Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Krul over PFAS-besmetting op verschillende kusten in Jutland en Zeeland
Vragen van het lid Krul (CDA) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht «PFAS-besmetting gedetecteerd op verschillende kusten in Jutland en Zeeland» (ingezonden 24 maart 2023).
Antwoord van Staatssecretaris Heijnen (Infrastructuur en Waterstaat), mede namens
de Ministers van Infrastructuur en Waterstaat en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
(ontvangen 8 mei 2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr.
2275.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht van Danmarks Radio «PFAS-forurening konstateret på flere kyster i Jylland og på Sjælland»1 en zou u willen reflecteren op de vraag of en hoe de belangrijkste bevindingen in
dit nieuwsbericht relevant zijn voor Nederland?
Antwoord 1
Ja. Ook in Nederland is, net zoals nu blijkt in Denemarken, sprake van aanwezigheid
van PFAS in water en bodem. Zie ook de antwoorden op de vragen 5, 8 en 13.
Vraag 2
Wordt er ook in Nederland gewerkt met grasmonsters om PFAS te detecteren? Zo nee,
waarom niet? Zo ja, waar en op welke schaal worden grasmonsters ingezet?
Antwoord 2
Ja, in Nederland wordt gewerkt met grasmonsters om PFAS te detecteren. Door RIVM en
Wageningen Food Safety Research (WFSR) is in 2021 op verzoek van de NVWA een beoordeling
uitgevoerd van de overdracht van PFAS uit kuilgras naar dierlijke producten van melkvee
en schapen. Hiervoor zijn door WFSR grasmonsters geanalyseerd.2
Bureau Risicobeoordeling & Onderzoek (bureau) van de NVWA heeft eind 2022 een risicobeoordeling3 uitgebracht over de risico’s voor de gezondheid van de consument met betrekking tot
onder andere PFAS in zogenaamd wildernisvlees. Dit wildernisvlees is afkomstig van
specifieke runderrassen die jaarrond in de uiterwaarden en in andere natuurgebieden
worden ingezet voor natuurlijke begrazing. WFSR heeft in dit onderzoek op een aantal
van deze locaties ook gras- en bodemmonsters verzameld en gemeten welke gehalten PFAS
hierin aanwezig zijn.4
Vraag 3
Zou u inzichtelijk willen maken hoe detectie van PFAS met behulp van grasmonsters
werkt? Zijn er procedures en protocollen?
Antwoord 3
De methoden hiervoor zijn beschreven in de publicatie waaraan in voetnoot 4 gerefereerd
wordt.
Vraag 4
Wordt er in Nederland, bijvoorbeeld in Zeeland rond de Westerschelde, gemeten of weidegras
in kustgebieden vanwege PFAS-besmetting ongeschikt is voor veevoer, zoals nu in Denemarken
het geval is? Zo ja, hoe wordt dit gemeten of gemonitord en welke consequenties zijn
hieraan verbonden voor onder andere agrariërs, vee en landbouw?
Antwoord 4
De NVWA neemt geen weidemonsters om het gras te controleren op geschiktheid als diervoeder.
Dit is de verantwoordelijkheid van de Omgevingsdienst en de boer zelf. De NVWA heeft
wel monsters genomen van gras bij grasdrogerijen en grasbrokjesproducenten. Ook van
silage/kuil zijn monsters genomen. Deze dataverzameling is op verzoek van de Europese
Commissie uitgevoerd, ten behoeve van het maken van een risicobeoordeling door EFSA.
De analyses zijn uitgevoerd door WFSR. Op dit moment zijn er geen consequenties vanwege
het ontbreken van productnormen voor diervoeder.
Vraag 5
Worden er in Nederland dieren gemonitord als gevolg van metingen of aanwijzingen van
mogelijke PFAS-besmetting, zoals in Denemarken, waar de Deense voedsel- en warenautoriteit
dieren analyseert die in de betreffende gebieden hebben gegraasd? Zo ja, op welke
schaal en in welke gebieden worden dieren hierop gemonitord of geanalyseerd?
Antwoord 5
Er worden in Nederland metingen gedaan indien er aanwijzingen zijn van mogelijk hoge
PFAS-concentraties. Voorbeelden hiervan zijn de risicobeoordeling5 en het moestuinenonderzoek rondom Chemours6 in de gemeenten Dordrecht, Sliedrecht, Papendrecht en Molenlanden. Een ander voorbeeld
is het onderzoek via de bemonstering van PFAS in vis, garnaal, schelpdier, zeegroente,
water en sediment uit de Westerschelde 7 in opdracht van de provincie Zeeland.
Hiernaast bemonstert de NVWA volgens het Nationaal Plan Contaminanten, waarin ook
vleesmonsters, vis, honing, melk en eieren regulier op PFAS worden geanalyseerd. Als
de resultaten aanleiding geven wordt onderzocht waar de besmetting vandaan komt en
kan in dat gebied worden geïntensiveerd met monstername.
Vraag 6
Deelt u de opvatting dat grasmonsters, monitoring en analyse van dieren deel zouden
moeten uitmaken van de opgestelde gezamenlijke aanpak van het Rijk en Zeeuwse partijen
van PFAS in de Westerschelde? Zo nee, waarom niet, gezien de bevindingen in dit nieuwsartikel?
Antwoord 6
De twee PFAS-coördinatoren voor Zeeland hebben een werkprogramma opgesteld, waarin
staat aangegeven welke acties worden ondernomen. De meest recente voortgangsrapportage
is in december vorig jaar naar de Kamer gestuurd.8 Vorig jaar is onderzoek uitgevoerd naar PFAS-gehalten in vis, schaal- en schelpdieren
en zeegroenten uit de Westerschelde om te bepalen in welke mate deze nog veilig gegeten
kunnen worden. De Ministers van VWS en IenW hebben gezamenlijk een opdracht aan het
RIVM gegeven om een onderzoeksprogramma naar blootstelling aan PFAS en daaraan gerelateerde
gezondheidseffecten te starten. Dit programma richt zich op heel Nederland en houdt
waar mogelijk rekening met specifieke regionale wensen. Gegeven de veelheid aan metingen
in bodem, water en biota die nu al plaatsvinden en geanalyseerd worden, is er weinig
meerwaarde om nu een specifieke analyse van grasmonsters toe te voegen aan het werkprogramma.
Hiernaast heeft Nederland een monitoringsprogramma «Contaminanten in vis uit Nederlandse
binnenwateren». De afgelopen jaren is PFAS ook meegenomen in dit monitoringsprogramma.
De resultaten van deze monitor en/of de resultaten van het Nationaal Plan Contaminanten
(zie vraag 5) kunnen aanleiding zijn voor een bredere aanpak. Op dit moment is daar
nog geen reden voor.
Vraag 7
Op welke wijze worden grasmonsters, monitoring en analyse van dieren onderdeel van
het voorstel tot een Europees verbod op PFAS, waartoe Nederland het initiatief heeft
genomen, in samenwerking met Denemarken, Duitsland, Noorwegen en Zweden?
Antwoord 7
Het verbod op PFAS betreft alleen het op de markt brengen van PFAS in Europa. Het
restrictievoorstel gaat dus niet over het doen van metingen in het milieu, zoals het
bemonsteren van gras of monitoren of analyseren van dieren.
Vraag 8
Op welke wijze wordt er contact onderhouden met agrariërs en bewoners van de omgeving
die te maken hebben met door PFAS aangetast (gras)land, of (gras)land waarvan redelijke
vermoedens bestaan dat het hierdoor is aangetast? Hoe worden zij op de hoogte gehouden
van testresultaten, andere informatie of nieuwe inzichten rondom de impact van PFAS
op agrarisch gebied, natuurgebieden, vee en landbouw?
Antwoord 8
Het RIVM heeft onderzoek uitgevoerd naar achtergrondwaarden van PFAS in de bodem.
Daarmee is de diffuse verspreiding van PFAS goed in beeld. Daarnaast hebben gemeenten
voor het opstellen van hun bodemkwaliteitskaarten ook lokaal metingen laten doen.
Bevoegde gezagen zijn bezig om de plekken te inventariseren waar zich mogelijk hogere
concentraties in de bodem kunnen bevinden, bijvoorbeeld bij productielocaties of plekken
waar PFAS-houdend blusschuim is gebruikt. Indien er sprake is van onaanvaardbare risico’s
nemen bevoegde gezagen maatregelen, waarbij het saneren van het terrein een van de
mogelijke opties is. Hierbij worden bewoners, agrariërs en andere belanghebbenden
uiteraard betrokken.
In 2019 heeft het RIVM risicogrenzen voor bodem voor landbouw afgeleid. Deze waarden
zullen in het PFAS-programma bij het RIVM worden geactualiseerd. Met deze waarden
kan op basis van de bodemkwaliteit besloten worden over nader onderzoek van bijvoorbeeld
gewassen.
Naar aanleiding van de risicobeoordeling van de moestuingewassen9 in Dordrecht, Sliedrecht, Papendrecht en Molenlanden heeft het RIVM een advies uitgebracht
over de consumptie.
Als er aanleiding is voor nadere inspectie door de NVWA zal, al naar gelang de situatie
en de aanpak, overleg met de betreffende agrariërs plaatsvinden.
Vraag 9
Deelt u de opvatting dat er altijd overleg zou moeten plaatsvinden, als er in Nederland
wordt gewerkt met gras- of bloedmonsters en monitoring en analyse van dieren ten behoeve
van de samenwerking met bewoners en agrariërs in de omgeving? Hoe gaat u dit contact,
overleg en deze samenwerking vormgegeven?
Antwoord 9
Als er aanleiding is voor nader onderzoek zal dat uiteraard in overleg met de betreffende
agrariërs plaatsvinden al naar gelang de situatie en de aanpak.
Vraag 10
Worden er in Nederland ook dieren in vermoedelijk PFAS-besmette gebieden onder toezicht
geplaatst?
Antwoord 10
Als daar aanleiding voor is, heeft de NVWA de bevoegdheid om de afvoer van dieren
van veehouderijen te blokkeren.
Vraag 11
Worden er in Nederland bloedmonsters afgenomen bij dieren om te ontdekken of begrazing
heeft geleid tot een verhoogd gehalte aan PFAS in het bloed?
Antwoord 11
Nee, er is geen norm voor PFAS in bloed. Er is wel een norm voor PFAS in vlees. In
het kader van voedselveiligheid meet en handhaaft de NVWA op de norm voor PFAS in
vlees (die norm is er sinds 1 januari 2023).
Vraag 12
Bent u bereid om in kustgebieden waar redelijkerwijs sprake kan zijn van PFAS-besmetting
in overleg en in samenwerking met agrariërs en bewoners van de omgeving proactief
onderzoek met grasmonsters uit te zetten?
Antwoord 12
IenW en NVWA bemonsteren geen grasmonsters bij agrariërs en bewoners zonder concrete
aanleiding daartoe. Er worden in Nederland metingen gedaan indien er aanwijzingen
zijn van mogelijk hoge PFAS-concentraties. Voorbeelden hiervan zijn de risicobeoordeling
en het moestuinenonderzoek rondom Chemours in opdracht van de gemeente Dordrecht (Sliedrecht,
Papendrecht en Molenlanden).
Vraag 13
Op welke wijze wordt mogelijke verspreiding van zee naar land gemeten, en meegenomen
in het bestaande onderzoek naar PFAS? Op welke wijze worden mogelijke bronnen en verspreidingsroutes
hierin meegenomen?
Antwoord 13
Rijkswaterstaat meet periodiek de aanwezigheid van PFAS in de Rijkswateren. RIVM heeft
onderzoek uitgevoerd naar de achtergrondwaarde van PFAS in de landbodem. Minder is
bekend over hoe PFAS vanuit het water via de lucht de bodem kan beïnvloeden, een effect
dat «sea spray» wordt genoemd. Op dit moment wordt samen met de kustprovincies bezien
hoe een dergelijk onderzoek vormgegeven kan worden. Vorig jaar is aan de Kamer een
eerste inventarisatie gestuurd van PFAS-aandachtslocaties. Provincies gaan verder
met het in beeld brengen van deze locaties. Bekend is dat PFAS een zeer mobiele stofgroep
is, en bij de normstelling wordt rekening gehouden met het feit dat deze stoffen zich
makkelijk in en tussen de milieucompartimenten verspreiden.
Vraag 14
Op welke wijze vindt er uitwisseling van ideeën en kennis plaats met Denemarken op
het gebied van mogelijke bronnen en verspreidingsroutes vanuit zee naar land?
Antwoord 14
Zowel de betrokken ministeries als onderzoeksinstituten zoals RIVM en Deltares werken
binnen nationale en internationale netwerken waarin relevante kennis wordt uitgewisseld
over de aanwezigheid van PFAS in het milieu en de risico’s daarvan. De resultaten
van dit onderzoek en vele andere nieuwe onderzoeken worden betrokken in de informatievergaring
ten behoeve van het PFAS-programma van het RIVM waarin een breed overzicht wordt opgesteld
van mogelijke blootstellingsbronnen van PFAS. Deze informatie wordt onder meer gebruikt
om risicogrenzen af te leiden en handelingsperspectieven op te stellen voor de reductie
van blootstelling aan PFAS.
Vraag 15
Hoe kijkt u aan tegen het feit dat we in Nederland wachten op de resultaten van onderzoek
over de bredere impact van PFAS op milieu, gezondheid, voedselproductie en de samenleving,
terwijl in Denemarken, waar ook verschillende onderzoeken lopen, er ondertussen wel
al plannen zijn gemaakt voor een nationaal actieplan voor het opsporen en verwijderen
van PFAS? In hoeverre is het mogelijk om op de onderdelen waar we wel al genoeg kennis
van hebben alvast actie te ondernemen zonder het resultaat van alle onderzoeken af
te wachten?
Antwoord 15
Nederland loopt Europees gezien voorop bij het aanpakken van PFAS. Met vier andere
landen, waaronder Denemarken, heeft Nederland het initiatief genomen om PFAS Europees
te verbieden. Vooruitlopend daarop kijk ik samen met een aantal sectoren in het Actieprogramma
PFAS naar hoe PFAS terugdringen van het gebruik en de emissies van PFAS. Lozingsvergunningen
worden waar mogelijk aangescherpt, er is een handelingskader PFAS dat het verder verspreiden
van PFAS-vervuiling moet tegengaan. Ook worden bevoegde gezagen financieel ondersteund
bij het in beeld krijgen van locaties met hoge PFAS-gehalten en het opruimen daarvan.
Vorig jaar is een verbod op PFAS in voedselcontactmaterialen in werking getreden.
In de riviercommissies wordt met de omringende landen bekeken hoe we de bovenstroomse
belasting door PFAS kunnen verminderen.
Nederland loopt ook voorop in onderzoek, metingen en analyse van PFAS. Aangezien PFAS
diffuus verspreid zijn, is algehele verwijdering geen optie. In plaats daarvan wordt
gekeken naar locaties waar zich hoge PFAS-concentraties bevinden, bijvoorbeeld als
gevolg van productie of gebruikt van PFAS-houdende materialen in het verleden. Wanneer
zich onaanvaardbare risico’s voor mens en milieu voordoen, nemen bevoegde gezagen
maatregelen, bijvoorbeeld het saneren van locaties. Dat is de meest effectieve manier
om PFAS uit onze leefomgeving te verwijderen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.