Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Maatoug over de indexatie van de kinderopvangtoeslag
Vragen van het lid Maatoug (GroenLinks) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de indexatie van de kinderopvangtoeslag (ingezonden 14 april 2023).
Antwoord van Minister Van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 9 mei
2023).
Vraag 1 en 2
Met welk percentage wordt de kinderopvangtoeslag 2023 verhoogd?
Wat is de additionele verhoging naar aanleiding van uw toezegging aan het lid Maatoug
enerzijds en de motie van Klaver en Kuiken1 anderzijds ten opzichte van de plannen uit de algemene maatregel van bestuur (AMvB)
uit september 2022? Om hoeveel euro gemiddeld gaat dit voor een gezin? Om hoeveel
euro gaat dit per jaar voor een gezin met een inkomen tot en met 26.994 euro?
Antwoord 1 en 2
In 2022 zijn de maximum uurprijzen voor 2023 van de dagopvang en de buitenschoolse
opvang in totaal geïndexeerd met 7,32%. De maximum uurprijs van de gastouderopvang
is met 5,06% geïndexeerd2. Daarmee zijn de maximum uurprijzen in 2023 € 9,12 voor de dagopvang, € 7,85 voor
de buitenschoolse opvang en € 6,85 voor de gastouderopvang.
Buiten de standaard indexering die vorig jaar met het Besluit kinderopvangtoeslag
is doorgevoerd (5,58% voor dagopvang en buitenschoolse opvang, 3,22% voor gastouderopvang),
zijn de maximum uurprijzen additioneel geïndexeerd met 1,74% voor alle vormen van
kinderopvang. De totale verhoging komt door tweede orde effecten in de berekeningswijze
iets hoger uit dan de som van de afzonderlijke stappen over 2022 (+0,94%-punt in eerste
instantie naar aanleiding van vragen van het lid Maatoug3) en 2023 (+0,76%-punt naar aanleiding van de motie van lid Klaver en lid Kuiken4). Voor een verdere uitsplitsing van de 1,74%, zie het antwoord op vraag 3. De standaard
en de additionele indexering tellen samen op tot de in de eerste alinea genoemde indexeringspercentages.
De additionele verhoging van de maximum uurprijs ten opzichte van de AMvB uit oktober
20225 bedraagt in euro’s: € 0,15 voor de dagopvang, € 0,13 voor de buitenschoolse opvang
en € 0,12 voor de gastouderopvang. Doordat de kinderopvangtoeslag van veel factoren
afhankelijk is (onder meer inkomen, aantal kinderen en urengebruik), is het lastig
om aan te geven om hoeveel euro het gemiddeld gaat voor een gezin. Daarom zijn voor
de beantwoording van deze vraag enkele voorbeeldberekeningen gemaakt met verschillende
inkomensgroepen.
Onderstaand overzicht laat voor verschillende inkomens zien hoeveel een gezin extra
aan kinderopvangtoeslag ontvangt als gevolg van de extra indexatie van de maximum
uurprijzen. Bij onderstaande bedragen is uitgegaan van één kind op de dagopvang, één
kind op de buitenschoolse opvang en één dag kinderopvang in de week (47,7 uur kinderopvang
en 22,7 uur buitenschoolse opvang per maand). Het effect voor meerdere dagen kan worden
berekend door onderstaande bedragen te vermenigvuldigen met het aantal dagen kinderopvang
per week. Verder is aangenomen dat het tarief van de kinderopvangorganisatie gelijk
aan of hoger is dan de maximale uurprijs.
Inkomen
per maand
per jaar
Tot en met € 26.944
€ 9,69
€ 116
Modaal (€ 41.000)
€ 9,08
€ 109
1,5 x modaal (€ 61.500)
€ 8,38
€ 101
2 x modaal (€ 82.000)
€ 7,30
€ 88
Vraag 3, 4 en 5
Kunt u voor elk van de onderdelen van de indexatieformule, waaronder de termen die
betrekking hebben op de loonvoet bedrijven en de inflatie in zowel het volgende jaar
als de correctie met betrekking tot het lopende jaar, aangeven of ze zijn herzien
door de cijfers van de Macro Economische Verkenning (MEV) te gebruiken in plaats van
de cijfers van de Centraal Economisch Plan (CEP) zoals gebruikelijk is?
Waarom heeft u er voor sommige bestanddelen, zoals met betrekking tot de (correctie
op) de loonvoet bedrijven (over 2022), niet voor gekozen om voor deze term ook te
herzien op basis van de MEV-cijfers? Tot hoeveel extra indexatie had het geleid als
dit wel het geval was geweest?
Deelt u de opvatting dat het indexeren van de overige bestanddelen tegemoet zou komen
aan de oproep (die ook blijkt uit de internetconsultatie van het besluit over de extra
indexatie van de kinderopvangtoeslag in 2023) om de prijsstijging verder te compenseren
en daarmee toegankelijkheid van de kinderopvang te vergroten?
Antwoord 3, 4 en 5
De indexatieformule kent twee onderdelen, waarbij de percentages van zowel het lopende
als het komende jaar worden gebruikt (dit maakt dat er in totaal vier percentages
zijn op basis waarvan het totaal wordt berekend). De indexatieformule bestaat voor
80% uit loonindexatie, hiervoor wordt de loonvoet bedrijven van het CPB gebruikt voor
het lopende en volgende jaar. Daarnaast betreft de indexatieformule voor 20% prijsontwikkeling,
hiervoor wordt de consumentenprijsindex (CPI) gebruikt, ook voor het lopende en komende
jaar.
Voor de additionele indexering zijn in totaal drie van de vier percentages herzien
op basis van de MEV 2023. Dit betreft:
• De eerste verhoging betreft een correctie met betrekking tot 2022 (toentertijd het
lopende jaar). Concreet is rekening gehouden met een inflatie in 2022 van 9,9% op
basis van de MEV. In het CEP was nog rekening gehouden met een inflatie van 5,2%.
De naar boven bijgestelde inflatie werkt door in een 0,94% hogere maximum uurprijs
in 2023.
• De tweede verhoging betreft een correctie op het gedeelte van de indexatie dat betrekking
heeft op de loon- en prijsontwikkeling in 2023, waarmee deze correctie die normaliter
plaatsvindt bij het volgende Besluit kinderopvangtoeslag op basis van het nieuwste
CEP deels eerder heeft plaatsgevonden. Dit leidt tot een 0,76% hogere maximum uurprijs
in 2023.
• De loonvoet bedrijven voor 2022 is niet herzien.
De additionele indexatie richtte zich op de uitzonderlijke en onvoorziene hogere inflatie
in 2022 en de gestegen verwachting van de loonontwikkeling en inflatie in 2023. Daarom
is de maximum uurprijs extra geïndexeerd, specifiek voor deze onderdelen. De additionele
indexatie voor de hogere inflatie in 2022 sluit aan op de oplossing die voor de semi-collectieve
sectoren breed is gekozen, dus zonder de correctie op de loonvoet bedrijven over 2022.
Als deze correctie wel was herzien, had dit geleid tot een additionele 0,32% extra
indexatie van de maximum uurprijzen voor 2023.
Vraag 6
Is de verhoging van de tarieven inmiddels terechtgekomen bij de ouders? Is dit proces
goed verlopen?
Antwoord 6
Ja, Dienst Toeslagen heeft de extra verhoging van de maximum uurprijzen mee laten
lopen in de uitbetaling van februari (voorschot maart). In de eerste uitbetaling aan
de ouders zijn de nabetalingen verwerkt over de al uitbetaalde maanden januari en
februari. Hierdoor was deze uitbetaling eenmalig hoger dan de uitbetaling in de rest
van het jaar. Wel heb ik signalen ontvangen dat sommige kinderopvangorganisaties na
de bekendmaking van de extra verhoging alsnog hun tarieven hebben verhoogd, waarmee
het netto voordeel voor betreffende ouders minder is, dan wel vervalt. Zoals in de
onlangs verstuurde Kamerbrief over de tariefontwikkeling staat vermeld, komt uit de
eerste gegevens over dit jaar ook naar voren dat het verschil tussen de uurtarieven
in de sector en de maximum uurprijzen kleiner is geworden ten opzichte van eerste
kwartaal van 2022.6 Dit kan komen doordat de extra verhoging van de maximum uurprijzen voor 2023 in december
2022 is aangekondigd. Ik blijf de uurtarieven ook de komende tijd monitoren.
Vraag 7 en 8
Waarom is het besluit over de verhoging van de tarieven voor de kinderopvangtoeslag
van 2024 open gesteld voor internetconsultatie, terwijl de CEP2023 van het Centraal
Planbureau (CPB) nog niet gepubliceerd was en dus nog niet duidelijk is wat de indexatie
is?
Wat voor toegevoegde waarde heeft de internetconsultatie als veel onderdelen van het
besluit nog niet ingevuld zijn? Waarom heeft u niet gewacht op de cijfers uit het
CEP2023?
Antwoord 7 en 8
In lijn met artikel 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving dient de termijn
tussen de publicatiedatum van een algemene maatregel van bestuur en het tijdstip van
inwerkingtreding, minimaal twee maanden te zijn. Dit houdt in dat een wijziging van
het Besluit kinderopvangtoeslag uiterlijk 1 november gepubliceerd moet zijn. Om Dienst
Toeslagen voldoende tijd te geven om de systemen aan te passen op basis van de nieuwe
maximum uurprijzen en inkomenstabel (toeslagpercentage per inkomenscategorie), wordt
in het reguliere proces uitgegaan van begin oktober voor publicatie van het Besluit
kinderopvangtoeslag. In december moet immers het voorschot voor januari van het nieuwe
jaar worden uitgekeerd. Tevens moeten kinderopvangorganisaties voldoende tijd hebben
om hun nieuwe tarieven vast te stellen en dit te communiceren aan ouders.
Voor de totstandkoming van het Besluit kinderopvangtoeslag dienen een aantal verplichte
stappen gevolgd te worden, waaronder een voorhangprocedure bij de Eerste en Tweede
Kamer en advisering door de Afdeling advisering van de Raad van State. Vanwege deze
strakke planning is het niet mogelijk de internetconsultatie op een later moment te
starten en start ik in de huidige systematiek de internetconsultatie voorafgaand aan
het bekend worden van de hoogte van de indexatie. Ook al zijn op dat moment niet alle
onderdelen ingevuld, vind ik het van toegevoegde waarde dat er gereageerd kan worden
op de systematiek van de indexering zelf.
Vraag 9
Bent u bekend met de recent uitgekomen cijfers van de CEP2023? Klopt het dat de relevante
cijfers met betrekking tot de loonvoet bedrijven en de inflatie opwaarts zijn bijgesteld
ten opzichte van de MEV2023? Betekent dit dat de tarieven voor de kinderopvangtoeslag
weer verder gaan stijgen? Zo ja, met welk percentage?
Antwoord 9
Ja, daar ben ik bekend mee. De loonvoet bedrijven is voor 2023 opwaarts bijgesteld
met 1,5%-punt bij CEP 2023 ten opzichte van MEV 2023, de inflatieverwachting (cpi)
voor 2023 is opwaarts bijgesteld met 0,4%. Deze data uit het CEP 2023 zijn gebruikt
om te berekenen wat de inkomenscategorieën en de maximum uurprijzen voor 2024 worden.
De maximum uurprijzen zullen op basis van de ramingen met 6,01% geïndexeerd worden.
Ik kies er daarbij voor om te blijven investeren in het huidige stelsel. Daarom wil
ik komend jaar drie beleidsmatige maatregelen bekostigen door de maximum uurprijzen
voor alle opvangsoorten met € 0,02 minder te indexeren. Dit wordt opgenomen in het
Besluit dat ik op korte termijn aan uw Kamer zal sturen in het kader van de voorhangprocedure.
Het geld dat hiermee beschikbaar komt, blijft ten goede komen aan kinderopvang. Het
gaat om:
• Zwangerschapsverlof voor doelgroepers: niet alle ouders die tot een doelgroep behoren
kunnen onder huidige wet- en regelgeving aanspraak maken op kinderopvangtoeslag tijdens
de periode rondom de bevalling, terwijl zij voor en na deze periode wél aanspraak
kunnen maken. Het gaat bijvoorbeeld om inburgeraars die de verplichte leerroute volgen.
Zij kunnen aanspraak maken op kinderopvangtoeslag als zij een activiteit uitvoeren,
zoals in dit geval het volgen van een inburgeringscursus. In de Wet kinderopvang is
opgenomen dat vrouwen in loondienst (op grond van hun arbeidscontract) aanspraak behouden
op kinderopvangtoeslag gedurende zwangerschaps- en bevallingsverlof. Voor overige
doelgroepers die geen arbeid verrichten, maar om andere redenen wel aanspraak kunnen
hebben op kinderopvangtoeslag, hangt het van de omstandigheden af welke gevolgen zwangerschap
en bevalling hebben op die aanspraak. Zonder de Wet kinderopvang hiervoor aan te passen,
voldoet dit niet aan hogere wetgeving, specifiek het VN-Vrouwenverdrag. De Wet kinderopvang
zal daarom worden aangepast en de bekostiging van deze maatregel wordt gevonden binnen
de kinderopvangtoeslag.
• Verbetertraject gastouderopvang: met aanscherping van kwaliteitseisen in wet- en regelgeving
zal de kwaliteit van de gastouderopvang beter geborgd zijn. Deze aanscherping zal
per 2025 ingaan en per dat jaar zal de maximum uurprijs voor de gastouderopvang extra
worden geïndexeerd met € 0,21. Over de inhoud van dit voorstel zal ik uw Kamer in
een aparte brief zo spoedig mogelijk informeren.
• Aanpassing doelmatigheidsgrenzen: Aan Dienst Toeslagen van het Ministerie van Financiën
wordt toestemming gegeven om structureel een hogere doelmatigheidsgrens te hanteren,
waarmee een beperkte afwijking in het aantal opvanguren niet leidt tot een terugvordering.
De drempel leidt tot minder (kleine) terugvorderingen, waardoor de totale uitgaven
aan de kinderopvangtoeslag licht stijgen. De beperkte capaciteit bij Dienst Toeslagen
kan zo efficiënter worden ingezet, onder meer in de dienstverlening om burgers te
assisteren bij hun aanvraag en terugvorderingen te voorkomen.
De nadere toelichting volgt in het concept-besluit kinderopvangtoeslag dat in juni
naar uw Kamer en de Eerste Kamer wordt gestuurd ten behoeve van de voorhang.
Vraag 10
Gaat u tijdens de voorjaarsbesluitvorming bekijken of er aanleiding is om de kinderopvangtoeslag
aanvullend te verhogen, conform uw toezegging in het debat over de begroting Sociale
Zaken en Werkgelegenheid 2023? Wilt u hierbij, gezien de aanleiding, ook de beleidsmatige
keuzes van het achterlopen van de indexatie in het verleden (zoals het stuk van Buitenhek
bespreekt) meenemen?
Antwoord 10
Eind vorig jaar zijn de maximum uurprijzen twee keer extra verhoogd als gevolg van
de uitzonderlijk hoge inflatie, die bij het CEP 2023 nog niet in de prognose zat.
Het is uitzonderlijk dat de prognoses uit CEP en MEV ten aanzien van de loon- en prijsontwikkeling
fors van elkaar verschillen. Op basis van het CEP 2024 worden de maximum uurprijzen
voor 2024 verhoogd met 6,01% (minus € 0,02) op basis van een gewogen gemiddelde van
de ontwikkeling van de loonvoet van bedrijven (aandeel 80%) en de ontwikkeling van
de consumentenprijsindex (aandeel 20%. Vooralsnog ga ik er vanuit dat dit een goede
prognose is. De afgelopen maanden heb ik daarbij zoals toegezegd de tariefontwikkeling
in de sector gemonitord. Het eerste beeld dat naar voren komt uit de monitoring is
dat de uurtarieven in 2023 in de sector gemiddeld hoger liggen dan de maximum uurprijzen,
zoals ook de afgelopen jaren het geval was. Wel is het verschil tussen de uurtarieven
in sector en de maximum uurprijzen volgens de eerste gegevens kleiner dan in het eerste
kwartaal van 2022. Dit kan komen doordat de extra verhoging van de maximum uurprijzen
voor 2023 pas in december 2022 is aangekondigd. Voor nu wil ik eerst de tariefontwikkeling
en het gebruik in de gaten blijven houden en zie ik geen aanleiding de maximum uurprijzen
extra te verhogen bovenop de hierboven beschreven indexering voor 2024. Zie daarbij
ook mijn antwoord op vraag 12 ten aanzien van de ontwikkeling van lonen en tarieven
in de sector. Daarnaast wil ik komend jaar de huidige systematiek evalueren, zie ook
mijn beantwoording op onderstaande vragen.
Vraag 12
Klopt het dat de collectieve arbeidsovereenkomst (cao-)lonen in de kinderopvangsector
harder stijgen dan de lonen in de marktsector? Bent u het ermee eens dat als dit het
geval is, dat de stijging van de kinderopvangtoeslag daardoor verder achter gaat lopen
bij de stijging van de uurtarieven? Deelt u de opvatting dat dit onwenselijk is? Wat
gaat u hier tegen doen?
Antwoord 12
In het CEP 2023 wordt door het CPB geraamd dat de cao-lonen voor bedrijven stijgen
met 5,0% in zowel 2023 als in 2024. In de cao voor de kinderopvangsector is afgesproken
dat alle salarissen per 1 april 2023 stijgen met nominaal € 150 bruto per maand (bij
een voltijdsalaris) en vervolgens stijgen met 2%. In juli 2023 ontvangen de medewerkers
eenmalig een bedrag van € 525 (bij een voltijdsalaris). Vervolgens stijgen de salarissen
per 1 januari 2024 met 2% en per 1 april 2024 nogmaals met 2%. De cao geldt van januari
2023 tot juni 2024. Samengevat stijgen de salarissen gedurende de nieuwe cao gemiddeld
met bijna 12% (in 2023 gemiddeld 7,9% en in 2024 ruim 4%).
De stijging van de cao-lonen in de kinderopvangsector is dus gemiddeld iets hoger
dan op dit moment geraamd wordt voor de marktsector. Afhankelijk van de mate waarin
kinderopvangorganisaties deze loonstijging verdisconteren in hun uurtarieven, kan
het zijn dat het verschil tussen de uurtarieven in de kinderopvangsector en de maximum
uurprijs groter wordt. Het kan ook zijn dat organisaties dit (deels) op andere manieren
bekostigen, zoals uit de gemaakte winsten. Onlangs heb ik uw Kamer geïnformeerd over
de ontwikkeling van de uurtarieven.7 Hierin schrijf ik dat de ontwikkeling van de uurtarieven voor mij een aandachtspunt
is, omdat het van invloed kan zijn op de toegankelijkheid. Hierin geef ik tevens aan
dat de maximum uurprijzen niet direct de werkelijke uurprijzen in de kinderopvang
moeten volgen. Dit om te voorkomen dat een prikkel ontstaat waarbij hogere tarieven
enkel zouden leiden tot hogere winsten en kosten hiervan worden afgewenteld op de
belastingbetaler. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 10 zal ik de tariefontwikkeling
blijven monitoren.
Vraag 11, 13, 14 en 15
Gaat u na het uitkomen van de MEV2024 opnieuw bekijken of er aanleiding is om de kinderopvangtoeslag
aanvullend te verhogen, op basis van de inzichten uit de MEV2024 ten opzichte van
de inzichten uit de CEP2023?
Deelt u de opvatting dat de indexatie van de kinderopvangtoeslag achterloopt bij de
realiteit als de cijfers uit de MEV afwijken uit de CEP?
Bent u het ermee eens dat de betaalbaarheid van de kinderopvang hierdoor onder druk
komt te staan, met name bij ouders met een kleinere beurs, en dat dit negatieve gevolgen
heeft voor de toegankelijkheid van de kinderopvang?
Deelt u de opvatting dat deze effecten zo veel mogelijk moeten worden voorkomen door
actuele ramingscijfers te hanteren?
Antwoord 11, 13, 14 en 15
De maximum uurprijzen worden conform de geldende regelgeving elk jaar geïndexeerd
op basis van een gewogen gemiddelde van de ontwikkeling van de loonvoet van bedrijven
en de ontwikkeling van de consumentenprijsindex. Dat gebeurt op basis van het CEP
dat in maart door het CPB wordt gepubliceerd. Het kan zijn dat, net zoals vorig jaar,
na het verschijnen van het CEP de verwachte loon- en prijsontwikkeling zich anders
ontwikkelt dan verwacht. Dit wordt conform de reguliere systematiek niet meegenomen
in de bijstelling van de maximum uurprijs. Voor zover de bijstelling van de verwachte
loon- en prijsontwikkeling ziet op 2024, zal daar bij de vaststelling van de maximum
uurprijs voor 2025 (o.b.v. CEP 2024) voor gecorrigeerd worden door het Besluit kinderopvangtoeslag
te wijzigen. Dit geldt niet voor de hogere inflatie en loonontwikkeling in 2023. De
systematiek volgt daarmee een «for better or worse» benadering: als na het CEP de
ontwikkeling over het lopende jaar meevalt wordt hiervoor niet gecorrigeerd, en andersom
dus ook niet.
Vanwege de uitzonderlijke hoge inflatie in 2022 zijn bij uitzondering de maximum uurprijzen
voor 2023 extra verhoogd ten opzichte van die uit het eerder gepubliceerde Besluit
kinderopvangtoeslag in oktober 2022.7 Dit heeft tot gevolg dat het Besluit kinderopvangtoeslag in 2023 twee keer is aangepast.
Bij uitzondering is ervoor gekozen Dienst Toeslagen, vooruitlopend op besluitvorming
kinderopvangtoeslag, op basis van de extra geïndexeerde maximum uurprijzen kinderopvangtoeslag
uit te laten keren.
Om de maximum uurprijs vast te stellen op basis van de MEV, zou volgens de huidige
wet- en regelgeving na publicatie van de MEV (op Prinsjesdag) het Besluit kinderopvangtoeslag
gewijzigd moeten worden. Vanwege de doorlooptijd hiervan is dit niet mogelijk binnen
het reguliere proces. Het ligt niet in de rede om daar dit jaar opnieuw vanaf te wijken,
ook omdat ik niet structureel vooruit wil lopen op formele besluitvormingsprocessen.
Ik ben het eens met de stelling dat de verwachtingen uit de MEV actueler zijn dan
die uit het CEP. Dat wil echter niet zeggen dat afwijkende cijfers in de MEV ten opzichte
van het CEP er per definitie toe leiden dat de betaalbaarheid onder druk komt te staan.
Zoals aangegeven kan het zijn dat de CEP een positievere verwachting heeft dan de
MEV en dan wordt conform de systematiek de indexering niet naar beneden aangepast.
Komend jaar wil ik de huidige indexeringssystematiek evalueren (zie ook het volgende
antwoord). Daarin kijk ik ook naar wanneer in het jaar de maximum uurprijzen definitief
moeten worden vastgesteld.
Vraag 16, 18 en 21
Heeft u overwogen een andere standaardwijze van indexeren te hanteren? Zo ja, welke?
Kunnen er maatregelen getroffen worden om er tegelijkertijd voor te zorgen dat er
voldoende doorlooptijd is voor het indexeren van de kinderopvangtoeslag? Kunnen er
bijvoorbeeld maatregelen worden getroffen om ervoor te zorgen dat de sector voldoende
voorbereidingstijd heeft om de kinderopvangtarieven vast te stellen en deze bijvoorbeeld
voor te leggen aan oudercommissies? Zo ja, welke?
Wanneer is de indexatiemethode van de kinderopvangtoeslag voor het laatst geëvalueerd?
Antwoord 16, 18 en 21
Tot op heden is niet overwogen een andere standaardwijze van indexeren te hanteren.
Ook is de huidige systematiek niet geëvalueerd. Ik heb in de Voortgangsrapportage
herziening financieringsstelsel kinderopvang toegezegd een verkenning te doen naar
de mogelijkheid van tariefregulering.8 Daarnaast zal ik in dit kader tevens de huidige indexeringssystematiek evalueren.
Ook met het oog op het nieuwe kinderopvangstelsel is het van belang om de voor- en
nadelen van de huidig systematiek te weten en deze eventueel aan te passen, afhankelijk
van de uitkomsten. Daarin kijk ik onder andere naar wanneer in het jaar de maximum
uurprijzen definitief moeten worden vastgesteld. Dit ook in verband met de tijd die
kinderopvangorganisaties en Dienst Toeslagen nodig hebben om dit te verwerken.
Vraag 17
Waarom indexeert u niet twee keer per jaar, zoals het geval is bij het minimumloon,
op basis van de cijfers van de CEP en de MEV?
Antwoord 17
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 11 vind ik het niet wenselijk om twee keer
per jaar het Besluit kinderopvangtoeslag te moeten aanpassen. Ik ben voornemens om
de indexeringssystematiek te gaan evalueren en zal dit aspect daarin meenemen.
Vraag 19
Welke varianten zijn er denkbaar om tegelijkertijd de druk op de sector te verkleinen?
Zou het mogelijk zijn om alleen bij afwijkingen groter dan x% een tussentijdse verhoging
af te wegen?
Antwoord 19
Deze aspecten neem ik mee in de evaluatie van de indexeringssystematiek.
Vraag 20
Waarop is de weging van de variabelen loonvoet bedrijven (80%) en inflatie (20%) gebaseerd?
Is de weging gebaseerd op de kosten die de sector heeft aan arbeid en producten en
zo ja, is deze inschatting nog actueel?
Antwoord 20
Sinds de invoering van de Wet kinderopvang en de kinderopvangtoeslag in 2005 wordt
de verhouding van 20% prijsontwikkeling en 80% loonontwikkeling gebruikt. Deze verhouding
is inderdaad een inschatting van wat de sector aan type kosten maakt. De werkelijke
verhouding kan per houder en jaar verschillen. Ik heb geen signalen vanuit de sector
dat deze verhouding niet accuraat is. Ook dit punt zal ik betrekken in mijn evaluatie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.