Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van den Hil en Kamminga over het bericht 'Kwaliteit kinderopvang Caribisch Nederland moet omhoog, zegt Onderwijsinspectie'
Vragen van de leden Van den Hil en Kamminga (beiden VVD) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Kwaliteit kinderopvang Caribisch Nederland moet omhoog, zegt Onderwijsinspectie» (ingezonden 6 april 2023).
Antwoord van Minister Schouten (Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen) (ontvangen
9 mei 2023).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Kwaliteit kinderopvang Caribisch Nederland moet omhoog,
zegt Onderwijsinspectie»?1
Antwoord 1
Ja, ik ken het bericht. Laat ik vooropstellen dat de kwaliteit, en in het bijzonder
de veiligheid en gezondheid, van de kinderopvang te allen tijde gewaarborgd moet zijn.
Zoals ook blijkt uit de onderstaande beantwoording is het kabinet hier met de openbare
lichamen en kinderopvangorganisaties van de BES hard mee aan de slag.
Vraag 2
Welke oorzaken liggen eraan ten grondslag dat de kwaliteit van de kinderopvang op
Caribisch Nederland tot dusver achter is gebleven? Zijn deze structureel?
Antwoord 2
Op 4 april jl. heb ik uw Kamer, mede namens de Minister voor Primair en Voortgezet
Onderwijs, mijn beleidsreactie op het eindrapport bestandsopname kwaliteit kinderopvang
van de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) gestuurd.2 Daarin heb ik aangegeven dat ik de conclusie van de inspectie volledig onderschrijf:
de kwaliteit van de kinderopvang in Caribisch Nederland moet verbeteren om volledig
te kunnen voldoen aan de eisen uit de bestaande eilandsverordeningen en de toekomstige
eisen bij of krachtens het wetsvoorstel Wet kinderopvang BES.
Gezien de startpositie van de kinderopvangorganisaties zijn de conclusies van het
onderzoek van de inspectie goed te volgen. De kinderopvangorganisaties komen van ver.
Veel kinderopvangorganisaties zijn vanuit huis begonnen met het aanbieden van kinderopvang
met veel passie voor de kinderen.
Sinds de staatkundige transitie van 10 oktober 2010 is de verantwoordelijkheid voor
kinderopvang in Caribisch Nederland belegd bij de openbare lichamen; de Europees Nederlandse
wetgeving voor de kinderopvang geldt er niet. Bonaire had een Eilandsverordening Kinderopvang
met daarin opgenomen kwaliteitseisen waaraan de organisaties moesten voldoen. Op St.
Eustatius was er een verordening voor de dagopvang en op Saba was er geen verordening.
Er vond nauwelijks toezicht op plaats. Bovendien waren er zeer beperkt overheidsmiddelen
voor de kinderopvang beschikbaar gesteld. Gelet op de sociaaleconomische omstandigheden
op de eilanden en de noodzaak om kinderopvang financieel toegankelijk te houden voor
ouders die moesten werken, was de financiële ruimte om te investeren in goede kwaliteit
van de opvang en medewerkers naar waarde te betalen, beperkt.
In 2019 is het programma BES(t) 4 kids gestart waarbij openbare lichamen en het Rijk
samenwerken met de kinderopvangorganisaties aan het verbeteren van de kwaliteit van
de kinderopvang en het financieel toegankelijk maken van de kinderopvang. Dit werd
vanaf 2020 ondersteund met de Tijdelijke subsidieregeling Financiering Kinderopvang
Caribisch Nederland.
Het toezicht op de kwaliteit kreeg vorm vanaf 2020, toen binnen elk openbaar lichaam
de herziene Eilandsverordening Kinderopvang in werking trad.
Sindsdien zijn kinderopvangorganisaties serieus aan de slag met het verbeteren van
de kwaliteit van de kinderopvang en moeten ze de omslag maken naar een professionele
organisatie. Voor een groot deel van de kinderopvangorganisaties is dit een stevige
uitdaging, naast de andere uitdagingen waar ze mee te maken hebben (personeelstekort,
verbeteren van het opleidingsniveau, administratieve verplichtingen). In dat opzicht
ben ik verheugd met de stappen die zijn gezet om de kwaliteit (verder) te verbeteren.
Ik merk dat er een stimulerende werking uitgaat van het toezicht van de inspectie.
Kinderopvangorganisaties zijn, naar aanleiding van de bevindingen van de inspectie,
bezig om de aandachtspunten serieus op te pakken. Het geeft mij het vertrouwen dat
kinderopvangorganisaties de komende jaren zich blijven inzetten om het gewenste kwaliteitsniveau
te realiseren.
Vraag 3
Hoe beschouwt u door kinderopvanginstellinghouders gemaakte opmerkingen dat er lokale
inspecteurs betrokken moeten worden bij het uitvoeren van de inspectie?
Antwoord 3
In het kader van de bestandsopname heeft de inspectie samengewerkt met lokale inspecteurs
op de eilanden. Er is een waarderingskader opgesteld waarin de eisen uit de eilandsverordeningen
zijn opgenomen. De lokale inspecteurs hebben bij alle locaties een onderzoek uitgevoerd,
onder auspiciën van de inspectie. Dit onderzoek betreft eisen omtrent administratie,
personeel, accommodatie en veiligheid & gezondheid. De inspectie heeft ook de locaties
bezocht. De inspectie heeft het kinderopvangproces beoordeeld, waaronder het pedagogisch-
en educatief handelen, en de kwaliteitszorg. Op basis van de gezamenlijke bevindingen
zijn de rapporten per locatie door de inspectie opgesteld en gedeeld met de locaties.
Vraag 4
Zijn er bepaalde sancties opgelegd naar aanleiding van de conclusies van de Onderwijsinspectie?
Zo ja, zou u deze uiteen kunnen zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Op basis van de bestaande eilandsverordeningen zijn de openbare lichamen verantwoordelijk
voor de handhaving; de inspectie heeft die bevoegdheid niet. Het openbaar lichaam
kan overgaan tot tijdelijke of structurele sluiting van een locatie, middels het (tijdelijk)
intrekken van de exploitatievergunning. Dit instrument zal alleen in uitzonderlijke
gevallen worden ingezet, namelijk als de veiligheid of gezondheid van de kinderen
in het geding is. Tot op heden was dit niet het geval en is er door het openbaar lichaam
niet overgegaan tot sancties.
De inspectie heeft wel de mogelijkheid om een herstelopdracht te geven als houders
van kinderopvangorganisaties niet aan de eisen voldoen. Houders van kinderopvangorganisaties
moeten, naar aanleiding van de herstelopdracht, binnen een bepaald termijn voldoen
aan de eisen. Daarbij houdt de inspectie rekening met «grace periods» in de exploitatievergunning:
houders van kinderopvangorganisatie hebben extra tijd gekregen om aan eisen op het
gebied van huisvesting en opleiding te voldoen. Herstelopdrachten met betrekking tot
eisen die zien op het gebied van veiligheid en gezondheid dienen zo snel mogelijk
te worden opgepakt, anders zal de inspectie het openbaar lichaam adviseren om te handhaven.
Verder werkt de inspectie risicogericht: op locaties waar herstelafspraken zijn gemaakt
onderzoekt zij vaker of de geconstateerde verbeterpunten binnen de afgesproken termijnen
zijn opgepakt.
Vraag 5
Hoe worden de conclusies van de Onderwijsinspectie bij het lopende wetsvoorstel met
betrekking tot de kinderopvang in Caribisch Nederland betrokken?
Antwoord 5
Zoals ik in mijn beleidsreactie heb aangegeven is het rapport van de inspectie voor
mij geen aanleiding om het ingediende wetsvoorstel Wet kinderopvang BES aan te passen.
In het wetsvoorstel is rekening gehouden met het ontwikkelpad dat kinderopvangorganisaties
doorlopen. Zo is in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Wet kinderopvang
BES en in het nader rapport aangekondigd dat voor de nadere regels met betrekking
tot opleidings- en huisvestingseisen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur
zal worden voorzien in een overgangsregeling. Verder geldt dat de meeste kwaliteitseisen
die bij of krachtens het wetsvoorstel zullen worden gesteld overeenkomen met de kwaliteitseisen
uit de bestaande eilandsverordeningen. Daarnaast kan de inspectie door middel van
stimulerend toezicht en het handhavingsinstrument «herstelopdracht» kinderopvangorganisaties
aanzetten tot kwaliteitsverbetering.
Vraag 6
Hoe beschouwt u de beweging om meer kinderopvangcapaciteit te creëren in Caribisch
Nederland terwijl de basiskwaliteit nog niet op orde blijkt te zijn? Komt de kwaliteit
hierdoor niet nog meer onder druk te staan?
Antwoord 6
Eerder heb ik al aangegeven dat de kwaliteit van de opvang en in het bijzonder de
veiligheid en gezondheid, van de kinderopvang te allen tijde gewaarborgd moet zijn.
In mijn beleidsreactie heb ik opgenomen dat ik met de openbare lichamen in gesprek
ga over de aanbeveling «streng aan de poort». Ik deel het uitgangspunt van de inspectie
dat een nieuwe locatie aan de voorwaarden die in de bestaande eilandsverordening of,
na inwerkingtreding, in de wet zijn opgenomen moet voldoen om te kunnen starten. Als
op voorhand duidelijk is dat een kinderopvangorganisatie niet in staat is om aan deze
eisen te voldoen dan is het onwenselijk om de organisatie toe te laten tot het kinderopvangstelsel.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.