Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Sneller, Van der Werf en Wuite over het niet tenuitvoerleggen van gevangenisstraffen op Sint Maarten
Vragen van de leden Sneller, Van der Werf en Wuite (allen D66) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het niet tenuitvoerleggen van gevangenisstraffen op Sint Maarten (ingezonden 12 april 2023).
Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid), van de Minister
voor Rechtsbescherming en van de Staatssecretaris Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(ontvangen 30 mei 2023).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «at least 136 people waiting to serve their time in
prison» van 13 februari 2023?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u het feit dat er per oktober 2022 minstens 136 tot een gevangenisstraf
veroordeelde personen niet vast zaten, door een gebrek aan detentiecapaciteit op Sint
Maarten?
Antwoord 2
Sinds 10 oktober 2010 is Sint Maarten een autonoom land binnen het Koninkrijk der
Nederlanden en heeft Sint Maarten zelf de verantwoordelijkheid voor de rechtshandhaving
gekregen, inclusief het gevangeniswezen. Desalniettemin worden de zorgen herkend over
het gevangeniswezen in Sint Maarten, zoals ook aan uw Kamer is gecommuniceerd op 26 april
jl. met het verzenden van de 45ste en 46ste rapportage van de Voortgangscommissie Sint Maarten2. Nederland werkt daarom intensief samen met Sint Maarten om het gevangeniswezen van
Sint Maarten te verbeteren op lange termijn en het verlichten van de acute druk op
de detentiecapaciteit (zie ook het antwoord op vraag 12).
Vraag 3
Acht u het niet tenuitvoerleggen van gevangenisstraffen op Sint Maarten problematisch
in het licht van de doelstelling van het bevorderen van goed bestuur door een bijdrage
te leveren aan het versterken van de rechtsstaat van de landen, zoals omschreven in
beleidsartikel 1 van de Begroting Koninkrijksrelaties?
Antwoord 3
Het gevangeniswezen is een landsaangelegenheid. Dit betekent dat de autonome Landen
in het Koninkrijk (Aruba, Curaçao en Sint Maarten) aan zet zijn om de detentiesituatie
in hun inrichtingen te verbeteren. De Staatssecretaris van BZK is verantwoordelijk
voor stimuleren, ondersteunen en versterken van de rechtsstaat van de landen. Hierbij
wordt samengewerkt met de betrokken bewindspersonen van JenV en Defensie die de operationele
capaciteit voor ondersteuning en versterking na opdrachtverstrekking kunnen leveren.
Hierbij moet worden opgemerkt dat naast de middelen onder artikel 1 van de begroting
Koninkrijksrelaties ook vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Ministerie
van Defensie middelen worden ingezet voor het versterken van de rechtsstaat van de
landen.
In 2020 heeft het kabinet eenmalig € 30 mln. beschikbaar gesteld voor het verbeteren
van het gevangeniswezen in Sint Maarten, hetgeen recht doet aan de doelstelling van
artikel 1. Hiervan is € 20 mln. gereserveerd voor de bouw van een nieuwe gevangenis.
Met de United Nations Office for Project Services is in december een overeenkomst
gesloten voor Fase I van het project: UNOPS zal in deze fase tot een ontwerp van tijdelijke
en lange termijn detentiefaciliteiten komen en de benodigde aanbestedingsprocedures
uitzetten voor de bouw.
Van de totale € 30 mln. wordt € 10 mln., verdeeld over vijf jaar (€ 2 mln. per jaar
van 2022 t/m 2026) geïnvesteerd in de verdere verbetering van het gevangeniswezen.
In 2022 is hiervan onder andere een programmateam uitgezonden voor het uitvoeren van
het Plan van Aanpak, en zijn opleidingen bekostigd voor het gevangenispersoneel.
Vraag 4
Wat is het effect van het niet tenuitvoerleggen van gevangenisstraffen op Sint Maarten
voor het vertrouwen in- en het functioneren van de rechtshandhavingsketen aldaar?
Antwoord 4
Nederland acht het van belang dat Sint Maarten een sterke en goed samenwerkende keten
kent om de rechtshandhaving te bevorderen. Daarom ondersteunt Nederland Sint Maarten
hierin, onder meer door investeringen in het gevangeniswezen op Sint Maarten. Het
beoordelen van het effect van het niet tenuitvoerleggen van gevangenisstraffen voor
het vertrouwen in- en het functioneren van de rechtshandhavingsketen is echter aan
Sint Maarten zelf.
Vraag 5
Onderschrijft u de conclusie uit de beleidsdoorlichting van artikel 1 van de Begroting
Koninkrijksrelaties dat door de Nederlandse investeringen in de rechtshandhavingsketen
een scheefgroei is ontstaan omdat deze niet op evenwichtige wijze plaatsvinden?3
Antwoord 5
De in de vraagstelling aangehaalde scheefgroei kent zijn oorzaak in de achterblijvende
investeringen van de landen in de lokale diensten. De onderzoekers van beleidsdoorlichting
artikel 1 geven aan dat Nederland niet in alle schakels binnen de keten investeert,
waardoor de scheefgroei onbedoeld wel versterkt wordt.4 In de kabinetsreactie hierop heeft de Staatssecretaris van BZK daarom aangekondigd
samen met de Ministers van Justitie en Veiligheid en van Defensie tot een heroverweging
te komen van de wijze waarop Nederland om wil gaan met het versterken van de rechtsstaat
en het verbeteren van goed bestuur in de landen, waarin ook aandacht zal worden besteed
aan deze scheefgroei. Uw Kamer wordt hierover eind 2023 geïnformeerd.
Vraag 6
Bent u van mening dat de huidige opstopping aan het einde van de Sint Maartense justitieketen,
namelijk bij de tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen, te wijten is aan onevenredig
grote investeringen in de delen van de strafrechtketen die zich bezig houden met opsporing,
vervolging en berechting?
Antwoord 6
Op grond van de beleidsdoorlichting van artikel 1 concludeer ik dat Nederland niet
in alle schakels binnen de keten investeert. Dit kan een risico vormen voor scheefgroei
in de rechtshandhavingsketen. Nederland heeft daarom de samenwerking met Sint Maarten
op het gevangeniswezen in de afgelopen jaren geïntensiveerd, nu daar grote knelpunten
zitten. Het is echter niet aan Nederland om de justitieketen te beoordelen. Dat neemt
niet weg dat Nederland in gesprek is met de landen over de mogelijke oorzaken van
de disbalans en gezamenlijke prioriteiten van de landen. Zie hiervoor ook het antwoord
op vraag 11.
Vraag 7
Heeft u aanwijzingen om aan te nemen dat van een dergelijke scheefgroei ook sprake
is in de justitieketen van Curaçao of Aruba?
Antwoord 7
Ja. Ook Curaçao en Aruba geven te kennen te maken te hebben met scheefgroei. Tijdens
het Justitieel Vierpartijen Overleg op 18 januari 2023 hebben de vier Ministers van
Justitie hier uitgebreid bij stilgestaan. De Minister van Justitie en Veiligheid heeft
uw Kamer hiervan op 4 april jl een terugkoppeling gestuurd.5
Vraag 8
Bent u voornemens om opvolging te geven aan de aanbeveling uit de beleidsdoorlichting
om toekomstige investeringen in de strafrechtketens van de landen steeds te doen op
basis van het totale beeld van de keten, om opstoppingen elders in te keten te voorkomen?
Antwoord 8
Zoals genoemd in het antwoord op vraag 5 is in de kabinetsreactie op de beleidsdoorlichting
van artikel 1 aangekondigd dat er gewerkt wordt aan een herijking van de Nederlandse
inzet in de rechtsstaat van de landen. De aanbevelingen uit de beleidsdoorlichting
zijn hierbij het uitgangspunt. Er is daarbij dus nadrukkelijk aandacht voor het evenwicht
in de rechtshandhavingsketen.
Vraag 9
Wat is de laatste stand van zaken met betrekking tot de bouw van een nieuwe gevangenis
op Sint Maarten door United Nations Office for Project Services (UNOPS)? Wat is de
beoogde opleverdatum?
Antwoord 9
Op 7 december 2022 zijn Sint Maarten en Nederland met UNOPS een overeenkomst aangegaan
voor fase I van de bouw van een nieuwe gevangenis op Sint Maarten, waarover de Staatssecretaris
van BZK uw Kamer destijds heeft geïnformeerd.6 Fase 1 is volledig door Nederland gefinancierd voor een bedrag van € 4 mln., vanuit
de € 30 mln. die eenmalig beschikbaar is gesteld vanuit het kabinet (zie ook het antwoord
op vraag 3).
In februari 2023 is UNOPS met de activiteiten voor fase I op Sint Maarten gestart.
Dit jaar zullen Sint Maarten, Nederland en UNOPS starten met de voorbereidende gesprekken
om te komen tot ondertekening van fase II van het nieuwbouwproject: de daadwerkelijke
bouw van de nieuwe gevangenis. Nederland heeft hiervoor een bedrag van € 16 mln. beschikbaar,
de overige kosten zal Sint Maarten moeten bijdragen. Dit laat onverlet dat Sint Maarten
structurele financiële middelen voor het nieuwbouwtraject en de exploitatie van de
nieuwe gevangenis in de begroting zal moeten vrijmaken. Mochten Sint Maarten, Nederland
en UNOPS ook de overeenkomst van fase II aangaan, is de beoogde opleverdatum van de
nieuwe detentiefaciliteit 2028.
Vraag 10
Hoe groot is het acute tekort aan detentiecapaciteit op Sint Maarten?
Antwoord 10
Omdat de rechtshandhaving een landsaangelegenheid van Sint Maarten betreft, is het
al dan niet verstrekken van deze informatie ook aan Sint Maarten zelf.
Vraag 11
Kunt u toezeggen om bij het eerst volgende Vierlandenoverleg met de regering van Sint
Maarten in gesprek te gaan over het oplossen van het acute probleem van gevangenisstraffen
die niet ten uitvoer worden gelegd? Welke rol ziet u hierin voor uzelf weggelegd?
Antwoord 11
Er zijn recent gesprekken gevoerd met Sint Maarten om te bezien welke bijstand Nederland
kan leveren om het acute probleem van celcapaciteit op te lossen, onder andere door
het tijdelijk overplaatsen van gedetineerden naar Nederland. Om te komen tot oplossingen
voor de disbalans in de justitieketen is tijdens het afgelopen JVO uitgebreid stilgestaan
bij mogelijke oorzaken van de gesignaleerde disbalans, de gezamenlijke prioriteiten
van de landen, de gevolgen die de scheefgroei heeft voor de samenwerking, en het belang
dat toekomstige investeringen de scheefgroei niet verder vergroten. Daarnaast is afgesproken
dat het gesprek tussen de landen de komende periode op ambtelijk niveau wordt voortgezet.
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV) zal hierbij nauw optrekken met het
Ministerie van BZK.
Vraag 12
Welke mogelijkheden ziet u om in Sint Maarten opgelegde gevangenisstraffen elders
in het Koninkrijk ten uitvoer te leggen?
Antwoord 12
Om als landen binnen het Koninkrijk elkaar te kunnen bijstaan bij het ten uitvoerleggen
van straffen en maatregelen, bestaan sinds 2014 vier Onderlinge Regelingen Detentiecapaciteit
(ORD). De ORD regelt de samenwerking tussen Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten
op het gebied van de onderlinge beschikbaarstelling van detentiecapaciteit op medische
gronden of in verband met dringende redenen van veiligheid. De Openbare Ministeries
van de landen dienen hun verzoek om tijdelijke beschikbaarstelling van detentiecapaciteit
door tussenkomst van de Procureur Generaal tot de Minister van Justitie van het aangezochte
land te richten.
Momenteel verblijven in Europees Nederland negentien gedetineerden vanuit Sint Maarten.
Negen gedetineerden zijn overgebracht op grond van dringende redenen van veiligheid
en tien gedetineerden resteren van de groep van 31 die in 2017 overgeplaatst in het
kader van de orkanen Irma en Maria. Er is een verzoek gedaan voor tijdelijke overplaatsing
van 12 additionele gedetineerden vanuit Sint Maarten. Inmiddels zijn de eerste 7 aanvragen
gehonoreerd. Deze gedetineerden zijn reeds overgekomen naar Nederland. De overige
5 verzoeken zijn op dit moment in behandeling. Met het huidige verzoek komt dit aantal
op een totaal van 31 gedetineerden waarbij de data voor voorwaardelijke invrijheidstelling
liggen tussen 2024 en 2035.
Ik wil graag benadrukken dat het overbrengen van gedetineerden elders in het Koninkrijk
geen structurele oplossing voor het cellentekort in de Pointe Blanche gevangenis in
Sint Maarten is. Daarom vinden er gesprekken plaats met Sint Maarten om te bezien
op welke wijze de celcapaciteit vergroot kan worden totdat de nieuwbouw er is. Verder
is het aan Sint Maarten zelf om te kijken hoe de beschikbare celcapaciteit optimaal
benut kan worden. Hierbij kan gedacht worden aan anders straffen, bijvoorbeeld door
inzet van elektronische detentie, Of aan het gereedmaken en in gebruik nemen van de
andere detentiefaciliteiten op het eiland.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming -
Mede ondertekenaar
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.