Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2022 bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Kamerstuk 36360-XVI-2)
36 360 XVI Jaarverslag en slotwet Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2022
Nr. 6
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 6 juni 2023
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
voorgelegd aan de Algemene Rekenkamer over de brief van 17 mei 2023 inzake het rapport
Resultaten verantwoordingsonderzoek 2022 bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport (Kamerstuk 36 360 XVI, nr. 2).
De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 6 juni 2023. Vragen
en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Smals
De adjunct-griffier van de commissie, Bakker
Vragen en antwoorden
Vraag 1
In hoeverre is een verbetering te zien als het gaat om het financieel beheer sinds
de Verantwoordingsdag 2022?
In 2022 heeft het Ministerie van VWS gewerkt aan korte termijn verbeteringen: het
parlement is vrijwel altijd tijdig geïnformeerd over nieuw beleid en er zijn minder
uitzonderingen gemaakt op de bestaande inkoopprocedures om reden van dwingende spoed.
In een aantal gevallen is het bovendien gelukt om voorschotten rechtmatig af te rekenen.
Het gaat dan bijvoorbeeld om de bonusregeling voor zorgpersoneel.
Daarnaast heeft VWS vanaf mei 2022 gewerkt aan lange termijn verbeteringen met het
project Structurele en culturele borging. Volgens de projectplanning zou de ontwerpfase
eind 2022 worden afgerond. We hebben in ons onderzoek geconstateerd dat in 2022 in
de voortgang van het project vertraging is opgetreden.
Voor een goed financieel beheer zijn structurele verbeteringen noodzakelijk die blijvende
aandacht vereisen en om een verandering in de cultuur vragen.
Vraag 2
Wat is naar uw inschatting de reden dat de verbetering van het financieel beheer zo
slecht verloopt? Is er een gebrek aan prioriteit of spelen hier andere factoren?
De problemen in het financieel beheer bij het Ministerie van VWS zijn hardnekkig,
omdat de basis voor goed beheer niet op orde is. De cultuur bij het ministerie speelt
hierin mee.
Dat de basis niet op orde is uit zich onder andere in het feit dat het Ministerie
van VWS voor het derde jaar op een rij niet tijdig zijn financiële jaarcijfers kon
overleggen. De focus bij VWS is voornamelijk gericht op het beleid, waarbij te weinig
aandacht is voor zorgvuldig financieel beheer en de administratie. Bij inkopen wordt
daardoor te vaak gebruik gemaakt van uitzonderingen als «dwingende spoed». Of er worden
bijvoorbeeld geen goede afspraken gemaakt over hoe de besteding van het geld moet
worden aangetoond. Waardoor later niet helder is dat alle goederen en diensten waarvoor
is betaald, ook geleverd zijn. Daardoor moet de centrale financiële functie (FEZ)
de beleidsdirecties te hulp schieten en kan ze haar taak als concerncontroller slechts
beperkt vervullen. En zo ontstaan gaten in het financieel beheer en het toezicht daarop.
De Minister erkent dat blijvende verbeteringen in het financieel beheer nodig zijn.
Hij werkt hieraan met een verbeterplan. Wij maken ons zorgen dat de aanpak van de
Minister niet tot voldoende tempo leidt, terwijl de problemen in het financieel beheer
hardnekkig zijn.
Vraag 3
Kunt u uitleggen waarom opnieuw het oordeel van een ernstige onvolkomenheid voor het
financieel beheer is gegeven, terwijl wel stappen zijn gezet door het Ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport in het verbeteren van het financieel beheer?
Voor het derde jaar op rij kon het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
niet tijdig zijn financiële jaarcijfers overleggen. Ondanks forse inspanning van het
ministerie kon de rechtmatigheid van de besteding van veel publiek geld niet vastgesteld
worden. Als gevolg daarvan werd de tolerantiegrens voor het totaal aan fouten en onzekerheden
in de rechtmatigheid bij zowel de uitgaven, verplichtingen als de afgerekende voorschotten
overschreden. Dit is bij geen enkel ander begrotingshoofdstuk het geval. Wij realiseren
ons dat de coronapandemie in de afgelopen jaren veel druk op het ministerie heeft
gelegd en dat hardnekkige problemen tijd en vastberadenheid kosten. Vanaf maart 2022
nam deze druk af doordat de pandemie in heftigheid afnam.
Wij constateren dat er voor de korte termijn verbeteringen zijn doorgevoerd, maar
de voortgang van het programma Structurele en culturele borging financieel beheer
is vertraagd. Het tempo om het financieel beheer structureel op orde te brengen ligt
te laag. Bij afronding van ons onderzoek, eind maart 2023, constateren we ook dat
uitgewerkte doelen en een concreet tijdpad voor structurele verbeteringen in 2023
ontbreken. Dat vergroot de kans dat het financieel beheer bij het Ministerie van VWS
de komende jaren opnieuw grote tekortkomingen laat zien.
We beoordelen het financieel beheer daarom nog steeds als ernstig onvolkomen.
Vraag 4
Kunt u aangegeven in hoeverre de arbeidsmarkt en ook de tekorten in de financiële
functie een rol hebben gespeeld bij de knelpunten op het gebied van financieel beheer?
De knelpunten in het financieel beheer kunnen niet zonder meer toegeschreven worden
aan krapte in de arbeidsmarkt voor financiële functie. De knelpunten bestonden immers
al voor de krapte op de arbeidsmarkt. De huidige krapte maakt het oplossen van de
knelpunten niet eenvoudiger.
Vraag 5
Heeft u ook verbeteringen gezien bij het financieel beheer van het Ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport?
Zie antwoord op vraag 1.
Vraag 6
Welke stappen zou het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport concreet moeten
zetten om tot een «cultuurverandering» te komen?
We concluderen dat voor structurele verbeteringen in het financieel beheer een breed
draagvlak en blijvende aandacht zijn vereist. Daarvoor het is nodig dat de volledige
VWS-organisatie deze omarmt en hier concreet aan werkt.
Dit betekent een gedragsverandering en het is belangrijk dat deze wordt ondersteund
door een aanpak die structuur en focus biedt. Op welke wijze dat het best kan gebeuren
is aan het ministerie zelf.
Vraag 7
Wanneer verwacht u dat het financieel beheer van het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport op orde is, indien de Minister in het huidige tempo doorgaat met
het verbeteren daarvan?
We kunnen geen verwachting uitspreken over de termijn waarop het financieel beheer
op orde is. Hiervoor verwijzen we naar de Minister van VWS.
Vraag 8
Kunt u een kort overzicht verstrekken van de genoemde «enkele organisaties waar de
Minister veel geld aan gaf», die niet konden aantonen dat alle goederen of diensten
waarvoor was betaald ook echt zijn geleverd? Welke organisaties zijn dit? Kunt u van
die organisaties ook de bedragen noemen waar het om gaat en de goederen en/of diensten
waarvan niet aangetoond kon worden dat ze zijn geleverd?
Het betrof met name geld dat verstrekt was aan GGD GHOR (€ 1,2 miljard) en Mediq (€ 1,25 miljard).
Het gaat daarbij om goederen en diensten met betrekking tot het bron- en contactonderzoek,
persoonlijke beschermingsmiddelen en testmaterialen. Daarnaast is € 528 miljoen aan
facturen betaald voor het analyseren van coronatesten door laboratoria.
In bovenstaande gevallen is het waarschijnlijk dat diverse goederen of diensten wél
geleverd zijn. Alleen is niet aantoonbaar of álle goederen of diensten waarvoor is
betaald, ook allemaal echt geleverd zijn. Het risico is aanwezig dat ook betaald is
voor goederen en diensten die niet zijn geleverd.
In het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2022 Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport staat een uitgebreide toelichting. Deze is te vinden in § 4.3.1 Ernstige
onvolkomenheid financieel beheer, bladzijde 29–31.
Vraag 9
Waarom blijft het aantal fte bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
ook in 2022 zo sterk groeien, terwijl de heftigheid van de coronacrisis in dat jaar
juist afnam?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijzen we naar de Minister van VWS.
Vraag 10
Zou de subsidie van € 529,1 miljoen aan stichting Landelijke Coördinatie COVID-19
Bestrijding (LCCB) wel rechtmatig zijn geweest als het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport de stichting niet had aangemerkt als een rechtspersoon met een wettelijke
taak? Is deze status met andere woorden ook noodzakelijk voor een rechtmatige subsidieverlening?
Voor een rechtmatige subsidieverlening is de status als rechtspersoon met een wettelijke
taak niet vereist. Wel geldt in algemene zin dat subsidies slechts op grond van een
wettelijke voorschrift mogen worden verstrekt (Algemene wet bestuursrecht, artikel 4:23).
Wat hier echter een rol speelt is dat de Veiligheidsregio’s op grond van de Wet publieke
gezondheid (Wpg) een wettelijk opgedragen taak hebben om zorg te dragen voor de bestrijding
van infectieziekten onder categorie A, waar corona onder valt. Dat is niet de stichting
Landelijke Coördinatie COVID-19 Bestrijding. Om het geld rechtmatig te kunnen verstrekken,
hadden derhalve specifieke uitkeringen aan alle Veiligheidsregio’s verstrekt kunnen
worden. De Veiligheidsregio’s hadden vervolgens kunnen besluiten de uitvoering van
deze taken uit te besteden aan het LCCB. Zij dienen daarbij echter wel de aanbestedingsregels
uit de Aanbestedingswet 2012 in acht te nemen.
Zie ook het antwoord op vraag 24.
Vraag 11
Kunt u een overzicht verstrekken van de (belangrijkste) leveranciers waarbij goederen
en diensten zijn ingekocht die direct zijn gegund zonder voldoende onderbouwing? Kunt
u de onderbouwing die wél is geleverd voor de directe gunning naar de Kamer sturen?
Met name bij contracten voor het analyseren van coronatesten door laboratoriumdiensten
is onvoldoende onderbouwd dat sprake was van dwingende spoed en de contracten direct
mochten worden gegund. Daarnaast betreft het leveranciers van zelftesten. De maximale
waarde van de geldende raamovereenkomsten voor zelftesten was bereikt. Op dat moment
waren er volgens het ministerie meer zelftesten nodig voor het onderwijs. Deze zelftesten
zijn bij dezelfde leveranciers besteld. Hiervoor is achteraf een beroep op dwingende
spoed gedaan dat niet is onderbouwd.
Ten slotte betreft het wat kleinere contracten met leveranciers, bijvoorbeeld voor
de verlenging van de overeenkomst in 2022 met de Landelijke Coördinatie Patiënten
Spreiding (LCPS).
Voor een gedetailleerd overzicht van leveranciers, inclusief de onderbouwing, verwijzen
we u graag naar de Minister van VWS.
Vraag 12
Wat is volgens u de oorzaak van de onzekerheid van € 230,5 miljoen op de uitbetaling
van zorgtoeslag?
Dit betreft verschillen die samenhangen met de gekozen controleaanpak. De verschillen
bleken uit een controle door data-analyse op deze transacties. Omdat de totale omvang
van de verschillen binnen de tolerantiegrenzen (drempelwaarde voor aanvaardbare fouten
en onzekerheden) valt, hebben we de verschillen niet verder uitgezocht.
Vraag 13
Waarom is er een onzekerheid van € 230,5 miljoen op de uitbetaling van de zorgtoeslag?
Hiervoor verwijzen we naar het antwoord op vraag 12.
Vraag 14
Van welke adviesdiensten zijn de overeenkomsten ter waarde van € 19,5 miljoen onrechtmatig
verlengd? Waarom is dit het geval? Moest er bijvoorbeeld aanbesteed worden en is dit
niet gebeurd? Waarom is in dat geval niet opnieuw aanbesteed, zoals volgens de procedures
vereist is?
Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (I&W) is voor het Rijk categoriemanager
voor adviesdiensten. Het betreft inkoopadvies, contract- en leveranciersmanagement,
interim-management en organisatieadvies (IMOA) en auditdiensten. Het Ministerie van
Infrastructuur en Waterstaat (I&W) is destijds een Europese aanbesteding gestart om
nieuwe rijksbrede raamovereenkomsten af te sluiten ingaand per 1 januari 2020. Omdat
bij deze aanbesteding bezwaren op de gunningsbeslissing zijn gemaakt, die volgens
het Ministerie van I&W en de landsadvocaat terecht zijn, is besloten de aanbesteding
opnieuw te doen. Voor de tussenliggende periode heeft het Ministerie van I&W de eerder
bestaande raamovereenkomsten verlengd met overbruggingsovereenkomsten. Dat is echter
niet toegestaan, omdat er geen opties tot rechtmatige verlenging van de overeenkomsten
bestonden. De onrechtmatigheden zijn dus een ongelukkig gevolg van het niet tijdig
afronden van de Europese aanbesteding van rijksbrede raamovereenkomsten voor adviesdiensten
door het Ministerie van I&W.
De aanbestedingsprocedure voor de adviesdiensten inkoopadvies en contract- en leveranciersmanagement
is per 18 april 2022 afgerond. Dit betekent dat verplichtingen die voor die datum
zijn aangegaan, niet rechtmatig zijn. De aanbestedingsprocedures voor de adviesdiensten
interim-management en organisatieadvies en voor auditdiensten zijn per einde 2022
nog niet formeel afgerond. Dit betekent dat verplichtingen die in 2022 zijn aangegaan
onder deze overbruggingsovereenkomsten, ook onrechtmatig zijn.
Voor nadere informatie over de adviesdiensten ter waarde van € 19,5 miljoen die onrechtmatig
zijn verlengd verwijzen we u naar de Minister van VWS.
Vraag 15
Wat zijn de meest voorkomende fouten die worden gemaakt en waarom is het zo moeilijk
dit op te lossen, aangezien op pagina 24–25 het volgende over de onvolkomenheid van
het financieel beheer staat: «Voornaamste oorzaak hiervan is dat bij het aangaan van
nieuwe verplichtingen en het doen van uitgaven nog te veel fouten worden gemaakt»?
De meest voorkomende fouten hebben betrekking op het niet kunnen aantonen dat geld
rechtmatig is besteed of het niet naleven van wet- en regelgeving. In het rapport
Resultaten verantwoordingsonderzoek 2022 Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport staat een uitgebreide toelichting op de fouten en onzekerheden. Deze is te vinden
in § 3.1, Oordeel over de financiële verantwoordingsinformatie op totaalniveau, bladzijde
14–19.
Bij het aangaan van de contracten maakt het Ministerie van VWS geen goede afspraken
over wat nodig is om de juiste besteding van het geld aan te tonen. Daardoor ontbreekt
later de informatie die nodig is om de rechtmatige besteding aan te tonen. Bijvoorbeeld
omdat niet helder is dat alle goederen en diensten waarvoor is betaald, ook geleverd
zijn.
Ook wordt bij het aangaan van nieuwe verplichtingen niet in alle gevallen de wet-
en regelgeving nageleefd. Zo werd bij inkopen nog te vaak gebruik gemaakt van uitzonderingen
als «dwingende spoed».
Voor de vraag waarom dit zo moeilijk is om op te lossen, verwijzen wij naar het antwoord
op vraag 2.
Vraag 16
Hoe oordeelt u over de keuze van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
om een groot deel van de voorschotten waarbij de rechtmatigheid niet kon worden vastgesteld,
in 2022 af te rekenen?
Het is aan de Minister om af te wegen wanneer hij een voorschot afrekent. Het kan
voorkomen dat de rechtmatigheid niet blijkt uit de reeds beschikbare informatie over
de besteding. Dan is het aan de Minister om af te wegen of er nog aanvullende informatie
beschikbaar kan komen die de rechtmatigheid aantoont. Voor de afweging om de grote
voorschotten waarbij de rechtmatigheid niet vaststaat in 2022 af te rekenen, verwijzen
we naar de Minister van VWS.
Vraag 17
Wat kan volgens u gedaan worden om het risico dat het programma Structurele en culturele
borging financieel beheer vertraging oploopt, te minimaliseren?
In het hele ministerie is blijvend besef nodig van het feit dat het financieel beheer
en verantwoording niet op orde zijn en dat structurele verbeteringen noodzakelijk
zijn. Nu de coronacrisis voorbij is en het aantal onrechtmatigheden als gevolg daarvan
vermindert bestaat het risico dat de aandacht voor structurele verbeteringen verslapt.
Om het financieel beheer op orde te krijgen, is het belangrijk dat het Ministerie
van VWS nu doorpakt op de ingezette verbeteringen in het financieel beheer en voldoende
tempo maakt. Het is zaak dat iedereen op het ministerie zich daar bewust van is en
ernaar handelt. Goed financieel beheer én een cultuur die dit onderschrijft, zijn
de verantwoordelijkheid van de hele VWS-organisatie. De noodzakelijke veranderingen
werden in 2022 nog te veel gedragen door de SG, ondersteund door de directie FEZ van
het Ministerie van VWS. Voor cultuurverandering en de versterking van het financieel
beheer is draagvlak bij de gehele bestuursraad en de beleidsdirecties van essentieel
belang.
Naast het culturele aspect zijn uitgewerkte doelen en een tijdpad nodig om te kunnen
sturen op de voortgang van het programma. Bij afronding van ons onderzoek, eind maart
2023, constateren we dat uitgewerkte doelen en een concreet tijdpad voor structurele
verbeteringen in 2023 ontbreken.
Tot slot denken we dat voor een succesvolle aanpak ook de kritische blik van uw Kamer
van groot belang is. Het risico bestaat dat de komende jaren de aandacht verslapt,
ook bij uw Kamer. Het is echter van belang de benodigde veranderingen bij VWS met
aandacht te blijven volgen.
Vraag 18
Waarom gaf de «financiële administratie van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport» geen goed beeld over 2022? Wat waren de belangrijkste fouten die u heeft
aangetroffen? Kunt u de Kamer enkele voorbeelden geven van de correctieboekingen die
gemaakt moesten worden? Hebben deze late correctieboekingen de kwaliteit van het verantwoordingsonderzoek
dat u heeft verricht, beïnvloed?
De financiële administratie gaf met name geen goed beeld van de omvang van de verplichtingen.
Daarvoor waren diverse correctieboekingen nodig.
De late correctieboekingen hebben de kwaliteit van het verantwoordingsonderzoek niet
beïnvloed.
Vraag 19
Waarom was de onderbouwing van de dwingende spoed-inkopen gerelateerd aan corona of
als gevolg van de oorlog in Oekraïne volgens u ontoereikend? Kunt u dit per onterechte
dwingende spoed-inkoop kort weergeven, bijvoorbeeld door de Kamer voor elke onrechtmatige
dwingende spoed-inkoop de bijbehorende onderbouwing vanuit het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport te sturen en de reden waarom deze onderbouwing volgens u onvoldoende
is? Kan de Kamer hieruit concluderen dat alle inkopen door het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport die in 2022 op basis van «dwingende spoed» werden gedaan, onrechtmatig
(dat wil zeggen onvoldoende onderbouwd) waren?
Het Ministerie van VWS heeft onvoldoende aangetoond dat aan de voorwaarden is voldaan
om gebruik te maken van de uitzondering in de Aanbestedingswet om bij dwingende spoed
een opdracht direct aan een leverancier te gunnen.
Voor een overzicht per onterechte dwingende spoed-inkoop met de bijbehorende onderbouwing,
verwijzen we naar de Minister van VWS.
Voor bijna alle inkopen waarbij als argumentatie voor directe gunning dwingende spoed
is gebruikt, konden wij de rechtmatigheid niet vaststellen. Dit geldt in ieder geval
voor de grote inkopen die we hebben bekeken. Daarin is bijvoorbeeld beroep gedaan
op de omstandigheid van een onvoorzienbare gebeurtenis waardoor directe gunning nodig
is, zonder dat voldoende onderbouwd is dat daarvan nog steeds sprake is.
Omdat wij met een tolerantiegrens werken (foutenmarge voor beperkte fouten en onzekerheden),
en dus niet alle inkopen onderzoeken, hebben wij niet vastgesteld of dit alle dwingende
spoed-inkopen betreft. Daarom spreken we in onze conclusie van «bijna alle inkopen».
Vraag 20
Kunt u enkele voorbeelden geven van niet-coronagerelateerde inkopen waarvan u ziet
«dat sommige facturen onvoldoende zijn onderbouwd door een goede prestatieverklaring»?
Een voorbeeld is een factuur die het Ministerie van VWS betaalde naar aanleiding van
een open house procedure voor onbedoelde zwangerschappen. Het ministerie kan niet
vaststellen of de gesprekken over onbedoelde zwangerschappen waarvoor betaald is,
daadwerkelijk met de vrouwen zijn gevoerd.
Vraag 21
Kunt u achterhalen hoeveel testen Stichting Open Nederland heeft ingekocht en voor
welke prijs, zodat tenminste enig zicht is op welk deel van de € 405 miljoen aan voorschotten
daadwerkelijk door deze stichting is besteed? Kunt u hetzelfde doen voor de door deze
stichting gemaakte loonkosten?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijzen we u naar de Minister van VWS.
Vraag 22
Kan de Kamer het genoemde «accountantsrapport van EY» ontvangen? Welk voorschotbedrag
is door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport nog niet afgerekend,
aangezien wordt gesproken over «het eerste deel van het openstaande voorschot» bij
Mediq? Waarom is onzeker of de prijzen die door Mediq zijn opgegeven wel of niet zorgvuldig
tot stand zijn gekomen?
Voor het genoemde accountantsrapport van EY verwijzen we naar de Minister van VWS.
In dit rapport wordt verwezen naar het «controle- en verantwoordingsprotocol financiële
verantwoording 2020 LCH-Mediq». De accountant moet vaststellen dat de financiële verantwoording
aan dit protocol voldoet. In het protocol is vastgelegd dat de totstandkoming van
de inkoopprijs buiten de scope van dit protocol valt. Doordat dit niet is gecontroleerd,
kan er geen zekerheid worden gegeven over de totstandkoming van de inkoopprijzen.
Een bedrag van € 253 miljoen aan voorschotten verstrekt aan Mediq is nog niet afgerekend.
Vraag 23
Welke aanpassingen waren noodzakelijk over de administratie van het Ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het jaar 2022, die tot maart 2023 zijn doorgevoerd?
De correcties waren nodig om te komen tot de juiste verplichtingenstanden. Voor welke
boekingen dit betrof, verwijzen we u naar de Minister van VWS.
Vraag 24
Waarom konden de dienstverleningsovereenkomsten tussen het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport en Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie
in de Regio (GHOR) niet rechtmatig worden verlengd? Was rechtmatig aanbesteden, dus
zonder een onterecht beroep op dwingende spoed, geen optie? Hoe kan het zo zijn dat
aan de stichting Landelijke Coördinatie COVID-19 Bestrijding (LCCB) door het Ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een «wettelijke taak» zonder de daarbij behorende
«wettelijke grondslag» wordt toegeschreven?
De dienstverleningsovereenkomsten waren direct gegund aan GGD GHOR waarbij het beroep
op dwingende spoed onvoldoende was onderbouwd door het Ministerie van VWS. Het was
daarmee onzeker of de opdrachten rechtmatig waren aangegaan. Door de overeenkomsten
voor 2022 te verlengen zou de onzekerheid in de rechtmatigheid blijven bestaan.
Een mogelijkheid om het geld rechtmatig te verstrekken voor uitvoering van de taken,
was het verstrekken van specifieke uitkeringen aan alle Veiligheidsregio’s. Zij zijn
immers opgedragen tot de wettelijke taak voor bestrijding van infectieziekten onder
categorie A, waar corona onder valt.
De Minister heeft de stichting LCCB willen aanmerken als rechtspersoon met een wettelijk
taak (rwt), maar op grond van de geldende wet- en regelgeving had de Minister die
mogelijkheid niet. Er ontbrak dus een wettelijke basis voor het besluit van de Minister
om stichting LCCB als rwt aan te merken. Voor het antwoord op de vraag hoe het zo
kan zijn dat de Minister in deze situatie stichting LCCB toch als rechtspersoon met
een wettelijke taak heeft aangemerkt, verwijzen we u naar de Minister van VWS.
Vraag 25
Hoe vaak is door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in 2022 een
beroep gedaan op een afwijking van de Aanbestedingswet, hoe vaak was dit «achteraf»
en hoe vaak was de afwijking naar uw oordeel voldoende onderbouwd en waarom?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijzen we u naar de Minister van VWS.
Vraag 26
Kunt u, aangezien u stelt dat de kwaliteit van de risicoanalyses bij diverse subsidies
ontoereikend is, schetsen op welke specifieke punten binnen de analyses volgens u
verbeteringen nodig zijn?
Een goed uitgewerkte risicoanalyse en passende maatregelen om de risico’s te ondervangen
kan misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidiegeld zoveel mogelijk voorkomen. Subsidies
hebben een doel; er zijn dus voorwaarden verbonden aan de subsidieverlening. De risico-analyse
moet antwoord geven op de vraag hoe groot het risico is dat de ontvanger niet aan
die voorwaarden voldoet. Op basis van de risico-analyse moeten maatregelen en controles
worden ingeregeld om de risico’s te beperken. We constateren dat de risico’s en maatregelen
die de risico’s moeten ondervangen niet met voldoende diepgang zijn uitgewerkt en
daarom moeilijk toetsbaar zijn. Ook ontbreekt een zichtbare koppeling tussen de risico’s
en de voorwaarden uit de subsidieregeling. Het is daardoor niet duidelijk of alle
risico’s in beeld zijn en de vooraf gekozen maatregelen om risico’s te ondervangen,
wel voldoende zijn.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
J. Bakker, adjunct-griffier