Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Erkens en Van Strien over de Nederlandse zonnepanelenindustrie
Vragen van de leden Erkens en Van Strien (beiden VVD) aan de Ministers van Economische Zaken en Klimaat en voor Klimaat en Energie over de Nederlandse zonnepanelenindustrie (ingezonden 12 april 2023).
Antwoord van Minister Adriaansens (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 5 juni
            2023).
         
Vraag 1
            
Hoe ziet de Nederlandse markt voor zonnepanelen er op dit moment uit? Wat is op dit
               moment het aandeel van buitenlandse zonnepanelen op de Nederlandse markt? En wat is
               specifiek het aandeel Chinese zonnepanelen?
            
Antwoord 1
            
Nederland heeft de afgelopen drie jaar jaarlijks ca. 3.5 – 4 Gigawattpiek (GWp) aan
               zonnestroomsystemen geïnstalleerd. Dit komt overeen met circa 10 miljoen zonnepanelen
               per jaar.
            
Europa is over de gehele bevoorradingsketen voor zonnepanelen sterk afhankelijk van
               productie buiten Europa (>94%), voornamelijk van China (~90%). Nederland is nog iets
               afhankelijker omdat het aandeel lokaal geproduceerde zonnepanelen lager ligt dan het
               gemiddelde in de EU. We schatten in dat Nederland voor >98% afhankelijk is van zonnepanelen
               die (grotendeels) buiten Europa zijn geproduceerd, en daarbij voornamelijk van China
               (~95%) en Asian Pacific Region (2,5%).1
Vraag 2
            
Klopt het dat Chinese zonnepanelen over het algemeen goedkoper zijn, maar minder duurzaam
               en veilig dan Nederlandse/Europese zonnepanelen? Deelt u de mening dat het gebruik
               van Nederlandse/Europese zonnepanelen daarom wenselijker is? Zo ja, hoe draagt het
               beleid hieraan bij?
            
Antwoord 2
            
Chinese zonnepanelen zijn over het algemeen goedkoper dan Nederlandse of Europese
               panelen. Uit berekeningen van de Buyer Group Duurzame Zonnepanelen blijkt echter dat
               dit op de gehele kosten van een zon-PV2 project maar enkele procenten scheelt. Zonnepanelen uit China zijn inderdaad gemiddeld
               gezien minder duurzaam vanuit een levenscyclusbenadering uitgedrukt in CO2-uitstoot. Dit komt onder andere door het verschil in energiemix3 dat wordt gebruikt voor de productie, evenals door het maken van bepaalde keuzes
               m.b.t. materiaalgebruik. Er zijn geen aanwijzingen dat Chinese panelen minder veilig
               zijn dan Nederlandse of Europese panelen.
            
Het duurzaamheidsaspect, evenals andere beleidsdoelen zoals strategische autonomie
               of Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO), kan tot de conclusie leiden dat
               het wenselijker is om Nederlandse/Europese zonnepanelen te gebruiken. Hierover wordt
               uw Kamer voor de zomer geïnformeerd in de brede beleidsbrief over zon, ook naar aanleiding
               van motie-Erkens (Kamerstuk 35 594, nr. 37).
            
Vraag 3
            
Deelt u de mening dat het nodig is om de Nederlandse/Europese zonnepanelenindustrie
               te versterken om minder afhankelijk te worden van China op dit vlak, met het oog op
               de energietransitie én om ons toekomstig verdienvermogen te versterken? Zo nee, waarom
               niet?
            
Antwoord 3
            
Die mening delen wij en daarom nemen wij de maatregelen zoals genoemd in het antwoord
               op vraag 4.
            
Vraag 4
            
Welke acties heeft het kabinet ondernomen om de Nederlandse productie van zonnepanelen
               te stimuleren? Welke financiële middelen zijn hiervoor beschikbaar gesteld?
            
Antwoord 4
            
In de eerste plaats stimuleert het kabinet Nederlandse zon-PV productie ook direct.
               Allereerst heeft ons ministerie in nauwe samenwerking met een consortium van Nederlandse
               zon-PV-bedrijven en kennisinstellingen op 2 februari jl. een voorstel ingediend voor
               het Nationaal Groeifonds op het gebied van de Nederlandse zon-PV-maakindustrie. Bij
               honorering gaat het om een directe fondsinvestering van ruim 300 miljoen euro in Nederlandse
               zonnepaneelproductie op een totale projectomvang van ruim 800 miljoen euro. Daarnaast
               bieden ook andere instrumenten mogelijkheden om Nederlandse productie te stimuleren.
               Zo ondersteunen de MOOI-regeling (Missiegedreven Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie),
               de TSE Industrie (Topsector Energie subsidieprogramma) en de MIT (Mkb-innovatiestimulering
               Regio en Topsectoren) onderzoek en ontwikkeling in het begin van de productieketen.
               En hoewel subsidiëring van opschaling richting productie lastiger is, met het oog
               op staatssteun, kan de DEI+-regeling (Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie) hier
               uitkomst bieden. Zo is zo’n 1,5 jaar geleden nog een DEI+-subsidie van 6,3 miljoen
               toegekend aan een bedrijf dat lichtgewicht zonnepanelen gaat produceren in Nederland.4
In de tweede plaats heeft het kabinet al acties genomen om indirect de productie van
               Nederlandse zonnepanelen te stimuleren. De nadruk op multifunctioneel ruimtegebruik
               in de Voorkeursvolgorde Zon stimuleert bijvoorbeeld innovatie en biedt daarmee Nederlandse
               producenten mogelijkheden om met nieuwe, niet-standaard oplossingen te komen. Datzelfde
               geldt voor het stimuleren van circulaire zonnepanelen, zoals opgenomen in het Uitvoeringsprogramma
               Circulaire Economie en overgenomen in de routekaart Circulaire Zonneparken van het
               adviesteam Circulaire maakindustrie.5 Tot slot heeft het kabinet op 6 maart jl. het IMVO Convenant voor de Hernieuwbare
               Energiesector getekend. Dit Convenant heeft tot doel om samen – overheid, markt en
               belangenorganisaties – de risico's van hernieuwbare energie op mens en milieu te verminderen.
               Groei van een productiemarkt dicht bij huis kan daaraan bijdragen.
            
Vraag 5
            
Welke regelingen worden er vanuit de Europese Unie beschikbaar gesteld om de zonnepanelenindustrie
               te stimuleren? Hoe ondersteunt het kabinet de Nederlandse zonnepanelenproducten die
               aanspraak willen maken op deze regelingen?
            
Antwoord 5
            
De Europese Unie kent diverse programma's die beschikbaar zijn voor de uitrol van
               zon-PV, waaronder de herstel en veerkrachtfaciliteit, RePowerEU, de Europese structuur-
               en innovatiefondsen, InvestEU, het innovatiefonds, het moderniseringsfonds, Horizon
               Europe, en de Connecting Europe Facility Energie. Deze programma's kennen ieder eigen
               doelen, doelgroepen, beheersvormen en implementatie-afspraken. Via de RvO wordt veel
               informatie gedeeld met en ondersteuning geboden aan de doelgroepen van de verschillende
               EU programma's, waaronder zonnepanelenproducenten, over de verschillende Europese
               programma's.
            
Vraag 6
            
Bent u bekend met de Recovery en Resilience Plans van de Europese Commissie waarin
               middelen worden vrijgemaakt om de maakindustrie voor duurzame technieken zoals windturbines
               of zonnepanelen te stimuleren? Bent u er ook van op de hoogte dat Nederland tot eind
               april de gelegenheid heeft om kenbaar te maken of zij gebruik wil maken van de regeling?
            
Antwoord 6
            
Ja. Onder de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit (Recovery and Resilience Facility, HVF/RRF)
               zijn lidstaten uitgenodigd om een Herstel- en Veerkrachtplan (HVP) in te dienen om
               aanspraak te maken op beschikbare Europese middelen onder specifieke condities. Het
               Nederlandse HVP, dat is opgesteld en gecoördineerd door de Minister van Financiën,
               is op 4 oktober 2022 goedgekeurd door de Ecofinraad. Met dit plan maakt Nederland
               aanspraak op € 4,7 miljard aan beschikbare middelen. Zoals in het Coalitieakkoord
               is afgesproken, wordt in het Nederlandse HVP reeds voorgenomen en gedekt beleid opgevoerd.
               Mits de afgesproken mijlpalen en doelstellingen in het HVP worden bereikt, komen de
               genoemde middelen in de jaren t/m 2026 in tranches beschikbaar.
            
Naar aanleiding van de Russische aanvalsoorlog in Oekraïne heeft de Europese Commissie
               (CIE) REPowerEU gepresenteerd; de betreffende verordening is op 1 maart jl. in werking
               getreden. Met REPowerEU worden lidstaten ondersteund om hun afhankelijkheid van Russische
               fossiele energie versneld af te bouwen, door gerichte maatregelen te treffen om energie
               te besparen, hun energiemix te diversifiëren en de transitie naar hernieuwbare energie
               te bevorderen. Onder dit plan is voor Nederland in totaal € 735 miljoen aan aanvullende
               middelen gereserveerd. Lidstaten kunnen aanspraak maken op REPowerEU-middelen door
               hun plannen onder de HVF uit te breiden met een REPowerEU-hoofdstuk: de bestaande
               stringente richtlijnen van het HVF blijven gelden, evenals de afspraken in het Coalitieakkoord
               om reeds bestaande en begrote maatregelen op te voeren. De Minister van Financiën
               heeft de Kamer hier op 26 april jl. over geïnformeerd.6
Vraag 7
            
Klopt het dat Nederland nog niet heeft aangegeven gebruik te willen maken van deze
               regeling? Kunt u toelichten waarom het kabinet niet voornemens is om aanspraak te
               maken op de regeling?
            
Antwoord 7
            
Nee, dit klopt niet. Zie hiervoor het antwoord op vraag 6.
Vraag 8
            
Deelt u de mening dat het een gemiste kans zou zijn als Nederland geen gebruik maakt
               van deze regeling? Ziet u mogelijkheid om alsnog interesse kenbaar te maken voor deze
               regeling? Kunt u uw antwoord toelichten?
            
Antwoord 8
            
Ja, deze mening deel ik. Zie hiervoor het antwoord op vraag 6.
Vraag 9
            
Hoe gaat u de motie-Erkens (Kamerstuk 35 594, nr. 37) uitvoeren waarin wordt gevraagd om een onderzoek naar hoe bestaand en mogelijk nieuw
               beleid kan stimuleren dat er meer zonnepanelen in Nederland en Europa worden geproduceerd?
               Zou het gegeven deze aangenomen motie niet logisch zijn om aan te sluiten bij Europese
               initiatieven die de productie van zonnepanelen stimuleren?
            
Antwoord 9
            
Hierover wordt uw Kamer voor de zomer geïnformeerd in de brede beleidsbrief over zon.
               Zie beantwoording vraag 10 voor het antwoord op de tweede vraag over aansluiting bij
               Europese initiatieven.
            
Vraag 10
            
Hoe voert u de motie-Van Strien c.s. (Kamerstuk 33 009, nr. 114) uit waarin wordt gevraagd mee te doen in de nog in ontwikkeling zijnde IPCEI-Solar
               om zodoende de Nederlandse solartechnologie die al tot de absolute wereldklasse behoort
               te stimuleren zodat deze innovatieve technologie en daaruit voortvloeiende diensten
               en producten bijdragen aan de klimaat- en energietransitie, aan het creëren van strategische
               autonomie van Europa en aan het toekomstig verdienvermogen van Nederland?
            
Antwoord 10
            
Zoals tijdens het Commissiedebat Innovatie op 1 november jl. aangegeven heeft Nederland
               sinds juni vorig jaar verkennende gesprekken gevoerd over deze IPCEI-Solar (Kamerstuk
               24 446, nr. 82). Medio november heb ik uw Kamer vervolgens uitgebreider geïnformeerd over de toenmalige
               stand van zaken (Kamerstuk 10 597, nr. 48, antwoord op vraag 81). Op 6 februari jl. heb ik uw Kamer opnieuw een update gegeven
               naar aanleiding van vragen uit uw Kamer over de geannoteerde agenda Raad van Concurrentievermogen
               (Kamerstuk 21501, nr. 30–572).
            
De situatie is sinds februari weinig veranderd. De IPCEI-Solar is nog steeds niet
               van de grond gekomen. Duitsland is voor zover mij bekend nog niet geneigd deel te
               nemen; Spanje, dat aanvankelijk had aangegeven de IPCEI te willen trekken, heeft nog
               geen concrete stappen gezet. Tegelijk is wel meer bekend geworden over alternatieve
               Europese initiatieven volgend op de lancering van het Clean Tech Platform op 30 november
               vorig jaar. Zo is op 1 februari de Green Deal Industrial Plan gelanceerd.7 Onderdeel van dit plan is de Net Zero Industry Act gericht op versterking en opschaling
               en de Europese productie van schone technologie zoals zonnetechnologie. Dit initiatief
               kan in potentie een goed alternatief vormen voor de IPCEI. Ook het Tijdelijk Crisis
               en Transitie Steunkader vormt onderdeel van dit Plan en biedt mogelijkheden voor strategische
               ondersteuning door lidstaten aan schone technologie vergelijkbaar met het IPCEI-instrument.
               Tot slot heeft de Europese Commissie op 9 maart jl. een wijziging van de Algemene
               Vrijstellingsverordening goedgekeurd, waarmee ruimere staatssteun voor industrieel
               onderzoek en experimentele ontwikkeling, ook voor zonnetechnologie, mogelijk wordt.
            
Samenvattend lijkt er op dit moment meer beweging te zitten in andere EC-initiatieven
               dan de IPCEI ter bevordering van schone technologie in Europa. Ik sluit daarom liever
               aan bij deze initiatieven, en specifiek de Net Zero Industry Act en het Tijdelijk
               Crisis en Transitie Steunkader, om de Nederlandse zonnetechnologie te stimuleren en
               te laten aansluiten bij Europese partnerinitiatieven. Het op 2 februari jl. ingediende
               Nationaal Groeifondsvoorstel op gebied van zonnetechnologie biedt, mits gehonoreerd,
               een prachtige springplank voor verdere uitrol van Nederlandse zonnetechnologie in
               Europa en daarbuiten.
            
Vraag 11
            
Welke (andere) mogelijkheden ziet u om samen te werken met andere Europese landen
               om een Europese zonnepanelenindustrie op te bouwen en zo de afhankelijkheid van China
               te verminderen? Kunt u uw antwoord toelichten?
            
Antwoord 11
            
Momenteel behandelt het kabinet in Europees verband de Net Zero Industry Act. Deze
               act is bedoeld om de opbouw van onder andere de zonnepanelenindustrie in Europa te
               versnellen. Door samenwerking kunnen we er erachter komen welke Europese landen waar
               in de waardeketen de meeste toegevoegde waarde kunnen aanbrengen. Op die manier kunnen
               we ervoor zorgen dat Europa een competitief voordeel kan opbouwen ten opzichte van
               landen zoals China. Dit is dan ook de reden waarom het Kabinet pleit voor een waardeketenbenadering
               in de uitwerking van de NZIA. Hierbij steunt het kabinet samenwerking van de sector
               in de Solar industriealliantie.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat 
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.