Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de antwoorden op vragen commissie over de reactie op verzoek commissie inzake de uitspraak van de Hoge Raad over het hinderpaalcriterium inzake de Vrije Artsenkeuze en het voornemen tot het verlagen van de tarieven door verzekeraars voor ongecontracteerde GGZ- en wijkverpleging aanbieders (Kamerstuk 29689-1189)
29 689 Herziening Zorgstelsel
Nr. 1192
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 22 mei 2023
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Langdurige Zorg en Sport over de brief
van 31 maart 2023 over de antwoorden op vragen commissie over de reactie op verzoek
commissie inzake de uitspraak van de Hoge Raad over het hinderpaalcriterium inzake
de Vrije Artsenkeuze en het voornemen tot het verlagen van de tarieven door verzekeraars
voor ongecontracteerde GGZ- en wijkverpleging aanbieders (Kamerstuk 29 689, nr. 1189).
De vragen en opmerkingen zijn op 14 april 2023 aan de Minister voor Langdurige Zorg
en Sport voorgelegd. Bij brief van 17 mei 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Smals
De adjunct-griffier van de commissie, Bakker
Inhoudsopgave
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
4
II.
Reactie van de Minister
6
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de antwoorden van
de Minister en hebben geen verdere vragen. Zij blijven het dossier met belangstelling
volgen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben met verbijstering kennisgenomen van de reactie
van de Minister op vragen van de commissie inzake het hinderpaalcriterium. Deze leden
hebben hierover aanvullende vragen. Zij zijn geschokt door de reactie van de Minister
in de beantwoording op hun vragen dat ze voornemens is zelf de regels voor het hinderpaalcriterium
te gaan aanpassen. Dat is een radicale breuk met het recht op vrije artsenkeuze in
de Zorgverzekeringswet (Zvw). Welke wettelijke grondslag heeft haar handelen? Wil
de Minister het fatsoen hebben haar inperking van de vrije artsenkeuze (artikel 13
van de Zvw) middels wetgeving voor te leggen aan de Tweede Kamer in plaats van gedupeerde
patiënten de gang naar de rechter te laten maken? Genoemde leden achten het in dit
kader van belang om een chronologisch overzicht te krijgen van alle rechtszaken die
gevoerd zijn over contractering, vergoeding en het hinderpaalcriterium in de zorg,
inclusief de motivatie en de uitspraken van de rechters. Kunnen deze leden dit overzicht
krijgen? Zij laten alvast weten niet te zullen instemmen met een aanpassing van het
hinderpaalcriterium als dit tot lagere vergoedingen of minder keuzevrijheid leidt.
De volgende stap dreigt immers dat zorgverzekeraars dan alleen nog maar zorg zullen
vergoeden van zorgaanbieders waar zij zeggenschap over hebben. Deze leden zien dat
als een rampscenario omdat de meeste zorgverzekeraars onvoldoende oog voor kwaliteit
hebben en alleen naar de kosten kijken en voor een dubbeltje op de eerste rang willen
zitten. Graag ontvangen genoemde leden een reactie.
Zij zijn van mening dat de Minister de zorg om zeep helpt met haar ongefundeerde heksenjacht
op niet-gecontracteerde zorgaanbieders. Kan de Minister garanderen dat de wachtlijsten
niet nog verder zullen oplopen indien de niet-gecontracteerde zorg onbetaalbaar gaat
worden? Kan de Minister garanderen dat de tweedeling in de zorg niet nog verder zal
oplopen doordat rijkere patiënten de duurdere niet-gecontracteerde zorg wel kunnen
betalen en de armere patiënten niet? Hoe borgt de Minister de kleine zorgaanbieders
van wijkverpleging in kleine dorpen die de opgelegde minimumomzet niet halen en daardoor
niet-gecontracteerd zijn? Hoe borgt de Minister de wijkverpleegkundigen die in de
stervensfase 48-uurs hand-in-hand zorg verlenen en niet-gecontracteerd zijn omdat
ze buiten de regels vallen? Waarom denkt de Minister dat zij zich de uittocht van
niet-gecontracteerde psychologen en psychiaters die er door toedoen van de Minister
mee stoppen, kan veroorloven in een tijd dat de wachtlijsten hand-over-hand toenemen?
Waarom worden de belangrijkste oorzaken voor het kiezen of het aanbieden van niet-gecontracteerde
zorg niet nader onderzocht?
Oorzaken zoals wachtlijsten, budgetplafonds, bureaucratie en wurgcontracten, om maar
wat voorbeelden te noemen. Of het feit dat de zorgverzekeraar te vaak op de stoel
van de arts gaat zitten. Dat alles ondermijnt het vertrouwen waardoor het belang van
het kiezen voor een eigen arts die wel dat vertrouwen geniet, stijgt. Welk belang
heeft de Minister eigenlijk voor ogen, dat van de patiënten of dat van de zorgverzekeraars?
De leden van de PVV-fractie begrijpen dat de Integraal Zorgakkoord (Kamerstuk 31 765, nr. 655) (IZA)-partijen samen een voorlichtingsprogramma organiseren dat erop gericht is
verzekerden voor te lichten over de financiële risico’s van niet-gecontracteerde zorg.
Hoe wordt geborgd dat patiënten ruim voor het overstapseizoen weten of hun zorgaanbieder
al dan niet gecontracteerd is? Hoe wordt geborgd dat dit betrouwbare en onafhankelijke
informatie betreft? Het feit dat in de voorlichting de nadruk gelegd zal worden op
situaties en locaties waar de patiënt financieel risico loopt, kan leiden tot een
ongefundeerde lastercampagne richting niet-gecontracteerde zorgaanbieders, aldus deze
leden. Het ligt meer voor de hand dat een onafhankelijke partij, bijvoorbeeld de Nederlandse
Zorgautoriteit (NZa), deze voorlichting organiseert en niet de clubs die baat hebben
bij het verlagen van de tarieven en het afschaffen van de vrije artsenkeuze. Graag
ontvangen genoemde leden een reactie.
De leden van de PVV-fractie begrijpen uit de beantwoording dat de Minister veel waarde
hecht aan zogenaamde hardheidsclausules. Volgens de Minister kan de zorgverzekeraar
door middel van zo’n hardheidsclausule een uitzondering maken op het generieke vergoedingspercentage
in geval van duurdere vormen van zorg. Om die reden hebben deze leden nog de volgende
vervolgvragen:
1.
Is de Minister bekend met het feit dat de meeste zorgverzekeraars ofwel überhaupt
geen hardheidsclausule in hun polisvoorwaarden hebben opgenomen, ofwel een hardheidsclausule
hanteren die alleen in geval van een budgetpolis (waar de vergoedingen lager liggen dan 75%) kan worden ingeroepen en dan nog
altijd maar een vergoedingspercentage van maximaal 75% bieden (en dus nooit meer dan
75%)?
2.
In hoeverre voldoen deze zorgverzekeraars aan de verplichting om in geval van een
generiek kortingspercentage, uitzonderingen te maken voor duurdere vormen van zorg?
Wil de Minister bij de beantwoording van deze vraag ook ingaan op het feit dat de
Hoge Raad in de uitspraak (rechtsoverweging 3.5.2) een eerdere uitlating van de Minister
aanhaalt waarin de Minister schreef: «Een vergoeding van 85% kan een feitelijke hinderpaal opleveren bij een complexe en
dure operatie, terwijl een vergoeding van bijv. 30% geen hinderpaal hoeft op te leveren
bij een kleine, goedkope ingreep», waaruit volgt dat de Minister onderkent dat hardheidsclausules niet gemaximeerd
zouden moeten worden op een percentage van 75%?
3.
Is de Minister bereid om de NZa te verzoeken om de polisvoorwaarden van de zorgverzekeraars,
met het oog op de recente uitspraak van de Hoge Raad, opnieuw te laten toetsen en
de NZa te verzoeken om, daar waar geen uitzonderingen gemaakt worden voor duurdere
vormen van zorg, handhavend op te treden?
4.
Is de Minister van mening dat het wenselijk is dat verzekerden bij het afsluiten van
hun polis duidelijk weten welk deel van de kosten zij zelf moeten betalen als zij
naar een niet-gecontracteerde aanbieder gaan?
5.
Is de Minister van mening dat het wenselijk is dat een zorgverzekeraar die ervoor
kiest een generiek kortingspercentage te hanteren dat in geval van duurdere vormen
van zorg een hinderpaal kan opleveren en dit oplost door middel van een hardheidsclausule,
transparant moet maken voor verzekerden hoe en op basis waarvan en hardheidsclausule
in de praktijk wordt toegepast? Zo ja, is de Minister bereid om de NZa te vragen hier
regels voor op te stellen in het kader van de zogenaamde transparantie-eisen die gesteld
worden aan zorgverzekeraars? Zo niet, hoe meent de Minister dan dat voor verzekerden
helder is of zij er verstandig aan doen om voor een bepaalde zorgverzekering te kiezen?
6.
Is de Minister van mening dat het wenselijk is dat ook daadwerkelijk toezicht wordt
gehouden op het daadwerkelijk toepassen van de hardheidsclausule door zorgverzekeraars,
mede gelet op de overweging van de Hoge Raad «dat de omstandigheid dat de zorgverzekeraar een hardheidsclausule heeft opgenomen
in zijn polisvoorwaarden, op zichzelf niet volstaat» maar dat het «erom gaat of de zorgverzekeraar de hardheidsclausule ook daadwerkelijk toepast»? Is de Minister bereid om met de NZa in gesprek te gaan over de wijze waarop dit
toezicht vormgegeven kan worden?
7.
Is de Minister bereid om de NZa en/of het Nibud te vragen om onderzoek te doen naar
de vraag bij welk bedrag aan niet-vergoede kosten de «gemiddeld modale zorggebruiker»
een hinderpaal ervaart zodat aan de hand daarvan heldere criteria geformuleerd kunnen
worden voor de maximale door patiënten te betalen vergoeding?
8.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest overwogen dat het dat «het initiatief voor het inroepen van een hardheidsclausule doorgaans bij de verzekerde
ligt.» Is de Minister bekend met het feit dat de mogelijkheid een hardheidsclausule in
te roepen niet altijd bekend is bij individuele verzekerden, mede gelet op de omstandigheid
dat deze hardheidsclausules vaak zijn opgenomen in omvangrijke polisvoorwaarden? In
hoeverre acht de Minister het wenselijk dat individuele verzekerden hierdoor een tegemoetkoming
mislopen terwijl zij daar wel recht op hebben? Is de Minister bereid om met zorgverzekeraars
in gesprek te gaan om de mogelijkheid van een beroep op de hardheidsclausule uitdrukkelijker
aan verzekerden te communiceren? Ziet de Minister hier ook een rol in weggelegd voor
de NZa, gelet op haar taak transparantie-eisen te stellen aan zorgverzekeraars?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling de antwoorden op eerdere vragen
en opmerkingen gelezen. Deze leden lezen dat zorgverzekeraars en zorgaanbieders in
alle gevallen hun verzekerden en patiënten goed moeten informeren over de gevolgen
van het gebruik van niet gecontracteerde zorg. Hoe weet de Minister dat dat werkelijk
in alle gevallen ook gebeurt? Hoe is het toezicht daarop en hoe is het bijvoorbeeld
dan geregeld met de informatie van zorgverzekeraars ten aanzien van zorg die in het
ene jaar wel gecontracteerd is maar in het volgende jaar niet gecontracteerd wordt,
terwijl dat nog niet bekend is tijdens de periode dat verzekerden kunnen overstappen?
Genoemde leden lezen ook dat een verzekerde niet direct naar de rechter hoeft, maar
zich eerst tot de zorgverzekeraar kan richten die verplicht is de klacht te behandelen.
Dat hadden deze leden al eerder zo begrepen, zij vroegen daarom waarom een verzekerde
die zorg nodig heeft en in een geschil met de zorgverzekeraar raakt, zelf allerlei
stappen moet zetten waartoe hij/zij dan waarschijnlijk niet in staat is. Zijn er bijvoorbeeld
gevallen bekend waarin een verzekerde wel naar een geschillencommissie of rechter
ging en achteraf gelijk bleek te krijgen? Hoeveel geschillen zijn er tussen een verzekerde
en een zorgverzekeraar geweest in de afgelopen vijf jaar? Hoeveel daarvan zijn goed
opgelost en hoeveel zijn vervolgens terecht gekomen bij een geschillencommissie of
rechter? Kan een overzicht gegeven worden per verzekeraar? Kan de verzekeraar tijdens
de klachtenprocedure de zorgplicht opschorten zodat de patiënt/cliënt in dat geval
geen zorg(vergoeding) krijgt? Zo ja, in hoeveel gevallen bleek het opschorten van
de zorgplicht tijdens de klachtenprocedure achteraf niet terecht te zijn?
De leden van de PvdA-fractie vragen hoe getoetst wordt of aan de voorwaarde van de
Hoge Raad wordt voldaan, namelijk dat de zorgverzekeraar de hardheidsclausule werkelijk
toepast en daartoe op het peilmoment op grond van die clausule aan de verzekerde ondubbelzinnig
toezegt een bepaald bedrag te vergoeden dat hoger is dan waarop reeds aanspraak bestaat.
Hoe wordt daarop toezicht gehouden? Immers, als een zorgverzekeraar zich hier niet
aan houdt, ligt het probleem weer bij de verzekerde die op dat moment zorg nodig heeft.
Deze leden zijn niet gerust op de gevolgen nu de Minister blijft herhalen dat «de
Hoge Raad van oordeel is dat een generieke korting in algemene zin is toegestaan»,
zonder werkelijk in te gaan op de gevolgen die dat kan hebben voor individuele mensen
die zorg nodig hebben. De Hoge Raad heeft inderdaad geen invulling gegeven aan het
begrip «duurdere vormen van zorg», daarom vroegen de leden van PvdA-fractie wat de
Minister verstaat onder «duurdere vormen van zorg» en hoe dus getoetst gaat worden.
Deze leden menen dat verzekerden toch ten minste vooraf duidelijkheid moeten hebben
en vragen of de Minister een andere mening hierover is toegedaan.
De leden van de PvdA-fractie zijn ook niet blij met het antwoord op hun vraag om een
reactie op het standpunt van de Patiëntenfederatie en op de vraag hoe de Minister
gaat zorgen voor meer transparante contractering. Dat partijen in het IZA hebben aangegeven
dat zij het van groot belang vinden dat patiënten voldoende keuzemogelijkheden hebben
en inzicht moeten hebben in de kwaliteit. Klinkt mooi, maar daarmee is nog niets geregeld
aan meer transparantie. Hetzelfde geldt voor de vermelding dat is afgesproken dat
zorgverzekeraars zich daarom gaan inspannen om tot een gevarieerd zorgaanbod te komen
en dat proactief informatie over kwaliteit van zorgaanbod beschikbaar komt. Genoemde
leden vinden het mooi dat deze afspraken er zijn, maar vinden dit tevens nog te vrijblijvend.
Wanneer is er een concreet resultaat, waarop worden zorgverzekeraars afgerekend? Hoe
kan het dat ook voor 2023 de contracten niet rond waren op het moment dat verzekerden
moesten kiezen voor een zorgverzekering?
Genoemde leden vroegen eerder welke zorgverzekeraars naar aanleiding van de uitspraak
van de Hoge Raad hun polisvoorwaarden hebben aangepast. Waarom kan het wel zo zijn
dat zorgverzekeraars na 12 november hun polisvoorwaarden niet meer kunnen aanpassen,
zelfs niet naar aanleiding van een uitspraak van de Hoge Raad en zelfs niet als dit
in het voordeel van de verzekerde zou kunnen zijn, maar wel nog contracten kunnen
afsluiten en hun zorgaanbod niet rond kunnen hebben? Wanneer wordt in de wet opgenomen
dat de contracten ook voor 12 november afgesloten dienen te zijn, zodat verzekerden
werkelijk goed geïnformeerd kunnen kiezen?
De leden van de PvdA-fractie vroegen een overzicht per verzekeraar ten aanzien van
de contractering. Zij vroegen specifiek bij welke verzekeraars geldt dat de contracten
nog niet waren afgerond. Het antwoord op die vraag zien deze leden nergens. Zij vragen
dat nogmaals. Zij zien graag een overzicht per verzekeraar en per vorm van zorg, dus
op welke datum, per verzekeraar alle contracten per vorm van zorg waren afgerond.
II. Reactie van de Minister
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de antwoorden van
de Minister en hebben geen verdere vragen. Zij blijven het dossier met belangstelling
volgen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben met verbijstering kennisgenomen van de reactie
van de Minister op vragen van de commissie inzake het hinderpaalcriterium. Deze leden
hebben hierover aanvullende vragen. Zij zijn geschokt door de reactie van de Minister
in de beantwoording op hun vragen dat ze voornemens is zelf de regels voor het hinderpaalcriterium
te gaan aanpassen. Dat is een radicale breuk met het recht op vrije artsenkeuze in
de Zorgverzekeringswet (Zvw). Welke wettelijke grondslag heeft haar handelen? Wil
de Minister het fatsoen hebben haar inperking van de vrije artsenkeuze (artikel 13
van de Zvw) middels wetgeving voor te leggen aan de Tweede Kamer in plaats van gedupeerde
patiënten de gang naar de rechter te laten maken? Genoemde leden achten het in dit
kader van belang om een chronologisch overzicht te krijgen van alle rechtszaken die
gevoerd zijn over contractering, vergoeding en het hinderpaalcriterium in de zorg,
inclusief de motivatie en de uitspraken van de rechters. Kunnen deze leden dit overzicht
krijgen?
In het verslag hebben de leden van de PVV-fractie gevraagd of ik bereid ben de Nederlandse
Zorgautoriteit (hierna: NZa) regels te laten stellen betreffende de vraag wanneer
sprake is van een feitelijke hinderpaal. Daarop heb ik geantwoord conform de hierover
gemaakte afspraken in het Integraal Zorgakkoord (hierna: IZA) voornemens te zijn zelf
regels over het hinderpaalcriterium voor te bereiden. Het hinderpaalcriterium ligt
besloten in artikel 13 van de Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw). Er worden de mogelijkheden
bezien om het hinderpaalcriterium expliciet in de wet te verankeren en verduidelijken.
Zoals in het IZA is afgesproken, blijft het hinderpaalcriterium ook bij een eventuele
wetswijziging van toepassing op de vergoeding voor niet-gecontracteerde zorgaanbieders.
Anders dan de leden van de PVV-fractie veronderstellen, is er derhalve geen sprake
van een radicale breuk met de huidige situatie. In bijlage 1 bij mijn beantwoording
van de vragen in het nader verslag is een overzicht opgenomen van de relevante jurisprudentie
over het hinderpaalcriterium en de vergoeding voor niet-gecontracteerde zorgaanbieders.
Volledigheidshalve merk ik op dat er daarnaast ook rechtszaken zijn gevoerd over zorgcontractering
en vergoedingen die los staan van het hinderpaalcriterium en de vergoeding voor niet-gecontracteerde
zorgaanbieders. Deze zijn derhalve niet verwerkt in het meegezonden overzicht van
relevante uitspraken.
Zij laten alvast weten niet te zullen instemmen met een aanpassing van het hinderpaalcriterium
als dit tot lagere vergoedingen of minder keuzevrijheid leidt. De volgende stap dreigt
immers dat zorgverzekeraars dan alleen nog maar zorg zullen vergoeden van zorgaanbieders
waar zij zeggenschap over hebben. Deze leden zien dat als een rampscenario omdat de
meeste zorgverzekeraars onvoldoende oog voor kwaliteit hebben en alleen naar de kosten
kijken en voor een dubbeltje op de eerste rang willen zitten. Graag ontvangen genoemde
leden een reactie.
De afspraak om de vergoeding voor niet-gecontracteerde zorg te verlagen, is een van
de afspraken om de contractering te stimuleren. Contractering is een cruciaal instrument
om de beweging naar passende zorg te realiseren. Zoals al eerder aangegeven zal bij
de verlaging van de vergoeding het hinderpaalcriterium in acht worden genomen. Zorgverzekeraars
zullen ook dan nog steeds een vergoeding moeten betalen voor niet-gecontracteerde
zorg.
Zij zijn van mening dat de Minister de zorg om zeep helpt met haar ongefundeerde heksenjacht
op niet-gecontracteerde zorgaanbieders. Kan de Minister garanderen dat de wachtlijsten
niet nog verder zullen oplopen indien de niet-gecontracteerde zorg onbetaalbaar gaat
worden? Kan de Minister garanderen dat de tweedeling in de zorg niet nog verder zal
oplopen doordat rijkere patiënten de duurdere niet-gecontracteerde zorg wel kunnen
betalen en de armere patiënten niet? Hoe borgt de Minister de kleine zorgaanbieders
van wijkverpleging in kleine dorpen die de opgelegde minimumomzet niet halen en daardoor
niet-gecontracteerd zijn? Hoe borgt de Minister de wijkverpleegkundigen die in de
stervensfase 48-uurs hand-in-hand zorg verlenen en niet-gecontracteerd zijn omdat
ze buiten de regels vallen? Waarom denkt de Minister dat zij zich de uittocht van
niet-gecontracteerde psychologen en psychiaters die er door toedoen van de Minister
mee stoppen, kan veroorloven in een tijd dat de wachtlijsten hand-over-hand toenemen?
Waarom worden de belangrijkste oorzaken voor het kiezen of het aanbieden van niet-gecontracteerde
zorg niet nader onderzocht?
Oorzaken zoals wachtlijsten, budgetplafonds, bureaucratie en wurgcontracten, om maar
wat voorbeelden te noemen. Of het feit dat de zorgverzekeraar te vaak op de stoel
van de arts gaat zitten. Dat alles ondermijnt het vertrouwen waardoor het belang van
het kiezen voor een eigen arts die wel dat vertrouwen geniet, stijgt. Welk belang
heeft de Minister eigenlijk voor ogen, dat van de patiënten of dat van de zorgverzekeraars?
De zorgverzekeraar heeft op basis van de Zvw zorgplicht jegens zijn verzekerden. Dat
houdt in dat de verzekerde bij wie het verzekerde risico zich voordoet, krachtens
de zorgverzekering recht heeft op prestaties bestaande uit hetzij – in geval van een
naturapolis – de zorg of de overige diensten waaraan hij behoefte heeft, hetzij –
ingeval van een restitutiepolis – de vergoeding van de kosten van deze zorg of overige
diensten alsmede, desgevraagd, activiteiten gericht op het verkrijgen van deze zorg
of diensten. De zorgplicht geldt jegens de verzekerde. Dat betekent dat een zorgverzekeraar
voldoende zorg moet inkopen voor zijn verzekerden met een naturapolis. Dat betekent
dat er ook voor de wijkverpleging in kleine dorpen, voor wijkverpleging in de stervensfase
of voor geestelijke gezondheidszorg voldoende aanbod moet worden ingekocht. Gelet
op de zorgplicht, moet een naturapolis voldoende aanbod van gecontracteerde aanbieders
bieden. De NZa houdt hier toezicht op.
Indien men een nog ruimere keuze aan zorgaanbieders wenst, is het mogelijk een restitutiepolis
te kiezen. In mijn brief van 14 november 20221 heb ik aangegeven dat ook voor mensen met een smalle beurs de vrijheid om te kunnen
kiezen voor een zorgaanbieder betaalbaar is. Daar zorgt de zorgtoeslag voor. De hoogte
van de zorgtoeslag is namelijk gebaseerd op het gewogen gemiddelde van de nominale
premies van alle polissen (inclusief restitutiepolissen) op de markt (en het gemiddelde
eigen risico dat verzekerden betalen), en niet op de nominale premie van polissen
met beperkte keuzemogelijkheden. Verzekerden die kiezen voor een restitutiepolis,
betalen gemiddeld wel een hogere premie dan verzekerden die voor een naturapolis kiezen.
De keuzevrijheid voor zorgaanbieders is via de zorgtoeslag daarmee ook voor mensen
met een laag inkomen geborgd, ook wanneer een restitutiepolis gemiddeld genomen duurder
is dan een naturapolis.
Ook wanneer gekozen wordt voor een naturapolis, kan de verzekerde zich wenden tot
een niet-gecontracteerde zorgaanbieder. Dan heeft de verzekerde recht op een vergoeding
van zijn zorgverzekeraar. Hierop is het hinderpaalcriterium van toepassing.
In mijn brief van 22 juni 20222 heb ik u uitgebreid geïnformeerd over de Monitor contractering ggz 2022 van de NZa
waarin de belangrijkste oorzaken voor het kiezen of het aanbieden van niet-gecontracteerde
zorg nader wordt onderzocht. De NZa constateert over de jaren 2019–2022 dat de processen
rondom het (bij)contracteren zijn verbeterd. Het gaat dan om verduidelijking van het
proces, meer uniformiteit in de contracten, het vereenvoudigen van contracten en vereenvoudigen
van de (digitale) procedures om een contract te sluiten. Bereikbaarheid en het beantwoorden
van vragen zijn nog steeds een aandachtspunt. De redenen om niet te contracteren zijn
grotendeels vergelijkbaar met eerdere jaren. Het is inderdaad zo dat voor zorgaanbieders
de geboden tarieven en omzetplafonds de belangrijkste redenen zijn om geen contract
af te sluiten of om ontevreden te zijn.
Bij alle zorgaanbieders, maar vooral bij vrijgevestigden, speelt mee dat zij bang
zijn voor terugvorderingen als zij over het omzetplafond heen gaan. Wellicht verandert
dat met de invoering van het zorgprestatiemodel, waarin de termijnen voor de declaratie
van zorg korter zijn. Als redenen om wél contracten af te sluiten noemen zorgaanbieders
vooral dat dat voor hun patiënten gemakkelijker is, en dat zij meer financiële zekerheid
hebben voor hun praktijk/instelling.
Ik herken niet het beeld dat psychologen en psychiaters ermee stoppen omdat zij niet
gecontracteerd zijn.
De leden van de PVV-fractie begrijpen dat de Integraal Zorgakkoord (IZA)-partijen
samen een voorlichtingsprogramma organiseren dat erop gericht is verzekerden voor
te lichten over de financiële risico’s van niet-gecontracteerde zorg. Hoe wordt geborgd
dat patiënten ruim voor het overstapseizoen weten of hun zorgaanbieder al dan niet
gecontracteerd is? Hoe wordt geborgd dat dit betrouwbare en onafhankelijke informatie
betreft? Het feit dat in de voorlichting de nadruk gelegd zal worden op situaties
en locaties waar de patiënt financieel risico loopt, kan leiden tot een ongefundeerde
lastercampagne richting niet-gecontracteerde zorgaanbieders, aldus deze leden. Het
ligt meer voor de hand dat een onafhankelijke partij, bijvoorbeeld de Nederlandse
Zorgautoriteit (NZa), deze voorlichting organiseert en niet de clubs die baat hebben
bij het verlagen van de tarieven en het afschaffen van de vrije artsenkeuze. Graag
ontvangen genoemde leden een reactie.
In het IZA is afgesproken dat de IZA-partijen samen een voorlichtingsprogramma organiseren
dat er op gericht is verzekerden voor te lichten over de financiële risico’s van niet-gecontracteerde
zorg. In de voorlichting wordt gefocust op situaties en locaties waar dit risico zich
vooral voor kan doen, zoals bij verwijzers en tijdens het overstapseizoen. Het is
dus aan de IZA-partijen om gezamenlijk te bepalen wie deze voorlichting gaat organiseren.
In het IZA zijn daarnaast afspraken gemaakt om het contracteerproces te verbeteren.
Partijen zijn gezamenlijk bezig deze afspraken uit te werken. Het gaat daarbij om
het verbeteren van het contracteerproces, waaronder de informatievoorziening aan verzekerden,
waardoor het voor de verzekerden, ook tijdens het overstapseizoen, duidelijk is met
welke zorgaanbieders een contract is afgesloten. Uw Kamer ontvangt voor het zomerreces
een brief over de voortgang van deze afspraken.
De leden van de PVV-fractie begrijpen uit de beantwoording dat de Minister veel waarde
hecht aan zogenaamde hardheidsclausules. Volgens de Minister kan de zorgverzekeraar
door middel van zo’n hardheidsclausule een uitzondering maken op het generieke vergoedingspercentage
in geval van duurdere vormen van zorg. Om die reden hebben deze leden nog de volgende
vervolgvragen:
1.
Is de Minister bekend met het feit dat de meeste zorgverzekeraars ofwel überhaupt
geen hardheidsclausule in hun polisvoorwaarden hebben opgenomen, ofwel een hardheidsclausule
hanteren die alleen in geval van een budgetpolis (waar de vergoedingen lager liggen
dan 75%) kan worden ingeroepen en dan nog altijd maar een vergoedingspercentage van
maximaal 75% bieden (en dus nooit meer dan 75%)?
De door de PVV geschetste situatie omtrent de hardheidsclausule is mij niet bekend.
2.
In hoeverre voldoen deze zorgverzekeraars aan de verplichting om in geval van een
generiek kortingspercentage, uitzonderingen te maken voor duurdere vormen van zorg?
Wil de Minister bij de beantwoording van deze vraag ook ingaan op het feit dat de
Hoge Raad in de uitspraak (rechtsoverweging 3.5.2) een eerdere uitlating van de Minister
aanhaalt waarin de Minister schreef: «Een vergoeding van 85% kan een feitelijke hinderpaal
opleveren bij een complexe en dure operatie, terwijl een vergoeding van bijv. 30%
geen hinderpaal hoeft op te leveren bij een kleine, goedkope ingreep», waaruit volgt
dat de Minister onderkent dat hardheidsclausules niet gemaximeerd zouden moeten worden
op een percentage van 75%?
Zorgverzekeraars worden geacht rekening te houden met de jurisprudentie over het hinderpaalcriterium,
waaronder de door de leden van de PVV aangehaalde uitspraak. In die uitspraak overweegt
de Hoge Raad dat de vraag of en in hoeverre het hinderpaalcriterium zich in bepaalde
gevallen verzet tegen een bepaalde korting slechts kan worden bepaald aan de hand
van concrete feiten en omstandigheden op het moment waarop de verzekerde voor de keuze
staat of hij gebruik wil maken van een niet-gecontracteerde zorgaanbieder (rov. 3.6.4).
Dit in tegenstelling tot het oordeel van het hof dat die vraag beantwoord zou kunnen
worden bij kennisneming van de polisvoorwaarden (rov. 3.6.1). Indien verzekerden het
niet eens zijn met de wijze waarop hun zorgverzekeraar het hinderpaalcriterium hanteert,
dan kan de verzekerde een klacht indienen bij Geschillencommissie Zorgverzekeringen
van de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen (hierna: SKGZ). Ook kan
de verzekerde een zaak voorleggen aan de burgerlijk rechter. Verder houdt de NZa toezicht
op de rechtmatige uitvoering van de Zvw door zorgverzekeraars. Dit toezicht omvat
ook de wijze van hantering van het hinderpaalcriterium.
3.
Is de Minister bereid om de NZa te verzoeken om de polisvoorwaarden van de zorgverzekeraars,
met het oog op de recente uitspraak van de Hoge Raad, opnieuw te laten toetsen en
de NZa te verzoeken om, daar waar geen uitzonderingen gemaakt worden voor duurdere
vormen van zorg, handhavend op te treden?
Het is aan de NZa te beslissen om hiernaar onderzoek te doen en zo nodig handhavend
op te treden.
4.
Is de Minister van mening dat het wenselijk is dat verzekerden bij het afsluiten van
hun polis duidelijk weten welk deel van de kosten zij zelf moeten betalen als zij
naar een niet-gecontracteerde aanbieder gaan?
Dat lijkt mij zeker wenselijk.
5.
Is de Minister van mening dat het wenselijk is dat een zorgverzekeraar die ervoor
kiest een generiek kortingspercentage te hanteren dat in geval van duurdere vormen
van zorg een hinderpaal kan opleveren en dit oplost door middel van een hardheidsclausule,
transparant moet maken voor verzekerden hoe en op basis waarvan en hardheidsclausule
in de praktijk wordt toegepast? Zo ja, is de Minister bereid om de NZa te vragen hier
regels voor op te stellen in het kader van de zogenaamde transparantie-eisen die gesteld
worden aan zorgverzekeraars? Zo niet, hoe meent de Minister dan dat voor verzekerden
helder is of zij er verstandig aan doen om voor een bepaalde zorgverzekering te kiezen?
6.
Is de Minister van mening dat het wenselijk is dat ook daadwerkelijk toezicht wordt
gehouden op het daadwerkelijk toepassen van de hardheidsclausule door zorgverzekeraars,
mede gelet op de overweging van de Hoge Raad «dat de omstandigheid dat de zorgverzekeraar
een hardheidsclausule heeft opgenomen in zijn polisvoorwaarden, op zichzelf niet volstaat»
maar dat het «erom gaat of de zorgverzekeraar de hardheidsclausule ook daadwerkelijk
toepast»? Is de Minister bereid om met de NZa in gesprek te gaan over de wijze waarop
dit toezicht vormgegeven kan worden?
De NZa heeft als wettelijke taak toezicht te houden op de rechtmatige uitvoering van
de Zvw door zorgverzekeraars. Het is aan de NZa om dit toezicht in te richten.
Het is niet nodig voor zorgverzekeraars om meer transparant te maken hoe de hardheidsclausule
in de praktijk wordt toegepast; de Hoge Raad heeft immers aangegeven dat de vraag
of en in hoeverre het hinderpaalcriterium zich in bepaalde gevallen verzet tegen een
bepaalde korting slechts kan worden bepaald aan de hand van concrete feiten en omstandigheden
op het moment waarop de verzekerde voor de keuze staat of hij gebruik wil maken van
een niet-gecontracteerde zorgaanbieder.
7.
Is de Minister bereid om de NZa en/of het Nibud te vragen om onderzoek te doen naar
de vraag bij welk bedrag aan niet-vergoede kosten de «gemiddeld modale zorggebruiker»
een hinderpaal ervaart zodat aan de hand daarvan heldere criteria geformuleerd kunnen
worden voor de maximale door patiënten te betalen vergoeding?
Het is aan de zorgverzekeraars een inschatting te maken van de vraag of de «gemiddelde
(modale) zorggebruiker» een hinderpaal zou kunnen ervaren.
8.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest overwogen dat het dat «het initiatief voor het inroepen
van een hardheidsclausule doorgaans bij de verzekerde ligt.» Is de Minister bekend
met het feit dat de mogelijkheid een hardheidsclausule in te roepen niet altijd bekend
is bij individuele verzekerden, mede gelet op de omstandigheid dat deze hardheidsclausules
vaak zijn opgenomen in omvangrijke polisvoorwaarden? In hoeverre acht de Minister
het wenselijk dat individuele verzekerden hierdoor een tegemoetkoming mislopen terwijl
zij daar wel recht op hebben?
Is de Minister bereid om met zorgverzekeraars in gesprek te gaan om de mogelijkheid
van een beroep op de hardheidsclausule uitdrukkelijker aan verzekerden te communiceren?
Ziet de Minister hier ook een rol in weggelegd voor de NZa, gelet op haar taak transparantie-eisen
te stellen aan zorgverzekeraars?
Het is aan de NZa om regels op te stellen inzake transparantie voor zorgverzekeraars
jegens hun verzekerden. In de Regeling informatieverstrekking ziektekostenverzekeraars
aan consumenten (TH/NR-022) van de NZa is geen specifieke verplichting aan zorgverzekeraars
opgelegd om de verzekerden informatie over de hardheidsclausule te verstrekken. De
NZa heeft in de toelichting bij deze regeling opgenomen dat het lange tijd uitgangspunt
was om zoveel mogelijk informatie voor consumenten beschikbaar te stellen, met bijbehorende
administratieve lasten voor ziektekostenverzekeraars, zorgkantoren en zorgaanbieders.
Ondersteuning van het keuzeproces van de consument vraagt echter om een transitie
van méér informatie, naar bruikbare informatie, aldus de NZa.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling de antwoorden op eerdere vragen
en opmerkingen gelezen. Deze leden lezen dat zorgverzekeraars en zorgaanbieders in
alle gevallen hun verzekerden en patiënten goed moeten informeren over de gevolgen
van het gebruik van niet gecontracteerde zorg. Hoe weet de Minister dat dat werkelijk
in alle gevallen ook gebeurt? Hoe is het toezicht daarop en hoe is het bijvoorbeeld
dan geregeld met de informatie van zorgverzekeraars ten aanzien van zorg die in het
ene jaar wel gecontracteerd is maar in het volgende jaar niet gecontracteerd wordt,
terwijl dat nog niet bekend is tijdens de periode dat verzekerden kunnen overstappen?
De verplichting voor zorgverzekeraars en zorgaanbieders om hun verzekerden en patiënten
goed te informeren opgenomen in de regelgeving van de NZa. De NZa houdt hier toezicht
op. In het IZA zijn afspraken gemaakt om het contracteerproces te verbeteren, waaronder
de informatievoorziening aan verzekerden, waardoor het voor de verzekerden, ook tijdens
het overstapseizoen, duidelijk is met welke zorgaanbieders een contract is afgesloten.
Genoemde leden lezen ook dat een verzekerde niet direct naar de rechter hoeft, maar
zich eerst tot de zorgverzekeraar kan richten die verplicht is de klacht te behandelen.
Dat hadden deze leden al eerder zo begrepen, zij vroegen daarom waarom een verzekerde
die zorg nodig heeft en in een geschil met de zorgverzekeraar raakt, zelf allerlei
stappen moet zetten waartoe hij/zij dan waarschijnlijk niet in staat is. Zijn er bijvoorbeeld
gevallen bekend waarin een verzekerde wel naar een geschillencommissie of rechter
ging en achteraf gelijk bleek te krijgen? Hoeveel geschillen zijn er tussen een verzekerde
en een zorgverzekeraar geweest in de afgelopen vijf jaar? Hoeveel daarvan zijn goed
opgelost en hoeveel zijn vervolgens terecht gekomen bij een geschillencommissie of
rechter? Kan een overzicht gegeven worden per verzekeraar? Kan de verzekeraar tijdens
de klachtenprocedure de zorgplicht opschorten zodat de patiënt/cliënt in dat geval
geen zorg(vergoeding) krijgt? Zo ja, in hoeveel gevallen bleek het opschorten van
de zorgplicht tijdens de klachtenprocedure achteraf niet terecht te zijn?
Zorgverzekeraars registreren de door hen ontvangen en afgehandelde klachten. Deze
klachten zijn zeer divers en raken slechts voor een deel aan het onderwerp zorgplicht.
Zorgverzekeraars handelen deze klachten af, met inachtneming van hun interne klachtenregeling.
In 2020 ging het in totaal om 50.800 klachten over de basisverzekering en om 18.600
klachten over de aanvullende producten, zoals blijkt uit de rapportage daarover van
de AFM3. Het ging daarbij volgens de specificatie vooral over klachten in de dienstverlening
beheerfase en schadeafhandeling-uitkering. De doorlooptijden van de interne klachtbehandeling
waren 11 en 13 dagen.
Als verzekerden niet tevreden zijn kunnen zij zich wenden tot de SKGZ. Verzekerden
maken zelden gebruik van de mogelijkheid zich tot de burgerlijke rechter te wenden.
In bijlage 2 ontvangt u de gevraagde informatie over de aantallen klachten die bij
de SKGZ binnenkomen. Specifiek met betrekking tot de zorgplicht geldt dat deze alleen
aan de orde is voor zover het gaat om verzekerde zorg of andere diensten, de verzekerde
hierop redelijkerwijs is aangewezen, en de verzekerde voldoet aan bepaalde formele
vereisten, zoals het hebben van een verwijzing of voorafgaande toestemming van de
zorgverzekeraar. De ervaring van de SKGZ is dat in veel gevallen niet aan een of meer
van de hiervoor genoemde voorwaarden wordt voldaan, zodat niet kan worden geconcludeerd
dat de zorgplicht is geschonden. Het feitelijke beeld van de SKGZ is daarbij dat hoe
verder iemand in de procedure komt, hoe minder groot de kans is dat betrokkene in
het gelijk wordt gesteld. De logica hierachter is dat er al een deugdelijke primaire
afwijzing is geweest door de zorgverzekeraar, een gemotiveerde heroverweging door
de zorgverzekeraar, en eventueel bemiddeling door de Ombudsman. Als iemand daarna
bij de Geschillencommissie komt, dan is de kans niet heel groot dat daar wordt geconcludeerd
dat de zorgverzekeraar het verkeerd heeft gedaan. Er is dan dus geen aanleiding te
spreken over opschorting van de zorgplicht, aangezien de zorgplicht in deze gevallen
ontbreekt; er is immers – zoals hiervoor toegelicht – alleen sprake van zorgplicht
voor zover het gaat om verzekerde zorg of andere diensten, de verzekerde hierop redelijkerwijs
is aangewezen en de verzekerde voldoet aan bepaalde formele vereisten.
De leden van de PvdA-fractie vragen hoe getoetst wordt of aan de voorwaarde van de
Hoge Raad wordt voldaan, namelijk dat de zorgverzekeraar de hardheidsclausule werkelijk
toepast en daartoe op het peilmoment op grond van die clausule aan de verzekerde ondubbelzinnig
toezegt een bepaald bedrag te vergoeden dat hoger is dan waarop reeds aanspraak bestaat.
Hoe wordt daarop toezicht gehouden? Immers, als een zorgverzekeraar zich hier niet
aan houdt, ligt het probleem weer bij de verzekerde die op dat moment zorg nodig heeft.
Zorgverzekeraars worden geacht rekening te houden met de jurisprudentie van de Hoge
Raad over het hinderpaalcriterium. De NZa houdt toezicht op de rechtmatige uitvoering
van de Zvw door zorgverzekeraars. Dit omvat ook de wijze van hantering van het hinderpaalcriterium.
Deze leden zijn niet gerust op de gevolgen nu de Minister blijft herhalen dat «de
Hoge Raad van oordeel is dat een generieke korting in algemene zin is toegestaan»,
zonder werkelijk in te gaan op de gevolgen die dat kan hebben voor individuele mensen
die zorg nodig hebben. De Hoge Raad heeft inderdaad geen invulling gegeven aan het
begrip «duurdere vormen van zorg», daarom vroegen de leden van PvdA-fractie wat de
Minister verstaat onder «duurdere vormen van zorg» en hoe dus getoetst gaat worden.
Deze leden menen dat verzekerden toch ten minste vooraf duidelijkheid moeten hebben
en vragen of de Minister een andere mening hierover is toegedaan.
Naar mijn idee zou onder duurdere vormen van zorg verstaan kunnen worden die vormen
van zorg met hoge kosten, zoals ingewikkelde operaties of behandelingen waarbij een
langdurige opname met intensieve zorg noodzakelijk is.
De leden van de PvdA-fractie zijn ook niet blij met het antwoord op hun vraag om een
reactie op het standpunt van de Patiëntenfederatie en op de vraag hoe de Minister
gaat zorgen voor meer transparante contractering. Dat partijen in het IZA hebben aangegeven
dat zij het van groot belang vinden dat patiënten voldoende keuzemogelijkheden hebben
en inzicht moeten hebben in de kwaliteit. Klinkt mooi, maar daarmee is nog niets geregeld
aan meer transparantie. Hetzelfde geldt voor de vermelding dat is afgesproken dat
zorgverzekeraars zich daarom gaan inspannen om tot een gevarieerd zorgaanbod te komen
en dat proactief informatie over kwaliteit van zorgaanbod beschikbaar komt. Genoemde
leden vinden het mooi dat deze afspraken er zijn, maar vinden dit tevens nog te vrijblijvend.
Wanneer is er een concreet resultaat, waarop worden zorgverzekeraars afgerekend? Hoe
kan het dat ook voor 2023 de contracten niet rond waren op het moment dat verzekerden
moesten kiezen voor een zorgverzekering?
Partijen zijn al aan de slag om het contracteerproces en de transparantie nog dit
jaar te verbeteren. Dat moet in de komende contracteerronde en overstapseizoen merkbaar
zijn. Ook zal geëvalueerd worden of de verbeteringen merkbaar waren en op basis daarvan
bezien worden of volgend jaar verdere verbeteringen doorgevoerd moeten worden.
Genoemde leden vroegen eerder welke zorgverzekeraars naar aanleiding van de uitspraak
van de Hoge Raad hun polisvoorwaarden hebben aangepast. Waarom kan het wel zo zijn
dat zorgverzekeraars na 12 november hun polisvoorwaarden niet meer kunnen aanpassen,
zelfs niet naar aanleiding van een uitspraak van de Hoge Raad en zelfs niet als dit
in het voordeel van de verzekerde zou kunnen zijn, maar wel nog contracten kunnen
afsluiten en hun zorgaanbod niet rond kunnen hebben? Wanneer wordt in de wet opgenomen
dat de contracten ook voor 12 november afgesloten dienen te zijn, zodat verzekerden
werkelijk goed geïnformeerd kunnen kiezen?
Het is aan de zorgverzekeraars om te bepalen of de uitspraak van de Hoge Raad van
9 december 2022 aanleiding geeft om hun polisvoorwaarden aan te passen. Omdat de uitspraak
van de Hoge Raad na 12 november kwam, kon deze uitspraak niet worden meegenomen bij
het opstellen van de polissen voor het overstapseizoen naar het jaar 2023.
Zoals ik reeds eerder heb aangegeven, ben ik niet voornemens om in de wet op te nemen
dat de contracten voor 12 november afgesloten dienen te zijn, omdat deze verplichting
de onderhandelingspositie van zorgverzekeraars – die in het belang van de verzekerden
is – onevenredig zou benadelen. In het IZA zijn afspraken gemaakt om het contracteerproces
te verbeteren. Partijen zijn gezamenlijk bezig deze afspraken uit te werken. Het gaat
daarbij om het verbeteren van het contracteerproces, waaronder de informatievoorziening
aan verzekerden, waardoor het voor de verzekerden, tijdens het overstapseizoen duidelijk
is met welke zorgaanbieders een contract is afgesloten.
De leden van de PvdA-fractie vroegen een overzicht per verzekeraar ten aanzien van
de contractering. Zij vroegen specifiek bij welke verzekeraars geldt dat de contracten
nog niet waren afgerond. Het antwoord op die vraag zien deze leden nergens. Zij vragen
dat nogmaals. Zij zien graag een overzicht per verzekeraar en per vorm van zorg, dus
op welke datum, per verzekeraar alle contracten per vorm van zorg waren afgerond.
Dat overzicht is per zorgverzekeraar te vinden op hun eigen site. Zorgverzekeraars
informeren hun eigen verzekerden hierover en houden het overzicht actueel.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
J. Bakker, adjunct-griffier