Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Omtzigt over de beloftes van het kabinet na het aftreden vanwege het kinderopvangtoeslagschandaal
Vragen van het lid Omtzigt (Omtzigt) aan de Minister-President en de Minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties over de beloftes van het kabinet na het aftreden vanwege het kinderopvangtoeslagschandaal (ingezonden 24 april 2023).
Antwoord van Minister Rutte (Algemene Zaken), mede namens de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Financiën (ontvangen 17 mei
2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2582.
Vraag 1
Herinnert u zich dat de Kamer op 24 januari – 3 maanden gelden dus – de motie (Kamerstuk
29 279, nr. 762) heeft aangenomen, waarvan de tekst (inclusief een nogal kromme zin) luidt:
«De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering van VVD, CDA, D66 en ChristenUnie een fors aantal voornemens
had voor cultuurverandering en beleids- en wetswijzigingen;
constaterende dat de regering voornemens was om ouders en kinderen recht te doen,
maar dat het herstelproces vastgelopen is, dat de Commissie Werkelijke Schade nog
tientallen jaren nodig heeft, dat de VNG zegt dat de regering pas in 2030 de ouders
tegemoetgekomen zal zijn, dat ouders nog steeds hun dossier niet hebben en dat kinderen
in het schandaal nog steeds niet herenigd zijn met hun ouders;
verzoekt de regering binnen twee maanden een reflectie op de voortgang op alle beloftes
aan de Kamer te sturen, wat gaat over de wetswijzigingen en beleidswijzigingen;
verzoekt de regering, en met name de Minister-President, in die reflectie ook aan
te geven hoe ouders en kinderen tijdig en volledig recht gedaan zal worden,
en gaat over tot de orde van de dag.»?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wanneer kan de Kamer de reflectie van de Minister-President en de overige leden van
zijn kabinet verwachten over hoe de ouders en kinderen tijdig en volledig recht gedaan
zal worden?
Antwoord 2
In de bijgevoegde brief reflecteer ik op de voortgang van de uitvoering van de acties
uit de kabinetsreactie op het rapport «Ongekend Onrecht».
Vraag 3
Kan de regering een overzicht geven van alle beloftes en beleidsvoornemens die in
de brief d.d. 15 januari 2021 (Kamerstuk 35 510, nr. 4) gedaan zijn en per belofte aangeven of hij is uitgevoerd en zo niet wanneer hij
wel zal worden uitgevoerd, hoeveel geld eraan uitgegeven is en wie er verantwoordelijk
is voor de uitvoering?
Antwoord 3
De kabinetsreactie op het rapport «Ongekend onrecht» bevat niet alleen maatregelen
om de gedupeerden verder te helpen, maar bevat ook een fors pakket maatregelen om
te voorkomen dat het nog eens gebeurt.
Per brief van 29 juni 20211 heeft het kabinet de Kamer geïnformeerd over de hoofdlijnen van de stand van zaken
van de acties uit de kabinetsreactie. Deze brief liet zien dat veel acties zijn opgepakt
en dat de Kamer met voortgangsrapportages en brieven al afzonderlijk was geïnformeerd
over de voortgang. Duidelijk werd dat de opzet van de acties verschilt per geval,
dat de acties verschillende tijdslijnen kennen en dat de acties op de beleidsterreinen
van verschillende vakdepartementen liggen. In deze brief heeft het kabinet het voorstel
gedaan om de Kamer voortaan verder te informeren over de voortgang van de acties uit
de kabinetsreactie in de relevante afzonderlijke trajecten. Over dit voorstel is met
de Kamer gesproken in het debat van 7 juli 2021. Sindsdien rapporteren de afzonderlijke
verantwoordelijke bewindspersonen zelf over de voortgang van de uitvoering van de
acties binnen hun competentiegebied en leggen hierover verantwoording af. In lijn
hiermee en ten behoeve van de beantwoording van de vraag, hebben de betrokken departementen
een stand van zaken aangeleverd, alsmede verwijzingen naar de meest recente voortgangsrapportages.
Deze departementale bijdragen zijn hieronder integraal opgenomen.
1. Hersteloperatie toeslagen
De afgelopen periode is volop gewerkt om alle ouders die gedupeerd zijn door de problemen
met de kinderopvangtoeslag compensatie te bieden en aan hen en hun kinderen hulp te
bieden om een nieuwe start te kunnen maken. De regelingen die hiervoor moeten zorgen
zijn vastgelegd in de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) die in november 2022 van
kracht werd, maar veel van de regelingen waren op dat moment al in uitvoering. Op
dit moment wordt door de Uitvoerings- en herstelorganisatie (UHT), Sociale Banken
Nederland (SBN), Radar, gemeenten en commissies zoals de bezwaarschriftenadviescommissie
(BAC), de Commissie van Wijzen (CvW), de Commissie aanvullende schadevergoeding werkelijke
schade (CWS) en de oudercommissie, veel werk verzet om de gedupeerden en hun kinderen
te helpen. Gedupeerde aanvragers van een kinderopvangtoeslag ontvangen direct een
forfaitair bedrag van € 30.000. Ook hebben zij recht op compensatie en kunnen zij
verzoeken doen voor aanvullende compensatie van werkelijke schade. Door het kwijtschelden
van bestuursrechtelijke schulden en het overnemen of betalen van (achterstanden op)
privaatrechtelijke schulden wordt geholpen met een nieuwe start. Ook wordt door gemeenten
brede ondersteuning geboden. Naast deze regeling voor gedupeerde aanvragers van kinderopvangtoeslag
voorziet de Wht in een regeling voor kinderen van die gedupeerde aanvragers en is
een regeling opgenomen voor gedupeerden in de huurtoeslag, zorgtoeslag en het kindgebonden
budget. Momenteel ligt een wetsvoorstel bij de Kamer dat ziet op compensatie voor
ex-toeslagpartners van gedupeerde aanvragers van kinderopvangtoeslag; uitbreiding
van de kindregeling naar kinderen en (voormalig) pleegkinderen van ex-partners, en
maatregelen voor bepaalde nabestaanden van een overleden gedupeerde aanvrager of een
overleden kind. De uitvoering van de hersteloperatie loopt, en over de voortgang wordt
de Kamer geïnformeerd via periodieke voortgangsrapportages (VGR). Het blijft een speerpunt
van het kabinet om de hersteloperatie te verbeteren en te versnellen, ook hierover
wordt de Kamer via de voortgangsrapportages op de hoogte gehouden. In de uw Kamer
op 3 februari 2023 toegestuurde laatste Voortgangsrapportage hersteloperatie toeslagen
zijn de totale uitgaven voor de hersteloperatie begroot op € 5,7 mld.2 Bij de Voorjaarsnota 2023 heeft het kabinet ca. € 1,3 mld. generaal extra beschikbaar
gesteld.3 De parlementaire autorisatie van de voor de begrotingen van de departementen relevante
budgetmutaties vindt plaats middels de 1e suppletoire begrotingen 2023.
2. Versterken dienstverlening door de overheid
De in de brief van 15 januari 2021 aangekondigde brede evaluatie naar de kaders voor
de organisaties op afstand is op 9 december 2021 aan de Kamer verstuurd.4 Op 5 maart 2021 is de aangekondigde kabinetsreactie op het traject WaU aan de Kamer
gestuurd. In deze brief werd een overheidsbrede werkagenda voor de publieke dienstverlening
aangekondigd die op 25 juni 2021 aan de Kamer is gestuurd. Op 4 juli 2022 heeft het
kabinet een brief over de prioriteiten van WaU aan de Kamer gestuurd: de menselijke
maat in de dienstverlening; de randvoorwaarden voor onze publieke dienstverleners;
het verbeteren van het samenspel tussen politiek, beleid en uitvoering.5 In zowel het sociaal, veiligheids- als fysiek domein wordt gewerkt aan de realisatie
van de prioriteiten die het kabinet heeft gesteld.
Op het gebied van passende dienstverlening («er is geen verkeerde deur») is de Kamer
geïnformeerd in de voortgangsrapportage WaU van 18 januari 2023.6 Er wordt inmiddels al veel ingezet om de publieke dienstverlening te verbeteren.
Zo is in nauwe samenwerking met publieke dienstverleners en medeoverheden een breed
gedragen beeld van de loketfunctie opgesteld. Daarnaast wordt met de uitvoering gewerkt
aan vereenvoudiging. Binnen het sociaal domein gebeurt dit bijvoorbeeld via de uitvoering
van de vereenvoudigingsagenda sociale zekerheid.
We kondigden aan om in verbinding met gemeenten, landelijke uitvoeringsorganisaties
en het Landelijk Maatwerkloket Multiproblematiek een ingang bij de ministeries te
creëren voor vragen vanuit het sociaal domein. Deze is inmiddels gerealiseerd zoals
aangegeven in de brief van 6 juli 2022.7
3. Verbeteren wet- en regelgeving en aansluiting beleid-uitvoering
Goede wetgeving start bij goed beleid en een zorgvuldig ingericht beleidsproces. Daartoe
is onder andere op 29 maart jl. het beleidskompas gelanceerd. Het beleidskompas draagt
bij aan het vroegtijdig nadenken over de uitvoerbaarheid van beleid. Hierover is uw
Kamer op 20 oktober 2022 reeds geïnformeerd.8 Het beleidskompas is in de plaats gekomen van het Integraal afwegingskader (IAK).
Met het beleidskompas is een belangrijke stap gezet in de werkwijze om te komen tot
beleid beter handen en voeten te geven, om de samenwerking in deze cyclus tussen betrokkenen
te stimuleren en om medewerkers te begeleiden in dit hele proces. Het beleidskompas
geeft aandacht voor de gevolgen van beleid voor verschillende doelgroepen, voor het
doenvermogen van burgers, en voor de praktische uitvoerbaarheid.
In de brief van 25 juni 2021 is de introductie van de Staat van de wetgevingskwaliteit
aangekondigd.9 In de brief van 16 december 2022 heeft de Minister voor Rechtsbescherming uw Kamer
geïnformeerd over de inhoud van de Staat van de wetgevingskwaliteit en het vervolg
van de procedure.10 De Staat van de wetgevingskwaliteit biedt reflecties op de ontwikkelingen in de rijksbrede
wetgevingskwaliteit. De eerste editie wordt na de zomer van 2023 aan de beide Kamers
aangeboden. Dit impliceert uiteraard niet dat het kabinet op het onderwerp wetgevingskwaliteit
geen actie onderneemt. Zo wordt gewerkt aan de inbedding van de doenvermogentoets
en de versterking van de wetgevingstoets. Op 23 september 2022 heeft de Minister voor
Rechtsbescherming u ook geïnformeerd over de stand van zaken van de invoeringstoets.11 Hiermee moet duidelijkheid worden hoe een regeling uitpakt voor de mensen, organisaties
of bedrijven voor wie de regeling is bedoeld en hoe een regeling uitpakt voor de uitvoering.
De rijksbrede toepassing van de invoeringstoets zal geleidelijk groeien. In het vervolg
van deze beantwoording zijn per onderwerp relevante rapportages en vervolgtrajecten
bij diverse ministeries weergegeven waaronder bijvoorbeeld de onderzoeken naar hardvochtige
effecten van wetten en regels bij departementen.
4. Discriminatie en het gebruik van nationaliteit
Wat betreft nationaliteit is in de kabinetsreactie het volgende toegezegd: (...) «Het
Ministerie van SZW is aan de slag om samen met UWV en SVB een inventarisatie te maken
over de wijze waarop binnen de sociale zekerheid gebruik wordt gemaakt van nationaliteit
in wetten, regelingen, procedures en risicomodellen. Hierbij gaan we ook kijken naar
uitvoeringspraktijk en cultuur. Het kabinet heeft deze inventarisatie rijksbreed opgepakt
voor alle ministeries en uitvoeringsorganisaties.» (...).
De uitvoering van de toezegging is ook vanuit de Kamer ondersteund met de op 26 januari
2021 door de Kamer aangenomen motie Marijnissen (SP) c.s.12 en Klaver c.s.13 (hierna: Motie#21). Met de motie Marijnissen c.s. verzocht uw Kamer de regering een
voorstel te doen hoe binnen overheidsinstellingen vervuilde data, risicomodellen en
het gebruik van nationaliteit worden opgeruimd. Uitvoering van deze motie vindt plaats
met inachtneming van de motie van lid Klaver c.s., om hierbij niet alleen te kijken
naar nationaliteit, maar ook naar etniciteit en geboorteplaats als datavariabele in
alle risicomodellen, -profielen, -systemen, -selectie en zwarte lijsten die binnen
het overheidswezen gebruikt worden volledig uit te sluiten. Uw Kamer is op 8 april
2021 door het kabinet geïnformeerd over de voorgestelde aanpak voor de uitvoering
van Motie#21 door alle departementen (inclusief de uitvoeringsdiensten).14
Over de uitvoering van het eerste deel van de motie Marijnissen c.s. («het informeren
van mensen op de zwarte-lijst») is de Kamer apart geïnformeerd door een brief van
de vorige Staatssecretarissen van Financiën.15 Het gaat in dat deel specifiek om personen die voorkomen in de Fraude Signalering Voorziening (FSV), in casu de zwarte lijst.
De uitvoering van het tweede deel van de Motie Klaver c.s. («een algoritmeregister opzetten» en «verzekeren dat ook zelflerende algoritmen in risicoclassificatiemodellen deze
indicatoren niet gebruiken») wordt opgepakt en uitgevoerd vanuit de werkagenda Waardengedreven
Digitaliseren van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
via actielijn 3.2, «Het reguleren van algoritmen». Een eerste versie van het Algoritmeregister
is in december 2022 gelanceerd. Het bevat inmiddels 117 algoritmes van diverse overheidsorganisaties.
Momenteel wordt het verzamelen en publiceren van algoritmen in het register opgeschaald
door aanlevering makkelijker te maken en de drempel tot aanlevering verder te verlagen.
We onderzoeken de mogelijkheid om het algoritmeregister verplicht te stellen (zoals
gevraagd in de motie Dassen).16
Ook al heeft uw Kamer de departementale rapportages ontvangen, de uitvoering is nog
niet afgerond. In overleg met uw Kamer heeft de Staatssecretaris van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties afgesproken om nog een onafhankelijke en externe toets
door de ADR uit te laten voeren naar de uitkomsten van de departementale inventarisaties.
De ADR-toets start op 1 juli en loopt door tot eind 2023, begin 2024. Vervolgens zal
het onderzoeksresultaat nog door de Staatssecretaris van BZK met uw Kamer worden besproken.
In dat overleg zullen afspraken worden gemaakt over de afronding van de uitvoering
van Motie#21.
5. Open overheid
Openbaarmaking onderliggende stukken
Sinds 1 juli 2021 maken we bij bepaalde categorieën van Kamerstukken de inhoudelijke
beslisnota of een set beslisnota’s openbaar. Sinds Prinsjesdag 2022 doen we dit met
alle stukken die we naar de Kamer sturen. Het gaat om de onderliggende nota(’s) die
de bewindspersoon gebruikt om te besluiten over het te verzenden stuk. In een beslisnota
zijn de overwegingen, alternatieven, belangrijke feiten en risico’s nog een keer op
een rij gezet. Door juist deze beslisnota openbaar te maken, laten we zien hoe beslissingen
tot stand zijn gekomen. Inmiddels zijn er meer dan 10.000 beslisnota’s naar de Kamer
gestuurd.
Besluitenlijsten van de ministerraad en adviezen van de Landsadvocaat
Vanaf 16 april 2021 worden de agenda’s en besluitenlijsten van de ministerraad openbaar
gemaakt.17 Sinds 1 juli 2021 geldt de nieuwe lijn met betrekking tot het openbaar maken van
de algemene juridische beleidsadviezen van de Landsadvocaat.18
Wet open overheid
Op 1 mei 2022 is de Wet open overheid (Woo) in werking getreden. Alle bestuursorganen
zijn zelf verantwoordelijk voor de implementatie en uitvoering van deze wet binnen
de eigen organisatie. De Minister van BZK is stelselverantwoordelijke voor de Woo.
Bij de kabinetsreactie op het rapport «Ongekend Onrecht» zijn voor de implementatie
van deze wet middelen vrijgemaakt, zowel voor het Rijk als de medeoverheden. Deze
middelen zijn gebaseerd op de uitvoeringstoetsen die zijn uitgevoerd op de Woo. Bijna
al deze middelen zijn inmiddels overgeboekt naar de verschillende overheidsorganisaties.
Over de uitvoering van deze wet en de besteding van middelen zullen overheidsorganisaties
zich door middel van de reguliere verantwoording en de nieuw ingevoerde openbaarheidsparagraaf
(artikel 3.5 van de Woo) rapporteren.
Generiek actieplan Informatiehuishouding «Open op orde»
Op 6 april 2021 is het generieke actieplan informatiehuishouding «Open op Orde» naar
de Tweede Kamer gezonden19. Het Meerjarenplan Openbaarheid en Informatiehuishouding Rijksoverheid, dat voor
het zomerreces naar uw Kamer gestuurd zal worden, bevat de geactualiseerde maatregelen
uit het generieke actieplan Open op Orde. In de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk
wordt jaarlijks gerapporteerd over de voorgang van de verbeteroperatie. In de Kamerbrief
van december 2022 is een verdeling van de middelen over rijksorganisaties opgenomen.20
Departementale actieplannen
Rijksorganisaties zijn zelf verantwoordelijk voor hun eigen verbeteropgave. Op basis
van het generieke actieplan hebben rijksorganisaties daarom aanvullende actieplannen
opgesteld voor hun eigen specifieke uitdagingen. Deze actieplannen zijn in juli 2022
openbaar gemaakt.21
Open overheid
De wettelijke verplichting voor bestuursorganen om de in de Woo opgenomen informatiecategorieën
actief openbaar te maken geldt op dit moment nog niet, maar wordt in de komende tijd
gefaseerd ingevoerd. Bestuursorganen dienen deze informatie via een door de Minister
van BZK in stand gehouden infrastructuur openbaar te maken, om eenieder één vindplaats
te bieden, waar deze overheidsinformatie te vinden en te doorzoeken is. Deze infrastructuur
heeft de vorm van een verwijsindex (de «Woo-index») met een zoekfunctie.
Bestuursorganen kunnen met ingang van juli 2023 aansluiten op deze Woo-index. De zoekfunctie
voor de burger komt later beschikbaar. Overheidsorganisaties maken documenten op een
door hen gekozen internetlocatie openbaar, en leveren vervolgens een link naar die
locatie aan bij de Woo-index. Wanneer op termijn artikel 3.3 van de Woo in werking
treedt, wordt dit een verplichting voor alle overheidsorganisaties, zowel voor het
Rijk als de decentrale overheden. Daarmee ontstaat een volledig en eenduidig overzicht
van alle verplicht actief openbaar gemaakte documenten.
Op advies van AcICT is de doorontwikkeling van het vrijwillige PLOOI begin dit jaar
stopgezet ten gunste van de huidige eenvoudiger en sneller te realiseren oplossing
(de Woo-index met zoekfunctie). De Kamer is daarover in december 2022 per brief op
de hoogte gesteld door de Minister van BZK, die verantwoordelijk is voor het realiseren
en in stand houden van deze digitale infrastructuur. Tot en met 2022 is er in totaal
€ 11,4 mln in de centrale infrastructuur geïnvesteerd.
Het Adviescollege openbaarheid en informatiehuishouding is inmiddels ingesteld en
heeft zijn eerste adviezen gegeven.
Coördinatie en toezicht
Per 1 januari 2022 is de regeringscommissaris Informatiehuishouding aangesteld22. Ook is de capaciteit van de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed uitgebreid23.
6. Ambtelijk vakmanschap
Met de kabinetsreactie op het rapport «Ongekend Onrecht» is toegezegd het Ambtelijk
Vakmanschap te versterken. Naar aanleiding van deze toezegging is het al lopende rijksbrede
programma Grenzeloos Samenwerken verbreed. Doel van het programma is dat elke ambtenaar
zich bewust is van de impact van zijn/haar werk op mens en maatschappij en écht opgavegericht
werkt. Dat wil zeggen: de opgave voorop, grenzeloos, transparant, toegankelijk, aandacht
voor maatwerk en geen discriminatie. Concreet doen we dat door:
• Het geven van betekenis aan waarden voor goed ambtelijk handelen in een interactieve
gids Ambtelijk Vakmanschap, in corporate story’s en in gesprekssessies;
• Investeren in ambtelijke professionaliteit; door bijvoorbeeld het delen van casuïstiek
over werken over grenzen heen, het optekenen en delen van beelden van goed werk;
• Investeren in een sociaal veilige omgeving met onder meer ethische gesprekvoering
(Dialoog en Ethiek), het leren je uit te spreken en signalen te ontvangen en een leerlijn
Ethiek en Integriteit vanuit de ABD;
• Investeren in leiderschap door het aanbieden van leergroepen aan programmadirecteuren,
het ontwikkelen van leerateliers, intervisie bij grote opgaven zoals bij de Stikstofreductie
en de activiteit Opgavegericht Samenwerken vanuit de ABD;
• Investeren in bewustwording door diverse leeractiviteiten zoals:
– diverse dialoogsessies om de ruimte voor het geven en ontvangen van tegenspraak te
vergroten;
– leergangen Bewust Ambtelijk Vakmanschap en Bewust Ambtelijk Leiderschap;
– Ambtelijk vakmanschap als basis voor de onboarding trainees.
Het vorige kabinet heeft naar aanleiding van het onderzoek van de Universiteit Utrecht
(USBO) naar het ABD-stelsel, dat op verzoek van uw Kamer is uitgevoerd, een aantal
maatregelen aangekondigd24 met als doel:
• Domeinspecifieke expertise zwaarder te laten wegen bij benoemingen van topambtenaren,
en ook de roulatiesnelheid van topambtenaren te verlagen (met andere woorden: de gemiddelde
functieduur te verhogen). Om te bepalen welke inhoudelijke kennis en ervaring in een
bepaalde functie nodig zijn, wordt mede gekeken naar de maatschappelijke opgave die
moet worden gerealiseerd en de context waarin iemand die opgave moet vervullen (zoals
bijvoorbeeld het politieke krachtenveld en de aanwezige expertise binnen de organisatie).
• De transparantie over ABD-benoemingen te bevorderen en de zichtbaarheid van de ABD
te verbeteren.
• Een zichtbare bijdrage te leveren aan de kwaliteit van de rijksdienst. Om dit te bewerkstelligen
is onder meer een rijksbrede visie op publiek leiderschap ontwikkeld, worden rijksbrede
thema’s als grenzeloos samenwerken, het versterken van de relatie tussen uitvoering
en beleid, en ethiek en integriteit verwerkt in het ontwikkelaanbod voor de ABD, en
is er aandacht voor diversiteit en instroom van buiten de rijksoverheid.
In november 2023 zal een externe visitatiecommissie het effect van de genomen maatregelen
onderzoeken.
Vraag 4
Begrijpt u dat ik, met enig ongeduld, hier een aantal vragen zal stellen die vooral
over paragraaf 5 van deze brief gaan, maar dat ik dus verwacht dat er gerapporteerd
wordt over alle voornemens en beloftes in deze brief?
Antwoord 4
Zie hiervoor het antwoord op vraag 3. Daarnaast reflecteer ik in de bijgevoegde brief
op de voortgang van de uitvoering van de acties uit de kabinetsreactie op het rapport
«Ongekend Onrecht».
Vraag 5
Mocht u een overzicht van deze voornemens van de indiener van de vraag willen ontvangen,
wilt u dat dan binnen een paar dagen kenbaar maken, omdat een volledige lijst klaarligt?
Antwoord 5
Zie hiervoor het antwoord op vraag 3. Daarnaast reflecteer ik in de bijgevoegde brief
op de voortgang van de uitvoering van de acties uit de kabinetsreactie op het rapport
«Ongekend Onrecht».
Vraag 6
Welke concrete stappen heeft het kabinet gezet voor een nadere regeling van de verhouding
tussen het evenredigheidsbeginsel, het gelijkheidsbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel
en sectorale wetgeving, zoals aangekondigd in uw brief d.d. 15 januari 2021 (Kamerstuk
35 510, nr. 4, hierna: uw brief)?
Antwoord 6
In de brief van 15 januari 2021 heeft het toenmalig kabinet stappen aangekondigd voor
een nadere regeling van de verhouding tussen het evenredigheidsbeginsel en sectorale
wetten, door wijziging van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) of van sectorale wetgeving
of een combinatie daarvan.25 Daarbij is aangegeven dat ook het rechtszekerheidsbeginsel en het gelijkheidsbeginsel
van belang zijn.26
Voor wat betreft de aanpassing van de Awb bent u geïnformeerd bij brieven van 29 juni
202127 en 11 juli 202228, almede door het schriftelijk overleg naar aanleiding van laatstgenoemde brief.29 Inmiddels is een wetsontwerp versterking waarborgfunctie Awb in pre-consultatie gegeven,
dat ter informatie aan de Kamer is gezonden.30 Bijlage 3 van dat voorstel bevat als discussiestuk een voorstel tot versterking van
het evenredigheidsbeginsel door artikel 3:4, tweede lid, Awb van toepassing te laten
zijn op gebonden bevoegdheden in formele wetten. Inmiddels is de pre-consultatie afgesloten
en worden de opbrengsten geïnventariseerd en verwerkt. De volgende stap is de gebruikelijke
(internet)consultatie.
Met betrekking tot sectorale wetten heeft een inventarisatie van hardheden plaatsgevonden
waarover uw Kamer is geïnformeerd bij brief van 21 december 202131, de genoemde brief van 11 juli en het eerder genoemde schriftelijk overleg naar aanleiding
van deze brief. Daarnaast is in genoemde brief van 11 juli 2022 opgenomen hoe het
kabinet in de toekomst zal omgaan met de totstandbrenging van nieuwe wetten. Zo zal
in de komende wijziging van de Aanwijzingen voor de regelgeving het belang van evenredige
wetgeving worden onderstreept en zullen de aanwijzingen over hardheidsclausules worden
aangepast. Deze wijziging zal naar verwachting voor de zomer naar de Afdeling advisering
van de Raad van State worden gezonden en in de tweede helft van dit jaar in werking
treden.
Vraag 7
Welke wijzigingen ter zake van het evenredigheidsbeginsel, rechtszekerheidsbeginsel
en gelijkheidsbeginsel zijn in welke sectorale wetten aangebracht en in welke wetten
zullen nog wijzigingen daarover worden aangebracht?
Antwoord 7
Het kabinet houdt geen overzicht bij van wijzigingen op dit punt. Wel zijn ter uitvoering
van de motie Ploumen/Jetten en de motie Omtzigt wetten en regels tegen het licht gehouden,
hetgeen soms aanleiding geeft tot herijking. Het Ministerie van SZW heeft bijvoorbeeld
in de Participatiewet, de WIA en de Wet inburgering hardvochtige effecten geconstateerd
en naar aanleiding daarvan trajecten opgestart om aanpassingen door te voeren. Hierover
is uw Kamer geïnformeerd.32 Hierbij spelen de algemene beginselen van behoorlijk bestuur nadrukkelijk een rol.
Zo wordt het handhavingsinstrumentarium in de sociale zekerheid opnieuw vormgegeven
om daarin meer evenwichtigheid te brengen en ruimte voor individuele omstandigheden.
Het streven is om dit wetsvoorstel voor de zomer van 2023 in internetconsultatie te
brengen en uitvoeringstoetsen met de uitvoerders te delen.
Een ander voorbeeld betreft de aanpassing van wetten en regels op het terrein van
onderwijs, naar aanleiding van het onderzoek naar hardvochtige effecten. Het voornemen
is om artikel 2.30, derde lid van de Wet voortgezet onderwijs 2020 aan te vullen zodat
vreemdelingen die het Nederlands kennelijk voldoende machtig zijn, wel toegelaten
kunnen worden tot het praktijkonderwijs en dus direct onderwijs op hun niveau kunnen
ontvangen. Om toegelaten te worden tot het praktijkonderwijs dient een leerling thans
eerst een volledig jaar een andere schoolsoort binnen het voortgezet onderwijs te
volgen. De achtergrond hiervan is te voorkomen dat nieuwkomers door taalproblemen
of leerproblemen als gevolg van sociaal emotionele problematiek in een onderwijsvorm
worden geplaatst die geen recht doet aan hun cognitieve capaciteiten. Omdat deze leerlingen
de Nederlandse taal vaak niet of nauwelijks beheersen, kunnen zij doorgaans ook niet
op een goede manier deelnemen aan de testen waarop het oordeel over toelaatbaarheid
wordt gebaseerd. Na het eerste schooljaar kan indien nodig alsnog een aanvraag voor
de toelaatbaarheid tot praktijkonderwijs worden ingediend. Voor een zeer beperkt aantal
leerlingen dat het Nederlands wel voldoende machtig is, kan het echter goed zijn om
direct het praktijkonderwijs te kunnen volgen, omdat dit wel aansluit bij hun cognitieve
capaciteiten. Als een nieuwkomer een jaar lang niet naar het praktijkonderwijs gaat
terwijl hij wel goed Nederlands spreekt, betekent dat immers dat de leerling een jaar
onderwijs volgt dat niet wordt verzorgd op het geëigende niveau. Voorbeeld is een
leerling afkomstig uit Suriname zonder Nederlands paspoort, maar die het Nederlands
wel voldoende beheerst en verder voldoet aan de eisen voor toelating tot het praktijkonderwijs.
In dergelijke gevallen is er geen aanleiding om de inschrijving van de leerling op
het praktijkonderwijs te weigeren, en wordt dit als hardvochtig beschouwd. De beoogde
aanpassing geeft de mogelijkheid verschillende gevallen verschillend te behandelen.
Dat is een juiste toepassing van het gelijkheidsbeginsel en geeft tevens blijk van
meer rekening houden met de belangen van een bepaalde groep mensen, die anders onevenredig
hard wordt getroffen.
Vraag 8
Op welke wijze is de definitie van fraude herzien en wordt deze nieuwe definitie ook
door de gehele overheid en uitvoeringsorganisaties gehanteerd?
Antwoord 8
Met het wetsvoorstel Handhaving sociale zekerheid wordt een nieuwe kijk op overtredingen
in de sociale zekerheid verankerd in wetgeving. Het wetsvoorstel is in februari 2022
voor preconsultatie uitgezet. In het wetsvoorstel wordt geen definitie van fraude
geïntroduceerd.33 In plaats daarvan wordt gesproken over fouten en misbruik. Hierbij wordt ervan uitgegaan
dat het overgrote deel van de overtredingen voortkomt uit fouten en vergissingen.
Daarnaast zal er een kleinere groep mensen blijven die de regels wel bewust en met
het doel zichzelf te verrijken, overtreedt. In deze gevallen wordt over misbruik gesproken.
De term «fraude» of «fraudeur» wordt door de uitvoeringsinstanties in de sociale zekerheid
zoveel als mogelijk vermeden, omdat het de vraag is of een dergelijke definitie voldoende
ruimte biedt om nuances in persoonlijke omstandigheden mee te nemen34. In de communicatie vanuit de VNG richting gemeenten wordt de term «fraude» niet
gehanteerd, maar de termen misbruik en oneigenlijk gebruik. Met het wetsvoorstel wordt
geborgd dat er binnen sociale zekerheid niet langer gesproken wordt over fraude en
er een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen fouten en misbruik.
Voor de Dienst Toeslagen geldt dat gebruik wordt gemaakt van de term intensief toezicht
voor onderzoek bij risicosignalen van mogelijk oneigenlijk gebruik en misbruik. Voor
dit proces gebruiken we bewust niet langer de term fraudebestrijding. Dit maakt duidelijk
dat pas in de loop van een onderzoek de noodzakelijke helderheid ontstaat over de
concrete omstandigheden van de casus. Vertrouwen in de burger is ook hier het uitgangspunt
en we voeren ons onderzoek daarom zonder vooringenomenheid en op objectieve basis
uit. Een juiste rechtstoepassing staat ook bij het intensief toezicht centraal.
Vraag 9
Wat is de status van het Landelijk Maatwerkloket Multiproblematiek?
Antwoord 9
Het Landelijk Maatwerkloket Multiproblematiek (LMM) is onderdeel van de interbestuurlijke
aanpak «Professionals voor Maatwerk Multiproblematiek» (PMM).35 Het biedt één aanspreekpunt bij het Rijk voor professionals van gemeenten en uitvoeringsorganisaties
die vastlopen bij het helpen van inwoners met multiproblematiek. Tegelijk vormt het
LMM daarmee een platform om inzicht te krijgen in de oorzaken van dat vastlopen (systeemleren).
Vraag 10
Zijn alle uitvoeringsorganisaties bij het Landelijk Maatwerkloket Multiproblematiek
aangesloten? Zo nee, welke organisaties zullen nog aangesloten worden en wanneer zal
dat gebeuren?
Antwoord 10
De volgende uitvoeringsorganisaties zijn aangesloten bij PMM: Belastingdienst, CAK,
CJIB, DJI, DUO, IND, MFO (Meldpunt Fouten in Overheidsregistraties), Raad voor de
Kinderbescherming, RvIG (Rijksdienst voor Identiteitsgegevens), Slachtofferhulp Nederland,
SVB, Toeslagen, UWV, Verslavingsreclassering en CIZ (aangesloten voor specifieke casuïstiek).
Het LMM heeft daarnaast in voorkomende gevallen contact met zorgverzekeraars en woningcorporaties.
Er zijn geen voornemens om aanvullende uitvoeringsorganisaties bij het LMM aan te
sluiten.
Vraag 11
Op welke wettelijke grondslag delen de bij het Landelijk Maatwerkloket Multiproblematiek
aangesloten organisaties informatie over burgers?
Antwoord 11
Door het LMM worden geen persoonsgegevens van burgers verwerkt. Het LMM werkt aan
de hand van geanonimiseerde casussen. De gegevens zijn niet naar individuen herleidbaar.
Aangezien het om geanonimiseerde gegevens gaat, zijn het geen persoonsgegevens die
vallen onder de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Dit is beoordeeld
aan de hand van een pre-PIA (Privacy Impact Analyse).
Vraag 12
Welke door u aangekondigde extra bevoegdheden worden in het wetsvoorstel Wet meervoudige
problematiek aanpak sociaal domein opgenomen en welke niet?
Antwoord 12
In de kabinetsreactie op het rapport «Ongekend Onrecht» werd aangegeven dat het kabinet
werkte aan een wetsvoorstel multiprobleemsituaties, met extra bevoegdheden die het
voor lokale en landelijke professionals makkelijker moesten maken om maatwerk te kunnen
leveren als de situatie daar om vraagt.36 Het betrof een afwijkingsbevoegdheid voor landelijke uitvoeringsorganisaties en gemeenten,
en een time-out bevoegdheid voor gemeenten om vorderingen van landelijke uitvoeringsorganisaties
tijdelijk stop te zetten. Met de kamerbrief Voortgang Programma Maatwerk Multiprobleemhuishoudens
d.d. 6 juli 2022 heeft de Minister voor APP uw Kamer geïnformeerd over het stopzetten
van de voorbereiding van het wetsvoorstel multiprobleemsituaties.37 De voornaamste reden hiervoor was de overlap van dit wetsvoorstel met bredere trajecten,
zoals het Wetsvoorstel versterking waarborgfunctie Awb. Daarnaast zijn de afwijkingsbevoegdheid
en time-out bevoegdheid zijn niet opgenomen in het wetsvoorstel Wet aanpak meervoudige
problematiek sociaal domein.
Vraag 13
Welke politieke dilemma’s binnen het sociaal domein zijn tot op heden door u transparant
gemaakt?
Antwoord 13
Twee keer per jaar sturen de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister
voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen de Stand van de uitvoering over dilemma’s
in de uitvoering van de sociale zekerheid naar de Kamer. Daarin staan de ontwikkelingen
in de uitvoering beschreven en wordt ingegaan op dilemma’s die daarbij spelen. Eén
keer per jaar worden daar de knelpuntenbrieven van UWV en de SVB aan toegevoegd. Met
de knelpuntenbrieven bieden UWV en de SVB inzicht in de situaties waarbij burgers
door bestaande wet- en regelgeving in de knel komen en het de uitvoeringsorganisaties
niet lukt om een passende oplossing te bieden. Knelpunten worden op deze manier tijdig
zichtbaar en dit helpt om beleid beter aan te laten sluiten op wat de uitvoering nodig
heeft.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister voor Armoedebeleid,
Participatie en Pensioenen hebben op 18 november 2022 de kabinetsreactie op het onderzoek
naar hardvochtige effecten van de Participatiewet, de werknemersregelingen en de uitbetaling
van het persoonsgebonden budget naar uw Kamer gestuurd38. Hierin heeft het kabinet aangegeven veel van de knelpunten te herkennen. We moeten
vanuit de behoefte van de burger en met elkaar tot passende oplossingen komen om hardvochtige
effecten terug te dringen. Dit betekent dat we onverminderd doorgaan om wet- en regelgeving
en de uitvoering daarvan te beoordelen op eenvoud, menselijke maat en uitvoerbaarheid.
Tegelijkertijd hebben we geconstateerd dat we realistisch moeten zijn, ook in wat
we willen. Niet alles wat we zouden willen, kan en ook niet alles kan tegelijk, vanwege
de uitvoerbaarheid en de financiële houdbaarheid van het stelsel.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister voor Armoedebeleid,
Participatie en Pensioenen informeren uw Kamer periodiek over respectievelijk de voortgang
rond het wegnemen van de hardheden WIA en de aanpassingen in de Participatiewet en
de dilemma’s die daarbij naar voren komen. Op 28 april 2023 heeft de Minister van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid de meest recente voortgangsbrief over de maatregelen
sociaal-medisch beoordelen en WIA hardheden naar uw gestuurd39. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft hierin aangegeven dat niet
alle hardheden die zijn geïdentificeerd, op korte termijn aangepakt kunnen worden.
Sommige oplossingen voor hardheden grijpen diep in het stelsel. We moeten ervoor waken
dat het oplossen van een hardheid, niet elders leidt tot andere negatieve effecten.
Bovendien heeft de uitvoering te maken met een mismatch tussen de vraag naar en het
aanbod van sociaal-medische beoordelingen. Mensen moeten nu al vaak te lang wachten
op hun (her)beoordeling.
Daarom is gekozen voor een gefaseerde aanpak. Voor de korte termijn richt het kabinet
zich op maatregelen die passen binnen de financiële ruimte en die niet fundamenteel
ingrijpen in de werking van de WIA. Voor de middellange termijn is UWV aan de slag
met interne procesoptimalisaties, onder meer door het werken in sociaal-medische centra.
Die aanpak draagt bij aan het verminderren van de druk op de sociaal-medische beoordelingscapaciteit.
Het kabinet heeft voor de lange termijn de onafhankelijke commissie toekomst arbeidsongeschiktheidsstelsel
ingesteld om integraal naar het stelsel te kijken en over meer fundamentele vraagstukken
te adviseren.
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen heeft op 22 juni 2022 met
het rapport Participatiewet in balans een uitgebreide beleidsanalyse omtrent de Participatiewet
gedeeld met de Kamer.40 Samen met betrokken partijen zijn ervaren hardheden en knelpunten geïnventariseerd,
achterliggende oorzaken geanalyseerd en oplossingsrichtingen geformuleerd. Met het
daaruit voortvloeiende programma Participatiewet in balans zet het kabinet in op verankeren
van vertrouwen en menselijke maat in (de uitvoering van) deze wet. Daarnaast is er
aandacht voor vereenvoudiging. Dit wordt gerealiseerd door middel van drie sporen.
Op 28 november 2022 is uw Kamer geïnformeerd over zowel de stand van zaken rond de
kortetermijnmaatregelen (spoor 1) in kader van de ruim twintig aanpassing van de Participatiewet,
alsook over de mogelijke lange termijn maatregelen (spoor 2) en het bevorderen van
de vakkundigheid van professionals (spoor 3)41. Met name spoor 2 vraagt om een langere adem: het betreft de herziening van de Participatiewet
waarbij opnieuw wordt gekeken naar de doelen en uitgangspunten van de wet.
Vraag 14
Op welke wijze is invulling gegeven aan het voornemen de algemene beginselen van behoorlijk
bestuur leidend te laten zijn bij de uitvoering van beleid? Kan de burger nu ook beter
rechten ontlenen aan die algemene beginselen?
Antwoord 14
Het kabinet benadrukt op verschillende plaatsen het belang van de algemene beginselen
van behoorlijk bestuur. Het wetsvoorstel versterking waarborgfunctie Awb beoogt de
beginselen verder te operationaliseren, waarbij tevens sprake is van aanspraken voor
burgers. Daarnaast heeft de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 2 februari
2022 (drugspand Harderwijk), waarin de Afdeling een kader geeft voor een evenredigheidstoets,
gezorgd voor meer houvast voor bestuursorganen voor evenredige besluitvorming. Het
inroepen van deze beginselen is slechts niet mogelijk bij de toepassing van gebonden
bevoegdheden in formele wetten, voor zover geen sprake is van door de wetgever niet
verdisconteerde bijzondere omstandigheden. Dit volgt uit artikel 120 van de Grondwet,
zo is onlangs nog eens bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad
van State.42
Vraag 15
Op welke wijze is de in uw brief vermelde vervanging van strikt gebonden bevoegdheden
door beoordelingsruimte en hardheidsclausules in (sectorale) wetgeving concreet uitgevoerd?
Kunt u een lijst van wetten geven waar dat gedaan is en een lijst van wetten waarin
dat gedaan zal worden?
Antwoord 15
Het kabinet houdt geen overzicht bij op dit punt. Binnen de betreffende beleidsdomeinen
en reguliere overleggen is de Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek
naar hardvochtige effecten van wetten en regels. Of en zo ja hoe wetten en regels
worden of zijn aangepast is in die rapportages en overleggen aangegeven. Zo hebben
vanuit het Ministerie van Financiën de Staatssecretaris van Toeslagen en Douane en
de Staatssecretaris van Fiscaliteit en Belastingdienst de Tweede Kamer onlangs geïnformeerd
over de reeds aanwezige en nog te introduceren hardheidsclausules in fiscale wetgeving.43 Voorts is wat betreft belastingen en invordering een overzicht van hardheidsclausules
opgenomen in de brief van de Staatssecretarissen van Financiën van 24 maart 2023.44
Er wordt in dit kader concreet gewerkt aan een voorstel tot invoering van een hardheidsclausule
in de Invorderingswet 1990. Dit voorstel loopt mee met het Belastingplan 2024 en zal
derhalve op Prinsjesdag aan de Tweede Kamer worden aangeboden, mits de uitvoeringstoets
van de Belastingdienst hiervoor geen belemmeringen aangeeft.45
Een tweede voorbeeld betreft het invoegen van een hardheidsclausule in de Wet op de
expertisecentra (WEC).46 In artikel 39 van de WEC wordt een hardheidsclausule ingevoegd. De Inspectie van
het Onderwijs wordt in staat gesteld om in uitzonderlijke gevallen toe te staan dat
een leerling die de leeftijd van twintig jaar heeft bereikt een jaar langer op de
school voor speciaal voortgezet onderwijs kan verblijven. De inspecteur kan hiertoe
besluiten indien het voortgezet verblijf op de school wenselijk is ten behoeve van
een vergroting van het perspectief van de leerling op arbeidsmarktgerichte dagactiviteiten
in een instelling voor dagbesteding. De inspecteur kan voor zijn beslissing een rapport
over de leerlingen vereisen. De voorgestelde procedure is gelijk aan de procedure
die reeds is vastgelegd in het vijfde lid, maar maakt ook een ontheffing mogelijk
voor leerlingen waarbij voortzetting wenselijk is met het oog op de vergroting van
het perspectief van de leerling op arbeidsmarktgerichte dagactiviteiten en geen voortzetting
zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Vaak gaat het bij hardvochtige effecten om een breed scala aan knelpunten die mensen
ervaren en waarbij het vervangen van gebonden bevoegdheden door beoordelingsruimte
of een hardheidsclausule niet altijd de oplossing is. Zo heeft de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties uw Kamer onlangs de uitkomsten gestuurd van de uitgevoerde
inventarisatie binnen het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.47 Hierin staat dat voor diverse aangedragen knelpunten en problemen reeds oplossingen
zijn doorgevoerd of al actie wordt genomen middels aanpassingen in beleid, uitvoering
en/of wet- en regelgeving. Een concreet voorbeeld hiervan is het aangedragen knelpunt
dat huurwoningen soms slecht onderhouden worden. Meer inzet op onderhoud is daarom
onderdeel van de prestatieafspraken met Aedes, Woonbond en de VNG. Ook wordt gewerkt
aan het wetsvoorstel Goed Verhuurderschap dat de positie van huurders moet versterken
en de naleving van bestaande regelgeving moet verbeteren. Het onderhoud van woningen
wordt hierbij betrokken.
Vraag 16
In welke wetten zijn sinds januari 2021 hardheidsclausules opgenomen en welke wetten
zullen nog hardheidsclausules opgenomen worden?
Antwoord 16
Zoals in het antwoord op vraag 15 aangegeven, is de Kamer geïnformeerd binnen de betreffende
beleidsdomeinen en reguliere overleggen. Hierbij wordt opgemerkt dat het niet altijd
nodig is om een hardheidsclausule in wetten en regels op te nemen, bijvoorbeeld omdat
in het betreffende domein geen sprake is van gebonden bevoegdheden. Dit geldt bijvoorbeeld
voor de wetgeving van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, die veelal niet dwingend
geformuleerd is, maar vooral «kan-bepalingen» bevat.
Vraag 17
Welke andere ««veiligheidsventielen»« dan hardheidsclausules en beoordelingsruimte
zijn concreet in wetgeving opgenomen?
Antwoord 17
Beoordelingsruimte is niet zozeer een veiligheidsventiel, maar een mogelijkheid voor
bestuursorganen om binnen de kaders van een wet zelf te bepalen of aan bepaalde criteria
is voldaan. Een alternatief hiervoor is de verfijning van regels, waardoor voor verschillende
situaties verschillende regels van toepassing zijn, waardoor de normering beter aansluit
bij de verschillende situaties. Hardheidsclausules zijn vooral geschikt als wordt
gekozen voor gebonden bevoegdheden en de verwachting is dat sprake zal zijn van onvoorziene
omstandigheden, waarvoor niet op voorhand regels zijn te stellen.
Vraag 18
Welke aanbevelingen van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag
(POK) zijn opgevolgd en welke niet? Kunt u concrete voorbeelden noemen?
Antwoord 18
Het doel van de parlementaire ondervraging, zoals opgenomen in de door de Tweede Kamer
vastgestelde onderzoeksopdracht, was om meer zicht te krijgen op de politieke besluitvorming
en de hoogambtelijke verantwoordelijkheid en betrokkenheid daarbij die van invloed
is geweest op het fraudebeleid bij de kinderopvangtoeslag en de politieke reactie
op signalen over de harde uitkomsten van het fraudebeleid en de «alles-of-niets» benadering.
De onderzoekscommissie heeft geen aanbevelingen gedaan in het verslag «Ongekend Onrecht».
Vraag 19
Hoe is het voornemen om voor iedere rechtsgang de eigen handelwijze aan de bedoeling
van de wetgever te toetsen concreet ingevuld? Uit welke instructies of maatregelen
blijkt deze invulling?
Antwoord 19
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de antwoorden op vragen van de leden
Van Nispen en Leijten (beiden SP) over de gevolgen voor mensen als de Staat blijft
procederen die de Minister voor Rechtsbescherming op 8 mei jl. naar uw Kamer heeft
verstuurd.48
Vraag 20
Welke concrete maatregelen zijn genomen teneinde de Algemene Wet Bestuursrecht weer
de rechtsbescherming van de burger tegen de overheid te bieden?
Antwoord 20
De Ministers van BZK en Rechtsbescherming hebben in januari dit jaar gezamenlijk een
voorontwerp van een wetsvoorstel ter versterking van de waarborgfunctie van de Algemene
wet bestuursrecht in pre-consultatie gebracht. Doel van dat wetsvoorstel is onder
andere om de ongelijke positie van de burger ten opzichte van de overheid in het bestuursprocesrecht
beter te compenseren. Hiertoe is in het voorstel bijvoorbeeld een regeling voor een
«burgerlus» opgenomen. Het voorontwerp is ter informatie ook aan de Tweede Kamer gestuurd.49 Inmiddels hebben diverse mondelinge sessies met burgers, uitvoeringsorganisaties,
rechtsprekende instanties, wetenschappers en andere geïnteresseerden plaatsgevonden
en zijn er uitgebreide schriftelijke reacties op het voorstel ontvangen. De ontvangen
input zal de komende tijd worden verwerkt. Het verder uitgewerkte conceptwetsvoorstel
zal vervolgens in de reguliere (internet)consultatieprocedure opnieuw aan alle betrokkenen
worden voorgelegd.
Vraag 21
U geeft in uw brief aan dat de grondbeginselen van de rechtsstaat zijn geschonden;
deelt u de mening dat het schenden van de grondbeginselen van de rechtsstaat nog steeds
voortduurt?
Antwoord 21
Naar aanleiding van de constateringen van de Parlementaire ondervragingscommissie
Kinderopvangtoeslag heeft het kabinet een groot aantal maatregelen getroffen. Naast
het herstel van de schade die de gedupeerde ouders en hun kinderen hebben geleden,
zijn onder andere maatregelen getroffen die zien op de verbetering van de communicatie
tussen overheid en burger, de communicatie en informatievoorziening tussen de staatsmachten
onderling, het doorvoeren van verbeteringen in het wetgevingsproces en het oplossen
van gesignaleerde knelpunten in de toepassing van wetgeving. Hoewel nog niet alle
problemen opgelost zijn en nooit helemaal kan worden voorkomen dat fouten worden gemaakt,
moeten deze maatregelen ertoe bijdragen dat een fundamentele schending van de grondbeginselen
van de rechtsstaat zoals door de ondervragingscommissie werd geconstateerd niet meer
plaatsvindt. Het voorkomen van dergelijke schendingen heeft in ieder geval de blijvende
aandacht van het kabinet. Uw Kamer wordt op via verschillende manieren en momenten
geïnformeerd over de voortgang van de getroffen maatregelen.
Vraag 22
In uw brief schrijft u dat controle en handhaving volledig zijn doorgeschoten; op
welke wet(ten) doelde u en is de wet bij dergelijke controles nageleefd en zo ja,
welke wetten en op welke wijze?
Antwoord 22
Hierbij werd gedoeld op de in het verslag van de Parlementaire ondervragingscommissie
Kinderopvangtoeslag (POK) genoemde zaken. In dit verslag wordt vervolgens geciteerd
uit het rapport van de Adviescommissie uitvoering Toeslagen (commissie Donner) waarin
werd verwezen naar de «strikte eisen die uit de Wko en de Awir werden afgeleid in de jurisprudentie».
Toeslagen controleert de naleving van de uit de wet voortvloeiend eisen, Die controle
en handhaving hierop stonden evenwel in het verleden evident niet in verhouding tot
de gevolgen voor de toeslaggerechtigden. Controle en handhaving zijn doorgeschoten.
Voorbeelden van dit handelen zijn de werkwijze van het Combiteam Aanpak Facilitators,
het vooringenomen handelen bij de beoordeling van informatie, het breed uitvragen
van bewijsstukken bij vraagouders, het uitvragen van onwenselijk query’s om populaties
te selecteren, het gebruik van het Risicoclassificatiemodel en het gebruik van Fraude
Signalering Voorziening systeem (FSV).
Bij dit handelen is, zoals in de brief van 12 maart 2021 aan uw Kamer is gemeld50: «Uit onder meer de rapporten van de commissie Donner en ADR en uit de hersteloperatie
is gebleken dat er verschillende fouten zijn gemaakt door de Belastingdienst/Toeslagen
bij de behandeling van aanvragen, controles en bezwaren van de ouders ten aanzien
van kinderopvangtoeslag. Deze onjuiste handelwijze heeft geleid tot strijdigheid met
verschillende wetten en beginselen van behoorlijk bestuur. De algemene beginselen
van behoorlijk bestuur zijn gedragsregels over hoe de overheid zich tegenover een
burger dient te gedragen. Een aantal van deze beginselen is opgenomen in de Awb zoals
het zorgvuldigheidsbeginsel, het evenredigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel.
Andere beginselen zijn ongeschreven recht en ontwikkeld in de jurisprudentie.»
Bovendien is in dezelfde brief opgemerkt dat de Belastingdienst/Toeslagen in het verleden
in strijd heeft gehandeld met de Algemene verordening gegevensbescherming bij het
gebruik van de RCM en het uitvoeren van bepaalde queries.
Vraag 23
Is de wet bij dergelijke controles overtreden en zo ja, welke wetten en op welke wijze?
Antwoord 23
Zie het antwoord op vraag 22.
Vraag 24
Was volgens u de wet hierbij te hardvochtig en zo ja, welke wetsbepalingen?
Antwoord 24
Ja, dat is ook erkend in de kabinetsreactie op het rapport «Ongekend onrecht». Ook
hier wordt verwezen naar hetgeen de commissie Donner opmerkt over de «strikte eisen die uit de Wko en de Awir werden afgeleid in de jurisprudentie». De adviescommissie benoemt daarbij onder meer het volgende:
• «Relevante wettelijke bepalingen in deze zijn dat de kinderopvang dient te berusten
op een overeenkomst (artikel 1.52 Wko). Deze overeenkomst moest zijn ondertekend door
de vraagouder, de gastouder en het gastouderbureau. Ook moesten alle aanpassingen(bijvoorbeeld
een verhoging van het uurtarief) steeds door alle betrokkenen worden ondertekend.»
• «De hoogte van de KOT berust op het aantal afgenomen uren opvang en het wettelijk
vastgesteld uurtarief (artikel 1.7 Wko). Volgens vaste jurisprudentie moeten de kosten
gemaakt voor kinderopvang op tijd, volledig en aantoonbaar zijn betaald. Als niet
kan worden aangetoond dat alle kosten zijn betaald, heeft de kinderopvang niet op
basis van de gemaakte afspraken plaatsgevonden en bestaat er geen recht op KOT. Daarbij
moeten de kosten kort na de opvang worden voldaan teneinde de toeslag snel definitief
vast te kunnen stellen.»
• «Als de kosten niet volledig zijn voldaan (of als dat niet kan worden aangetoond),
dan komt het recht op toeslag voor dat toeslagjaar geheel te vervallen en moeten alle
onverschuldigd betaalde voorschotten worden teruggevorderd: «Zoals de Afdeling eveneens
eerder heeft overwogen (...), bestaat geen aanspraak op kinderopvangtoeslag, indien
de vraagouder niet kan aantonen dat hij het volledige bedrag aan kosten ook daadwerkelijk
heeft betaald. Indien een deel van de kosten aantoonbaar is voldaan, kan geen aanspraak
worden gemaakt op een evenredig lager voorschot of lagere tegemoetkoming. In de uitspraak
van 8 juni 2016 (...) heeft de Afdeling voorts in haar overwegingen betrokken dat
Toeslagen alleen bij afrondingsverschillen, dat wil zeggen bij kleine verschillen
tussen de totale kosten van kinderopvang en de aantoonbaar betaalde kosten, ervan
uitgaat dat is aangetoond dat alle kosten van kinderopvang zijn voldaan.»
• «Er kunnen zich bijzondere situaties voordoen waarbij het voor de ouder niet mogelijk
is om de kinderopvangkosten tijdig te betalen, zoals het niet ontvangen van een KOT-voorschot.
Het niet ontvangen van een voorschot kan echter op zich geen excuus zijn voor het
niet betalen van in ieder geval een deel van de kosten, nu altijd een deel van de
kosten voor eigen rekening komt. Deze betaling dient tijdig plaats te vinden. Indien
een deel van de kosten niet of niet tijdig wordt betaald, zal de ouder daarvoor een
verklaring dienen te geven.»
• «Alleen indien betrokken ouder uit eigen beweging de toeslag stopzet en geen aanspraak
meer maakt op toeslag voor de rest van het toeslagjaar, hoeft niet van een volledig
jaar te worden uitgegaan bij de berekening van de KOTrechten.»
Vraag 25
Welke maatregelen zijn genomen teneinde het ««doorschieten»« van controles te voorkomen?
Antwoord 25
Om te zorgen dat mensen de juiste (combinatie van) toeslagen uitgekeerd krijgen, dan
wel dat toeslagen niet worden uitgekeerd aan mensen die daar geen recht op hebben,
wordt gebruik gemaakt van verschillende handhavingsinstrumenten. De eerste handhavingsstrategie
van de Dienst Toeslagen als zelfstandige organisatie, die uw Kamer binnenkort wordt
toegezonden, is het richtinggevende kader voor de prioritering, de continue doorontwikkeling
en verbetering van deze handhavingsinstrumenten. De handhavingsstrategie omvat het
brede spectrum van handhaving: van het voorkomen van fouten, tot dienstverlening,
tot toezicht inclusief het intensieve toezicht.
De handhavingsstrategie omvat het brede spectrum van handhaving: van het voorkomen
van fouten, tot dienstverlening, tot toezicht inclusief het intensieve toezicht.
Dienst Toeslagen heeft daarbij diverse maatregelen doorgevoerd in de afgelopen jaren
om een herhaling van het verleden te voorkomen. Zo is structureel aandacht voor de
naleving van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in de verschillende processen
bij Dienst Toeslagen. Concreet is bovendien het risicoclassificatiemodel buiten gebruik
gesteld en is het intensief toezichtproces tijdelijk stopgezet. Dit wordt dit pas
in volle omvang hervat als in elk onderdeel van dit proces voldoende waarborgen zijn
geïmplementeerd. Om de naleving van wet- en regelgeving te waarborgen is de vaktechnische
lijn ingericht.
Met de inwerkingtreding van de Wet hardheidsaanpassing Awir is bovendien meer ruimte
gekomen voor een evenredige toepassing van de wet en voor concrete onvoorziene en
onbedoelde situaties waarin wet- en regelgeving nog klemt is een hardheidsclausule
in de Awir geïntroduceerd
Vraag 26
In uw brief stelt u: «Door harde regelgeving, vooringenomen handelen, het ontbreken
van de menselijke maat en door geen gehoor te geven aan noodsignalen, hebben tienduizenden
ouders en kinderen hun leven de afgelopen tien jaar zien veranderen in een moeras
van ellende»; kunt u deze harde regelgeving beschrijven en daarbij het advies van
de landsadvocaat 18 december 2009 meenemen?
Antwoord 26
Met harde regelgeving wordt gedoeld op hetgeen ook is aangeduid als de alles-of-niets
benadering. Daarbij kon het recht op kinderopvangtoeslag nihil worden gesteld indien
niet volledig aan de aan dat recht verbonden voorwaarden, zoals bijvoorbeeld het betalen
van een eigen bijdrage, werd voldaan. Daarbij is gedurende langere tijd ook de interpretatie
gehuldigd dat bij het niet volledig maar wel deels betalen van een eigen bijdrage
toch het recht op kinderopvangtoeslag voor een geheel jaar nihil kon en moest worden
gesteld. Deze interpretatie is ook geruime tijd bevestigd door de Afdeling Bestuursrechtspraak
van de Raad van State. Het aangehaalde conceptadvies, dat op 18 januari 2021 aan uw
Kamer is gezonden, stelt dat het betalen van een eigen bijdrage voorwaardelijk is
aan het recht op KOT.51 Bij niet betalen van een eigen bijdrage kan het recht worden verminderd. Hoe groot
die vermindering zou moeten zijn is volgens het advies afhankelijk van de omstandigheden
van het geval waaronder de vraag of na een vermindering alsnog een eigen bijdrage
in rekening wordt gebracht. Het niet volledig betalen van een eigen bijdrage leidt
in die interpretatie dus niet automatisch tot een definitieve nihilstelling. Dit memo
huldigt aldus een minder stringente interpretatie van de wet- en regelgeving dan de
door Dienst Toeslagen gehanteerde en tot 2019 door de Afdeling onderstreepte lijn.
Vraag 27
Op welke wijze is invulling gegeven aan de motie Lodders/Van Weyenberg (Kamerstuk
35 572, nr. 49)? Welke concrete verbeteringen in het toeslagenstelsel zijn nu reeds doorgevoerd?
Antwoord 27
Een interdepartementale werkgroep bestaande uit medewerkers van de Ministeries van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(BZK) en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), Financiën (FIN) en van Toeslagen
heeft in 2021, in aanvulling op de reeds lopende verbetertrajecten, breed geïnventariseerd
welke knelpunten er binnen het huidige stelsel zijn en hoe die opgelost kunnen worden.
Deze inventarisatie is gebaseerd op openbare rapporten, signalen uit de uitvoeringspraktijk
van Toeslagen, signalen vanuit stakeholders en signalen van de toeslagdepartementen.
Uw Kamer is hier op twee momenten over geïnformeerdhDe KaDe.52 In de brief «stand van zaken toeslagen» van 17 juni 202253 is uw Kamer geïnformeerd over mogelijke verbeteringen in het huidige toeslagenstelsel.
Daarbij is aangegeven dat de knelpunten divers van aard zijn en dat daarmee ook de
oplossingen divers zijn: uiteenlopend van aanpassing van de uitvoering tot wetswijziging.
In die brief is een overzicht gegeven welke gesignaleerde knelpunten al opgepakt zijn
of worden en voor welke knelpunten nog geen oplossing is gerealiseerd.
Een aantal van de verbetermogelijkheden is al opgepakt door het vorige kabinet, zoals
twee verbetermaatregelen in de huurtoeslag54: bij het beoordelen van het recht op huurtoeslag wordt de verblijfsstatus van minderjarige
leden van het huishouden niet meer meegewogen en de eis is komen te vervallen bij
het verworven recht dat in de maand voorafgaand aan de huurgrensoverschrijding recht
op huurtoeslag moest bestaan. Verder zijn onder meer verbeteringen in de praktische
rechtsbescherming doorgevoerd, bijvoorbeeld door het bieden van meer waarborgen voor
de burger bij het opvragen van informatie of door voorafgaand aan het terugvorderen
van een toeslag de gelegenheid te geven voor het indienen van een zienswijze55.
Een aantal verbetermaatregelen is opgenomen in het coalitieakkoord, en inmiddels ingediend
bij uw Kamer, zoals de vereenvoudigingen in de huurtoeslag en het vervallen van de
koppeling aan gewerkte uren in de kinderopvangtoeslag, en ook in de dienstverlening
zijn stappen gezet. Tevens is het knelpunt rondom de aanspraak op kinderopvangtoeslag
voor een werkende ouder met een partner buiten de EU56 aangepakt. Werkende ouders57 met een partner buiten de EU krijgen met terugwerkende kracht vanaf 4 maart 2022
aanspraak op kinderopvangtoeslag, mits wordt voldaan aan de overige voorwaarden. Als
de voorgenomen wettelijke regeling is gerealiseerd, houdt het kabinet een vinger aan
de pols bij de uitwerking in de praktijk. Er zal worden gemonitord of de beoogde effecten
optreden en in hoeverre er mogelijk niet-beoogde neveneffecten optreden.
Vraag 28
Wat is de stand van zaken van het Verbetertraject Kinderopvangtoeslag? Welke concrete
maatregelen zijn genomen of welke veranderingen zijn doorgevoerd?
Antwoord 28
Ouders die kinderopvangtoeslag aanvragen, dienen zo veel mogelijk zekerheid te ervaren
over hun toeslag. Daarbij moet de dienstverlening zo goed mogelijk aansluiten bij
het doel van de kinderopvangtoeslag: het toegankelijk en betaalbaar houden van kinderopvang
en het ondersteunen van ouders bij de combinatie van arbeid en de zorg voor kinderen.
Binnen het verbetertraject kinderopvangtoeslag werken het Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid, Dienst Toeslagen, veldpartijen, stakeholders en de doelgroep sinds
2018 samen aan verbetermaatregelen rondom de kinderopvangtoeslag.
Het verbetertraject kinderopvangtoeslag heeft de afgelopen jaren de noodzakelijke
verbeteringen in beleid, uitvoering en dienstverlening rondom kinderopvangtoeslag
in gang gezet. Daarin zijn belangrijke stappen gezet, zoals de ontwikkeling van de
KOT-app waarmee ouders eenvoudig hun toeslag kunnen aanvragen en wijzigen, verplichte
maandelijkse gegevenslevering door kinderopvangorganisaties en verbeteringen in dienstverlening,
zoals persoonlijke begeleiding, beter inzicht en overzicht in aanvraaggegevens voor
ouders en eerder signaleren van mogelijke afwijkingen in de KOT-aanvraag. Dit heeft
bovendien een aanjagende werking op verbetering van de bredere dienstverlening van
Dienst Toeslagen, door ideeën vanuit het verbetertraject verder te ontwikkelen en
toe te passen op de gehele toeslagpopulatie.
Sinds 2018 is de Kamer periodiek geïnformeerd over de stand van zaken en voortgang
van het Verbetertraject Kinderopvangtoeslag.58
Vraag 29
U schrijft in uw brief: «Mensen mogen uiteindelijk niet de dupe worden van fouten
van de overheid. De overheid hoort actief te onderzoeken hoe regelingen in de praktijk
werken en toegankelijk te zijn als er vragen of onduidelijkheden zijn»; welke onderzoeken
naar de werking van regelingen in de praktijk hebben plaatsgevonden en welke regelingen
betreft dit onderzoek?
Antwoord 29
Er heeft bij alle departementen een inventarisatie plaatsgevonden naar beleid/wetgeving
die in de praktijk hardvochtig uitpakt. Hier is uw Kamer meerdere malen over geïnformeerd.59 Verder is gestart met de implementatie van de invoeringstoets als nieuw instrument;
na circa een jaar na implementatie van wetgeving vindt deze toets plaats om te toetsen
of de wet uitpakt zoals bedacht dan wel dan dat er onvoorziene neveneffecten plaatsvinden.
Aanvullend hierop zet de Minister voor Rechtsbescherming met het project Procedeergedrag
overheid in op het voorkomen van onnodige procedures tussen burger en overheid in
het bestuursrecht. Het gaat dan om procedures die door ander overheidshandelen voorkomen
hadden kunnen worden.
Op het terrein van de sociale zekerheid betreft het de volgende onderzoeken:
– Onderzoeksrapport «tussen Staat en menselijke maat. Handhaving in de sociale zekerheid»
(NSOB, 2021). De kabinetsreactie op dit rapport is op 23 november 2021 naar uw Kamer
gestuurd.60
– Uitkomsten beleidsanalyse «Participatiewet in balans» (juni 2021). Dit onderzoek is
op 21 juni aan de Kamer aangeboden.61
– Onderzoeksrapport «hardvochtige effecten op burgers door knelpunten in (uitvoering)
wet- en regelgeving binnen de sociale zekerheid» (Panteia, juni 2022). Zie ook de
antwoorden op vraag 13. In de kabinetsreactie op dit onderzoek zijn de bewindslieden
van SZW ook ingegaan op hardvochtige effecten in overige regelingen die naar aanleiding
van de motie Ploumen/Jetten geïnventariseerd zijn.62
– Synthesestudie «Niet-gebruik inkomensondersteunende regeling SZW» (APE, januari 2023).
De kabinetsreactie op dit rapport is op 28 maart 2023 naar uw kamer gestuurd.63
Vraag 30
Kunt u de rapporten betreffende de uitkomsten van dit onderzoek met de Kamer delen?
Antwoord 30
Bovengenoemde onderzoeken die op het terrein van de sociale zekerheid liggen zijn
met uw Kamer gedeeld. Het kabinet zal daarnaast voor het zomerreces het IBO Vereenvoudiging
sociale zekerheid en de kabinetsreactie daarop naar uw Kamer sturen.
Vraag 31
Tot welke maatregelen hebben de uitkomsten van deze onderzoeken geleid?
Antwoord 31
Ten aanzien van handhaving in de sociale zekerheid is het kabinet bezig met de herijking
van het handhavingsinstrumentarium en het wetsvoorstel handhaving sociale zekerheid.
Dit wetsvoorstel is begin dit jaar voor preconsultatie uitgezet. In het antwoord op
vraag 13 is aangegeven welke vervolgmaatregelen lopen naar aanleiding van het onderzoek
naar hardvochtigheden in de WIA en de Participatiewet. In de kabinetsreactie op de
synthesestudie naar niet-gebruik inkomensondersteunende regelingen SZW is aangegeven
dat het kabinet doorgaat met de interventies in de uitvoering, de modernisering van
de Wet SUWI (meer pro-actieve dienstverlening en vereenvoudiging van wet- en regelgeving)
en de aanpak van geldzorgen, armoede en schulden.
Vraag 32
Welke concrete signalen van de rechterlijke macht, sociale advocatuur en cliëntenraden
zijn ontvangen en tot welke concrete veranderingen of maatregelen heeft dat geleid?
Antwoord 32
In het geval van de kinderopvangtoeslagaffaire is er een gedeelde verantwoordelijkheid
voor rechtsbescherming en goede toegang tot het recht met andere departementen. Zoals
in de brief van 8 juli 202264 is vermeld, vervult de Minister voor Rechtsbescherming daarbij vanuit zijn eigen
verantwoordelijkheid een actieve rol in het versterken van de rechtsbescherming door
het tot stand brengen van (specifieke) rechtsbijstandsregelingen. Vanaf 1 maart 2021
kunnen gedupeerde ouders van de kinderopvangtoeslag via de Raad voor Rechtsbijstand
(de Raad) kosteloze gefinancierde rechtsbijstand krijgen. Ook is het sinds 1 juni
2022 mogelijk voor gedupeerden om kosteloze rechtsbijstand aan te vragen voor procedures
over een uithuisplaatsing of gezag beëindiging. De Nederlandse Orde van Advocaten
(NOvA) heeft gesignaleerd dat bij de Kinderopvangtoeslagaffaire het proces sterk is
gebureaucratiseerd en dat er veel vertraging is bij de afhandeling. De Minister voor
Rechtsbescherming is hierover blijvend in gesprek met o.a. de NOvA, de Raad voor Rechtsbijstand
en de Minister van Financiën om een goede rechtsbescherming te garanderen. Na signalen
uit de sociale advocatuur, is de Minister voor Rechtsbescherming bovendien samen met
de Minister van Financiën, de NOvA, advocatuur en de Raad bezig om de rechtsbijstandsregeling
kinderopvangtoeslag te herijken.
Na signalen uit de sociale advocatuur over onterecht vermeende zelfredzaamheid, is
in 2021 is de tijdelijke regeling adviestoevoeging zelfredzaamheid (RATZ) ingevoerd.
Met de regeling wordt voorkomen dat burgers door vermeende zelfredzaamheid tussen
wal en schip vallen. Op 1 april 2023 is de RATZ opnieuw met een jaar verlengd. Zeer
binnenkort wordt het resultaat verwacht van het WODC-onderzoek naar de toetsing van
zelfredzaamheid bij de Kinderopvangtoeslagaffaire. Dit najaar wordt de evaluatie van
de Regeling adviestoevoeging zelfredzaamheid verwacht. Aan de hand van de resultaten
van het WODC-onderzoek en de evaluatie wordt bezien hoe het begrip zelfredzaamheid
meer bij de tijd kan worden gebracht. De Minister van Rechtsbescherming verwacht uw
Kamer daar aan het einde van dit jaar over te informeren. Wat betreft de signalen
van de rechterlijke macht wordt deze vraag beantwoord in het antwoord op vraag 62.
Vraag 33
Het rapport «Ongekend Onrecht» (Kamerstuk 35 510, nr. 2) van de POK wordt door u in uw brief beschreven als een zwarte bladzijde in de geschiedenis
van de Nederlandse overheid en het helpen van de ouders en kinderen als eerste prioriteitaangemerkt;
hoe verhouden deze uitspraken zich ten opzichte van het op dit moment vastlopen van
de hersteloperatie?
Antwoord 33
Het kabinet doet al het mogelijke om ervoor te zorgen dat gedupeerden zo snel als
mogelijk, en binnen een zorgvuldig proces, hulp krijgen om een nieuwe start te maken.
Daarmee wordt uitvoering gegeven aan de kabinetsreactie op het rapport «Ongekend Onrecht».
Er is nog veel werk te doen om ouders en kinderen verder te helpen een goede toekomst
op te bouwen. Tegelijkertijd is er ook veel werk verzet en wordt er voortgang geboekt
met de hersteloperatie. Van de ruim 62.000 aanmeldingen is voor 94% de eerste toets
gedaan. Ruim 29.000 ouders zijn aangemerkt als gedupeerde; zij hebben € 30.000 ontvangen.
23.952 ouders (38%) hebben de integrale beoordeling afgerond en hebben, indien ze
zijn aangemerkt als gedupeerd, compensatie ontvangen. Bovendien is in november 2022
de kindregeling gestart. Tot nu zijn ruim 25.000 kinderen uitbetaald. De prognose
is dat uiteindelijk zo’n 108.000 kinderen worden uitbetaald, de meeste al voor september
2023.
Deze cijfers laten zien dat er geen sprake is van het vastlopen van de hersteloperatie.
Wel is het kabinet zich ervan bewust dat er veel ouders zijn bij wie de integrale
beoordeling nog moet plaatsvinden en het lang duurt voordat zij aan de beurt zijn.
In de Voortgangsrapportage van 3 februari 2023 zijn dan ook verschillende maatregelen
aangekondigd om de hersteloperatie te versnellen en te verbeteren.65 Daarnaast wordt voortdurend onderzocht op welke wijze er nog verdere versnelling
mogelijk is zoals ook aangekondigd in de brief van 31 maart 2023.66 Het aanpassen van het herstelproces brengt ook dilemma’s en risico’s met zich mee,
waarover het kabinet graag met de Tweede Kamer in gesprek wil. De toetssteen voor
nieuwe maatregelen is dat het proces voor de ouders echt sneller verloopt en ouders
meer regie krijgen over het herstel. Het belang van de ouder staat voorop. Het kabinet
wil hierbij geen valse verwachtingen wekken en geen zaken beloven die we niet waar
kunnen maken.
Vraag 34
In uw brief zegt u dat u met de hersteloperatie en de andere maatregelen die u neemt,
hoopt bij te dragen aan een betere toekomst voor de ouders en hun kinderen; bent u
zich bewust van de voortdurende problemen waar ouders mee geconfronteerd worden?
Antwoord 34
De problemen met de kinderopvangtoeslag hebben diepe sporen achtergelaten bij een
grote groep ouders en hun kinderen. Alle inzet van het Kabinet is erop gericht om
dit recht te zetten en via financieel herstel, brede ondersteuning door gemeenten,
het aanpakken van schuldproblemen, en een steun in de rug voor kinderen, ervoor te
zorgen dat ouders en kinderen hun leven weer kunnen oppakken. Het bieden van financieel
herstel aan ouders die te maken hebben gehad met de problemen die zijn ontstaan door
de kinderopvangtoeslag vormt de basis van de hersteloperatie. Het kabinet is zich
er van bewust dat afronding van het financieel herstel niet betekent dat gedupeerden
geen problemen meer ervaren, daarom bieden gemeenten ondersteuning op vijf leefgebieden
en aanpak van het emotioneel herstel. Het kabinet realiseert zich bovendien dat het
leed en de schade nooit ten volle gecompenseerd kan worden of de pijn weggenomen kan
worden. Het kabinet kan niet ongedaan maken wat er is gebeurd, maar kan wel gedupeerden
en hun kinderen helpen bij een nieuwe start. Er is nog veel werk te doen om ouders
en kinderen verder te helpen een goede toekomst op te bouwen. Tegelijkertijd is er
ook veel werk verzet en worden gedupeerden geholpen, met dank aan de inzet van de
uitvoeringsorganisatie, gemeenten en allerlei betrokkenen, waaronder vele gedupeerde
ouders en hun kinderen, die voortdurend meedenken en adviseren over de hersteloperatie.
Vraag 35
Bent u zich bewust van de klachten van ouders en hun advocaten over de hersteloperatie?
Antwoord 35
Ja, deze zijn bekend. Advocaten geven onder andere aan hun cliënten niet goed te kunnen
adviseren door gebrek aan dossierinformatie en lange doorlooptijd van de integrale
beoordeling. De beschikbaarheid van dossiers is een belangrijke kwestie waar veel
aandacht voor is. Hiervoor zijn in de VGR over het 4e kwartaal van 2022 een aantal
verbeteringen aangekondigd, zoals en automatisering ten behoeve van het efficiënter
samenstellen en lakken van dossiers, opschalen van het dossierteam en experimenteren
met het hersteldossier als alternatief voor het persoonlijk dossier. Het is belangrijk
om de advocatuur te blijven betrekken in de hersteloperatie. Er is met de NOvA en
de Raad voor Rechtsbijstand gesproken over het NOvA-verbetervoorstel voor de hersteloperatie.
Daarbij zijn ook cijfers, monitoring en wetenschappelijke inzichten van het Kenniscentrum
van de Raad voor Rechtsbijstand besproken. Er blijft periodiek overleg met de NOvA
en de Raad en neemt de ideeën van de NOvA en de Raad in overweging bij het verder
verbeteren en versnellen van de hersteloperatie. Ook is er begin mei een werksessie
met advocaten en UHT over de samenstelling en verstrekking van dossiers.
Vraag 36
Bent u zich ervan bewust dat ouders alleen al jaren op hun dossier moeten wachten?
Hoe kan het dat de belastingdienst wel binnen no time een toeslag kon intrekken op
basis van een dossier maar dat dossier daarna zoek is?
Antwoord 36
Het kabinet heeft maatregelen genomen om de informatiehuishouding te verbeteren. Het
Ministerie van Financiën werkt hard aan de uitvoering van die maatregelen via het
programma Informatiehuishouding op Orde. Zoals in de voortgangsrapportages hersteloperatie
toeslagen gemeld heeft UHT zich de afgelopen periode ingezet om verschillende type
dossiers (het herstel-, CWS- en bezwaardossier) sneller en beter afgestemd op de behoeften
van ouders te leveren. Het verstrekken van deze dossiers aan ouders en hun gemachtigden
zijn belangrijk voor het financiële, maar ook het emotionele herstelproces. De reeds
in gang gezette maatregelen ten aanzien van het samenstellen en lakken van dossiers
leveren een randvoorwaardelijke bijdrage aan de gewenste versnelling van de integrale
beoordelingen en het bezwaarproces.
Vraag 37
Hoe verhoudt zich uw bovenvermelde opmerking met de praktijk vandaag de dag als het
gaat om het helpen van de ouders?
Antwoord 37
Zie hiervoor het antwoord op vraag 34.
Vraag 38
Wat is de status van het Meldpunt Foute Overheidsregistraties?
Antwoord 38
Het Meldpunt Fouten in Overheidregistraties (MFO) is ingericht bij RvIG en is operationeel
sinds 1 mei 2021.
Vraag 39
Hoeveel burgers hebben gebruik gemaakt van het Meldpunt Foute Overheidsregistraties?
Antwoord 39
Het Meldpunt Fouten in Overheidsregistraties heeft tot en met februari 2023 1.389
meldingen ontvangen waarvan 1.328 afkomstig van burgers. De overige meldingen zijn
door ondernemingen
of overheidsorganisaties gedaan.
Vraag 40
In hoeveel gevallen heeft dit geleid tot maatregelen en aanpassing van de gegevens?
Antwoord 40
Het Meldpunt Fouten in Overheidsregistraties past geen gegevens aan, daarvoor zijn
registratiehouders verantwoordelijk. Op basis van de cijfers die het MFO tot zijn
beschikking heeft blijkt dat het inzetten van het MFO vrijwel altijd leidt tot een
oplossing voor de burger. Specifieke cijfers over het aanpassen van gegevens en genomen
maatregelen zijn niet voorhanden.
Vraag 41
Heeft het Meldpunt Foute Overheidsregistraties doorzettingsmacht?
Antwoord 41
Het Meldpunt Fouten in Overheidsregistraties heeft geen doorzettingsmacht. Het MFO
adviseert en ondersteunt de melder in concrete gevallen. Het MFO werkt hierbij nauw
samen met de meeste overheidsorganisaties obv een zogenaamde intentieverklaring tot
samenwerking. Daarnaast adviseert het MFO betrokken instanties, naar aanleiding van
meldingen, ook over structurele oplossingen en maatregelen om herhaling te voorkomen.
Er wordt momenteel gewerkt aan de wettelijke borging van het het MFO en de benodigde
bevoegdheden.
Vraag 42
U geeft in uw brief aan dat het kabinet met een diep gevoel van schaamte zit. De ouders
zijn op dit moment nog steeds in dezelfde positie, is deze schaamte er nog steeds
en inmiddels toegenomen? En hoe toont het kabinet deze schaamte?
Antwoord 42
Zie hiervoor de bijgevoegde brief waarin ik reflecteer op de voortgang van de uitvoering
van de acties uit de kabinetsreactie op het rapport «Ongekend Onrecht».
De kinderopvangtoeslagaffaire heeft gedupeerde ouders en hun kinderen groot onrecht
aangedaan met ernstige gevolgen voor alle facetten van hun leven. Daarvoor heeft het
kabinet aan alle gedupeerden excuses aangeboden. Maar naast excuses is het van belang
dat ouders zo snel mogelijk krijgen waar ze recht op hebben. Daarom is alle inzet
van het kabinet erop gericht om via financieel herstel, brede ondersteuning door gemeenten,
het aanpakken van schuldproblemen, en een steun in de rug voor kinderen, ervoor te
zorgen dat ouders en kinderen hun leven weer kunnen oppakken. Tot slot wordt er door
verschillende leden van het kabinet op regelmatige basis gesproken met gedupeerden
om constant aandacht te blijven houden voor de gevolgen en problemen en voor de ervaringen
met de hersteloperatie.
Vraag 43
Wat heeft u na het aanbieden van excuses aan de gedupeerde ouders gedaan om deze ouders
te laten zien dat ze niet vergeten worden?
Antwoord 43
Zie hiervoor de bijgevoegde brief waarin ik reflecteer op de voortgang van de uitvoering
van de acties uit de kabinetsreactie op het rapport «Ongekend Onrecht».
Vraag 44
Hoe heeft u intern bij de belastingdienst de bestuurscultuur veranderd zodat dit nooit
meer zou kunnen gebeuren?
Antwoord 44
Ontwikkeling van leiderschap en bouwen aan een bij de nieuwe organisatie passende
cultuur, vinden plaats vanuit verschillende initiatieven. De dienst Toeslagen gaat
in 2023 door met werken aan een open werkklimaat door te investeren in de cultuur
en het leiderschap. Vanaf 2023 wordt dit programma in de lijn verankerd. Naast dienstbrede
activiteiten, ontstaat daarmee voor elke directie ruimte om, gekoppeld aan de strategische
directiedoelen, tot een passende aanpak te komen. De Belastingdienst werkt met het
programma Leiderschap en cultuur aan een cultuur waarin burgers en bedrijven centraal
staan, medewerkers worden gewaardeerd en samenwerking vanzelfsprekend is. Het programma
is herijkt, mede naar aanleiding van de constatering van institutioneel racisme. De
nadruk ligt in 2023 en 2024 op een inclusieve organisatie, met een open gesprekscultuur.
Centraal daarbij staat de dialoog, bij voorkeur over werk gerelateerde casussen, omdat
dit een effectieve en hoog gewaardeerde interventie is. Een goede dialoog draagt bij
aan van elkaar leren, onderling vertrouwen, gedeelde opvattingen over het werk en
betere prestaties voor burgers en bedrijven. Het doel hierbij is voorkomen dat de
in de POK genoemde misstanden weer gebeuren.
Vraag 45
Zijn oud medewerkers die de bij CAF-teams betrokken geweest zijn, betrokken bij de
hersteloperatie?
Antwoord 45
In de plenaire behandeling van het wetsvoorstel Wet hardheidsaanpassing Awir op 17 juni
2020 is door de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane de volgende toezegging
gedaan: «Geen van de mensen die betrokken waren bij de CAF-dossiers zal in de hersteloperatie
een persoonlijke zaakbehandelaar zijn of betrokken zijn bij de beoordeling van dossiers
in eerste of tweede lijn en ook niet in termen van de bezwaren, om daarmee te zorgen
dat er geen relatie meer is tussen die groep mensen en deze hersteloperatie.» Deze toezegging is nog steeds van kracht.
Vraag 46
In uw brief wordt gemeld dat contact met alle ouders zal worden opgenomen; met hoeveel
ouders is nog geen contact opgenomen of tot stand gebracht?
Antwoord 46
Bij aanmelding is er telefonisch contact tussen de ouder en het serviceteam van UHT.
Vervolgens wordt in de eerste toets beoordeeld of de ouder als gedupeerde aangemerkt
kan worden. Er zijn circa 2.300 ouders van de totaal ruim 62.000 ouders (peildatum
28 april 2023) die zich bij UHT hebben aangemeld met wie in het kader van de eerste
toets nog geen contact is opgenomen of tot stand is gebracht. Dit betreffen recente
aanmeldingen en aanmeldingen waar UHT contact heeft gezocht, maar het niet is gelukt
ouder te bereiken.
Vraag 47
U schrijft in uw brief dat samen met de gemeenten ouders hulp op het gebied van zorg,
wonen, werk en schulden wordt aangeboden; kunt u aangeven wat hier concreet van is
terechtgekomen?
Antwoord 47
(Mogelijk) gedupeerde ouders, maar ook kinderen die vallen onder de kindregeling,
ontvangen, als ze dat willen, brede ondersteuning vanuit de gemeenten. Het gaat dan
om ondersteuning op de vijf leefgebieden financiën, wonen, zorg, gezin en werk. UHT
deelt daarvoor met gemeenten de gegevens van (mogelijk) gedupeerde ouders, die ondersteuning
wensen. Over de gehele populatie wenst ongeveer 20% van de aangemelde ouders brede
ondersteuning. Gemeenten weten ouders goed te bereiken om een ondersteuningsaanbod
te doen. 91% van de gemeenten geeft op dit moment actief invulling aan het verlenen
van brede ondersteuning. Van de ouders met een ondersteuningsvraag heeft circa 20%
een (actief) lopend ondersteuningstraject. Ouders hebben met name behoefte aan financiële
ondersteuning, schuldhulpverlening, psychosociale ondersteuning voor zichzelf en hun
gezin en ondersteuning voor huisvestingsproblemen. Gemiddeld betreft 60% van de huidige
vragen aan gemeenten meervoudige problematiek. Gemeenten zien een toename in het aantal
ouders (en kinderen) dat zich bij gemeenten meldt met aanvullende of nieuwe behoeften
rond hun herstel. Vaak speelt de lange doorlooptijd van het financieel herstelproces
daarbij een rol bij het (aanvullende) verzoek. Hoewel gemeenten aangeven over het
algemeen in staat te zijn ondersteuning te bieden aan ouders, ervaren zij ook knelpunten
(83% van de gemeenten). Met name op het gebied van huisvesting, vanwege de krappe
woningmarkt en op het vlak van en op het vlak van geestelijke zorg. Hierdoor kunnen
gemeenten niet altijd de ondersteuning bieden die ouders nodig hebben. Grote gemeenten,
waar gemiddeld genomen veel (mogelijk) gedupeerde ouders en kinderen wonen, ervaren
deze knelpunten logischerwijs het meest.67
Vraag 48
De compensatie is uitgebreid naar € 30.000 aan alle ouders die gedupeerd zijn door
de «alles-of-niets» uitleg van de kinderopvangtoeslag of de buitensporige fraudejacht,
vooruitlopend op de verdere afhandeling van hun zaak; bent u van mening dat deze uitbreiding
conform de wet was?
Antwoord 48
Vanwege de wens om zo spoedig mogelijk een forfaitair bedrag van € 30.000 te kunnen
betalen, is de grondslag hiertoe eerst bij beleidsbesluiten geïntroduceerd.68 De Wet hersteloperatie toeslagen voorziet met terugwerkende kracht vanaf 26 januari
2021 in een wettelijke grondslag.
Vraag 49
Wat is de stand van zaken ten aanzien van het overleg met schuldeisers om met hen
afspraken te maken dat het bedrag ook ten goede komt aan ouders?
Antwoord 49
Tussen het Ministerie van Financiën en de koepels van grote schuldeisers zijn afspraken
gemaakt over de afhandelingen van schulden van gedupeerde ouders. Deze afspraken zien
er onder meer op toe dat een ouder niet alsnog hun ontvangen compensatie moet aanwenden
om achterstanden op schulden af te lossen die zijn ontstaan in de periode 1 januari
2006 en 1 juni 2021. Sociale Banken Nederland (SBN) voert deze taak uit. Indien een
ouder wel voor deze schulden hun compensatie heeft moeten gebruiken, dan wordt de
compensatie aangevuld door een aanvraag in te dienen bij het Loket Al Betaalde Schulden
van SBN. Daarnaast wordt in zowel algemene overleggen als in specifieke kwesties met
schuldeisers gekeken naar mogelijkheden om de financiële positie van gedupeerde ouders
zo goed mogelijk te beschermen, onder meer door leningen om te zetten naar gunstigere
tarieven of nieuwe betalingsafspraken te maken.
Vraag 50
Wat is de stand van zaken rondom het kindpanel?
Antwoord 50
Na het uitbrengen van het rapport «Leven op de Rit» is het kindpanel op eigen initiatief
verder gegaan als een onafhankelijke community.69 Voor kinderen en jongeren geldt, net als voor ouders, dat zij het belangrijk vinden
om mee te blijven denken en werken aan het herstelproces. Daarom is er voor hen een
aanvullend participatietraject georganiseerd waarin jongeren (in wisselende samenstelling)
actief betrokken worden bij het verder uitwerken van het hulpaanbod of het reflecteren
daarop.
Vraag 51
De POK constateert dat ouders jarenlang geen schijn van kans hadden; hebben de ouders
op dit moment wel een kans? Krijgen de ouders op dit moment wel de rechtsbescherming
die ze verdienen?
Antwoord 51
Voor de beantwoording op de vraag over de rechtsbescherming aan de ouders (51 en 52),
verwijs ik u naar het antwoord op vraag 32. Er is een kosteloze rechtsbijstandsregeling
waarvan gedupeerde ouders gebruik kunnen maken. Die geldt voor zowel de afhandeling
door UHT als voor het bezwaar, de Commissie Werkelijke Schade als voor het beroep
en hoger beroep. Deze regeling wordt bovendien op dit moment herijkt om beter aan
te sluiten aan de praktijk.
Vraag 52
Krijgen de ouders op dit moment de kans om zich te verdedigen in procedures en zo
ja, op welke wijze? Hoe garandeert het kabinet dat op dit moment de rechtsbescherming
geboden wordt?
Antwoord 52
Voor de beantwoording op de vraag over de rechtsbescherming aan de ouders (51 en 52),
verwijs ik u naar het antwoord op vraag 32. Er is een kosteloze rechtsbijstandsregeling
waarvan gedupeerde ouders gebruik kunnen maken. Die geldt voor zowel de afhandeling
door UHT als voor het bezwaar, de Commissie Werkelijke Schade als voor het beroep
en hoger beroep. Deze regeling wordt bovendien op dit moment herijkt om beter aan
te sluiten aan de praktijk.
Vraag 53
U vermeldt in uw brief dat de overheid niet naast, maar tegenover de ouders stond;
staat de overheid op dit moment wel naast de burger?
Antwoord 53
Het kabinet is er veel aan gelegen om het vertrouwen in de overheid, dat door de problemen
rond toeslagen diep beschadigd is, weer op te bouwen en daarmee weer naast de burger
te staan. Het helpen van de gedupeerde ouders en hun kinderen heeft hierbij de hoogste
prioriteit. In het hersteltraject is het verhaal van de gedupeerde ouder leidend en
waar mogelijk wordt ruimhartigheid verkozen boven precisie en doelmatigheid. Door
deze aanpak probeert het kabinet zoveel mogelijk naast de ouder te staan en bij te
dragen aan herstel van vertrouwen in de overheid.
Vraag 54
U schrijft: «Om het gedane onrecht enigszins recht te zetten en het vertrouwen in
de overheid stap voor stap weer op te bouwen»; vindt u dat het gedane onrecht op dit
moment wordt rechtgezet?
Antwoord 54
Zie hiervoor de bijgevoegde brief waarin ik reflecteer op de voortgang van de uitvoering
van de acties uit de kabinetsreactie op het rapport «Ongekend Onrecht».
Vraag 55
Wat is volgens u de stand van het vertrouwen van de burger in de overheid? Hoe ziet
u uw rol bij het ontstaan van het gebrek aan vertrouwen in de overheid?
Antwoord 55
Er is geen statisch en eenduidig beeld van het vertrouwen van burgers in de overheid.
Dit neemt niet weg dat er signalen zijn, zoals ook het meest recente Burgerperspectievenonderzoek
van SCP, waaruit blijkt dat het vertrouwen in de overheid, in het kabinet en in de
Tweede Kamer, gedaald is ten opzichte van eerder. Mensen maken, zoals in de genoemde
rapportage naar voren komt, zich zorgen over de politiek, hoge prijzen, inkomensverschillen,
immigratie, het tekort aan betaalbare woningen en klimaataanpak. Het kabinet ziet
hierin een belangrijke opdracht om ervoor te zorgen dat mensen ervaren dat de overheid
er ook voor hen is. Om vertrouwen te krijgen, moet de overheid betrouwbaar, dienstbaar
en rechtvaardig zijn. Daar werkt het kabinet aan, door te investeren in het verbeteren
van de uitvoering, in het vakmanschap van ambtenaren en in het vergroten en versterken
van de mogelijkheden voor burgers om invloed uit te oefenen.
Vraag 56
U geeft in uw brief aan dat het systeem van toeslagen te fraudegevoelig was en dat
dit zorgde voor een roep om meer controle en handhaving; bent u van mening dat deze
controles conform de wet zijn uitgevoerd?
Antwoord 56
Dienst Toeslagen had en heeft de verantwoordelijkheid om erop toe te zien dat toeslagen
rechtmatig worden toegekend en uitbetaald, daartoe moeten controles worden uitgeoefend.
Dienst Toeslagen beschikt daarvoor ook over een aantal bevoegdheden zoals het opvragen
van informatie. Bij de uitoefening van dergelijke bevoegdheden moeten, net zoals bij
de uitoefening van alle taken door een bestuursorgaan, relevante waarborgen zoals
de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, worden geëerbiedigd. In het rapport
«Ongekend Onrecht» is geconcludeerd dat het daaraan heeft ontbroken.
Vraag 57
Wanneer was het probleem in volle omvang bij u duidelijk? Wanneer bent u deze crisis
serieus gaan nemen?
Antwoord 57
Zoals gemeld in het verhoor door de POK is mij de volle omvang van de problemen met
de kinderopvangtoeslag op 10 mei 2019 bekend geworden nadat Staatssecretaris Snel
voor de eerste keer in de ministerraad de problematiek van de kinderopvangtoeslagaffaire
onder de aandacht bracht. In de ministerraad van 29 mei 2019 heeft het kabinet vervolgens
de adviescommissie toeslagen (commissie Donner) ingesteld.
Vraag 58
Wat is er terechtgekomen van het proportioneel vaststellen van de Kinderopvangtoeslag?
Heeft de wet daar niet altijd al de ruimte voor gehad?
Antwoord 58
Sinds eind 2019 stelt Dienst Toeslagen het recht op kinderopvangtoeslag vast naar
rato van het bedrag aan kosten dat de ouder tijdig heeft betaald aan de kinderopvangorganisatie.
De standaard werkprocessen zijn hierop aangepast, zodat structureel volgens de werkwijze
«proportioneel vaststellen» wordt gehandeld. In een uitspraak van 23 oktober 2019
kwam de Raad van State namelijk terug op de eerdere jurisprudentie en werd aangegeven
dat Toeslagen wél de ruimte had om tot een andere berekening van het recht op kinderopvangtoeslag
te komen dan vaststelling van dit recht op nihil.70 Daarvoor werd, ondersteund door jurisprudentie, in de gevallen dat ouders niet alle
kosten van kinderopvang hadden betaald aan kinderopvanginstellingen het recht door
Toeslagen gesteld aan nul. Met de Wet verbetering uitvoerbaarheid toeslagen is deze
wijziging in werkwijze per 2021 expliciet wettelijk geregeld.
Vraag 59
Hoeveel geld heeft de regering besteed aan het verbeteren van de informatiehuishouding
en welke concrete resultaten zijn daarmee bereikt?
Antwoord 59
Voor het verbeteren van de informatiehuishouding is 787 miljoen euro uitgetrokken
voor de periode 2021 tot en met 2026.71 We rapporteren jaarlijks over de voortgang in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering
Rijk (JBR). Het Meerjarenplan Openbaarheid en Informatiehuishouding Rijksoverheid
geeft een overzicht van de resultaten vanaf 2021 tot heden en het perspectief op zowel
de korte als de lange termijn. In het meerjarenplan 2023/2024 zijn naast het toekomstbeeld
ook de concrete doelstellingen opgenomen voor 2023 en 2024. Het Meerjarenplan Openbaarheid
en Informatiehuishouding Rijksoverheid zal voor het zomerreces naar uw Kamer gestuurd
worden. Jaarlijks worden in de meerjarenplannen op basis van behaalde resultaten en
(her)prioritering de concrete doelstelling en bijbehorende projecten aangepast.
Vraag 60
Hoeveel geld heeft de regering besteed aan Werken aan Uitvoering en welke concrete
resultaten zijn daarmee behaald.
Antwoord 60
In het huidige coalitieakkoord zijn middelen gereserveerd voor Werk aan Uitvoering.
Gedurende 10 jaar is € 600 mln. gereserveerd, met een aanloop van € 200 mln. in 2022.
Structureel is vanaf 2032 jaarlijks € 133 mln. beschikbaar. Over de verdeling van
de middelen over de departementen heeft de Minister voor armoedebeleid, participatie
en pensioenen uw Kamer op 4 juli 2022 geïnformeerd.72 Hier is verdere invulling aangegeven middels bestedingsplannen. Verantwoording van
de uitgaven van deze plannen zal departementaal plaats vinden via de rijksbegrotingscyclus.
Aangezien de middelen pas vorig jaar verdeeld zijn is het nog te vroeg om inzicht
te geven in de resultaten die daarmee zijn behaald. De programmadirectie i.o. Werk
aan Uitvoering blijft aangehaakt bij de (deel)realisatie van de WaU-beweging door
het monitoren van de inhoudelijke voortgang en rapporteert hierover – conform toezegging
– jaarlijks aan de Kamer. De eerste voortgangsrapportage is op 18 januari 2023 aan
uw Kamer verzonden.73
Vraag 61
Welk mandaat en welke plannen heeft de regeringscommissaris Informatiehuishouding
precies gekregen? Kunt u aangeven welk werkplan de regeringscommissaris heeft vastgesteld?
Kunt u het werkprogramma en de doelstellingen van de benoeming naar de Kamer sturen?
Antwoord 61
Volgens het Instellingsbesluit regeringscommissaris Informatiehuishouding heeft de
regeringscommissaris o.a. de taak om de voortgang van het generiek actieplan Open
op Orde en de daaronder vallende departementale actieplannen te bevorderen, de ministeries
daarop aan te spreken en waar nodig met voorstellen te komen om knelpunten op te lossen.
Daarnaast speelt hij een verbindende rol tussen het Adviescollege O&I, de Inspectie
O&E en de ministeries.
Bij zijn aanstelling heeft de regeringscommissaris o.a. de ambities uitgesproken voor
de komende jaren:
• Op het gebied van gegevenshuishouding: een forse verbetering in het juiste gebruik
van de correcte gegevens;
• Op het gebied van documenthuishouding: ook hier een structurele verbetering van de
documentenstromen binnen de overheid (oftewel vindbaar, beschikbaar en traceerbaar).
• Uitgangspunt van zijn opdracht is een transformatie van de overheid en de bijdrage
die een moderne informatiehuishouding daaraan kan leveren. Onderdeel hiervan is het
verankeren van fundamentele beginselen in een Algemene Informatiewet.
• Hierbij geldt dat hij zijn opdracht niet beperkt ziet tot de informatiehuishouding
van de rijksoverheid, maar voor de hele overheid.
De regeringscommissaris is op 1 januari 2022 aangesteld. Het generieke actieplan Open
op Orde is op 6 april 2021 met uw Kamer gedeeld. Dit actieplan wordt na de zomer geactualiseerd
en zal in Q4 2023 naar uw Kamer worden gestuurd.
Een rapportage en de speerpunten van de regeringscommissaris Informatiehuishouding
zullen op korte termijn naar de Tweede Kamer verstuurd worden door de Staatssecretaris
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Vraag 62
Kunt u per buikpijndossier van de rechters aangeven hoe het is/wordt opgelost?
Antwoord 62
In de jaarverslagen over 2021 en 2022 besteedt de Raad van de rechtspraak onder andere
aandacht aan een aantal door rechters geconstateerde knelpunten in wetgeving en beleid
(in brede zin). In de brieven van 25 mei 2022, 31 oktober 2022 en 4 april 202374 is de Minister van Rechtsbescherming ingegaan op de aanpak om de in het Jaarverslag
2021 geconstateerde knelpunten op te lossen. Binnenkort biedt de Minister voor Rechtsbescherming
het op 9 mei jl. uitgebrachte jaarverslag rechtspraak 2022 aan uw Kamer aan en informeert
hij uw Kamer over de aanpak van de in het Jaarverslag 2022 beschreven knelpunten.
Vraag 63
Wat is de stand van zaken van de invoering van Stella-teams? Welke dossiers mochten
Stella-teams in de periode voordat het toeslagen schandaal bekend werd niet behandelen?
Antwoord 63
De Stella teams zijn volledig operationeel en ingericht om casuïstiek te behandelen
bij (vermoeden van) multiproblematiek bij burgers. Er wordt continu geworven zodat
de capaciteit van het Stella-team voldoende blijft om het aantal Stella-casussen te
kunnen behandelen. Voor het overige wordt verwezen naar het antwoord op vraag 64.
Vraag 64
Klopt het dat het Stella-team geen zaken mocht behandelen die te maken hadden met
de CAF en dat zij ook geen vermoeden van fraude zaken/FSV-dossiers in behandeling
mochten nemen?
Antwoord 64
Stella casuïstiek wordt bij zowel de Belastingdienst als de Dienst Toeslagen behandeld.
Het is op dit moment niet vast te stellen of er een eenduidige handelwijze was ten
aanzien van de behandeling van zaken of posten afkomstig van het CAF en van FSV-dossier.
Er kan dus niet eenduidig worden vastgesteld of en zo ja, welke dossiers de Stella-teams
expliciet niet behandelden. Bij Toeslagen was het werkproces zo ingericht dat CAF-zaken
werden opgepakt door een toezichts- of fraudeteam. Bij (vermoeden van) multiproblematiek
was er voor deze teams de mogelijkheid een casus door te zetten naar het Stella-team
van Dienst Toeslagen.
Vraag 65
Waar werden deze dossiers door het Stella-team heen gezonden?
Antwoord 65
Zie hiervoor het antwoord op vraag 64.
Vraag 66
Is het in uw brief vermelde voornemen voor een betalingsregeling toeslagschulden,
waarbij de terugbetaalcapaciteit van twee jaar wordt genomen en de restschuld niet
wordt ingevorderd, uitgevoerd?
Antwoord 66
Bij de hervatting van de, vanwege de corona epidemie stilgelegde, invordering is gehandeld
naar de uitgangspunten van de invorderingsstrategie. Hierbij heeft iedere burger met
een toeslagschuld, ongeacht of de invordering daarvan zich al in de dwanginvorderingsfase
bevond, de mogelijkheid gekregen om deze schuld alsnog (ineens of via een standaard-
of persoonlijke betalingsregeling) uit zichzelf te betalen. De standaard betalingsregeling
wordt altijd aangeboden, ongeacht of de burger in één keer kan betalen. Lukt het de
burger niet om toeslagschulden in maximaal 24 maanden terug te betalen, omdat de burger
anders te weinig geld overhoudt om van te leven, dan is er de mogelijkheid om een
persoonlijke betalingsregeling aan te vragen. Aan het einde van de persoonlijke betalingsregeling
hoeft de burger de resterende toeslagschuld niet meer terug te betalen (m.u.v. fraudegevallen).
In de regel stelt Dienst Toeslagen daarbij de voorwaarde dat gedurende drie jaar eventuele
toeslagen en teruggaven inkomstenbelasting – voor zover die niet in maandelijkse termijnen
worden uitbetaald – zullen worden verrekend met de buiten de invordering gelaten schuld.
Vraag 67
Heeft de voorgenomen gestructureerde inventarisatie van gevallen waarin invordering
door de Belastingdienst onredelijk streng uitpakt, plaatsgevonden? Tot welke conclusies
heeft deze inventarisatie geleid? In hoeveel gevallen heeft dit geleid tot wijziging
of stopzetting van de invordering?
Antwoord 67
Met de herijking van de invorderingsstrategieën van de Belastingdienst en Dienst Toeslagen,
wordt in algemene zin beoogd om zoveel mogelijk te voorkomen dat invorderingsmaatregelen
van de Belastingdienst onredelijk streng uitpakken. Het doel van de herijking van
de invorderingsstrategieën van zowel de Belastingdienst als Dienst Toeslagen is om
ervoor te zorgen dat de invordering in brede zin voor alle burgers met de menselijke
maat wordt uitgevoerd. De strategische uitgangspunten in de invorderingsstrategieën
zijn zo opgesteld om ervoor te zorgen dat er voldoende ruimte is om rekening te houden
met omstandigheden van burgers en recht te doen aan signalen en knelpunten die door
de Belastingdienst, Dienst Toeslagen en belangenorganisaties zijn aangedragen. In
het kader van de herijking van de invorderingsstrategieën wordt onderzocht of en op
welke wijze de invorderingspraktijk onredelijk uitpakt en hoe deze anders kan worden
ingericht.
Vraag 68
In uw brief kondigde u aan dat het kabinet breder op zoek ging naar wetgeving die
in de praktijk te hard uitpakt; op welke wijze is hier invulling aan gegeven?
Antwoord 68
Verwezen wordt naar het antwoord op vragen 6, 15 en 16.
Vraag 69
Kunt u alle wetgeving die te hard uitpakte vermelden?
Antwoord 69
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 15 verloopt dit via de betreffende beleidsdomeinen
en reguliere overleggen. De knelpunten die worden ervaren worden niet zelden veroorzaakt
door een combinatie van factoren: de inhoud van wetten en regels, de interpretatie
en uitvoering daarvan en de vaak toch al kwetsbare positie waarin sommige mensen zich
bevinden.75 Tevens kunnen knelpunten ontstaan als gevolg van problematiek zoals te weinig middelen
en menskracht bij uitvoeringsinstanties of complexe samenhang tussen wetten en regels.76 Dit vraagt voortdurende aandacht en het kabinet stelt voorop dat het herkennen, erkennen
en opvolgen van signalen over hardvochtigheid geen eenmalige exercitie is, maar een
continu proces dat structureel moet zijn ingebed in werk- en beleidsprocessen. Dit
gebeurt onder meer in het programma Werk aan uitvoering, bijvoorbeeld door middel
van de standen van uitvoering en knelpuntenbrieven die naar de Kamer gaan. In de kabinetsreactie
van 18 november 202277 op het onderzoek naar hardvochtige effecten in de werknemersregelingen, de Participatiewet
en het pgb is ingegaan op de uitkomsten van het onderzoek van Panteia en de inventarisatie
van overige wetten op hardvochtige effecten.
Vraag 70
Op welke wijze is concreet invulling gegeven aan het in uw brief genoemde actief bij
uitvoerings- en belangenorganisaties en de Nationale ombudsman inventariseren welke
wetten te hard uitpakken?
Antwoord 70
Deze instanties zijn door de departementen bij hun inventarisaties betrokken. Zo zijn
in het kader van het in het antwoord op vraag 15 genoemde BZK-onderzoek tevens jaarverslagen
en signalen van de Nationale ombudsman meegenomen (zie het onderzoek van de Nationale
ombudsman naar signalering in het register paspoortsignaleringen n.a.v. achterstallige
schulden bij DUO).78
Vraag 71
Welke wetten zijn door de genoemde organisaties en Nationale ombudsman genoemd?
Antwoord 71
Het kabinet houdt geen overzicht bij op dit punt; verwezen wordt naar het antwoord
op vraag 70.
Vraag 72
Welke concrete aanpassingen aan deze wetgeving is doorgevoerd?
Antwoord 72
Het kabinet houdt geen overzicht bij op dit punt; verwezen wordt naar het antwoord
op vraag 70.
Vraag 73
Op schriftelijke vragen voorgelegd op 9 december 2022 aan de Staatssecretarissen van
Financiën is op 17 maart 2023 (Kamerstuk 31 066, nr. 1208) geantwoord, dat de wijze waarop vroeg-signalering van multi-problematiek werkt nog
niet bekend is; wanneer wordt deze werkwijze bekend en kan de werkwijze alsdan met
de Kamer gedeeld worden?
Antwoord 73
In de antwoorden op schriftelijke vragen is aangegeven dat nog wordt verkend hoe vroegsignalering
van multi-problematiek kan worden vormgegeven. Eén van de belangrijkste uitzoekpunten
hierbij is de toetsing op de AVG. Daarvoor dient een Data Protection Impact Assessment
(DPIA) opgesteld te worden. Zodra het model positief getoetst is op de AVG zal de
Kamer hier nader over geïnformeerd worden.
Vraag 74
In uw brief schrijft u: «Ook wil het kabinet kritisch kijken naar de wijze waarop
de overheid zelf hetrechtssysteem benut. Niet elke zaak hoeft tot de hoogste rechter
te worden doorgeprocedeerd. Wanneer de overheid zelf de gang naar de rechter overweegt
of geconfronteerd wordt met een burger die de gang naar de rechter wil volgen, moet
dit voor de overheid altijd aanleiding zijn om opnieuw te overwegen of de eigen handelwijze
wel in lijn is met de bedoeling van de wetgever, en of er niet toch meer ruimte is
om er gezamenlijk met de betrokken burger uit te komen»; bestonden er instructies
hoe om te gaan met het al dan wel of niet in hoger beroep gaan? Zijn deze instructies
nageleefd?
Antwoord 74
Een bestuursorgaan dient zich te houden aan de algemene beginselen van behoorlijk
Bestuur. Deze brengen met zich mee dat een bestuursorgaan zich zorgvuldig in het maatschappelijk
verkeer moet opstellen en zich redelijk en billijk moet opstellen. Dat geldt ook bij
de afweging om hoger beroep in te stellen. Welbekend is dat wanneer de Staat in een
procedure hoger beroep aantekent, de burger zich door deze opstelling in de kou gezet
kan voelen en dat verder procederen voor hem een enorme belasting vormt. Tegelijkertijd
kunnen er goede redenen zijn voor de Staat om in een bepaald geval in hoger beroep
te gaan, bijvoorbeeld als dat noodzakelijk is om duidelijkheid te krijgen voor de
toepassing van het recht in soortgelijke gevallen. Dat betekent dat de Staat altijd
een evenwichtige afweging dient te maken tussen alle belangen die in het geding zijn,
en zich derhalve niet geheel eenzijdig als partij tegenover een burger kan opstellen.
Om die afweging op een goede manier te kunnen maken, heeft het kabinet in het verleden
in reactie op het rapport van de Nationale ombudsman «Behoorlijk omgaan met schadeclaims»
ook een kader opgesteld.79 Hierin wordt voorgeschreven dat de Staat terughoudend om moet gaan met het instellen
van hoger beroep indien de Staat in een procedure tegen een burger door de rechter
in het ongelijk is gesteld en dient zij bij de besluitvorming over een eventueel in
te stellen hoger beroep, de belangen van de betrokken individu mee te wegen. Tevens
wordt voorgeschreven dat in geval van een proefproces in het algemeen belang de overheid
een afspraak maakt met de betrokken burger over de vergoeding door het Ministerie
van diens proceskosten. Dit kader is alweer geruime tijd geleden opgesteld. In de
motie Leijten/Ellian is aan de regering gevraagd om met een reflectie te komen op
de rol van de Staat als procespartij. Of bovengenoemd kader nog voldoende actueel
is en voldoende aandacht krijgt bij de besluitvorming over de procesopstelling binnen
de rijksoverheid, zal worden meegenomen in de kabinetsreactie op de motie.
Vraag 75
Kunt u deze vragen, die voor het merendeel gewoon al beantwoord hadden moeten zijn
als uitvoering van de breed gesteunde motie, één voor één en binnen drie weken beantwoorden
zodat de antwoorden een week voor het commissiedebat over de opvolging van het rapport
«Ongekend onrecht» (23 mei 2023) beschikbaar zijn?
Antwoord 75
De vragen zijn zo snel als mogelijk geheel beantwoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Rutte, minister-president -
Mede namens
H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
A. de Vries, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.