Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Mutluer en Nijboer over de registratie van fraudeurs door verzekeraars naar aanleiding van het bericht 'Nederlandse verzekeraars spelen voor aanklager en rechter tegelijk'
Vragen van de leden Mutluer en Nijboer (beiden PvdA) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en van Financiën over de registratie van fraudeurs door verzekeraars (ingezonden 2 februari 2023).
Antwoord van Minister Kaag (Financiën) (ontvangen 22 mei 2023).
Vraag 1
Kent u het bericht «Nederlandse verzekeraars spelen voor aanklager en rechter tegelijk»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Mogen verzekeraars zelf een lijst van fraudeurs bijhouden? Zo ja, waarom en welke
wet- of regelgeving staat dit toe of stelt hier voorwaarden aan? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Verzekeraars wisselen samen met in totaal ruim 160 financiële instellingen informatie
met elkaar uit over incidenten via het zogenaamde Incidenten Waarschuwingssysteem
Financiële Instellingen. Het waarborgen van de veiligheid en integriteit van de financiële
sector is essentieel. Verzekeraars hebben dan ook de wettelijke verplichting tot het
voeren van een beheerste en integere bedrijfsvoering.2 In dat kader moeten verzekeraars beschermende maatregelen nemen om effectief op te
treden tegen criminaliteit (waaronder fraude en misbruik). Fraudeurs beperken zich
immers zelden tot één instelling. Met het incidentenwaarschuwingssysteem geven verzekeraars
dus invulling aan een wettelijke verplichting.
Het is belangrijk om te voorkomen dat verzekeraars betrokkenen te lichtvaardig in
een register opnemen. De diensten van financiële instellingen zoals verzekeraars hebben
namelijk betrekking op financiële producten die een normale deelname aan het economisch
verkeer mogelijk maken. Met de registratie kunnen verzekeraars de toegang van personen
tot financiële producten beperken. Het registreren van persoonsgegevens in een dergelijk
register en specifiek van persoonsgegevens van strafrechtelijke aard in de zin van
artikel 1 UAVG is daarom omgeven met veel wettelijke waarborgen en is in beginsel
het domein van de overheid. Private organisaties mogen alleen persoonsgegevens van
strafrechtelijke aard in Nederland verwerken wanneer de Autoriteit Persoonsgegevens
(AP) hiervoor toestemming verleent.3
De regels en waarborgen met betrekking tot het incidentenwaarschuwingssysteem zijn
door vijf brancheverenigingen4 vastgelegd in het Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen
(PIFI).5 Het PIFI schept voorwaarden voor een behoorlijke en zorgvuldige gegevensverwerking.
Per 1 april 2021 heeft de AP goedkeuring verleend aan dit protocol.6 Volgens de AP hebben financiële instellingen voldoende aangetoond dat zij een zwaarwegend
belang hebben bij het gebruik van persoonsgegevens van strafrechtelijke aard in dit
register. De AP heeft geconcludeerd dat behoorlijke en zorgvuldige gegevensverwerking
binnen de wettelijke eisen aannemelijk is.
Vraag 3
Weten verzekerden als zij door een verzekeraar aangemeld worden bij het zogeheten
Extern Verwijzingsregister? Zo ja, hoe worden zijn daarvan op de hoogte gesteld? Zo
nee, waarom weten zij dat niet?
Antwoord 3
Ja, verzekeraars stellen de betrokkene daar in beginsel van op de hoogte. Betrokkenen
van wie persoonsgegevens in het incidentenwaarschuwingssysteem zijn opgenomen hebben
volgens het PIFI recht op een mededeling van opname in het register. Een mededeling
blijft alleen in uitzonderingssituaties achterwege. Dit is onder meer het geval voor
zover dat noodzakelijk is in het belang van de voorkoming, opsporing en vervolging
van strafbare feiten, de bescherming van de betrokkene of de rechten en vrijheden
van anderen. De afweging om de mededeling achterwege te laten moet de verzekeraar
vastleggen. Wanneer een betrokkene niet is geïnformeerd over opname in het register,
wordt hij door de verzekeraar op de hoogte gesteld van opname zodra een toets heeft
geresulteerd in een «hit». Dit gebeurt in situaties waarin een persoon bij een andere
verzekeraar een verzekeringsaanvraag indient, en de andere verzekeraar in het incidentenwaarschuwingssysteem
ziet dat de aanvrager is geregistreerd. De AP heeft geconcludeerd dat het voldoende
aannemelijk is dat het PIFI voldoet aan de beginselen van rechtmatigheid, behoorlijkheid
en transparantie.
Vraag 4
Hoeveel klachten zijn er de afgelopen vijf jaar door verzekerden over plaatsing in
het register bij het Klachteninstituut Financiele Dienstverlening (Kifid) ingediend
en in hoeveel gevallen was het oordeel dat een verzekerde ten onrechte in dat register
stond? Welke andere mogelijkheden hebben verzekerden nog meer om zich tegen plaatsing
in het register te verzetten?
Antwoord 4
In 2021 heeft het Kifid 102 klachten gericht tegen verzekeraars behandeld met betrekking
tot registratie in het incidentenwaarschuwingssysteem. Bij 17% van deze klachten heeft
de geschillencommissie (in een uitspraak) de betrokkene geheel (4%-punt) of deels
(13%-punt) in het gelijk gesteld. In 2022 heeft het Kifid 135 klachten gericht tegen
verzekeraars behandeld. De geschillencommissie heeft dat jaar (in een uitspraak) bij
21% van deze klachten de betrokkene geheel (3%-punt) of deels (18%-punt) in het gelijk
gesteld. In beide jaren heeft het Kifid in iets meer dan de helft van de gevallen
de klacht opgelost via bemiddeling. Dat wil zeggen dat een oplossing is gevonden naar
tevredenheid van de betrokkene en de verzekeraar. Deze oplossingen kunnen heel verschillend
zijn, waaronder het verkorten van de duur van de registratie. In de overige situaties
zijn de klachten ongegrond verklaard of om een andere reden afgelopen (bijvoorbeeld
bij het tussentijds intrekken van de klacht door de betrokkene). Kifid beschikt niet
over dergelijke (betrouwbare) informatie over het aantal klachten van betrokkenen
voor de jaren 2018, 2019 en 2020.
Wanneer een persoon het niet eens is met opname in het incidentenwaarschuwingssysteem,
kan hij in de eerste plaats bezwaar maken bij de verzekeraar die het incident registreert.
De verzekeraar beoordeelt zo snel als mogelijk en in ieder geval binnen een maand
na ontvangst van het bezwaar of het bezwaar gerechtvaardigd is. Indien hij het bezwaar
gerechtvaardigd vindt, beëindigt hij direct de registratie. Wanneer dit niet het geval
is, kan de betrokkene zich wenden tot het bestuur van de verzekeraar. Wanneer deze
stap niet leidt tot een oplossing kan de betrokkene zicht wenden tot het Kifid, dan
wel de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen (SKGZ) indien het geschil
betrekking heeft op de zorgverzekering of ziektekostenverzekering, de AP of de bevoegde
rechter.
Vraag 5
Acht u het begrijpelijk dat verzekeraars geen aangifte doen van fraude maar de voorkeur
geven aan het via het register kunnen opleggen van eigen maatregelen? Zo ja, waarom
en acht u dit ook wenselijk? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Als volgens een verzekeraar in voldoende mate vaststaat dat een persoon betrokken
is bij een gedraging die een bedreiging vormt, vormde of kan vormen voor de (financiële)
belangen van klanten en/of medewerkers van de verzekeraar, voor de verzekeraar zelf,
of voor de integriteit van de financiële sector, dan zal de verzekeraar volgens het
PIFI in principe aangifte doen. In sommige situaties gebeurt dat, in overleg met het
OM, niet (meteen). In zaken waar sprake lijkt van het in georganiseerd verband op
grote schaal misbruik maken van het stelsel van financiële dienstverlening, bepaalt
de verzekeraar conform het PIFI in overleg met het OM op welk moment de verzekeraar
het beste aangifte kan doen en bij welke opsporingsinstantie dat het meest effectief
is. Bij klachtmisdrijven zoals het schenden van geheimen kan alleen het slachtoffer
aangifte doen, niet de verzekeraar. Verder is in het PIFI bepaald dat verzekeraars
het proportionaliteitsbeginsel in acht moeten houden bij de keuze om over te gaan
tot aangifte van een strafbaar feit. De verzekeraar maakt deze afweging en legt deze
vast.
Personen en private organisaties zoals een verzekeraar hebben nooit een verplichting
om aangifte te doen van een strafbaar feit zoals fraude. Het kabinet heeft er begrip
voor dat verzekeraars niet in alle situaties overgaan tot aangifte, maar een afweging
maken op basis van proportionaliteit. Een aangifte kan namelijk voor de betrokkene
verstrekkende gevolgen, bijvoorbeeld ten aanzien van het vinden of behouden van werk.
Een situatie waarbij aangifte doen volgens het PIFI disproportioneel kan zijn is bijvoorbeeld
wanneer een jongere die door middel van het beschikbaar stellen van zijn of haar bankrekening
betrokken is bij fraudeleuze praktijken of wanneer een first offender zich niet bewust was van de gevolgen van zijn handelen.
Ook registratie in het incidentenwaarschuwingssysteem kan nadelige gevolgen hebben
voor de betrokkene, maar die zijn vaak minder verstrekkend dan wanneer de verzekeraar
tevens aangifte doet van een strafbaar feit. Dat verzekeraars zorgvuldig afwegen of
aangifte naast registratie proportioneel is, betekent niet dat zij in het algemeen
lichtvaardig omgaan met registratie. Ook wanneer een verzekeraar over gaat tot registratie
en geen aangifte volgt, blijft het uitgangspunt dat de verzekeraar moet kunnen aantonen
dat in voldoende mate vaststaat dat de gedraging de kwalificatie strafbaar feit kan
dragen en dat voldoende bewijs van betrokkenheid tegen de betrokkene beschikbaar is.
In die zin kan de betrokkene baat hebben wanneer een verzekeraar niet overgaat tot
het doen van aangifte. De AP heeft het proportionaliteitsbeginsel ook nadrukkelijk
meegewogen in het uiteindelijke positieve oordeel ten aanzien van het PIFI.
Vraag 6
Deelt u de mening dat strafbare feiten zoals fraude bij voorkeur via het strafrecht
aangepakt zouden moeten worden? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Een aanpak van criminaliteit, zoals verzekeringsfraude, is pas effectief als de repressie
via het strafrecht wordt voorafgegaan door effectieve preventie. De inzet van verzekeraars
is hierop gericht en vult de aanpak aan. Uiteraard moeten er zowel bij de strafrechtelijke
repressie als preventie goede rechtswaarborgen zijn. Die zijn er in mijn ogen en in
die van de AP ook. In dit kader vind ik het daarom goed dat het uitgangspunt in het
PIFI is dat een verzekeraar aangifte doet van strafbare feiten. Zoals ik in het antwoord
op vraag 5 ook toelicht, heb ik er echter ook begrip voor dat verzekeraars niet altijd
over gaan tot aangifte vanwege onder andere proportionaliteitsoverwegingen.
Vraag 7
Deelt u de mening dat er betere regels en waarborgen moeten komen voor het bijhouden
van een register van fraudeurs door verzekeraars? Zo ja, aan welke regels en waarborgen
denkt u en hoe gaat u hier zorg voor dragen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Nee, dat deel ik niet met u. Er zijn diverse wettelijke waarborgen ten aanzien van
het beschermen van persoonsgegevens van strafrechtelijke aard. Voor het verwerken
van zulke persoonsgegevens door private organisaties zoals verzekeraars moet de AP
onder meer een vergunning verlenen. De AP toetst in dat kader of behoorlijke en zorgvuldige
gegevensverwerking binnen de wettelijke eisen aannemelijk is. In 2021 heeft de AP
geconcludeerd dat dit het geval is. Ik vind het PIFI een voorbeeld dat laat zien dat
de verwerking van persoonsgegevens van strafrechtelijke aard kan, binnen de gestelde
wettelijke waarborgen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.