Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Sneller over het decoratiestelsel
Vragen van het lid Sneller (D66) aan de Minister-President over het decoratiestelsel (ingezonden 25 april 2023).
Antwoord van Minister Bruins Slot (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
25 mei 2023).
Vraag 1
Bent u bekend met het feit dat uit onderzoek blijkt dat 36% van de Nederlanders voorstander
is van een republiek?1, 2
Antwoord 1
Ja
Vraag 2
Bent u ervan op de hoogte dat er mensen zijn die een lintje weigeren omdat het een
koninklijke onderscheiding is?
Antwoord 2
Ik herken deze problematiek niet. Wanneer iemand wordt voorgedragen voor een onderscheiding,
wordt altijd nagegaan of diegene prijs stelt op een dergelijk eerbetoon. Het komt
een enkele keer voor dat een onderscheiding toch wordt geweigerd. De reden voor weigering
komt vaak voort uit bescheidenheid. Betrokkene wil niet in de publiciteit of in het
middelpunt van de belangstelling staan of men vindt dat anderen evenzo, zo niet meer,
in aanmerking zouden moeten komen voor de onderscheiding.
Vraag 3
Bent u bekend met het feit dat andere monarchieën, zoals Canada en Denemarken, wel
een vorm van niet-koninklijke onderscheidingen voor bijzondere inzet kennen?
Antwoord 3
Ja. In landen met een constitutionele monarchie worden nationale onderscheidingen
vrijwel altijd ingesteld door of namens het staatshoofd. Ook in Nederland is dit het
geval. De door of namens het staatshoofd ingestelde onderscheidingen worden gezien
als de hoogste nationale onderscheidingen. Onderscheidingen die niet door of namens
het staatshoofd zijn ingesteld, worden doorgaans beschouwd als een lagere vorm van
eerbetoon. Ook Nederland kent nu al dergelijke onderscheidingen.
Vraag 4
Bent u bereid om in Nederland ook een (vorm van een) niet-koninklijke onderscheiding
te introduceren om mensen te erkennen voor hun bijzondere inzet? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Een koninklijke onderscheiding in Nederland is een onderscheiding die door de staat
is ingesteld bij wet, algemene maatregel van (rijks)bestuur (AMvB) of een ander koninklijk
besluit en wordt bij koninklijk besluit aan iemand toegekend. Een koninklijk besluit
tot toekenning van een onderscheiding wordt, net als een wet, een AMvB of ander koninklijk
besluit van algemene strekking, altijd gecontrasigneerd door een Minister. Een koninklijke
onderscheiding is dus, in tegenstelling tot wat wel eens wordt gedacht, geen persoonlijke
gunst van de Koning. De rol van de Koning is ook in het decoratiestelsel die van staatshoofd.
Voor een zinvolle vergelijking van het Nederlandse decoratiestelsel met dat van Canada,
Denemarken of een ander land is dieper inzicht nodig in de specifieke staatsrechtelijke
en historische contexten van die landen.Dat is belangrijk omdat het begrip «koninklijke
onderscheiding» in Nederland op belangrijke punten anders wordt gedefinieerd dan in
veel andere (Europese) landen. Soms heeft onze definitie van «koninklijke onderscheiding»
in het buitenland zelfs nauwelijks een equivalent. In Canada gebruikt men bijvoorbeeld
de termen «nationale ridderorden», «provinciale ridderorden» en lager geachte «nationale
onderscheidingen» om de verschillende categorieën onderscheidingen en hun samenhang
te duiden. Bovendien verschilt de inrichting van de toekenningsprocedure sterk per
land en heeft de Nederlandse procedure, zover thans bekend, meer overeenkomsten met
bijvoorbeeld Frankrijk dan met Denemarken. Ten slotte valt de feitelijke toekenning
van koninklijke onderscheidingen niet in ieder land onder de ministeriële verantwoordelijkheid
zoals dat in Nederland wel het geval is.
Omdat niet-koninklijke onderscheidingen, althans onderscheidingen die niet worden
toegekend door het staatshoofd, internationaal gezien als lagere onderscheidingen,
ligt het niet in de rede om dergelijke onderscheidingen in te stellen voor gevallen
waarin een koninklijke onderscheiding op zijn plaats is.
Vraag 5
Bent u bekend met het bericht «Marion Bloem schrikt van snelle brief met verzoek om
lintje van overleden man terug te sturen»?3
Antwoord 5
Ja. Naar aanleiding van haar bericht heeft de Kanselarij der Nederlandse Orden mevrouw
Bloem een persoonlijke brief gestuurd over de situatie.
Vraag 6
Vindt u deze werkwijze, zoals ook toegelicht in de Kamerbrief d.d. 9 maart 2011 namens
de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken, nog gepast? Welke mogelijkheden ziet
u om de termijn waarna de Kanselarij der Nederlandse Orden het koninklijke lintje
terugvraagt indien deze nog niet is teruggestuurd, op te rekken en/of de borgsom om
het lintje in bezit te houden te verlagen of in z’n geheel af te schaffen?4
Antwoord 6
Het opvragen van onderscheidingen na overlijden (en na een bevordering in een hogere
riddergraad) is gebaseerd op het koninklijk besluit van 4 augustus 1954. Daarin is
geregeld dat onderscheidingen op naam en uitsluitend aan gedecoreerden in bruikleen
worden verstrekt. Deze informatie is onderdeel van een brief met felicitaties en wetenswaardigheden
die aan gedecoreerden wordt verstrekt wanneer deze de onderscheiding in ontvangst
neemt. Tussen zes en acht weken na overlijden van een gedecoreerde wordt een condoleancebrief
verstuurd waarin de keuze wordt geboden om de onderscheiding terug te sturen of in
bruikleen te behouden.
Daar waar vanuit nabestaanden wordt aangegeven dat terugsturen op korte termijn moeilijk
is om emotionele of praktische redenen, wordt maatwerk betracht en altijd uitstel
verleend. Ook ten aanzien van het voldoen van een borgsom ter verkrijging van bruikleen
wordt vaak maatwerk betracht.
Tevens ontvangen gedecoreerden naast de onderscheiding ook een oorkonde als blijk
van waardering voor hun maatschappelijke verdiensten. Deze is voor de nabestaanden
een blijvende herinnering.
Ik begrijp dat nabestaanden moeite kunnen hebben met het retourneren van de onderscheiding
na het verlies van hun dierbare. Desondanks vind ik dat de huidige werkwijze voldoende
oog heeft voor de menselijke maat en ruimte biedt voor maatwerk.
Vraag 7
Bent u bereid zich in te spannen om postuum erkenning van de Nederlandse overheid
via een (niet-koninklijke) onderscheiding mogelijk te maken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Bij een deel van de Nederlandse staatsonderscheidingen is postume toekenning al mogelijk. Dit betreft vooral onderscheidingen voor dapperheid
en operationele (militaire) inzet in conflictgebieden. Dit is een internationaal gebruik
en volgt uit het feit dat iemand aan een dappere daad of inzet in conflictgebieden
kan komen te overlijden.
Het ligt niet in de rede om dit ook voor andere onderscheidingen mogelijk te maken,
zoals de Orde van de Nederlandse Leeuw en de Orde van Oranje-Nassau. Ridderorden wereldwijd
zijn, sinds hun ontstaan, in essentie verenigingen van mensen die zich op bijzondere
wijze inzetten voor staat en maatschappij. Om die reden is een benoeming in een civiele
ridderorde alleen mogelijk als de te benoemen persoon nog in leven is en krijgt deze
de onderscheiding in bruikleen, zoals ik hierboven beschrijf. Nederland volgt hiermee
wat internationaal gebruikelijk is.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.