Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Lee over het bericht 'Gewiekst vindt graanhandelaar Cargill toch weer een route om belasting te ontwijken, via Nederland
Vragen van het lid Van der Lee (GroenLinks) aan de Staatssecretaris van Financiën over het bericht «Gewiekst vindt graanhandelaar Cargill toch weer een route om belasting te ontwijken, via Nederland» (ingezonden 12 april 2023).
Antwoord van Staatssecretaris Van Rij (Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst)
(ontvangen 11 mei 2023).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Gewiekst vindt graanhandelaar Cargill toch weer een
route om belasting te ontwijken, via Nederland»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u het ermee eens dat het zeer zorgelijk is dat er door grote internationale multinationals
mogelijk nog altijd belasting wordt ontweken via Nederland en Luxemburg?
Antwoord 2
Het kabinet vindt belastingontwijking een onwenselijk fenomeen. Door belastingontwijking
komen de kosten van algemene voorzieningen uiteindelijk te liggen bij burgers en bedrijven
die wel gewoon (op tijd) hun belasting betalen. Dat is onrechtvaardig, te meer omdat
degenen die zich aan de belastingheffing onttrekken wel profijt hebben van met belastinggeld
gefinancierde voorzieningen.
Nederland heeft de afgelopen jaren belastingontwijking met verschillende maatregelen
streng aangepakt. Op internationaal terrein heeft Nederland actief en constructief
meegewerkt aan de afspraken die zijn gemaakt over een herziening van het internationale
belastingsysteem. Ook nationaal zijn veel maatregelen genomen. Een belangrijk voorbeeld
is de bronbelasting op renten en royalty’s naar laagbelastende jurisdicties die Nederland
vanaf 1 januari 2021 heeft ingevoerd. Vanaf 1 januari 2024 zal de bronbelasting ook
gaan gelden voor dividendstromen naar laagbelastende jurisdicties. Het kabinet constateert
dat de rente-, royalty- en dividendstromen vanuit Nederland naar laagbelastende landen
aanzienlijk zijn afgenomen van € 38,5 miljard in 2019 naar € 6 miljard in 2021. Ook
de strenge vormgeving van de generieke renteaftrekbeperking is een voorbeeld dat de
inzet van het kabinet in de aanpak van belastingontwijking toont.
Daarnaast heeft Nederland maatregelen genomen die zorgen voor een evenwichtigere belastingheffing
van multinationals, mede naar aanleiding van het rapport van de Adviescommissie belastingheffing
van multinationals.2 Al deze maatregelen hebben de mogelijkheden voor belastingontwijking in en via Nederland
aanzienlijk verminderd en bijgedragen aan een evenwichtigere belastingheffing van
multinationals. Het IMF en de Europese Commissie onderkennen dat Nederland op de goede
weg is.3 In tegenstelling tot voorgaande edities doet de Europese Commissie aan Nederland
geen landspecifieke aanbevelingen meer op het terrein van belastingontwijking in het
kader van het Europees Semester.
Hoewel er grote stappen zijn gezet, is het kabinet nog niet volledig tevreden. Het
kabinet zet de strijd tegen belastingontwijking onverminderd voort. Het kabinet vindt
het daarbij uiteraard van belang dat de aanpak effectief is. Internationale belastingontwijking
is het meest effectief aan te pakken met een gecoördineerde internationale aanpak.
Bij nationale maatregelen bestaat namelijk het risico dat belastingontwijking zich
alleen verplaatst. Daarom ligt de focus van het kabinet nu op internationale maatregelen.
Op internationaal niveau worden dan ook belangrijke en grote stappen gezet. In oktober
2021 is een tussen 137 landen gesteund akkoord bereikt over de herziening van het
internationale belastingstelsel dat steunt op twee pijlers. Het kabinet is verheugd
dat het EU-richtlijnvoorstel voor de invoering van een minimumniveau van belastingheffing
voor multinationals (Pijler 2) inmiddels is aangenomen. Het wetsvoorstel Wet minimumbelasting
2024 dat deze internationale afspraken over Pijler 2 implementeert zal naar verwachting
nog vóór de zomer van dit jaar aan uw Kamer worden aangeboden. De implementatiedatum
is 31 december 2023.
Een deel van de aanpak van het kabinet ziet op het tegengaan van misbruik van doorstroomvennootschappen.
Bij een doorstroomvennootschap wordt doorgaans gedacht aan een entiteit zonder of
met geringe reële activiteiten waar ten behoeve van de groep omvangrijke geldstromen
doorheen lopen. Het kabinet vindt misbruik van doorstroomvennootschappen onwenselijk
en wil dat daarom verder aanpakken. Het belang van doorstroomvennootschappen voor
de werkgelegenheid en belastingopbrengsten in Nederland is namelijk beperkt, terwijl
deze vennootschappen negatieve effecten hebben op de belastingopbrengsten van andere
landen en daarmee op de internationale reputatie van Nederland. De Commissie doorstroomvennootschappen
benoemt dat ook bij de aanpak van doorstroomvennootschappen een internationale aanpak
de voorkeur geniet.4
Het kabinet juicht daarom het EU-richtlijnvoorstel5 toe om misbruik van doorstroomvennootschappen aan te pakken. Nederland zet zich bij
de richtlijnonderhandelingen actief in, en neemt de aanbevelingen van de Commissie
doorstroomvennootschappen daarin zo veel mogelijk mee. Met een internationale aanpak
wordt het oneigenlijk gebruik van doorstroomvennootschappen op een integrale en uniforme
wijze aangepakt. Het kabinet is van mening dat unilateraal vooruitlopen op de implementatie
van de EU-richtlijn geen effectieve oplossing is.
Vraag 3
Bent u bekend met de in het bovengenoemde artikel beschreven ontwijkingsconstructie?
Zo ja, kunt u toelichten hoe deze constructie er in algemene zin uitziet? Zo nee,
welke stappen neemt u om dergelijke constructies in algemene zin nader te onderzoeken?
Antwoord 3
Ik kan niet ingaan op de fiscale situatie van een individueel bedrijf vanwege de fiscale
geheimhoudingsplicht van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).
In zijn algemeenheid merk ik op dat de Nederlandse Belastingdienst geen bemoeienis
heeft met de belastingheffing in Luxemburg van aldaar gevestigde vennootschappen.
Vraag 4
Kunt u in kaart brengen op welke andere manieren dan in het genoemde artikel geschetst,
een bedrijf via Nederland winsten naar Luxemburg zou kunnen sluizen, met als gevolg
dat in Nederland geen of bijna geen winstbelasting wordt betaald?
Antwoord 4
Ik interpreteer uw vraag zo dat u doelt op de vraag of op welke manieren een bedrijf
in zijn algemeenheid in Nederland geen of bijna geen vennootschapsbelasting betaald.
Als gevolg van doorgevoerde maatregelen wordt een ondergrens gecreëerd in de vennootschapsbelasting
voor bedrijven met winstgevende activiteiten in Nederland. Die maatregelen worden
hieronder beschreven.
De aanbevelingen van de Adviescommissie belastingheffing van multinationals (de Adviescommissie)
bevatten een aantal belangrijke aanknopingspunten voor zijn gericht op het bereiken
van twee doelstellingen, namelijk het creëren van een ondergrens in de vennootschapsbelasting
voor bedrijven met winstgevende activiteiten in Nederland en het elimineren van verschillen
(mismatches) met het buitenland.6 Op basis van deze aanbevelingen van de Adviescommissie zijn met ingang van 1 januari
2022 twee belangrijke maatregelen uit de door de Adviescommissie voorgestelde basisvariant
met unilaterale maatregelen per 1 januari 2022 in werking getreden.
Met de eerste maatregel is de verliesverrekening in de vennootschapsbelasting – met
ingang van 1 januari 2022 – boven een bedrag van € 1 miljoen beperkt tot maximaal
50% van de belastbare winst in combinatie met een onbeperkte voorwaartse verliesverrekeningstermijn.
Door de omvang van de verliesverrekening te beperken tot 50% van de belastbare winst,
zullen winstgevende bedrijven vennootschapsbelasting verschuldigd zijn zodra ze winstgevend
raken. Dit draagt bij aan het creëren van een ondergrens in de vennootschapsbelasting.
De structurele budgettaire opbrengst van deze maatregel bedraagt € 560 miljoen.
De tweede maatregel die naar aanleiding van het advies van de Adviescommissie met
ingang van 1 januari is doorgevoerd betreft het aanpassen van de toepassing van het
zogenoemde «arm’s-lengthbeginsel». Wanneer transacties plaatsvinden tussen twee groepsmaatschappijen
moet dit op grond van het zakelijkheidsbeginsel (het arm’s-lengthbeginsel) plaatsvinden
tegen voorwaarden zoals die ook tussen ongelieerde partijen worden gehanteerd. Dit
houdt in dat ook voor transacties binnen een concern een zakelijke prijs in rekening
dient te worden gebracht. De meeste landen volgen bij de uitleg van de verrekenprijsregels
de OESO-richtlijnen, maar er bestaan desondanks verschillen in de toepassing en interpretatie
van het arm’s-lengthbeginsel. Omdat landen het arm’s-lengtbeginsel verschillend of
niet toepassen, kunnen in internationale situaties verschillen («mismatches») ontstaan.
Om deze mismatches weg te bestrijden zijn met ingang van 1 januari 2022 wettelijke
maatregelen doorgevoerd. Als gevolg hiervan worden mismatches in de toepassing van
het het arm's-lengthbeginsel effectief bestreden indien dit leidt tot een verlaging
van de belastbare winst in Nederland voor zover het andere land dat bij de transactie
is betrokken de corresponderende correctie niet of voor een lager bedrag in haar belastinggrondslag
betrekt. Met deze maatregel wordt – in lijn met de aanbevelingen van de Adviescommissie
– deze vorm van belastingontwijking voorkomen en loopt Nederland internationaal meer
in de pas. De structurele budgettaire opbrengst van deze maatregel bedraagt € 231
miljoen.
Voor wat betreft renteaftrek geldt dat Nederland al een generieke renteaftrekbeperking
kent in de vorm van de earningsstrippingmaatregel. Deze maatregel begrenst – kort
gezegd – de aftrek van rente tot maximaal 20% van het bruto bedrijfsresultaat.7 Daarmee is Nederland strenger dan de eerste Europese anti-belastingontwijkingsrichtlijn
(ATAD1), die een grens van 30% van het bruto bedrijfsresultaat voorschrijft. Bovendien
is de grens van 20% zelfs strenger dan de door de Adviescommissie voorgestelde «aanvullende
maatregel» B1 om de grens van de earningsstrippingmaatregel te verlagen van (destijds)
30% naar 25%. Het kabinet heeft deze grens sinds 2022 verlaagd naar 20%. De structurele
budgettaire opbrengst van deze aanscherping van de earningsstippingmaatregel bedraagt
€ 735 miljoen. Daarmee behoort de Nederlandse earningsstrippingmaatregel tot een van
de strengste van de EU. Nederland neemt daarmee nu al – zoals het CPB ook constateert8 – een uitzonderingspositie in ten opzichte van andere EU-landen, hetgeen ook een
negatief effect kan hebben op reële investeringen in Nederland.
Vraag 5
Op welke schaal wordt er, naar u weet, van fiscale constructies via Nederland zoals
in het artikel beschreven (breed geïnterpreteerd) gebruik gemaakt?
Antwoord 5
Ik kan niet ingaan op de fiscale situatie van een individueel bedrijf vanwege de fiscale
geheimhoudingsplicht van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).
In zijn algemeenheid kan ik opmerken dat het kabinet ervan overtuigd is dat de genomen
maatregelen de mogelijkheden om belasting te ontwijken sterk hebben beperkt. Uit de
beschikbare gegevens van De Nederlandsche Bank (DNB) blijkt al een aanzienlijke daling
van rente-, royalty-, en dividendstromen naar laagbelastende jurisdicties van € 38,5
miljard in 2019 naar € 6 miljard in 2021. Daaruit leid ik af dat de bronbelasting
op renten en royalty’s al effect sorteert. Daar komt vanaf 2024 de bronbelasting op
dividenden nog bovenop. Voor sommige andere maatregelen zijn er nog onvoldoende gegevens
om conclusies te kunnen trekken over de effecten ervan. Daarom blijft het kabinet
de ontwikkelingen in de gaten houden. Het kabinet informeert uw Kamer daarom jaarlijks
in oktober over de monitoring van de effecten van de aanpak van belastingontwijking.
Vraag 6
Zijn er, naar u weet, specifieke kenmerken van het Nederlandse fiscale stelsel die
Nederland aantrekkelijk maken voor constructies zoals in het artikel beschreven? Of
lopen dergelijke constructies, naar u weet, ook via andere landen naar Luxemburg toe?
Antwoord 6
Ik kan niet ingaan op de fiscale situatie van een individueel bedrijf vanwege de fiscale
geheimhoudingsplicht van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).
In zijn algemeenheid kan ik opmerken dat de doorgevoerde maatregelen de mogelijkheden
voor belastingontwijking in en via Nederland aanzienlijk hebben verminderd en bijdragen
aan een evenwichtigere belastingheffing van multinationals.
Het IMF en de Europese Commissie onderkennen dat Nederland op de goede weg is. In
tegenstelling tot voorgaande edities doet de Europese Commissie aan Nederland geen
landspecifieke aanbevelingen meer op het terrein van belastingontwijking in het kader
van het Europees Semester. Hoewel er grote stappen zijn gezet, is het kabinet nog
niet volledig tevreden. Het kabinet zet de strijd tegen belastingontwijking onverminderd
voort. Het kabinet vindt het daarbij uiteraard van belang dat de aanpak effectief
is. Internationale belastingontwijking is het meest effectief aan te pakken met een
gecoördineerde internationale aanpak. Bij nationale maatregelen bestaat namelijk het
risico dat belastingontwijking zich alleen verplaatst. Daarom ligt de focus van het
kabinet nu op internationale maatregelen.
Vraag 7
Wat zijn de gevolgen van het invoeren van pijler 2 van het IF-akkoord (de Wet minimumbelasting
2024) voor fiscale constructies zoals in het genoemde artikel beschreven? Kan dit
wetsvoorstel voorkomen dat op deze manier belasting ontweken wordt? Kunt u dit toelichten?
Antwoord 7
Ik kan niet ingaan op de fiscale situatie van een individueel bedrijf vanwege de fiscale
geheimhoudingsplicht van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).
Het stemt het kabinet tevreden dat er internationale consensus is bereikt over Pijler
2 en dat is afgesproken het effectieve minimumbelastingtarief vast te stellen op 15%.
Aangezien het om een effectief tarief gaat dat wordt berekend per staat, is de verwachting
dat een minimumbelastingtarief van 15% voldoende effectief is om belastingconcurrentie
en belastingontwijking in te dammen.
In zijn algemeen geldt dat de maatregelen omtrent Pijler 2 een tweeledig doel hebben.
In de eerste plaats beogen de maatregelen de prikkel voor bedrijven om winsten te
verschuiven naar laagbelastende staten te verminderen. Daarnaast wordt een ondergrens
gesteld aan belastingconcurrentie tussen staten. Hiermee moet een race naar de bodem
in de winstbelasting worden voorkomen en een gelijker speelveld worden gecreëerd voor
internationaal opererende bedrijven. Naar de mening van het kabinet is een minimumbelasting
in een zo groot mogelijk internationaal verband doeltreffend, omdat hierdoor een ondergrens
wordt gesteld aan belastingconcurrentie, waardoor het voordeel van kunstmatige winstverschuiving
sterk wordt verkleind. Door het internationale karakter wordt de doeltreffendheid
van een dergelijke minimumbelasting sterk vergroot. Het kabinet steunt derhalve het
akkoord dat in OESO-verband is bereikt met betrekking tot de Pijler 2-maatregelen
en zal het wetsvoorstel voor de implementatie van Pijler 2 vóór de zomer aan uw Kamer
aanbieden.
Vraag 8
Kunt u toelichten waarom u het wel of niet nodig acht om in aanvulling op de invoering
van pijler 2 extra maatregelen te nemen om de in het artikel genoemde fiscale constructies
van multinationals onmogelijk te maken?
Antwoord 8
Het kabinet is van mening dat een minimumbelastingtarief van 15% voldoende effectief
is om belastingconcurrentie en belastingontwijking in te dammen. Een minimumbelasting
in een zo groot mogelijk internationaal verband is doeltreffend, omdat hierdoor een
ondergrens wordt gesteld aan belastingconcurrentie, waardoor het voordeel van kunstmatige
winstverschuiving sterk wordt verkleind. Door het internationale karakter wordt de
doeltreffendheid van een dergelijke minimumbelasting sterk vergroot. De noodzaak van
aanvullende maatregelen is gezien de positieve effecten van bestaande maatregelen
niet evident. Bovendien moeten de effecten van andere maatregelen tegen belastingontwijking
nog blijken uit de jaarlijkse monitoring die ik in oktober van elk jaar met uw Kamer
deel. Bij het nemen van aanvullende unilaterale maatregelen bestaat het risico dat
belastingontwijking zich vooral verplaatst
Het kabinet ziet derhalve geen aanleiding voor additionele maatregelen vanwege de
aanstaande implementatie van Pijler 2 en de overige maatregelen die in Europees verband
getroffen worden. Naast Pijler 2 wordt het richtlijnvoorstel aanpak doorstroomvennootschappen9 momenteel in Brussel onderhandeld, waardoor brievenbusfirma’s eenvoudiger worden
gedetecteerd. Verder zullen multinationals informatie openbaar moeten maken die verder
inzicht geeft over, onder andere, de belastingafdracht, het aantal werknemers, de
omzet en het resultaat voor belastingen in de landen waarin zij actief zijn. Deze
verplichting vloeit voort uit de Implementatiewet Richtlijn openbaarmaking winstbelasting10, en zal gelden voor verslagjaren die aanvangen na juni 2024.
Vraag 9
Bent u bereid om met uw Luxemburgse ambtgenoot in overleg te gaan over het tegengaan
van de fiscale constructie zoals beschreven, alsmede belastingontwijking via Nederland
en Luxemburg in bredere zin? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 8 ziet het kabinet op dit moment geen aanleiding
voor additionele maatregelen. Ik ben wel voornemens zorgen over eventuele schadelijke
belastingstructuren en/of belastingontwijking in brede zin aan te kaarten bij Luxemburg.
Vraag 10
Kunt u voorgaande vragen één voor één beantwoorden?
Antwoord 10
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.