 een
bandbreedte op polisniveau in te zetten. Dit advies heb ik overgenomen. De redenen
van het afschaffen van de collectiviteitskorting en de hoge inflatie zijn nu niet
aan de orde. De bandbreedte is daarbij geen wondermiddel. Zij heeft ook nadelen, omdat
zij doelmatigheidsprikkels vermindert en zorgverzekeraars met strategisch gedrag kunnen
inspelen op de bandbreedte op polisniveau. Mijn voorkeur is daarom om de over- en
ondercompensatie te beperken via ex-ante aanpassingen van het risicovereveningsmodel.
In de zomer informeer ik u over de voorgenomen aanpassingen voor het model 2024.
De leden van de CDA-fractie vragen waarom de ik, conform het verzoek van de leden
van de CDA-fractie, niet alleen kloonpolissen maar ook tweelingpolissen ga verbieden.
Anders dan de genoemde leden stellen, zal ik geen tweeling- of kloonpolissen gaan
verbieden. Desalniettemin dragen dergelijke polissen niet bij aan een onderscheidend
polisaanbod: de polissen zijn inhoudelijk (nagenoeg) gelijk en creëren verwarring
in het polisaanbod. Daarom steun ik de NZa in hun voornemen om de informatieverplichtingen
voor zorgverzekeraars ten aanzien van nagenoeg gelijke polissen aan te scherpen. Hierdoor
wordt het voor verzekerden beter inzichtelijk dat er een vergelijkbaar, en wellicht
goedkoper, alternatief is.
Ik heb toegezegd dat ik de Kamer in de zomer van 2023 zal informeren over de uitkomsten
van de onderzoeken in de risicoverevening. De leden van de CDA-fractie vragen tot
wanneer de Kamer daar nog op kan bijsturen en of ik hiervan een tijdspad kan aangeven?
Aanpassingen in de risicoverevening zijn niet eenvoudig te maken, want hiervoor is
zorgvuldig onderzoek noodzakelijk. De tijd voor de jaarlijkse onderzoekscyclus wordt
eerder als krap dan als ruim ervaren. Beleid rondom de risicoverevening is daarom
ook beleid op de middellange en lange termijn. Mijn visie op de risicoverevening heb
ik uiteengezet in mijn brief over de ex ante vormgeving van het risicovereveningsmodel
2023 (Kamerstuk 29 689, nr. 1150) en in het IZA heb ik met partijen afspraken rond de risicoverevening gemaakt (Kamerstuk
31 765, nr. 655).
Bijsturing kan plaatsvinden op verschillende momenten en manieren. De Kamer wordt
twee keer per jaar per brief geïnformeerd over de risicoverevening. De eerste brief
wordt jaarlijks in de zomer verzonden en gaat in op de voorgenomen modelwijzigingen
voor het volgende jaar. Indien gewenst kan de Kamer in principe op basis van deze
brief bijsturen op het model voor het komende jaar. De voorbereidingen voor het nieuwe
model zijn, ook met het oog op een zorgvuldige uitvoering en op de wettelijke termijn
in verband met de uiterste datum voor de premiebekendmaking van 12 november, dan echter
wel al in gevorderd stadium en hierdoor zijn grote aanpassingen in de praktijk niet
meer mogelijk. Met de tweede brief begin september wordt de Kamer geïnformeerd over
de definitieve vormgeving van het model voor het komende jaar. In deze brief wordt
ook aandacht besteed aan het onderzoeksprogramma voor de komende jaren. De Kamer kan
op basis van deze brief reflecteren op het onderzoeksprogramma en op het actuele risicovereveningsmodel
en input leveren voor de ontwikkeling van de risicoverevening voor het jaar volgend
op het komende jaar en de jaren daarna.
De leden van de CDA-fractie vragen of bij het onderzoek van Zorgweb naar de ontwikkeling
van het aantal collectiviteiten in 2023 ook wordt gekeken of de aanbieder van de collectiviteit
zelf volledig de schadelast draagt. Zo nee, waarom niet?
In de memorie van toelichting van de behorende wijziging van de Zorgverzekeringswet
(Zvw) is de verwachting geuit dat het aantal collectiviteiten zal afnemen (Kamerstuk
35 872, nr. 3). Een zorgverzekering die aan deelnemers van een collectiviteit wordt aangeboden,
is voor dezelfde premie immers ook beschikbaar voor anderen. In ieder geval de collectiviteiten
zonder aanvullende afspraken zullen minder aantrekkelijk zijn voor verzekerden. Dit
zal ook gelden voor de collectiviteiten waarbij de meerwaarde van de (zorginhoudelijke)
afspraken beperkt is. Het lid Tielen (VVD) heeft hierbij de regering verzocht om de
effecten van de wetswijziging in relatie tot het polisaanbod te monitoren (zie Kamerstuk
35 872, nummer 15). Om uitvoering te geven aan deze motie heb ik Zorgweb gevraagd onderzoek te doen
naar de ontwikkeling van het aantal collectiviteiten in 2023 en de deelnamegraad van
collectiviteiten. In dit onderzoek wordt niet nagegaan of de aanbieder van de collectiviteit
zelf de schadelast draagt. In 2024 zal ik – zoals eerder toegezegd (zie Kamerstuk
35 872, nr. 6) – opnieuw onderzoek laten doen collectiviteiten. Dit onderzoek zal onder andere
aandacht besteden aan de (zorg)inhoudelijke afspraken bij collectiviteiten.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
Genoemde leden vragen de Minister hoeveel het jaarlijkse overstapcircus afgelopen
jaar heeft gekost aan bijvoorbeeld reclame vanuit zorgverzekeraars en het Ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
De cijfers voor de reclamekosten vanuit zorgverzekeraars van 2022 zijn nog niet geheel
compleet. Zorgverzekeraars hebben namelijk tot 1 juli om hun jaarcijfers te publiceren.
Bij de uitgaven aan reclame is de afgelopen jaren een licht dalende trend te zien.
Grafiek 1 geeft een overzicht van de gemiddelde reclamekosten per premiebetaler over
de afgelopen 5 jaar, waarbij het jaar 2022 is gebaseerd op de reeds gepubliceerde
jaaroverzichten. In totaal is er in 2021 ongeveer 23 miljoen euro uitgegeven door
verzekeraars in totaal, dat is 1,66 euro per premiebetaler per jaar.
Grafiek 1. Gemiddelde reclamekosten per premiebetaler in euro’s per jaar (2017–2022*)
* 2022 betreft de gemiddelde reclamekosten op basis van de tot nu toe gepubliceerde
jaarcijfers over 2022 obv +/– 95% van de markt.
BRON: overzichten jaarcijfers basisverzekering gepubliceerd door verzekeraars.
Vanuit het Ministerie van VWS loopt er ieder jaar een publieksvoorlichting om mensen
erop te wijzen dat ze hun nieuwe zorgpolis moeten controleren en kijken of deze nog
aansluit bij hun zorgbehoeften. De kosten bedroegen voor het overstapseizoen 2022–2023
€ 595.000 inclusief BTW.
De leden van de SP-fractie vragen naar het nut van polissen en verzekeraars die zich
van elkaar onderscheiden.
Ik zie de keuzevrijheid van verzekerden op de zorgverzekeringsmarkt als een groot
goed. In de gezondheidszorg zijn de voorkeuren en preferenties van verzekerden heterogeen.
Dit wordt ook bevestigd door bijvoorbeeld onderzoek van CentERdata, waaruit vijf segmenten
van verzekerden uit naar voren komen (zie Kamerstuk 29 689, nummer 1142). Het is daarom goed dat verzekerden jaarlijks de zorgverzekeraar en polis kunnen
kiezen die het beste bij zijn of haar voorkeuren past.
Om een goede keuze te kunnen maken, dient het polisaanbod wel voldoende onderscheidend
en overzichtelijk zijn. Zo kunnen verzekerden de optimale keuze maken voor een polis
die zo goed mogelijk aansluit bij hun persoonlijke situatie. De dreiging dat verzekerden
kunnen overstappen houdt zorgverzekeraars scherp in hun rol ten aanzien van klantgerichtheid
en de inkoop van zorg. Op die manier dragen zorgverzekeraars bij aan kwalitatieve,
betaalbare en toegankelijke zorg.
Genoemde leden vragen wat ik ga doen om polissen met beperkende voorwaarden tegen
te gaan?
Ik zie geen aanleiding om stappen te ondernemen om polissen met beperkende voorwaarden
tegen te gaan. Een polis met beperkende voorwaarden is een naturapolis, waarbij verzekerden
recht hebben op zorg in natura bij gecontracteerde zorgaanbieders. Wanneer deze polissen
met beperkende voorwaarden zich onderscheiden van de rest van het polisaanbod, vormen
ze een belangrijk onderdeel van ons zorgstelsel. Want dan gaat het bijvoorbeeld om
polissen waar de zorgverzekeraar alleen de meest doelmatige zorgaanbieders heeft gecontracteerd.
De mogelijkheid van contracteren is een belangrijke optie voor zorgverzekeraars om
bij te dragen aan een transformatie van het zorglandschap.
Er blijkt ook daadwerkelijk behoefte te zijn aan polissen met beperkende voorwaarden.
Uit onderzoek van het Nivel blijkt dat de overgrote meerderheid met een polis met
beperkende voorwaarden tevreden is met zijn of haar polis (zie Kamerstuk 29 689, nummer 1082 en Kamerstuk 29 689, nummer 1149).
De leden van de SP-fractie vragen wat ik ga doen om te voorkomen dat mensen volgend
jaar weer niet op tijd weten of hun zorgaanbieder wordt vergoed. Deze leden vragen
daarnaast in hoeverre het huidige contracteerbeleid van zorgverzekeraars, waardoor
veel zorgaanbieders niet (door alle zorgverzekeraars) gecontracteerd worden, nog past
bij de huidige situatie van schaarste in de zorg. Is het niet logischer om nu alle
zorgaanbieders dekkende tarieven te bieden?
Voor consumenten is het van belang dat zij tijdens het overstapseizoen een weloverwogen
keuze voor hun zorgverzekering kunnen maken. Informatie over het gecontracteerde zorgaanbod
is daarbij een belangrijke factor. De contractering tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars
kwam zoals hierboven aangegeven afgelopen jaar om verschillende redenen later op gang.
Goede contractering is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van zorgverzekeraars
en zorgaanbieders. IZA-partijen hebben dan ook gereflecteerd op het contracteerproces
2023 en daarbij een stevige ambitie uitgesproken om samen aan een nieuwe contracteercultuur
en -werkwijze te gaan werken en hierop de komende periode stappen met elkaar te zetten
in lijn met de afspraken hierover in het IZA. In mijn brief van 12 juni over het verbeteren
van het contracteerproces heb ik uw Kamer hierover geïnformeerd.11 Onderdeel van deze afspraken is om de informatievoorziening aan verzekerden te verbeteren,
zodat zij tijdens het overstapseizoen een weloverwogen keuze voor een polis kunnen
maken.
Naast het verbeteren van het contracteerproces zijn in het IZA ook afspraken gemaakt
over het vergroten van de sturingsmogelijkheden door zorgverzekeraars. In het IZA
is om meerdere redenen afgesproken dat het verlagen van de vergoeding van niet-gecontracteerde
wordt uitgewerkt.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie vragen of een overstapregeling naar een andere regeling
voor verzekerden, wanneer de uiteindelijke contractering tegenvalt, niet gepast zou
zijn. Ook vragen de leden hoe een nieuwe contracteercultuur eruit zou kunnen zien.
Een aanvullende overstapmogelijkheid is volgens mij geen oplossing voor onduidelijkheid
over het gecontracteerde zorgaanbod. Wel is in het Burgerlijk Wetboek (art 6:940 lid
4 BW) bepaald dat als de polisvoorwaarden verslechteren, de verzekerde het recht heeft
om over te stappen naar een andere polis; bijvoorbeeld als de verzekeraar op het moment
van overstappen aangeeft dat er een contract is met een bepaalde zorgaanbieder en
later blijkt dit niet zo te zijn (terwijl de verzekerde van deze zorgaanbieder gebruik
wil maken), dan heeft de verzekerde het recht om over te stappen. Maar veel beter
is ervoor te zorgen dat zorgverzekeraars hun (aspirant) verzekerden goed informeren
over voor welke zorgaanbieders de zorg wel en voor welke (nog) niet volledig vergoed
wordt. In de Regeling informatieverstrekking ziektekostenverzekeraars aan consumenten
(TH/NR-022) van de NZa is bepaald dat zorgverzekeraars hun verzekerden goed moeten
informeren over de vergoedingen van zorg die voor de polis gelden. Het betreft onder
meer informatie over gecontracteerd zorgaanbod en de vergoeding voor niet-gecontracteerde
zorgaanbieders. Ook moeten zij hun verzekerden tijdig informeren over eventuele nadelige
wijzigingen in de polisvoorwaarden die voor de verzekerden van belang zijn.
Tevens is in de Regeling transparantie zorgaanbieders (TH/NR-018) bepaald dat zorgaanbieders
de consument moeten informeren over datgene wat voor de consument van belang is om
een weloverwogen keuze te maken voor zorg, zoals bijvoorbeeld eventuele eigen betalingen
omdat er geen contract is met de zorgverzekeraar.
Zowel de zorgverzekeraar als de zorgaanbieder hebben een rol bij het informeren van
de verzekerden en patiënten. Dat gaat helaas nog niet altijd goed. In het IZA zijn
daarom afspraken gemaakt om de informatie aan verzekerden te verbeteren. Daarbij is
bijvoorbeeld afgesproken dat de IZA-partijen samen een voorlichtingsprogramma organiseren
dat er op gericht is verzekerden voor te lichten over de financiële risico’s van niet-gecontracteerde
zorg. In de voorlichting wordt de nadruk gelegd op situaties en locaties waar dit
risico zich vooral voor kan doen, zoals bij verwijzers en tijdens het overstapseizoen.
Ook zijn in IZA afspraken gemaakt om het contracteerproces te verbeteren, waarmee
partijen inmiddels gezamenlijk aan de slag zijn gegaan. Ik zal heb uw Kamer inmiddels
per brief geïnformeerd over de voortgang daarvan.
De leden van de PvdA-fractie vragen of de Minister het wenselijk vindt dat het aantal
restitutiepolissen terugvalt, terwijl de populariteit voor de polissen met beperkende
voorwaarden toeneemt.
Keuzevrijheid van verzekerden is een belangrijk element van ons zorgstelsel. Elke
verzekerde kan ieder jaar opnieuw kiezen voor een polis die het beste bij hem of haar
past. Er is sprake van een ruim polisaanbod met ook voldoende keuze voor verschillende
typen polissen. Voor iedere polis is sprake van een ruime keuze aan zorgverleners,
waarvoor de kosten van zorg in de basisverzekering volledig wordt vergoed; de zorgverzekeraar
moet immers aan zijn zorgplicht voldoen.
De leden vragen zich af of (onder andere) door de moeizame contractering, het niet
steeds minder inzichtelijk wordt voor mensen met welke extra kosten zij geconfronteerd
kunnen worden.
In het IZA zijn afspraken gemaakt over het verbeteren van de transparantie over de
contractering naar de verzekerde. Dit betreft onder andere een voorlichtingsprogramma
over de gevolgen van niet-gecontracteerde zorg en stevige inzet om voortaan voor 12 november
meer duidelijkheid te geven over het gecontracteerde aanbod (kwaliteit, welke aanbieders
etc.); partijen zijn inmiddels gezamenlijk aan de slag zijn gegaan met deze afspraken.
Ik heb uw Kamer inmiddels per brief geïnformeerd over de voortgang daarvan.
De fractieleden vragen, net als de leden van het CDA, naar of ik van plan ben de bandbreedteregelen
te verlengen. Ook vragen zij zich af of er op korte termijn verbeteringen te verwachten
zijn in het risicovereveningsmodel.
Het Nederlandse risicovereveningsmodel behoort tot de beste risicovereveningmodellen
van de wereld, maar werkt nog niet optimaal. Zoals de CDA-fractie aangeeft worden
gezonde verzekerden vaak nog overgecompenseerd en chronische zieken ondergecompenseerd.
De mate waarin dit nu nog plaats vindt, vind ik ongewenst. Op dit moment span ik me
samen met ZN, zorgverzekeraars, onderzoekers en Zorginstituut Nederland in om via
verschillende onderzoeken de resterende ondercompensatie van chronisch zieken en overcompensatie
van gezonde verzekerden in de risicoverevening aanzienlijk te verminderen. Deze onderzoeken
voor het model 2024 zijn nu in een afrondende fase en kunnen aanzienlijke impact hebben
op de genoemde over- en ondercompensatie. In de zomer informeer ik de kamer over de
uitkomst van deze onderzoeken.
De bandbreedte op polisniveau is voor het vereveningsmodel 2023 geïntroduceerd vanwege
onvolkomenheden in de risicoverevening in combinatie met een mogelijk druk overstapseizoen
vanwege het afschaffen van de collectiviteitskorting en de hoge inflatie. De ACM en
NZa hebben mij om deze twee redenen geadviseerd om eenmalig voor het jaar 2023 een
bandbreedte op polisniveau in te zetten. Dit advies heb ik overgenomen. De redenen
van het afschaffen van de collectiviteitskorting en de hoge inflatie zijn nu niet
aan de orde. De bandbreedte is daarbij geen wondermiddel. Zij heeft ook nadelen, omdat
zij doelmatigheidsprikkels vermindert en zorgverzekeraars met strategisch gedrag kunnen
inspelen op de bandbreedte op polisniveau. Mijn voorkeur is daarom om de over- en
ondercompensatie te beperken via ex-ante aanpassingen van het risicovereveningsmodel.
In de zomer informeer ik u over de voorgenomen aanpassingen voor het model 2024.
De fractieleden vragen naar of in de gevallen dat de vergoeding voor niet gecontracteerde
zorg bij een of meer aanspraken onder de 75% van het gemiddeld gecontracteerd tarief
ligt, de zorgverzekeraar goed heeft kunnen onderbouwen waarom dit percentage geen
feitelijke hinderpaal zal opleveren. Daarnaast vragen zij om een voorbeeld van een
goede onderbouwing. Ook zijn zij benieuwd naar wat het in praktijk betekent dat zorgverzekeraars
voor niet gecontracteerde zorg verschillende vergoedingspercentages hanteren per zorgvorm.
De NZa houdt toezicht op de naleving van de Zvw door zorgverzekeraars; dit omvat ook
de wijze van hantering van het hinderpaalcriterium. Conform de regels van de NZa moeten
zorgverzekeraars daarom – indien zij vergoedingspercentages voor niet-gecontracteerde
zorg hanteren van minder dan 75% van het marktconforme tarief – motiveren en zo nodig
onderbouwen waarom het lagere percentage geen feitelijke hinderpaal zal opleveren.
Daarbij kan in de visie van de NZa een rol spelen of de verzekeraar in de modelovereenkomst
een hardheidsclausule heeft opgenomen.
Als een zorgverzekeraar een lager vergoedingspercentage voor niet gecontracteerde
zorg hanteert wil dat niet direct zeggen dat dat tot een hinderpaal leidt; dit kan
slechts worden bepaald aan de hand van concrete feiten en omstandigheden op het moment
waarop de verzekerde voor de keuze staat of hij gebruik wil maken van een niet-gecontracteerde
zorgaanbieder.
De leden van de PvdA-fractie vragen welke argumenten de Minister nog ziet voor het
behoud van het vrijwillig eigen risico.
Belangrijke argumenten vóór het vrijwillig eigen risico zijn dat het een keuzemogelijkheid
aan verzekerden biedt en daarnaast dat het kostenbewustzijn onder verzekerden creëert.
Er is sprake van een remgeldeffect van 119 miljoen euro per jaar.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLink-fractie vragen waarom de Minister het vrijwillig eigen risico
niet wil verbieden, tenminste totdat er een manier is gevonden om de kruissubsidie
tegen te gaan.
Allereerst merk ik op dat het vrijwillig eigen risico ook voordelen heeft: keuzevrijheid
en kostenbewustzijn.
Verder geldt dat zorgverzekeraars private schadeverzekeraars zijn die onder de reikwijdte
van de EU-richtlijn Solvabiliteit II vallen. Die richtlijn schrijft voor dat de vrijheid
van de zorgverzekeraars om hun polis in te richten alleen mag worden beperkt voor
zover dit noodzakelijk is ter bescherming van het algemeen belang. Dit betekent onder
meer dat een eventuele beperking van die vrijheid objectief noodzakelijk dient te
zijn om een doel van algemeen belang te bereiken en evenredig (proportioneel) dient
te zijn met dat doel. Op dit moment is het duidelijk dat er een maatregel is die mogelijk
proportioneler is om het beoogde doel (aantasting risicosolidariteit ten gevolge van
de kruissubsidie) te bereiken, namelijk een verdere verbetering van het risicovereveningssysteem.
Dat betekent dat het nu afschaffen van het vrijwillig eigen risico Europeesrechtelijk
waarschijnlijk niet houdbaar is. Daarnaast vergt afschaffing van het vrijwillig eigen
risico een wetswijziging. Een normaal proces van wetswijziging kost al snel ten minste
twee jaar.
De leden van de GroenLinks-fractie betogen dat zelfs als er geen kruissubsidiëring
is, het vrijwillig eigen risico nog steeds onrechtvaardige uitkomsten kent. Zij zien
namelijk dat mensen met een slechtere gezondheid het volledig verplicht eigen risico
betalen en een hogere premie. Dit is in tegenstelling tot gezonde mensen, die geen
eigen risico betalen en een premiekorting kunnen krijgen. Het is deze uitkomst, die
in de ogen van de leden van de GroenLinks-fractie per definitie niet rechtvaardig
is. Hoe verantwoordt de Minister deze dubbele extra kosten voor mensen met een slechtere
gezondheid?
Als er geen kruissubsidiëring zou zijn, maar wel een vrijwillig eigen risico, dan
financieren mensen met een vrijwillig eigen risico zelf hun premiekorting. De premiekorting
zou namelijk dan bestaan uit de extra eigen betalingen die mensen met een vrijwillig
eigen risico als gevolg van dat vrijwillige eigen risico hebben plus de besparing
op hun zorgkosten als gevolg van het extra remgeldeffect van het vrijwillig eigen
risico. Met andere woorden: als de kruissubsidiëring nul is, dan betalen mensen zonder
vrijwillig eigen risico niet mee aan de premiekorting van mensen mét vrijwillig eigen
risico. Daarnaast blijft het ook zonder een vrijwillig eigen risico zo dat gezonde
mensen minder verplicht eigen risico betalen dan zieke mensen. Over het geheel genomen
kenmerkt het Nederlandse zorgstelsel zich door forse risico- en inkomenssolidariteit.
Jonge en gezonde verzekerden betalen in grote mate mee aan de zorgkosten van oude
en zieke verzekerden. Verder is het niveau van het eigen risico en de eigen bijdragen
laag ten opzichte van de totale zorgkosten.
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie horen graag wat er voor nodig is om het vrijwillig eigen
risico af te schaffen en wanneer afschaffen op zijn vroegst mogelijk is. Kan de Minister
aangeven waarom hij niet alvast start met de voorbereidingen voor afschaffing van
het vrijwillig eigen risico?
In het kader van het Onderzoeksprogramma Risicoverevening 2022–2023 laat ik op dit
moment onderzoeken uitvoeren waaruit aanpassingen kunnen volgen die de kruissubsidiëring
kunnen doen afnemen en waardoor verzekerden met een vrijwillig eigen risico voor zorgverzekeraars
financieel minder aantrekkelijk worden.
Zorgverzekeraars zijn private schadeverzekeraars die onder de reikwijdte van de EU-richtlijn
Solvabiliteit II vallen. Die richtlijn schrijft voor dat de vrijheid van de zorgverzekeraars
om hun polis in te richten alleen mag worden beperkt voor zover dit noodzakelijk is
ter bescherming van het algemeen belang. Dit betekent onder meer dat een eventuele
beperking van die vrijheid objectief noodzakelijk dient te zijn om een doel van algemeen
belang te bereiken en evenredig (proportioneel) dient te zijn met dat doel. Op dit
moment is het duidelijk dat er een maatregel is die mogelijk proportioneler is om
het beoogde doel (aantasting risicosolidariteit ten gevolge van de kruissubsidie)
te bereiken, namelijk een verdere verbetering van het risicovereveningssysteem. Dat
betekent dat het nu afschaffen van het vrijwillig eigen risico Europeesrechtelijk
waarschijnlijk niet houdbaar is.
Ik wacht de resultaten van de onderzoeken in het kader van het Onderzoeksprogramma
Risicoverevening 2022–2023 af, alvorens ik eventuele vervolgstappen ten aanzien van
het vrijwillig eigen risico, zoals afschaffing, overweeg. Afschaffing van het vrijwillig
eigen risico vergt een wijziging van de Zorgverzekeringswet en het Besluit zorgverzekering.
Het reeds starten met de voorbereidingen voor een eventuele afschaffing van het vrijwillig
eigen risico zou gelet op het voorgaande voorbarig zijn.
Het lid van de BBB-fractie vraagt om alle verbetervoornemens in het kader van het
goed informeren van verzekerden en het verbeteren van het contracteerproces tussen
zorgaanbieders en zorgverzekeraars in kaart brengen. Verder hoort ze graag wat ik
ga doen om de voortgang en resultaten van verbetervoornemens voor komend overstapseizoen
in de praktijk te monitoren.
De Kamerbrief over het verbeteren van het contracteerproces van 12 juni bevat een
overzicht van alle verbetervoornemens waar de IZA-partijen gezamenlijk aan werken.12 Daarnaast ben ik in gesprek met de NZa om de voortgang van deze afspraken te monitoren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
J. Bakker, adjunct-griffier