Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Futselaar over burgerdoden in Mosul
Vragen van het lid Futselaar (SP) aan de Minister van Defensie over burgerdoden Mosul (ingezonden 26 april 2023).
Antwoord van Minister Ollongren (Defensie) (ontvangen 22 mei 2023).
Vraag 1
Bent u, afhankelijk van de resultaten van het onderzoek, eventueel bereid slachtoffers
en nabestaanden van de aanval op Mosul in maart 2016 te compenseren? Welke voorwaarden
hanteert u voor eventuele compensatie?1
Antwoord 1
Op de uitkomsten van het interne onderzoek kan ik niet vooruit lopen.
Vraag 2
Kunt u toelichten waar de transparantietoets precies uit bestaat? Langs welke meetlat
wordt een incident tijdens de transparantietoets precies gelegd?2
Antwoord 2
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het Stappenplan burgerslachtoffers
d.d. 7 april 2022, stap 3 (Kamerstuk 29 521, nr. 442).
Vraag 3
Kunt u toelichten waarom de 147 andere vermoedens van burgerslachtoffers ten gevolge
van coalitie-inzet die aan Defensie zijn voorgelegd met de vraag of er sprake was
van Nederlandse betrokkenheid niet, zoals de luchtaanval op Mosul, nader worden onderzocht?
Kunt u een overzicht geven van deze incidenten en daarbij steeds aangeven waarom nader
onderzoek niet is ingesteld? Wat ontbrak hiervoor?
Antwoord 3
In andere gevallen was er geen aanleiding voor instellen van onderzoek omdat geen
sprake was van een match tussen de gestelde locatie van het vermoeden van burgerslachtoffers
en de Nederlandse wapeninzet.
Vraag 4 en 5
Tot hoeveel meter vanaf de precieze plaats waar een Nederlandse bom insloeg komen
meldingen van burgerslachtoffers voor nader onderzoek in aanmerking? Kunt u aangeven
met wat voor radius u rekening houdt aangaande de (mogelijke) impact voor burgerleed
van Nederlandse bommen?
Hoe precies moet de plaatsbepaling van een burgerslachtoffermelding zijn om (eventueel)
gerelateerd te kunnen worden aan een Nederlandse aanval uit de inmiddels vrijgegeven
lijst met coördinaten?
Antwoord 4 en 5
Er is geen vooraf vastgestelde afstand die bepaalt of meldingen over vermoedens in
aanmerking komen voor onderzoek. Dit hangt af van meerdere factoren, waarvan de locatie
een van de belangrijkste is. Maar ook informatie over tijdstip, weersomstandigheden,
terrein, omgeving en type doelwit is van belang om een vermoeden te kunnen koppelen
aan Nederlandse wapeninzet.
Vraag 6
Bent u bereid navraag te doen bij CENTCOM naar alle incidenten waarbij mogelijk burgerslachtoffers
zijn gevallen door toedoen van Nederland maar die door CENTCOM als niet geloofwaardig
zijn gecategoriseerd, zoals de aanval op Mosul in maart 2016? Kunt u dit overzicht
aan de Kamer geven?
Antwoord 6
Ja, daar is navraag naar gedaan. Ik ben bereid de Kamer te informeren over de uitkomsten.
Vraag 7 en 8
Wilt u de Kamer toezeggen dat bij volgende geweldsinzet door Nederland altijd eigen
onderzoek wordt gedaan naar mogelijke burgerslachtoffers en niet geleund wordt op
een organisatie als CENTCOM? Zo nee, waarom niet?
Wilt u de Kamer verder toezeggen dat Nederland voortaan ook altijd zelfstandig onderzoek
doet naar mogelijke burgerslachtoffers middels bestudering van (sociale) media? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord 7 en 8
Het Stappenplan burgerslachtoffers beschrijft onder stap 1 dat de Kamer, als relevant
bij het type inzet, in toekomstige artikel 100-brieven wordt geïnformeerd over de
onderzoeksmethodologie van de desbetreffende coalitie. Dit kan per coalitie en missie
verschillen. Ik kan daarover geen algemene uitspraken doen.
Defensie stelt altijd onderzoek in naar eigen geweldgebruik als daar aanleiding toe
is. Een van de (middel)lange termijn stappen in het Stappenplan kijkt naar wat Nederland
kan doen om meer eigen onderzoeksmiddelen in te zetten. Bestudering van (sociale)
media kan hier onderdeel vanuit maken.
Vraag 9
Bent u inmiddels bereid toe te geven dat de officiële schatting van CENTCOM over burgerdoden
als gevolg van coalitie-inzet weinig realistisch is, zoals herhaaldelijk is aangetoond
door onafhankelijk onderzoek? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Dit onderzoek betreft een inzet op 22 maart 2016 op een gebouw in Mosul, Irak. Ik
doe geen uitspraken over coalitie-inzet.
Vraag 10
Bent u voorstander van onafhankelijk onderzoek naar Nederlandse betrokkenheid bij
burgerslachtoffers in de oorlog tegen IS? Zo ja, wilt u hiervoor budget en capaciteit
beschikbaar stellen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Nee, ik zie daar geen aanleiding toe. Na wapeninzet werd onze wapeninzet beoordeeld
en onderzocht als daar aanleiding voor was. De commandant van de eenheid rapporteerde
zowel aan de Commandant der Strijdkrachten als aan de anti-ISIS coalitie en stelde
het OM door tussenkomst van de KMar op de hoogte van iedere wapeninzet. Daarnaast
beoordeelde de coalitie (CENTCOM) alle externe vermoedens van burgerslachtoffers.
Elk van deze sporen kon een aanleiding opleveren voor het instellen van onderzoek
naar een wapeninzet, wat in enkele gevallen ook is gebeurd. Het recent geopende onderzoek
is hier een voorbeeld van. De wapeninzet in Hawija wordt al onafhankelijk onderzocht
door de commissie Sorgdrager.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Defensie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.